m
II
§p
11
ir
ts
11
h
1
h
r|
zoekplaatje
een verrassing.
toen 't warm was!
m
k
k
m
a
m
m
BÉ
k
m
m
M
k
WA
m
m
WM
BIJ OMA.
ARM
LOESJE
Raadselhoekie
De laatste les van langelot
Eindspel 915.
Kubbel.
v/y//'
fm
wrn
■rïk.
mm
Wit speelt en wint.
Oplossing 1. Tf2 Ke5 (Kgó 2. Tg2f) 2. Tf5f
ef5 (Kf5 3. d4) 3. d4f Ke6 4. La2f d5 5. cdóf
en wint.
3Kd5 4. La2f Ke4 5. Lg8 Ke3 6. d5
{4 7. dó en có en wint.
Eindspel 916.
a b c d e f g h
g h
a b c d e i
Kubbel.
Wit speelt en wint
Oplossing:
1. b7+ Ka7 2. Pcóf Kaó 3. b8Pf Kbó 4.
Pd7f Kcó (Kaó 5. Pc5f) 5. Pe5f Kd5 6. Pd3
Kc4 7. Kb7 Kd3 8. Kbó Kc4 9. Ka5 en wint
(3. b8D? Dd7j- of Dd8 en zwart is pat.
2Kbó b8D+ Kcó 4. Db7f Kdó 5.
Dd7 en wint.
In de Hongaarsche stad Tatatóvaros in
het kasteel van den graaf Dr. Esterhazy is
een tournooi gehouden.
De volgende partij is er een daarvan.
Wit: Dr. J. Balogh. ZwKluger.
De uitspeler komt als laatste (no. 18) aan
De zwartspeler is no. 7 geworden en heert
zijn partij tegen no 1 ^en 18-jaiigen CTabo
gewonnen. Men ziet dat de spelers er al
len kunnen zijn.
Siciliaansch.
1. e4 c5
2. Pc3 P có
3. g3 gó
4. Lg2 Lg7
5. d3 eó
6. Pge2 Pge7
7. 0—0 0—0
8. Lg5! Beter dan dada ijk 8 Le3
Pd4 9. Dd2 Pecó) (na 9. Da: vo'gt
Taeli en 11. Peil
8. hó. Beter 8 Da5 drei
gend 9c4.
9. Le3 Pd4
10 Dd2 Kh7
U Pdl Pecó
12 c3 Pe2f
13 De2 bó
K f4 dó
15 Pik Dc7
16. h4! Verhindert f5. Wit wil spelen
16. Ph3 17. g4 18. g5, daarom moet f5
verhinderd worden. Immers na f5 volgt
17. h5! Df7. 18. hgóf en na 19. ef5 staat
Pcó ongedekt.
16. Tb8!
17. Ph3 b5
18. h5 b4! Zwart begint een lastige
tegenaanval op de dame vleugel, die
wit zorgen baart.
Pd4
20- Ddl b3!
2' ab3 Tb3.
22 Lel. Ld7
23- g4? Beter Ta3 waarna de zwakke
pion d3 gedekt is.
b-v. I. 23. Ta3! Tfb8.? 24. g4! gh5. 25.
<5! fó 26. f51! of ook 26. gfó Lfó. 27.
f5l en wint.
23. Tal! Dbó 24. g4! ook mat het
betere speL
III. Ta3! Ta3 24. ba3 en weer kan
daarna 25 g4.
S- gh5.
J <51 {61
Sh5 Le8.
Ddl fg5
i &5, Tfl+
Dfl. Lh5? Zwart staat beter daar
om wil hij niet door Df7 verder ver
eenvoudigen. De textzet helpt wit
echter.
P|4I Lg4
31 f6L+ Kg8
Lh3 Lh3
Dh3 De7
Khl Tb7. Zwart is wel gedwongen
zijn mooie plaats prijs te geven. Anders
volgt na 33Pc2 34. Ta7!
-* --in»,' ui
Roodkapje en de Wolf.
Waar*is de wolf?
(Nadruk verboden.)
34Da7 35. Deóf Kf8. 36. Dc8+
Ke7 37 Pd5 mat.
34. Ph5! Le5.
35. Lhó! Tb2
36. Tfl. Tb8, Na 36Th2f komt
37. Dh2 Lh2 38. Pfóf en 39. g7f. Hier
werd de partij afgebroken. Men ver
wachtte a lgemeen 37 g7. Bij hervat
ting bleek wit een veel mooier zet ge
daan te hebben n.1.
37. Lg5!l Een dubbel offer want ook'
't paard wordt geofferd bij aanneming;
men zie slechts: 37Dg5 38.
Pfóf!! Lfó. 39. Dh7f en 40. Df7 mat.
37De8.
38. Pfóf. Lfó.
39. Dh7f Zwart geeft op, want na 39.
Kf8 volgt 4. Lhó mat.
Bij Oma hebben w'allemaal
Steeds toch zooveel plezier!
Verleden week zei Omaatje:
O, jongens, kijk eens hier!
Dit is een heel oud spel van mij:
Ik had 't al in m'n jeugd
speelden 't met ons allen thuis.
Och. och. dat was een vreugd:
Het ouderwetsche ganzenbord
Met put en doolhof en
Gevangenis! 'k Moet toch eens zien,
Of 'k nog de regels ken!
Ma at dat ging best! Het spel begon.
We deden allen mee:
Jan, Willem, ikke en Marie,
Zelis onze kleine Gré.
Op eens zat Oina in den put.
Dat was me toch een ding!
Jan gooide zes, zoodat.... precies
Hij nu den put inging.
Die Oma lachte, zei: Dat 's lief
Jan, dat je mij nu redt!
Ik heb op 't nummer, dat jij had,
Al vlug mijn knoop gezet!
Aan tafel hadden w'allen thuis
't Nog over 't leuke spel
En moeder zei: 't Is eenig, hè!
'k Herinner mij 't ook wel.
Een weekje later. Moeder zegt:
Oom Hans zit in den put.
Hij heeft weer huisarrest en 'k vind
Hij mist nu alle fut!
Klein Greetje roept dan plots'ling uit:
Moes, weet ie, wat ik doe?
Ik ga het mag toch zeker wel?
Heel gauw naar Oma toe.
'k Vraag Oma's dobbelsteenen en
Dan gooi ik telkens weer
Tot Oompje uit den put mag. want
Daarna hoeft het niet meer!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
REBUS-OPLOSSING.
Na regen komt zonneschijn.
(Nadruk verboden).
door
C. E De LILLE HOGERWAARD.
Pop Loesje liet ik vallen.
Nu mist ze toch een tand!
En ik ik kan wel huilen.
Zoo erg heb ik het land!
Ik hield haar aan een handje,
Maar lette niet goed op
En zag den grooten steen niet,
Toen viel mijn arme pop!
'k Ga dadelijk naar Moeder
En weet je wat ik vraag?
Moes, zou mijn Loes nog wiss'len?
Al hoeft het niet vandaag!
Bij moeder komt een mijsje,
Een meisje met verdriet.
*t Spijt Moes te moeten zeggen:
Nee, Loesje wisseh niet!
Toch wil zij Poppenmoeder
Graag troosten en ze z.'gt:
Ik weet wat, als je popje
Eerst in den wagen legt!
We gaan naar Poppendokter.
Die weet misschien wel raad
En 't duurt niet lang, of 't drietal
Is al in dokters straat.
Ze moeten eerst wat wachten,
Dan kunnen ze terecht.
De dokter met een bril! noemt
't Geval nog niet zoo slecht.
Ik geef haar een nieuw tandje,
Zegt hij, en Zaterdag
Weet 'k zeker, dat je popje
Wel weer naar huis toe mag!
De poppenmoeder lacht weer,
Het ongeluk viel mee!
En ookter zegt nog: 'k Geef haar
Voorloopig slappe thee.
Oplossing der raadsels uit
't vorige nummer.
1. FF ranklort.
a rm
braam
boender
Frankfort
griffel
boord
are
t
2. Vóór An gereed is om te vertrekken,
moet ik haar nog even spreken.
(Oran en Orange)
Heeft Oom Jaap Augustus als vacantie-
maand? (P*u).
Laat tante Em straks even aankomen!
(Ems).
Ik weet het zeker: Cor kan vandaag
niet uit. (Cork).
De bal kwam in den tuin van onze buren
terecht. (Minden).
3. Kleedingstukken.
4. Schor, se (esp), neer; schorseneer.
773. Grootmoeder was natuurlijk erg geschrokken,
maar toen de ba: erg brutaal ging doen nam ze hem
ij zijn handje, en sleepte hem naar een andere kamer,
waar Langelot juist binnenkwam-
174. Langelot was erg verbaasd toen hij grootmoeder
met de bal zag binnen komen, en van de verwarring
maakte de bal gauw gebruik om weg te komen.
Mams, doe eens stijf je oogen dicht!
Heel stijf! Toe, Mammie, gauw!
Heb zóó iets lekkers in mijn hand
En Mams, dat is voor jou!
Maar Mams, je moet eerst raden, hoor!
Eerst raden, wat het is.
Een noot, zegt Mams, een
lekk're flik!
Nee! schatert Hansje, mis!
(Nadruk verboden.)
Een koekje dan? Een pepermunt?
Dat ook niet? Laat eens zien.».»
Een appel soms? Een peer? Een
pruim?
Een suikerboon misschien?
Die Mammie toch! Ze raadt het niet
En geeft het eindelijk op.
Dan stopt kleine Hansje in haar mond
Eet lekker stukjedrop!
R. WINKEL
Warm was 't en twee kleine hondjes
Hadden toch zoon ergen dorst!
Dat vanmiddag nu ook niemand
Melk of water had gemorst!
Ha! daar stond een ijsco-wagen!
Mop en Moortje fluks er heen!
Jammer wie er ijsco's kochten,
't Dorstig tweetal kreeg er geen!
D'ijsco-man (hij heette Hektor!)
Vonden zij niets aardig, hoor!
Als ik ijs verkocht, zei Mopje,
Gaf ik alle hondjes, Moor!
Maartoch hadden z'een gelukje
'n Wiel vloog van den wagen af!
En wat Hektor ook p-obeerde
Hoeveel moeite hij zich gaf.
Heel alleen kon hij 't niet maken
Was me dat op eens een pech!
Kunnen jullie vroeg hij eind'lijk
Mij ook even helpen, zeg?
Mop en Moortje, zeer gediet-^.
Hielden 't wagentje nu vast
't Ging na heel veel krachtsinspan
ning'
i
Want het was een zware last!
Eindelijk, eind'lijk kwam het klaar toch,
En uit dankbaarheid zei Hek:
'k Zal je allebei beloonen.
Heb je in een ijsco trek?
Alsjeblieft meneer zei Moortje,
En wat denk je, deed vriend Mop?
Die stond in een ommezientje
Joep! van blijdschap op zijn kop!
En de beide hondjes likten
Langen tijd hun baard nog af.
Of die Hektor hen liet smullen!
Dankbaar klonk hun; Waf.
(Nadruk veitoden).
C. E.
woef,
waf!
DE LILLE HOGERWAARD.
Voor kleineren.
B
I
G
I
D
A
G
A
T
4. Een egel.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Verborgen rivieren in het buitenland.
Ik wist niet, dat Jaap regels moest
schrijven.
Het ware genot der reis mister we toch
door den onzekeren toestand thuis.
Wij vinden Hans aardiger dan Pim.
Weet u niet meer, waar u pelikanen
gezien hebt?
2. Mijn geheel wordt met 11 letters ge
schreven en noemt een rijk in Europa.
Een 5, 2, 9, 9, 1 is een deel van een
kleedingstuk.
Een 4, 8, 9, 10, 11 is een hert.
5, 3, 6, 8 is een stad in Duitschland.
11, 3, 4, 2, 6, 7 is een dorp in Gelder
land.
Een 5, 4, 8 is een lichaamsdeel.
3. Maak werklieden van
mat min rem
steel raam
cent Eric eil
T o Kers
4. Welke overeenkomst is er tusschen
slechte ruiters en een taart?
Voor kleineren.
1. Op de zigzag-kruisjeslijn komt, van bo
ven naar beneden gelezen, de naam
van feestdagen.
X Ie rij een lichaamsdeel van een
X dier.
X 2e een woord dat hezelfde
X als trotsch beteekent.
X 3e een deel van je gezicht.
X 4e een vuurwerk.
X 5e een deel van een schip.
X 6e iets, dat we eenige keeren
X per dag doen.
X 7e een viervoetig dier.
8e een verkorte jongens
naam.
9e een verkorte meisjesnaam
10e een rivier in Noordhol
land.
2. Verborgen groenten.
Er was niemand thuis, maar ik sprak
Hans later nog even.
Heemt Oom al zijn schilderijen uit Ara-
bië tentoongesteld?
Heeft Mies Joppe u lendekussentjes ge
bracht?
Die jas wordt te krap en te kort, Ba
rend.
3. Hoe komt een vlieg het vlugst over de
zee?
4. Voeg een rond deel van een wagen en
iets heel kouds samen, dan krijg je
een klein eetbaar knolletje.
(Nadruk verboden).