Hef oordeel van de pers over de Troonrede. SPREEKWOORDEJjjjJj MEFDE EN POLITIEK XI Sombere commentaren op somber staatsstuk. ieuilleUwt JUchts&aken Alkmaarsche Politierechter Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Provinciaal Tlictms WINKEL Het „Handelsblad" (lib.) gaat na, wat de regeering ten aanzien van een pro gram van volkswelvaart ongeveer zal hebben overwogen en schrijft dan o.m.: De overheid wordt in ruil voor de hulp "welke zij beschikbaar stelt, als het ware de opperste rechter in het bedrijfsleven. Wie ge looft in de mogelijkheid dat zij daartoe de ca paciteiten heeft of hebben kan, zal dit plan met instemming begroeten. Wij voor ons zijn op dit punt echter uiterst sceptisch. Waar de overheidsleiding falikant uitloopt, daar zal het in het gareel gedwongen bedrijfsleven het verlies moeten nemen, maar kan dit dan on getwijfeld in anderen vorm weer op de vrij heid willen verhalen. Zoo drijven wij steeds verder naar den toestand waar de stad als oeconomisch dictator zal worden gebruikt of misbruikt, en als gemeene melkkoe zal wor den behandeld, die eenmaal als zoodanig be gonnen, ook zal moeten voortfunctionneeren. Tot de koe op een kwaden dag zal droog staan, en het bedrijfsleven zal bemerken dat het verzuimd heeft om op eigen beenen te leeren loopen. Hoe is net overigens gesteld met den melk- voorraad van de staatsoie koe? De regeering heeft ook daaraan moeten denken. Zij zingt een oud bekend lied. De inkomsten der pu blieke kassen loopen terug. De uitgaven moe ten dus worden' beperkt Maar hoe stelt de re- geering zich dat voor bij het uitvoerige en uiterst kostbare steunprogram, dat zij be looft? Het woord bezuiniging komt in deze troonrede in het geheel niet meer voor. Inte gendeel, „aan eenige verhooging van enkele belastingen zal niet zijn te ontkomen, wil de overheid haar sociale taak kunnen blijven vervullen". En dat is nog alleen maar voor de SjO c i a 1 e taak. Hoeveel zal daarenbo ven het oeconomisch steunprogram kosten? En wat zal daar aan verdere bezuini ging op nu niet essentieele overheidsbemoei ingen tegenover staan? Wat de regeering hier voorstelt zal zeer veel geld kosten, en dat geld zal moeten wor den opgebracht door het Nederlandsche volk, voor zoover het nog draagkracht heeft. Ons bedrijfsleven zal daardoor nieuwe lasten te torsen krijgen, hoewel de regeering nog niet zoo lang geleden de meening huldigde dat de belastinggrens was bereikt. De bescherming van het zich bewust hervormende bedrijfs leven (met tarieven enz.), zal de binnenland- sche kosten en prijzen opstuwen en het leven duurder maken bij gedaalde inkomsten! Ook de nog bestaande en nog levensvatbare ex portbedrijven en de scheepvaart, die ten deele tegen buitenlandsche concurrentie toch reeds kunsfinatig gesteund moeten worden, zullen door die lastenverzwaring worden gedu peerd. Wat met de eene hand wordt gegeven, wordt met de andere teruggenomen. Aan den eenen kant een poging om meer arbeidsgele genheid in het lev ente roepen. Aan den ande ren kan een politiek van uitgaven en van be scherming welke tot hoogere kosten en prij zen zal leiden, welke weer het geheele pro ductieproces ongunstig belasten, de concur- rentiemogelijkheid verkleinen en de arbeids gelegenheid dus weer bedreigen. Dit is het onlogische in den opzet, zooals die is op te maken uit de troonrede, waarin een duidelijke bedoeling blijkt om aan zeer krachtige verlangens uit de kringen der machtige Katholieke Staatspartij te voldoen. Eenige passages uit de „Residen tiebode (r.k.): Al valt uit de ditmaal zeer uitvoerige Troonrede wel op te maken, dat de regeering <jen ernst der tijden volkomen beseft en dat ze ook met een aantal maatregelen zal komen, welke aan dien ernst beantwoorden, duidelijk is het nog geenszins of de regeering het met de Kamer zal kunnen vinden, of zij met name met de Katholieke Staatspartij tot overeen stemming zal kunnen komen. En toch, hoe eer de vrede geteekend is hoe spoediger men kan samenwerken, des te beter het voor land en volk zal zijn. Daarom zou het niet te verwon deren zijn, als regeering en Kamer er beide op zouden staan, dat een uitvoerig debat nog deze week het noodige licht verspreidde. De regeering blijft devaluatie afwijzen, al lijkt het ons, dat zij er niet meer zoo scherp tegenover 'staat als in vorige verklaringen. Devaluatie of prijsgeven van den gouden standaard kunnen „niet beschouwd worden als middelen die de volksgemeenschap als geheel baat zouden brengen''; deze uitspraak is zeker in ietwat zachter vorm gegoten. Vreest de regeering misschien, zooals zoo- velen, dat toch niet aan devaluatie zal zijn te ontkomen? Beperking van de uitgaven wordt steeds moeilijker schrijft het blad verder, en even moeilijk is de verhooging van enkele belas tingen. „De regeering heeft zelf 't vorig jaar vooropgezet, dat de belastingen op haar top- Sunt staan en dat hoogere aanslagen geen oogere opbrengst meer zullen brengen Deze moeilijkheden zijn te grooter, waar de Troon rede zelve de aandacht vestigt op de ernstige zorgen, welke op het bedrijfsleven drukken Daar moet verlichting komen in plaats van hoogere lasten Verder citeeren wij nog: Het euvel der werkloosheid „blijft" de aan dacht der regeering houden. Jammer, dat het tot nog toe weinig gebaat heeft, althans dat de werkloosheid hier nog toenam, terwijl toch elders veelal verbetering te bespeuren viel. Er zal dus werkelijk meer aandacht aan dit al lerellendigste euvel moeten geschonken wor den. Met genoegen zien we, dat toch de inpolde ring der Zuiderzee verder zal voortgezet worden, maar dat is natuurlijk slechts een druppel in de zee; de beruchte „vaste lasten" naar beneden, dat zou meer zoden aan den dijk zetten. De aankondiging var de Grondwetsherzie ning zal, meent het blad, speciaal voor de katholieke partij, die reeds twee jaar geleden inzag, dat aan Grondwetsherziening niet te ontkomen is met het oog op allerlei nieuwe voorzieningen, een re den tot voldoening zijn. De „Standaard" (a.r.) schrijft, na haar verheugenis te hebben geuit over afwij zing van devaluatie of het verlaten van den gouden standaard: De vastbesloten wil der regeering moet steun vinden in het vast vertrouwen van het volk. Wij willen hoipen, dat de Troonrede mede zal werken tot sterking van dat ver trouwen. Een krachtig optreden der regeering in zake de noodzakelijke bezuiniging, een werk dat volgens de Troonrede onafgebroken zal worden voortgezet, zal daartoe zeer zeker ook noodig zijn. En het is wel teleurstellend, dat de daling der inkomsten sneller blijkt te gaan dan de resultaten der bezuiniging, aangezien thans wordt aangekondigd, wat voorheen feitelijk werd afgewezen. Terecht is gezegd, dat belastingverhoo- ging niet meer mogelijk zou zijn. Toch moet men er de toevlucht weer toe nemen. Er zal niet aan te ontkomen zijn, dus wordt ge zegd, wil de Overheid haar sociale taak kun nen blijven vervullen. Dit noopt te meer om met den arbeid der bezuiniging krachtiger voortgang te maken, om te zorgen, dat de verzwaring der lasten van zoo kort mogelijken duur zij. Immers is voor het economisch herstel verlichting van publieke lasten noodig. Over de industrialisatieplannen schrijft 't blad: Wij zullen het aangrijpen van elke goede mogelijkheid natuurlijk toejuichen, maar als er gesproken wordt van een maatschappij tot industriefinancieering zeker wordt niet bedoeld de indertija afgewezen industrie bank en van de toestemming der regee ring inzake vestiging van bepaalde nieuwe bedrijven moet het oordeel worden opge- schot, tot wij weten wat de regeering werke lijk bedoelt. Verder lezen wij o.m. nog: Bij een regeling inzake vestigingseischen voor des middenstand zouden wij een vraag- teeken niet ongepast achten. Dat op dit ge bied met de grootst mogelijke voorzichtig heid zal worden gehandeld zal, naar wij verwachten, ook de meening der regeering zijn: Eindelijk: de landbouw. De steunmaatregelen kunnen voorshands niet worden gemist, maar de aandacht wordt gevestigd op een punt, dat ons toeschijnt van bijzonder belang te zijn. De steunmaat regelen zullen in toenemende mate zoo in gericht worden, dat een betere aanpassing aan de sterk verminderde afzetmogelijkhe den verkregen wordt. In toenemende mate Wij zouden wenschen, dat dit, in sterkere mate dan tot nog toe kon geschieden, werke lijkheid zal worden. Hierop mag worden aangedrongen. Wij kunnen toch niet al maar voortgaan met een export, waarop groot verlies wordt geleden, welk verlies moet worden opgevangen door de verhoo ging van den binnenjandschen prijs. Ook al niet, omdat zoodanige export meetelt bij de verrekening, die men thans al meer in alle landen gaat volgen, en waarbij men streeft naar de gelijkmaking van in- en uitvoer. En daarom moet het punt, dat hier is ge noemd, wel de bijzondere zorg van de re geering hebben. „Het Vol k" (s.-d.) begint zijn be schouwing aldus: Ditmaal is de Troonrede een aanmerkelijk langer stuk dan gewoonlijk. Dit is het eerste wat opvalt. Het tweede is, dat nagenoeg het geheele staatsstuk zich bezighoudt met de slechte en steeds slechter wordende economi sche toestand des lands. Beide verschijnselen zijn volkomen begrijpelijk. De schier alles overheerscbende factor in het Nederlandsche volksleven is de zich steeds nog uitbreidende werkloosheid, de steeds nog dalende inkomens. Natuurlijk moest de Troonrede zich haast uitsluitend daarmee bezighouden. Maar daarenboven is dit noodlottige' feit het centrale probleem, waaromheen de politieke tegenstellingen van dit oogenblik zich steeds meer toespitsen. Het teruggekeerde kabinetkan zijn leven slechts redden, als het voor een omgekeerde pdlitiek een Kamermeerderheid weet te win nen. Hierop is de geheele Troonrede gericht Vandaar ook haar buitengewone lengte. Er is de regeering alles aan gelegen van haar goede bedoelingen te pogen een meerderheid in de Kamer te overtuigen. Daarom is zij er zoo uitvoerig over. Het blad behandelt dan na eenige op merkingen over de passages betreffende den internationalen toestand, de grondwetsher ziening en het wetsontwerp ter voorkoming van particuliere machtsvorming op het ter rein der overheidstaak, bij welk laatste zij vraagt: waarom de duistere vorm der aan kondiging? de kwestie, in hoeverre uit het stuk werkelijk een ommekeer van de crisis- politiek der regeering spreekt: Minister Gelissen, het nieuwe element in dit kabinet sinds eenige maanden, zal de ruimte krijgen om zijn veelzins door een Kamermeerderheid toegejuichte inzichten toe te passen. Nieuw is het niet, wat de troon rede ten deze bevat. Reeds had de minister daarvan publiekelijk kennis gegeven. Toch bevatten de aangekondigde maatregelen van den bewindsman op zichzelf een ommekeer in de gevolgde crisispolitiek. Er zal komen; „bevordering van een verdere industralisatie, zoozeer gewenscht met het oog op werkver ruiming", „een doelbewuste crisispolitiek" en wel „spoedig". Tot dusver had de regeering zich hierover steeds uitermate sceptisch uit gelaten. Zelfs nog in Colijri's radiorede na de kabinetscrisis was dit het hopeloos geval Zal het nu eensklaps omslaan, om het leven van het kabinet te rekken? Er zal ook opgericht wórden „een maat schappij voor industrie-financiering''. Dit is een andere term voor een industriebank. Hoe- vele malen heeft de regeering niet de ge dachte der industriebank met hoon overgo ten? Het zou een „stroppenbank" worden Er kon onmogelijk aan gedaan worden. De regeering dacht er niet aan. Er zou ook niets van terecht komen. Zal het er nu plot seling wèl van komen? Is de regeering in een ommezien overstag gegaan? Heeft zij thans met één slag compléét vertrouwen ge kregen in een instelling waarvoor zij tot dus ver slechts spot over had? Ts zij op mysteri euze wijze in een oogwenk geheel en al van inzicht veranderd? Stelt zii zich thans reso luut achter een gedachte, die zij tevoren im mer slechts met spot en verachting overlaad de? Zullen de daartoe gevorderde millioenen thans royaal ter beschikking worden gesteld? Dito wat betreft de toegezegde „aanvulling AMSTERDAM - ROTTERDAM - UTRECHT WW W W W W w w w w l door WILLI'AM LE QUEUX. 50) „Ik ben toch wel erg stoutmoedig ge weest", zei zii, toen zii in de deur van haar boudoir stonden. „Ik heb jou feitelijk ten huwelijk gevraagd of wat even erg is, ik heb je mij ten huwelijk doen vragen en nu moet ik alles zonder jou hulp in orde ma ken". „Ben je zeker, dat je er nooit berouw van zult hebben?" vroeg Gerald, nog niet zeker van zijn geluk. De prinses glimlachte guitig. „Natuurlijk, over vijf jaren zal ik er be rouw van hebben. Ga nu, mijn lieve jongen, anders mis jij den trein. En ik ben er zeker van dat mijnheer Greatorex een goede standplaats voor je zal hebben". In Londen aangekomen was Gerald's eerste-bezoek aan Greatorex en hij hoorde, dat de voorspelling juist was. „Onze gezant in Lima is onlangs afge treden wegens ziekte", zei Greatorex „Als jij daarheen wenscht te gaan, lijkt mij dat voor jou een goed begin. Wij hebben de bekentenis van je bediende naar Oostenrijk gezonden en zij hebben hun verontschuldi gingen aangeboden, maar natuurlijk ga jij niet gaarna naar Weenen terug". Gerald trok een gezicht; oude herinnerin- §en kwamen boven: Tarangul, Loukoff en tephanie Ghika. Neen, hij wilde liever niet naar Weenen teruggaan. Hij had eenige weken vacantie in het vooruitzicht. Hij nam weer kamers in Brown's Hotel; hij bezocht zijn club. Het was heerlijk om weer in Londen te zijn. Na een week begon hij zich angstig te maken. Hij wachtte met groot verlangen een brief van de prinses. Tien dagen gingen voorbij en toen greep de wanhoop hem aan. Zij was van gedachten veranderd, raadge vingen van anderen hadden de bovenhand gekregen. Nada had haar overtuigd, dat ■van zulk een huwelijk geen sprake kon zijn. De koning had het haar uit het hoofd ge praat. Hij was op een middag in zijn club toen hij een courant opnam. Zijn oog viel op een opvallend opschrift: „Afdanken van den koning van Slavonië". Hij las nieuwsgierig verder, maar het be richt was zeer kort. Er werd in medegedeeld dat koning Nicolaas om gezondheidsrede nen afstand van den troon had gedaan en dat hij van plan was zich in Londen of Pa rijs te vestigen. Het verbaasde hem niet, dat de koning dien stap had gedaan en persoonlijk was hij van oordeel, dat het een verstandige stap was. Intusschen meende hij, dat de prinses hem dit wel had mogen schrijven. Hij kon onmogelijk boos op haar zijn, doch voelde zich wel eenigszins gekrenkt. Hij wandelde langzaam naar zijn hotel terug. Zijn nieuwe toediende kwam hem te gemoet. „Er wachten twee dames op u in uw zit kamer". Zijn hart klopte onstuimig; hij begreep wie hem wachtten. Zita wilde hem 't nieuws niet schrijven; zij wenschte het hem per soonlijk te vertellen. Hij trad binnen en vond hen daar. Hij kuste de hand van de prinses en wenschte Nada hartelijk geluk met haar herstel. „Ben je boos op mij, dat ik je niet heb geschreven?" vroeg de prinses met een lie ven glimlach. „Niet boos, mijn lieve Zita, maar zeer nieuwsgierig". Zij legde hem uit, hoe zij tot het onver mijdelijke besluit waren gekomen. „Mijn vader had er genoeg van, ik had er om vele redenen ook genoeg van". Zij bloosde, terwijl zij sprak. „Nada deelde ons oordeel Als wij bleven, zouden ze ons een volgend jaar hebben verjaagd! Voila! En nu zijn wij hier Dat wil zeggen, Nada en ik, mijn vader komt binnen enkele dagenT I )e belofte aan mij?" vroeg van het Werkfonds". Zal thans de stelsel matige sabotage van dit fonds eensklaps plaats maken voor een gulle en voortvarende besteding ervan? Wie die het gelooft? Het werkelijk begrip der regeering kan voor al deze zaken onmo gelijk veranderd zijn. Hier geldt het woord, dat Goethe'a „Faust" zegt ifi zijn smartelijke cel: „Ik hoor de boodschap wel, doch mij ontbreekt 't geloof". Strafzitting van 16 September, Een duivendrama te Enkhuizen, Er schijnt in Enkhuizen een ware duiven- epidemie te heerschen, tot groot verdriet van ae geachte ingezetenen, die geteisterd wor den door onsmakelijke uit de lucht gedepo neerde souvenirs. De klankgaten van ae Zui- derkerk zijn er door verstopt en zelfs de or ganist achter het orgel is niet veilig voor deze bezoeking. Het is daarom dan ook, dat hoofdagent Ubels, 'n goed schutter, met toe stemming van den burgemeester, is belast de lastige zwervers neer te schieten en be reids een duchtige opruiming heeft gehou den. Nu vermeende echter bakker Juriaan de Wit, juist geen hartstochtelijke vriend van de gemeentepolitie, dat Ubels op zijn wilde duivenjacht in den omtrek van de St. Pan- craskerk en Koggehuis, ook een paar duiven die hem in eigendom toebehoorden, had weg geschoten en in verband daarmede had hij dien ambtenaar ten aanhoore van diverse nieuwsgierigen verweten, dat hij die duiven ook nog zou hebben gestolen, een insinuatie, waarmede Ubels geen genoegen beliefde te nemen, zoodat tegen den grootmondigen broodbakker een strafvervolging ter zake eenvoudige beleediging werd ingesteld en hij heden terecht stond. Deze onbeduidende zaak was reeds de vorige week aangebracht, doch wegens ontstentenis van den niet gedagvaar- cüen getuige Ubels aangehouden, mede in verband met de omstandigheid dat de verde diger mr. Thomas een tweetal dames als ge tuige k décharge gehoord wenschte te zien. Het geheele stelletje was dan heden com pleet, de diverse partijen werden omstandig gehoord en ten slotte dezen bakker, die veel „zuur" roggebrood schijnt te verbakken, wat vermoedelijk slecht op zijn humeur werkt, aangezien hij op 27 Juni ook al veroordeeld werd tot 12 boete of 10 dagen wegens be leediging van den agent Koorn, veroordeeld tot 15 boete of 10 dagen, met de mededee- ling dat eventueele herhaling een veel hoo gere boete noodzakelijk zou maken. De verdediger mr. Thomas vermeende dat zijn cliënt het zoo kwaad niet had bedoeld en had een geringe straf geconcludeerd. De nieuwe rijksadvocaat stelt zich voor. Tot groote voldoening van de pers ver scheen heden op de zitting de nieuwe rijks- adovcaat mr. A. H. Suylhouwer, een impo sante figuur, benoemd in de plaats van zijn zoo goed als onverstaanbaren voorganger mr. Asser Jr., wélk nieuwe functionnaris met zijn duidelijk en helder orgaan een ontegen zeggelijke verbetering beloofde. Alvorens tot de behandeling van ae eerste en eenige zaak contra den niet verschenen belastingw t- overtreder Hendrik L. uit den Helder werd overgegaan, werd hij vriendelijk verwel komd door den politierechter mr. Ledeboer, voor welke aangename toespraak mr. Suyl houwer wederkeerig hartelijk dank bracht. Tegen den delinquent die een motor had bereden waarvoor de verschuldigde accijns- penning niet was voldaan, werd gevorderd 6 boete of 1 dag hechtenis, tegen welken 1 dag de officier bezwaar maakte, omdat deze geringe straf motief kan zijn voor den ver dachte om dan te gaan zitten, wat het rijk op groote last en schade zou komen te staan. Gerequireerd werd dan door den officier 6 boete of 3 dagen, waartoe genoemde Hen drik L. dan ook werd veroordeeld. Niets meer aan de orde zijnde, volgde sluiting dei zitting. Zitting van Dinsdag 17 September. DRIE MOTORRIJDERS BEWUSTE LOOS OP DEN RIJWEG. Over deze zaak, waarvan wij in ons vorig nummer reeds een en ander meidden, schrijft onze rechtbankverslaggever nog het vol gendg: Op St. Maartensavond 11 Nov. omstreeks half zeven reed de 50-jarige slager Meindert de Vries uit IJmuiden, met zijn zoon op de duo van zijn motor komende uit de richw Helder op den Helderst henweg nabij a. tramkruising ter hoogte /an de Ko«l^ vlotbrug achter een autobus en daarvoor mei ka u to Hij wikte deze wagens^passeer* vermoedelijk zonder thdig te hebben <W merkt, dat van den anderen kant uit de riek tjntr Alkmaar eveneens een motorrijder n». oerde, zekere heer A. Dekker uit Berge,, zoodat door deze verkeersstremming lievige botsing ontstond tusschen beide mo toren met gevolg, dat alle drie personen met geweld tegen den rijweg werden geslingJ bewusteloos bleven liggen. De wielrfj<jfr p. J. Tiber, die aan de andere zijde van het kanaal reed en het ongeval van begin tot einde had kunnen waarnemen, waarschuwde den brugwachter C. v. d. Hoven, die daarop de noodige maatregelen nam tot vervoer van de slachtoffers naar het Centraal ziekenhuis te Alkmaar. Door dr. van Dam werd aldaar geconsfa- teerd, dat de slager een hersenschudding en een beenfractuur had bekomen en de heer Dekker eveneens een hersenschudding; als- mede een kaakverwonding als gevolg Van zijn gebroken kunstgebit. De slager, die van IJmuiden was gedomi cilieerd, werd na eenige dagen naar die ge. meente overgebracht, waar hij tengevolge een ontstane traumatische neurose 18 weken in het ziekenhuis venoefde en misschien wel blijvend invalide zal zijn. Deze strompelende ongeluksvogel stond nu heden ook nog terecht ter zake het door schuld toebrengen van ernstig lichamelijk letsel. Het eigenaardige in deze zaak was we!, dat geen van de drie bij het ongeval betrok ken personen zich ook net minst niet van de aanrijding kon herinneren. Door den heer Dekker, wiens kin door een litteeken was ontsierd, werd een schadever goeding gevorderd van 307 85, doch op advies van den president beperkte hij zich tot 150, het maximum, waarvan de rechtbank kan kennis nemen, een bedrag, waarvan hij vermoedelijk ook wel niet veel zal krijgen, aangezien de slager door dit ongeval geheel aan lager wal is geraakt en met zijn vrouw en 4 kinderen, door Maatschapjjeljjfc Hujp. betoon met pl.m. f 4 wekelijks wordt onder steund. De officier, het gebeurde nog eens h ex- tenso memoreerende en daaruit afleidend, dat hier de verdachte wel degelijk de «huid droeg van het ongeval, dat voor hem zelf nog de ernstigste gevolgen had gebracht, schreef dit ongeval toe aan de ellendige haast, die de motorrijders steeds schijnt te be zielen en die zoo dikwerf de ernstigste ge volgen na zich kan sleepen. Gevorderd werd 200 boete, subs. 60 dagen gevangenisstraf. Mr. van Leeuwen, raadsman en verdediger van verdachte, bracht naar voren, dat geen der 3 slachtoffers zich iets kon herinneren en dus de mogelijkheid bleef bestaan van andere factoren, die de schuld konden zijfl van de aanrijding. Voorts sprak verdediger zijn twijfel uit, of de wielrijder Tiber van de overzijde van het kanaal het ongeval wel zoo in détails had kunnen gadeslaan. Ten slotte vermeende pleiter dat de ongelukkige verdachte reeds zwaar genoeg was gestraft en liet het oordeel over aan de rechtbank. A.s Dinsdag uitspraak. Dat was gauw bekeken. In de nog volgende zaak was de verdachte Albertus Sn. niet verschenen en de beide op geroepen getuigen waren ziek, zoodat aan houding werd gelast tot 22 October. Floralia-commissie. Zaterdag en Zondag hield de floralia- commissie alhier haar jaarlijks bloemenfeest, dat vooral Zondag naar hoogtepunt be reikte. Floraliastekken, Bloemstukken en huisvlijt- artikelen vormden een groote verzameling die smaakvol gerangschikt een aangenamen aan blik vormden. Aan deze tentoonstelling was tevens een wedstrijd verbonden voor amateurs-photo- graven. Zondagmiddag werd een optocht gehouden met medewerking van Winkel's Harmonie ff de Landelijke Rijvereeniging „Rossinant". Een twaal-tal nummers, goed verzorgde stre den om de prijzen. De uitslag der bekroningen is als volgt: Floraliastekken. Collectie: 1ste prijs P Kraijman; 2de prijs C. Koomen Jzn.: 3de prijs W. van Bruinisse;; Eerv. vermelding J- Koomen Czn.; Cactus. Extra prijs Mej. O- Brugman. Afzonderlijke planten: Knolbegonia: 1ste „Natuurlijk, waarom zou ik anders hier zijn?" Hij boog zich aarzelend voorover. „Mag ik?" fluisterde hij. „Je moogt", zei zij blozend. „Nada is altijd bescheiden: zij zal wel een anderen kant uitkijken". Nada glimlachte hen vriendelijk toe. „Ge niet, wanneer gij kunt, kinderen; de jeugd duurt niet eeuwig". „Luister naar grootmama", lachte Zita gelukkig. „Zij praat alsof zij, ik weet niet hoe oua is". Zij babbelden voort over hun toekomst plannen en daarna deed de prinses een voorstel. „Morgen ga jij met ons eten. Maar voor vanavond heb ik een plannetje dat is te zeggen, als jij niets anders te doen hebt, want wij hebben je overvallen". „Ik heb gelukkig geen afspraak, maar als ik een afspraak had, zou ik die laten loo pen. Doe met mij wat je wilt. Jij heb slechts te bevelen en ik zal gehoorzamen". Zita klapte in haar handen. Zij was weer eens het luchthartige meisje. „Vanavond neem je ons mee naar dat kleine restaurant, waar wij vroeger heen gingen om de Slavonische belangen te be spreken". Hij vond dat een gelukkige gedachte. „Ik zal onmiddellijk een tafel laten reserveeten en een paar van je geliefkoosde schotels be stellen". De prinses lachte vroolijk als een kind, dat vacantie krijgt. „Prachtig", riep zij uit. „Wij zullen onbezorgd genieten. Over Vanina zullen wij niet spreken". Het was een vroolijke, gezellige maaltijd- Allen waren opgewekt. Het aftreden van koning Nicolaas had de zorgen van Zita ff1 Nada weggenomen. Het was reeds laat toen zij van tafel op stonden. „Wij moeten hier elk jaar een b«; zoek brengenzei Zita. „Ik geloof, dat jij hier op mij verliefd werd". Hij ontkende dat. Hij was verliefd op haar geworden bij hun eerste ontmoeting in Va nina. „Wat moet er nu van freule von Salzberg worden?" fluisterde hij haar toe, toen hij haar hielp bij het aantrekken van haar man tel. Zij fluisterde terug: „Papa gaat rustitf in Parijs wonen en Nada bij hem in "e buurt. Ik vermoed, dat zij eiken avond van de week samen zullen eten en over d®1 ouden tijd praten. De tijd zal misschien men dat haar jeugdliefde is vervaagd en zij met hem trouwt". „Vervaagt iemands jeugdliefde ooit? vroeg hij haar zachtjes. Een ernstige trek kwam op haar schoon gelaat, dat door haar geluk nog mooier was geworden. „Het zou mij verbazen", zei Z1J eenvoudig. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 6