Hef oordeel van de pers over de Troonrede.
SPREEKWOORDEJjjjJj
MEFDE EN POLITIEK XI
Sombere commentaren op
somber staatsstuk.
ieuilleUwt
JUchts&aken
Alkmaarsche Politierechter
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Provinciaal Tlictms
WINKEL
Het „Handelsblad" (lib.) gaat na,
wat de regeering ten aanzien van een pro
gram van volkswelvaart ongeveer zal hebben
overwogen en schrijft dan o.m.:
De overheid wordt in ruil voor de hulp
"welke zij beschikbaar stelt, als het ware de
opperste rechter in het bedrijfsleven. Wie ge
looft in de mogelijkheid dat zij daartoe de ca
paciteiten heeft of hebben kan, zal dit plan
met instemming begroeten. Wij voor ons zijn
op dit punt echter uiterst sceptisch. Waar de
overheidsleiding falikant uitloopt, daar zal
het in het gareel gedwongen bedrijfsleven het
verlies moeten nemen, maar kan dit dan on
getwijfeld in anderen vorm weer op de vrij
heid willen verhalen. Zoo drijven wij steeds
verder naar den toestand waar de stad als
oeconomisch dictator zal worden gebruikt of
misbruikt, en als gemeene melkkoe zal wor
den behandeld, die eenmaal als zoodanig be
gonnen, ook zal moeten voortfunctionneeren.
Tot de koe op een kwaden dag zal droog
staan, en het bedrijfsleven zal bemerken dat
het verzuimd heeft om op eigen beenen te
leeren loopen.
Hoe is net overigens gesteld met den melk-
voorraad van de staatsoie koe? De regeering
heeft ook daaraan moeten denken. Zij zingt
een oud bekend lied. De inkomsten der pu
blieke kassen loopen terug. De uitgaven moe
ten dus worden' beperkt Maar hoe stelt de re-
geering zich dat voor bij het uitvoerige en
uiterst kostbare steunprogram, dat zij be
looft? Het woord bezuiniging komt in deze
troonrede in het geheel niet meer voor. Inte
gendeel, „aan eenige verhooging van enkele
belastingen zal niet zijn te ontkomen, wil de
overheid haar sociale taak kunnen blijven
vervullen". En dat is nog alleen maar voor
de SjO c i a 1 e taak. Hoeveel zal daarenbo
ven het oeconomisch steunprogram
kosten? En wat zal daar aan verdere bezuini
ging op nu niet essentieele overheidsbemoei
ingen tegenover staan?
Wat de regeering hier voorstelt zal zeer
veel geld kosten, en dat geld zal moeten wor
den opgebracht door het Nederlandsche volk,
voor zoover het nog draagkracht heeft. Ons
bedrijfsleven zal daardoor nieuwe lasten te
torsen krijgen, hoewel de regeering nog niet
zoo lang geleden de meening huldigde dat de
belastinggrens was bereikt. De bescherming
van het zich bewust hervormende bedrijfs
leven (met tarieven enz.), zal de binnenland-
sche kosten en prijzen opstuwen en het leven
duurder maken bij gedaalde inkomsten! Ook
de nog bestaande en nog levensvatbare ex
portbedrijven en de scheepvaart, die ten deele
tegen buitenlandsche concurrentie toch reeds
kunsfinatig gesteund moeten worden, zullen
door die lastenverzwaring worden gedu
peerd. Wat met de eene hand wordt gegeven,
wordt met de andere teruggenomen. Aan den
eenen kant een poging om meer arbeidsgele
genheid in het lev ente roepen. Aan den ande
ren kan een politiek van uitgaven en van be
scherming welke tot hoogere kosten en prij
zen zal leiden, welke weer het geheele pro
ductieproces ongunstig belasten, de concur-
rentiemogelijkheid verkleinen en de arbeids
gelegenheid dus weer bedreigen.
Dit is het onlogische in den opzet, zooals
die is op te maken uit de troonrede, waarin
een duidelijke bedoeling blijkt om aan zeer
krachtige verlangens uit de kringen der
machtige Katholieke Staatspartij te voldoen.
Eenige passages uit de „Residen
tiebode (r.k.):
Al valt uit de ditmaal zeer uitvoerige
Troonrede wel op te maken, dat de regeering
<jen ernst der tijden volkomen beseft en dat ze
ook met een aantal maatregelen zal komen,
welke aan dien ernst beantwoorden, duidelijk
is het nog geenszins of de regeering het met
de Kamer zal kunnen vinden, of zij met name
met de Katholieke Staatspartij tot overeen
stemming zal kunnen komen. En toch, hoe eer
de vrede geteekend is hoe spoediger men kan
samenwerken, des te beter het voor land en
volk zal zijn. Daarom zou het niet te verwon
deren zijn, als regeering en Kamer er beide
op zouden staan, dat een uitvoerig debat nog
deze week het noodige licht verspreidde.
De regeering blijft devaluatie afwijzen, al
lijkt het ons, dat zij er niet meer zoo scherp
tegenover 'staat als in vorige verklaringen.
Devaluatie of prijsgeven van den gouden
standaard kunnen „niet beschouwd worden
als middelen die de volksgemeenschap als
geheel baat zouden brengen''; deze uitspraak
is zeker in ietwat zachter vorm gegoten.
Vreest de regeering misschien, zooals zoo-
velen, dat toch niet aan devaluatie zal zijn te
ontkomen?
Beperking van de uitgaven wordt steeds
moeilijker schrijft het blad verder, en even
moeilijk is de verhooging van enkele belas
tingen. „De regeering heeft zelf 't vorig jaar
vooropgezet, dat de belastingen op haar top-
Sunt staan en dat hoogere aanslagen geen
oogere opbrengst meer zullen brengen Deze
moeilijkheden zijn te grooter, waar de Troon
rede zelve de aandacht vestigt op de ernstige
zorgen, welke op het bedrijfsleven drukken
Daar moet verlichting komen in plaats van
hoogere lasten
Verder citeeren wij nog:
Het euvel der werkloosheid „blijft" de aan
dacht der regeering houden. Jammer, dat het
tot nog toe weinig gebaat heeft, althans dat
de werkloosheid hier nog toenam, terwijl toch
elders veelal verbetering te bespeuren viel. Er
zal dus werkelijk meer aandacht aan dit al
lerellendigste euvel moeten geschonken wor
den.
Met genoegen zien we, dat toch de inpolde
ring der Zuiderzee verder zal voortgezet
worden, maar dat is natuurlijk slechts een
druppel in de zee; de beruchte „vaste lasten"
naar beneden, dat zou meer zoden aan den
dijk zetten.
De aankondiging var de Grondwetsherzie
ning zal, meent het blad, speciaal voor de
katholieke partij, die reeds twee jaar geleden
inzag, dat aan Grondwetsherziening niet te
ontkomen is met het oog op allerlei nieuwe
voorzieningen, een re den tot voldoening zijn.
De „Standaard" (a.r.) schrijft, na
haar verheugenis te hebben geuit over afwij
zing van devaluatie of het verlaten van den
gouden standaard:
De vastbesloten wil der regeering moet
steun vinden in het vast vertrouwen van het
volk. Wij willen hoipen, dat de Troonrede
mede zal werken tot sterking van dat ver
trouwen.
Een krachtig optreden der regeering in
zake de noodzakelijke bezuiniging, een werk
dat volgens de Troonrede onafgebroken zal
worden voortgezet, zal daartoe zeer zeker
ook noodig zijn.
En het is wel teleurstellend, dat de daling
der inkomsten sneller blijkt te gaan dan de
resultaten der bezuiniging, aangezien thans
wordt aangekondigd, wat voorheen feitelijk
werd afgewezen.
Terecht is gezegd, dat belastingverhoo-
ging niet meer mogelijk zou zijn. Toch moet
men er de toevlucht weer toe nemen. Er zal
niet aan te ontkomen zijn, dus wordt ge
zegd, wil de Overheid haar sociale taak kun
nen blijven vervullen.
Dit noopt te meer om met den arbeid der
bezuiniging krachtiger voortgang te maken,
om te zorgen, dat de verzwaring der lasten
van zoo kort mogelijken duur zij. Immers is
voor het economisch herstel verlichting van
publieke lasten noodig.
Over de industrialisatieplannen schrijft 't
blad:
Wij zullen het aangrijpen van elke goede
mogelijkheid natuurlijk toejuichen, maar als
er gesproken wordt van een maatschappij
tot industriefinancieering zeker wordt
niet bedoeld de indertija afgewezen industrie
bank en van de toestemming der regee
ring inzake vestiging van bepaalde nieuwe
bedrijven moet het oordeel worden opge-
schot, tot wij weten wat de regeering werke
lijk bedoelt.
Verder lezen wij o.m. nog:
Bij een regeling inzake vestigingseischen
voor des middenstand zouden wij een vraag-
teeken niet ongepast achten. Dat op dit ge
bied met de grootst mogelijke voorzichtig
heid zal worden gehandeld zal, naar wij
verwachten, ook de meening der regeering
zijn:
Eindelijk: de landbouw.
De steunmaatregelen kunnen voorshands
niet worden gemist, maar de aandacht wordt
gevestigd op een punt, dat ons toeschijnt
van bijzonder belang te zijn. De steunmaat
regelen zullen in toenemende mate zoo in
gericht worden, dat een betere aanpassing
aan de sterk verminderde afzetmogelijkhe
den verkregen wordt.
In toenemende mate
Wij zouden wenschen, dat dit, in sterkere
mate dan tot nog toe kon geschieden, werke
lijkheid zal worden. Hierop mag worden
aangedrongen. Wij kunnen toch niet al
maar voortgaan met een export, waarop
groot verlies wordt geleden, welk verlies
moet worden opgevangen door de verhoo
ging van den binnenjandschen prijs. Ook al
niet, omdat zoodanige export meetelt bij de
verrekening, die men thans al meer in alle
landen gaat volgen, en waarbij men streeft
naar de gelijkmaking van in- en uitvoer.
En daarom moet het punt, dat hier is ge
noemd, wel de bijzondere zorg van de re
geering hebben.
„Het Vol k" (s.-d.) begint zijn be
schouwing aldus:
Ditmaal is de Troonrede een aanmerkelijk
langer stuk dan gewoonlijk. Dit is het eerste
wat opvalt. Het tweede is, dat nagenoeg het
geheele staatsstuk zich bezighoudt met de
slechte en steeds slechter wordende economi
sche toestand des lands. Beide verschijnselen
zijn volkomen begrijpelijk.
De schier alles overheerscbende factor in
het Nederlandsche volksleven is de zich
steeds nog uitbreidende werkloosheid, de
steeds nog dalende inkomens. Natuurlijk
moest de Troonrede zich haast uitsluitend
daarmee bezighouden. Maar daarenboven is
dit noodlottige' feit het centrale probleem,
waaromheen de politieke tegenstellingen van
dit oogenblik zich steeds meer toespitsen.
Het teruggekeerde kabinetkan zijn leven
slechts redden, als het voor een omgekeerde
pdlitiek een Kamermeerderheid weet te win
nen. Hierop is de geheele Troonrede gericht
Vandaar ook haar buitengewone lengte. Er
is de regeering alles aan gelegen van haar
goede bedoelingen te pogen een meerderheid
in de Kamer te overtuigen. Daarom is zij er
zoo uitvoerig over.
Het blad behandelt dan na eenige op
merkingen over de passages betreffende den
internationalen toestand, de grondwetsher
ziening en het wetsontwerp ter voorkoming
van particuliere machtsvorming op het ter
rein der overheidstaak, bij welk laatste zij
vraagt: waarom de duistere vorm der aan
kondiging? de kwestie, in hoeverre uit het
stuk werkelijk een ommekeer van de crisis-
politiek der regeering spreekt:
Minister Gelissen, het nieuwe element in
dit kabinet sinds eenige maanden, zal de
ruimte krijgen om zijn veelzins door een
Kamermeerderheid toegejuichte inzichten toe
te passen. Nieuw is het niet, wat de troon
rede ten deze bevat. Reeds had de minister
daarvan publiekelijk kennis gegeven. Toch
bevatten de aangekondigde maatregelen van
den bewindsman op zichzelf een ommekeer
in de gevolgde crisispolitiek. Er zal komen;
„bevordering van een verdere industralisatie,
zoozeer gewenscht met het oog op werkver
ruiming", „een doelbewuste crisispolitiek" en
wel „spoedig". Tot dusver had de regeering
zich hierover steeds uitermate sceptisch uit
gelaten. Zelfs nog in Colijri's radiorede na
de kabinetscrisis was dit het hopeloos geval
Zal het nu eensklaps omslaan, om het leven
van het kabinet te rekken?
Er zal ook opgericht wórden „een maat
schappij voor industrie-financiering''. Dit is
een andere term voor een industriebank. Hoe-
vele malen heeft de regeering niet de ge
dachte der industriebank met hoon overgo
ten? Het zou een „stroppenbank" worden
Er kon onmogelijk aan gedaan worden. De
regeering dacht er niet aan. Er zou ook
niets van terecht komen. Zal het er nu plot
seling wèl van komen? Is de regeering in
een ommezien overstag gegaan? Heeft zij
thans met één slag compléét vertrouwen ge
kregen in een instelling waarvoor zij tot dus
ver slechts spot over had? Ts zij op mysteri
euze wijze in een oogwenk geheel en al van
inzicht veranderd? Stelt zii zich thans reso
luut achter een gedachte, die zij tevoren im
mer slechts met spot en verachting overlaad
de? Zullen de daartoe gevorderde millioenen
thans royaal ter beschikking worden gesteld?
Dito wat betreft de toegezegde „aanvulling
AMSTERDAM - ROTTERDAM - UTRECHT
WW W W W W w w w w
l door WILLI'AM LE QUEUX.
50)
„Ik ben toch wel erg stoutmoedig ge
weest", zei zii, toen zii in de deur van haar
boudoir stonden. „Ik heb jou feitelijk ten
huwelijk gevraagd of wat even erg is, ik
heb je mij ten huwelijk doen vragen en nu
moet ik alles zonder jou hulp in orde ma
ken".
„Ben je zeker, dat je er nooit berouw van
zult hebben?" vroeg Gerald, nog niet zeker
van zijn geluk.
De prinses glimlachte guitig.
„Natuurlijk, over vijf jaren zal ik er be
rouw van hebben. Ga nu, mijn lieve jongen,
anders mis jij den trein. En ik ben er zeker
van dat mijnheer Greatorex een goede
standplaats voor je zal hebben".
In Londen aangekomen was Gerald's
eerste-bezoek aan Greatorex en hij hoorde,
dat de voorspelling juist was.
„Onze gezant in Lima is onlangs afge
treden wegens ziekte", zei Greatorex „Als
jij daarheen wenscht te gaan, lijkt mij dat
voor jou een goed begin. Wij hebben de
bekentenis van je bediende naar Oostenrijk
gezonden en zij hebben hun verontschuldi
gingen aangeboden, maar natuurlijk ga jij
niet gaarna naar Weenen terug".
Gerald trok een gezicht; oude herinnerin-
§en kwamen boven: Tarangul, Loukoff en
tephanie Ghika. Neen, hij wilde liever niet
naar Weenen teruggaan.
Hij had eenige weken vacantie in het
vooruitzicht. Hij nam weer kamers in
Brown's Hotel; hij bezocht zijn club. Het
was heerlijk om weer in Londen te zijn.
Na een week begon hij zich angstig te
maken. Hij wachtte met groot verlangen een
brief van de prinses. Tien dagen gingen
voorbij en toen greep de wanhoop hem aan.
Zij was van gedachten veranderd, raadge
vingen van anderen hadden de bovenhand
gekregen. Nada had haar overtuigd, dat
■van zulk een huwelijk geen sprake kon zijn.
De koning had het haar uit het hoofd ge
praat.
Hij was op een middag in zijn club toen
hij een courant opnam. Zijn oog viel op
een opvallend opschrift: „Afdanken van den
koning van Slavonië".
Hij las nieuwsgierig verder, maar het be
richt was zeer kort. Er werd in medegedeeld
dat koning Nicolaas om gezondheidsrede
nen afstand van den troon had gedaan en
dat hij van plan was zich in Londen of Pa
rijs te vestigen.
Het verbaasde hem niet, dat de koning
dien stap had gedaan en persoonlijk was hij
van oordeel, dat het een verstandige stap
was. Intusschen meende hij, dat de prinses
hem dit wel had mogen schrijven. Hij kon
onmogelijk boos op haar zijn, doch voelde
zich wel eenigszins gekrenkt.
Hij wandelde langzaam naar zijn hotel
terug. Zijn nieuwe toediende kwam hem te
gemoet.
„Er wachten twee dames op u in uw zit
kamer".
Zijn hart klopte onstuimig; hij begreep
wie hem wachtten. Zita wilde hem 't nieuws
niet schrijven; zij wenschte het hem per
soonlijk te vertellen. Hij trad binnen en vond
hen daar. Hij kuste de hand van de prinses
en wenschte Nada hartelijk geluk met haar
herstel.
„Ben je boos op mij, dat ik je niet heb
geschreven?" vroeg de prinses met een lie
ven glimlach.
„Niet boos, mijn lieve Zita, maar zeer
nieuwsgierig".
Zij legde hem uit, hoe zij tot het onver
mijdelijke besluit waren gekomen.
„Mijn vader had er genoeg van, ik had
er om vele redenen ook genoeg van". Zij
bloosde, terwijl zij sprak. „Nada deelde ons
oordeel Als wij bleven, zouden ze ons een
volgend jaar hebben verjaagd! Voila! En
nu zijn wij hier Dat wil zeggen, Nada en
ik, mijn vader komt binnen enkele dagenT
I )e belofte aan mij?" vroeg
van het Werkfonds". Zal thans de stelsel
matige sabotage van dit fonds eensklaps
plaats maken voor een gulle en voortvarende
besteding ervan?
Wie die het gelooft? Het werkelijk begrip
der regeering kan voor al deze zaken onmo
gelijk veranderd zijn. Hier geldt het woord,
dat Goethe'a „Faust" zegt ifi zijn smartelijke
cel: „Ik hoor de boodschap wel, doch mij
ontbreekt 't geloof".
Strafzitting van 16 September,
Een duivendrama te Enkhuizen,
Er schijnt in Enkhuizen een ware duiven-
epidemie te heerschen, tot groot verdriet van
ae geachte ingezetenen, die geteisterd wor
den door onsmakelijke uit de lucht gedepo
neerde souvenirs. De klankgaten van ae Zui-
derkerk zijn er door verstopt en zelfs de or
ganist achter het orgel is niet veilig voor
deze bezoeking. Het is daarom dan ook, dat
hoofdagent Ubels, 'n goed schutter, met toe
stemming van den burgemeester, is belast
de lastige zwervers neer te schieten en be
reids een duchtige opruiming heeft gehou
den.
Nu vermeende echter bakker Juriaan de
Wit, juist geen hartstochtelijke vriend van
de gemeentepolitie, dat Ubels op zijn wilde
duivenjacht in den omtrek van de St. Pan-
craskerk en Koggehuis, ook een paar duiven
die hem in eigendom toebehoorden, had weg
geschoten en in verband daarmede had hij
dien ambtenaar ten aanhoore van diverse
nieuwsgierigen verweten, dat hij die duiven
ook nog zou hebben gestolen, een insinuatie,
waarmede Ubels geen genoegen beliefde te
nemen, zoodat tegen den grootmondigen
broodbakker een strafvervolging ter zake
eenvoudige beleediging werd ingesteld en hij
heden terecht stond. Deze onbeduidende zaak
was reeds de vorige week aangebracht, doch
wegens ontstentenis van den niet gedagvaar-
cüen getuige Ubels aangehouden, mede in
verband met de omstandigheid dat de verde
diger mr. Thomas een tweetal dames als ge
tuige k décharge gehoord wenschte te zien.
Het geheele stelletje was dan heden com
pleet, de diverse partijen werden omstandig
gehoord en ten slotte dezen bakker, die veel
„zuur" roggebrood schijnt te verbakken, wat
vermoedelijk slecht op zijn humeur werkt,
aangezien hij op 27 Juni ook al veroordeeld
werd tot 12 boete of 10 dagen wegens be
leediging van den agent Koorn, veroordeeld
tot 15 boete of 10 dagen, met de mededee-
ling dat eventueele herhaling een veel hoo
gere boete noodzakelijk zou maken.
De verdediger mr. Thomas vermeende dat
zijn cliënt het zoo kwaad niet had bedoeld
en had een geringe straf geconcludeerd.
De nieuwe rijksadvocaat stelt
zich voor.
Tot groote voldoening van de pers ver
scheen heden op de zitting de nieuwe rijks-
adovcaat mr. A. H. Suylhouwer, een impo
sante figuur, benoemd in de plaats van zijn
zoo goed als onverstaanbaren voorganger
mr. Asser Jr., wélk nieuwe functionnaris met
zijn duidelijk en helder orgaan een ontegen
zeggelijke verbetering beloofde. Alvorens tot
de behandeling van ae eerste en eenige zaak
contra den niet verschenen belastingw t-
overtreder Hendrik L. uit den Helder werd
overgegaan, werd hij vriendelijk verwel
komd door den politierechter mr. Ledeboer,
voor welke aangename toespraak mr. Suyl
houwer wederkeerig hartelijk dank bracht.
Tegen den delinquent die een motor had
bereden waarvoor de verschuldigde accijns-
penning niet was voldaan, werd gevorderd
6 boete of 1 dag hechtenis, tegen welken 1
dag de officier bezwaar maakte, omdat deze
geringe straf motief kan zijn voor den ver
dachte om dan te gaan zitten, wat het rijk
op groote last en schade zou komen te staan.
Gerequireerd werd dan door den officier 6
boete of 3 dagen, waartoe genoemde Hen
drik L. dan ook werd veroordeeld. Niets
meer aan de orde zijnde, volgde sluiting dei
zitting.
Zitting van Dinsdag 17 September.
DRIE MOTORRIJDERS BEWUSTE
LOOS OP DEN RIJWEG.
Over deze zaak, waarvan wij in ons vorig
nummer reeds een en ander meidden, schrijft
onze rechtbankverslaggever nog het vol
gendg:
Op St. Maartensavond 11 Nov. omstreeks
half zeven reed de 50-jarige slager Meindert
de Vries uit IJmuiden, met zijn zoon op de
duo van zijn motor komende uit de richw
Helder op den Helderst henweg nabij a.
tramkruising ter hoogte /an de Ko«l^
vlotbrug achter een autobus en daarvoor
mei ka u to Hij wikte deze wagens^passeer*
vermoedelijk zonder thdig te hebben <W
merkt, dat van den anderen kant uit de riek
tjntr Alkmaar eveneens een motorrijder n».
oerde, zekere heer A. Dekker uit Berge,,
zoodat door deze verkeersstremming
lievige botsing ontstond tusschen beide mo
toren met gevolg, dat alle drie personen met
geweld tegen den rijweg werden geslingJ
bewusteloos bleven liggen. De wielrfj<jfr
p. J. Tiber, die aan de andere zijde van het
kanaal reed en het ongeval van begin tot
einde had kunnen waarnemen, waarschuwde
den brugwachter C. v. d. Hoven, die daarop
de noodige maatregelen nam tot vervoer van
de slachtoffers naar het Centraal ziekenhuis
te Alkmaar.
Door dr. van Dam werd aldaar geconsfa-
teerd, dat de slager een hersenschudding en
een beenfractuur had bekomen en de heer
Dekker eveneens een hersenschudding; als-
mede een kaakverwonding als gevolg Van
zijn gebroken kunstgebit.
De slager, die van IJmuiden was gedomi
cilieerd, werd na eenige dagen naar die ge.
meente overgebracht, waar hij tengevolge
een ontstane traumatische neurose 18 weken
in het ziekenhuis venoefde en misschien wel
blijvend invalide zal zijn.
Deze strompelende ongeluksvogel stond
nu heden ook nog terecht ter zake het door
schuld toebrengen van ernstig lichamelijk
letsel.
Het eigenaardige in deze zaak was we!,
dat geen van de drie bij het ongeval betrok
ken personen zich ook net minst niet van de
aanrijding kon herinneren.
Door den heer Dekker, wiens kin door een
litteeken was ontsierd, werd een schadever
goeding gevorderd van 307 85, doch op
advies van den president beperkte hij zich tot
150, het maximum, waarvan de rechtbank
kan kennis nemen, een bedrag, waarvan hij
vermoedelijk ook wel niet veel zal krijgen,
aangezien de slager door dit ongeval geheel
aan lager wal is geraakt en met zijn vrouw
en 4 kinderen, door Maatschapjjeljjfc Hujp.
betoon met pl.m. f 4 wekelijks wordt onder
steund.
De officier, het gebeurde nog eens h ex-
tenso memoreerende en daaruit afleidend,
dat hier de verdachte wel degelijk de «huid
droeg van het ongeval, dat voor hem zelf
nog de ernstigste gevolgen had gebracht,
schreef dit ongeval toe aan de ellendige haast,
die de motorrijders steeds schijnt te be
zielen en die zoo dikwerf de ernstigste ge
volgen na zich kan sleepen.
Gevorderd werd 200 boete, subs. 60
dagen gevangenisstraf.
Mr. van Leeuwen, raadsman en verdediger
van verdachte, bracht naar voren, dat geen
der 3 slachtoffers zich iets kon herinneren
en dus de mogelijkheid bleef bestaan van
andere factoren, die de schuld konden zijfl
van de aanrijding. Voorts sprak verdediger
zijn twijfel uit, of de wielrijder Tiber van
de overzijde van het kanaal het ongeval wel
zoo in détails had kunnen gadeslaan. Ten
slotte vermeende pleiter dat de ongelukkige
verdachte reeds zwaar genoeg was gestraft
en liet het oordeel over aan de rechtbank.
A.s Dinsdag uitspraak.
Dat was gauw bekeken.
In de nog volgende zaak was de verdachte
Albertus Sn. niet verschenen en de beide op
geroepen getuigen waren ziek, zoodat aan
houding werd gelast tot 22 October.
Floralia-commissie.
Zaterdag en Zondag hield de floralia-
commissie alhier haar jaarlijks bloemenfeest,
dat vooral Zondag naar hoogtepunt be
reikte.
Floraliastekken, Bloemstukken en huisvlijt-
artikelen vormden een groote verzameling die
smaakvol gerangschikt een aangenamen aan
blik vormden.
Aan deze tentoonstelling was tevens een
wedstrijd verbonden voor amateurs-photo-
graven.
Zondagmiddag werd een optocht gehouden
met medewerking van Winkel's Harmonie ff
de Landelijke Rijvereeniging „Rossinant".
Een twaal-tal nummers, goed verzorgde stre
den om de prijzen.
De uitslag der bekroningen is als volgt:
Floraliastekken. Collectie: 1ste prijs P
Kraijman; 2de prijs C. Koomen Jzn.: 3de
prijs W. van Bruinisse;; Eerv. vermelding J-
Koomen Czn.; Cactus. Extra prijs Mej. O-
Brugman.
Afzonderlijke planten: Knolbegonia: 1ste
„Natuurlijk, waarom zou ik anders hier
zijn?"
Hij boog zich aarzelend voorover. „Mag
ik?" fluisterde hij.
„Je moogt", zei zij blozend.
„Nada is altijd bescheiden: zij zal wel
een anderen kant uitkijken".
Nada glimlachte hen vriendelijk toe. „Ge
niet, wanneer gij kunt, kinderen; de jeugd
duurt niet eeuwig".
„Luister naar grootmama", lachte Zita
gelukkig. „Zij praat alsof zij, ik weet niet
hoe oua is".
Zij babbelden voort over hun toekomst
plannen en daarna deed de prinses een
voorstel.
„Morgen ga jij met ons eten. Maar voor
vanavond heb ik een plannetje dat is te
zeggen, als jij niets anders te doen hebt,
want wij hebben je overvallen".
„Ik heb gelukkig geen afspraak, maar als
ik een afspraak had, zou ik die laten loo
pen. Doe met mij wat je wilt. Jij heb slechts
te bevelen en ik zal gehoorzamen".
Zita klapte in haar handen. Zij was weer
eens het luchthartige meisje.
„Vanavond neem je ons mee naar dat
kleine restaurant, waar wij vroeger heen
gingen om de Slavonische belangen te be
spreken".
Hij vond dat een gelukkige gedachte. „Ik
zal onmiddellijk een tafel laten reserveeten
en een paar van je geliefkoosde schotels be
stellen".
De prinses lachte vroolijk als een kind,
dat vacantie krijgt.
„Prachtig", riep zij uit.
„Wij zullen onbezorgd genieten. Over
Vanina zullen wij niet spreken".
Het was een vroolijke, gezellige maaltijd-
Allen waren opgewekt. Het aftreden van
koning Nicolaas had de zorgen van Zita ff1
Nada weggenomen.
Het was reeds laat toen zij van tafel op
stonden. „Wij moeten hier elk jaar een b«;
zoek brengenzei Zita. „Ik geloof, dat jij
hier op mij verliefd werd".
Hij ontkende dat. Hij was verliefd op haar
geworden bij hun eerste ontmoeting in Va
nina.
„Wat moet er nu van freule von Salzberg
worden?" fluisterde hij haar toe, toen hij
haar hielp bij het aantrekken van haar man
tel.
Zij fluisterde terug: „Papa gaat rustitf
in Parijs wonen en Nada bij hem in "e
buurt. Ik vermoed, dat zij eiken avond van
de week samen zullen eten en over d®1
ouden tijd praten. De tijd zal misschien
men dat haar jeugdliefde is vervaagd en zij
met hem trouwt".
„Vervaagt iemands jeugdliefde ooit?
vroeg hij haar zachtjes.
Een ernstige trek kwam op haar schoon
gelaat, dat door haar geluk nog mooier was
geworden. „Het zou mij verbazen", zei Z1J
eenvoudig.
EINDE.