ZOO'N GUIT.
Boodschappen doen.
BOL W PLAAT (Landhuis).
LES VAN LANOELOT
KLEIN MOEDERTJE,
DE HONDEN-SOCIETEIT
Zegt Kees guitig, want ik vroeg hem
Maar zijn gedachten werden van de
boodschappen afgeleid door een grooten
hond, die er met een stuk metworst van
den slagersjongen van door ging. Nu werd
het een heele jacht Jantje had de tasch
neergezet en was met den slagersjongen de
achtervolging begonnen. Maar op 't laatst
begon hij moe te worden.
Raadsel hoek ie
X
Het heele jaartje rond
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Het vei volg 1Te5f? Kh6 2. Df7 faalt
op 2De5! 3. fe5 Pg5 enz.
De volgende partij werd gespeeld om het
kampioenschap van Australië te Melbourne
in .Januari '35.
Wit: Goldstein. Zw. Purdy.
Damegambiet.
f. d4 Pf6
2. c4 e6
3. Pf3 d5
4. Lg5 Lb4f
5. Pc3 dc4
6. c4 c5
7. e5 cd4
8. Pd4? Beter ware 8. efó of 8 ra4+.
8 Da5
9. efó Lc3
JO. f>c3 ^g5.
11. fg? Dg7
12. Da4f? Beter ware 12. Df3 00 13. Lc4.
12Ld7
13. Dc4 Pcó
14. Tbl 0—0
15. Dd3 Tfd8 (Beter 15. Pd4 en
Lcó
Pcó? Beter 16. Tb7. Lc8. 17. Tb3!
e5 18. Pf5. Dgó? 19. Pe7f of 16. Tab8
17. Tb8 Tb8 18. Pb3 of 16Le8
17. DÉ3 enz*
16. Lcó
17 Dg3 Td5
18. DÉ7 Kg7
19. Tbdl (beter Le2)
19Te5f
20. Le2 Lb5
21. Td2 TacS
22. f4 Te4
23 f5 Tc3
24. f6 vertwijfeling; een valletje; na
24. Kf6 25. 00+ en wit wint.
24. Kg6.
25. Thfl Tclf
26. Kf2 Tflf
en wit geeft op.
A.s. Maandag viert de schaakclub V.V.V.
haar 30-jarig bestaan met een intiem teestje.
Er wordt wel geschaakt maar humoristisch.
Vader zit met Moes en Keesje
Om de tafel. 't Licht gaat uit.
p— In de gang brandt het nog, Vader!
Roept nu Keesje eensklaps luid.
Vader gaat aan 't onderzoeken.
Schroeft het lampje vlug er af
En probeert de spaarlamp even
Uit de gang, die Moes hem gaf.
Ja, die doet het! Maar zegt Vader,
Dit licht is niet sterk genoeg.
»- 't And're lampje is niet goed meer.
Kees, als j'eens een peer vlug vroeg
Bij van Straten op het hoekje,
Want die zaak is nog niet dicht,
Zeg: het soort, dat w'altijd hebben,
'n Peer voor het electrisch licht!
Keesje doet nu vlug zijn boodschap.
Vader heeft niet lang gewacht,
01 hij komt al met een lampje,
Paps, meneer van Straten lacht,
Met een heel gewoon gezicht:
Van het soort, dat w'altijd hebben,
'n A p p e 1 voor 't electrisch licht!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
Met een groote tasch gewapend ging
Hansje op stap. Moeder stuud aem lang,
heel lang in de deur na te kijken. Kleine
kerel" dacht ze, „wat stapt hij daar par
mantig over de straat. De boodschappen-
tasch haast grooter dan hijzelf". Hansje
liep stevig door, steeds in zich zelf herha
lend wat hij halen moest.
k Schei er uit", dacht Hansje, en liep
naar zijn boodschappentasch toe, pakte hem
°P en zette zijn wandeling voort.
Nu moest hij eerst nog eens bedenken
Welke straat hij eigenlijk in moest!
Op goed geluk af liep hij recht door en ja
h°°r daar zag hij den winkel al.
Hij stapte binnen. Het was er erg druk.
Hans wachtte geduldig en nam de men-
schen in den winkel eens goed op.
i,Wat een aardige mijnheer", dacht hij,
Precies Sinterklaas.
„En broer, wat moet jij hebben?" Niet
begrijpend keek hij den winkelier aan.
Deze herhaalde z'n vraag nog een keer.
Hansje werd er verlegen van.
Tranen sprongen in z'n oogen en hij stot
terde: „Ikik ben 't v.vergeten!"
Nu moest de winkelier toch even lachen.
„Ga jij 't dan eerst maar vragen, jongen
Langzaam slenterde Hansje naar huis. Hij
schfemde zich toch wel een beetje. Maar
hij was ook pas 5 jaar!
Moeder, die nog in de deur stond, zag
hern aankomen en liep hem tegemoet.
\v/ 'i vent, wat ben je lang weggebleven!
was t zoo druk in den winkel? Maar
kerel, waar zijn je boodschappen?"
v erbaasd keek moeder hem aan. .„En je
c t al je geld ook nog" Nu begreep ze er
neelemaal niets meer van.
En Hansje wist geen raad.
Moeder en Hansje keken elkaar eens aan.
iu6n ei. kwam er heel benepen uit:
„Mammie, ik was 't vergeten".
JOHNNY.
Oplossing der raadsels uit
het vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Pa, tien, t; patiënt.
O Giethoorn.
m i k
klein
daktuin
Giethoorn
schotel
knoop
urn
n
3. Schiermonnikoog. Goes, monnik,
schim, oog, schok, gier.
4. Menschen en kinderen, die men pech
vogels noemt.
Voor kleineren.
1. Hij liep een eind verkeerd. (Epe).
Mag Moeder al meloen eten?
(Ede en Almelo).
We gaan naar oom Lo en enkele ken
nissen in de buurt. (Loenen).
Zag Tante Go u dan niet aankomen?
(Gouda).
2. Petten.
3. Karei, Theodoor, Herman, Magdalena,
Elizabeth.
4. Het haantje op den toren.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn geheel wordt met 9 letters ge
schreven en noemt een visch.
Een 3, 2, 5 is een rond voorwerp.
Een 9, 2, 1 kan zeer gevaarlijk voor
schaatsenrijders zijn.
Een 1, 4, 5, 1 is een deel van een bloem.
5, 4, 8, 1 is een ander woord voor aar
dig, grappig of prettig.
Een 3, 4, 8, 1 is een boom.
6, 7 luidt bevestigend.
2. Welke boom heeft nimmer blaad'ren,
Ook geen b:oemen of een tak,
Zelfs geen stam of kroon of wortels?
k Denk: je raadt het met gemak!
3. Vul deze 16 vakjes in met:
6A 1D 1H 3L M 2S
maar doe het zóó, dat je van links naar
rechts en van boven naar beneden
leest:
le rij een lichaamsdeel.
2e een jongensnaam.
3e een viervoetig dier.
4e het tegenovergestelde van breed.
4. Verborgen grondsoorten.
Is i» oom van Bale emeritus-predikant
Ik kom stellig te laat; ik zoek Leida al
een half uur.
Behalve enkele veranderingen ben ik
er mee klaar.
Zie je Kazan daar rennen in de verte
Voor kleineren.
1. 'n Jongensnaam en ook een dier,
Schrijf ik met drie letters hier:
i
2. Een onthoofde viervoeter en de gebie
dende wijs van een werkwoord vor
men samen een meisjesnaam. Welke
is die?
3. Ladderraadsel.
Op de le (bovenste) sport
X komt de naam van een
gestreept dier.
Op de 2e sport een land
bouwproduct.
Op de 3e sport een lichaams
deel van een groot dier.
Op de 4e sport iets wat ko
kend of warm water ver
spreidt.
Op de 5e sport een stad in
Drente.
Op de 6e sport een roofdier.
Op de 7e sport iets wat lek-
X ker smaken kan op de
boterham.
De woorden bestaan alle uit 5 letters
en de middelste letters vormen, van
X
X
X
X
De teekeningen op dun, doorzichtig pa
pier overtrekken. (Aan het voorbeeld hoef
je niets te doen. Dat dient alleen maar om
naar te kijken).
Nu alles op dun, buigzaam karton plak
ken.
Dan een en ander kleuren.
Vervolgens de plaatjes uitsnijden en de
reepjes of lipjes omvouwen.
Als je dat secuur gedaan hebt, kun je
met plakken beginnen.
Let daarbij vooral op de nummers, want
de 1 moet op de 1 komen, de 2 op de 2 enz.
Staat het landhuis goed stevig?
(Nadruk verboden).
boven naar beneden gelezen, den
naam van de hoofdstad van een rijk.
Hoe kan een knaagdier, als men hem
een anderen staart geeft, een be
woner van het kippenhok worden?
(Nadruk verboden).
door
Het is nu al weer najaar,
De zomer is voorbij!
We zijn al lang terug van
De zee, het bosch, de hei.
2.
Wat hebben we genoten
En leuk gespeeld aan 't strand!
We zongen door de bosschen
En liepen hand aan hand.
3.
We zaten op de heide,
Mooi was dat paarse kleed!
Als 'k d'oogen sluit, dan zie 'k weer
Iets, dat ik nooit vergeet.
4.
Maar nu wordt 't gauw Octoer,
Met regen en met wind
'k Geloof: toch is die rakker
Een echte kindervrind.
5.
Wat laat hij ons vaak lachen,
Als hij iets foetsj! wegblaast
En buldert in den schoorsteen
Of door de takken raast!
6.
Daarna komt dan de winter,
Dat 's ook een leuke tijd!
Het is bij ons in huis dan
Toch zoo n gezelligheid!
7.
En dan de vele feesten
De laatste maand van 't jaar!
Zoodra die zijn verstreken,
Staat 't Nieuwe Jaar al klaar.
8.
Wat dat ons wel zal brengen?
Veel echte winterpret?
We droomen van de ijsbaan
En sneeuw nog in ons bed!
9.
Te lang moet dat niet duren,
Dan komt het voorjaar weer
Met nieuwe blaadjes, bloemen,
Eerst zijn ze nog maar teer!
10.
Maar danals alles groen is
En "t volop lente wordt,
Vind ik elk jaar opnieuw weer
Een dag heusch veel te kort!
11.
We spelen zóó graag buiten
En zingen in de wei,
We loopen en we springen,
Want 't voorjaar maakt ons blij.
197. Toen ze terug kwamen zeiden ze tegen Lange-
lot, dat er geen tooverspreuken bestonden, zoodat
da't niet de oorzaak kon zijn dat grootmoeder een ïat
was geweest. „Dat zal ik jullie eens laten zien zei
Langelot.
198 Hardop zei hij: Leo, tiger, crocodillus! en met
een was de oudste rechter veranderd in een rat metf
een baard De andere rechters lachten zich natuurlijk
rlood.
Ik heb een lieve, kleine zus
Met haartjes als van goud
En wangen als fluweel zoo zacht,
Waar 'k o, zoo veel van houd!
Soms huilt ze wel eens en dan zing
Ik liedjes, o zoo zacht,
Totdat de traantjes weg zijn en
Ze vriendelijk weer lacht!
Als moeder soms een boodschap doet,
Dan mag ik „moeder" zijn.
Ik pas dan op m'n lieve zus.
Ze is ook nog zoo klein!
En later, als ik grooter ben,
(Ik neem 't mij stellig voor!)
Wil ik een echte moeder zijn.
Dat lijkt me eenig, hoor!
RO FRANKFORT WERKENDAM.
(Nadruk verboden.)
'k Heb poppen, wel een stuk of vijf,
Zelfs een, die „mamma" zegt.
Maar poppen zijn maar poppen, hè?
'k Vind zusje veel meer „echt".
In de Honden-Societeit
De Vergulde Worst
Zitten hondjes heel parmant
Met een hooge borst.
En ze praten over 't weer,
Den Gemeenteraad,
Dat het vrees'lijk donker is
's Avonds in hun straat.
Dat die Hektor, de agent,
Fel op katten is.
Als die 'n strooper nazit, nou!
Dan is 't lang niet mis!
In een rustig hoekje wordt
IJv'rig schaak gespeeld,
Wie de knapste is? 'k Geloof,
Dat het niet veel scheelt!
Bruno en zijn vriendje Spits
Kennen 't allebei
En als er een wedstrijd is,
Zijn die twee er bij! -
D'and're hondjes, Pluut en Bas,
Bobby, Quick en Job,
Kijken zonder spreken! toe,
Letten heil goed op.
In een aardig zaaltje wordt
Gebiljart ja, heusch!
Tommy heeft, om goed te zien,
n Bril zelfs op zijn neus!
In de Honden-Societeit
De Vergulde Worst
Drinken ze een glaasje bier,
Dat helpt voor den dorst!
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
12.
Zoo nadert weer de zomer,
Die brengtvacantiepret,
't Is leuk, dat dan de klok juist
Wat vóór toch werd ger»"
13.
En 't 's avonds langer licht is!
De zon zegt: „Goeie nacht!"
Als wij ons uit gaan kleeden,
„En slaap maar lekker zacht!"
14.
Dan eindigt de vacantie,
September komt in 't land,
We denken dan nog dikwijls
Aan 't bosch, de hei, het strand.
15.
Zoo gaat het steeds weer verder
Het heel Jaartje rond.
En ik ik kaa niet zeggen,
Wol ik het prettigst vond!
tNadrck verboden.)