8
SAXON
^Buitenland
JUdioptoqcMuna ®©o©«^
SeuiUelon
BEKENTENIS OP 'T STERFBED.
40 Jaar onschuldig op het
Duivelseiland.
INTERVIEW MET CHEF-KOK VAN
DEN NEGUS.
Keizerlijke keukengeheimen.
ZOEBKOF: ZWAGER VAN
EX-KEIZER WILHELM.
Bekleedt thans de functie
vankolenschepper.
VERSTE
-5225 G. P. BAKKER
i2>
DUITSCHE PERSSTEM OVER
N.S.B.
Het oordeel van Julius Streicher.
Het Duitsche anti-Joodsche blad Der
Stürmer van Julius Streicher is nooit erg
over ir. Mussert en zijn beweging te spreken
geweest. Het blad heeft zijn hart aan majoor
Kruyt verpand.
In het laatste nummer van het blad komt
opnieuw een zeer onvriendelijke beschouwing
over „de partij van den heer Mussert" voor
Het nationaal-socialisme is wereldbeschou
wing, schrijft het blad. Langzaam begint dat
nu ook in de landen, die aan Duitschland
grenzen, door te dringen.
Natuurlijk heeft ieder land zijn eigen pro
blemen, die op verschillende wijze beant
woord moeten worden. Wanneer echter een
zich nafionaal-spcialistisch noemende partij
de punten 4, 5 en 6 van het program van
Adolf Hitier voor zijn land als ongeschikt
beschouwt, dan heeft zulk een partij met de
nationaal socialistische wereldbeschouwing
niets meer te doen. En dit is met de natio-
naal-socialistische beweging van Holland
het geval.
De leider der N.S.B., de heer ir. Musser',
verkondigt in zijn partijblad, dat zijn be
weging met het hakenkruis niets te doen
heeft. Ook deelt hij uitdrukkelijk mee, dat
Joden van Nederlandsch staatsburgerschap
lid van zijn partij kunnen worden.
De heer Mussert mag voor Holland na
tionale en sociale doeleinden beoogen, maar
met de nationaal-socialistische wereldbe
schouwing heeft zijn N.S.B. niets te doen
De N.S.B. en de overige 53 partijen van
Holland zijn een zaak der Nederlanders; ons
gaan ze niets aan. Van belang voor ons is
alleen te weten, dat de naam nationaal-socia
listische beweging of partij ons nog lang
geen waarborg biedt, dat de partij een na
tionaal-socialistische wereldbeschouwing
heeft.
VAN EEN BETREKKING EN EEN
HUWELIJK.
Het arme visschersmeisje en de
laconieke Engelschman.
Het leven maakt nog altijd aardige roman
netjes, zelfs in dezen wel zeer ellendigen tijd.
Dat bewijst de geschiedenis van een arm
visschersmeisje, dat met haar ouders woonde
op een „peniche", een woonschuit, aan de
oevers van de Seine in de buurt van Parijs.
Het kind, dat als het ware in het water ge
boren was, voelde zich natuurlijk van jongs
af in het natte element haast nog beter thuis,
dan op het land. Op haar vierde jaar zwom
zij al met haar hond om het hardste en de
vele roeiers, die zich des Zondags op het
water vermaakten, kenden allen de kleine
Maigot, die plotseling naast hun booten op
dook en om stuivertjes bedelde. De jeugd van
de kleine Margot verliep als die van alle
meisje van haar stand. Zij ging naar school
en toen zij veertien jaar was, moest zij naar
de fabriek in Villancourt. De crisis kwam en
ook voor de kleine Margot was er weldra
geen werk meer te vinden. Toen zat zij weer
op het dek van de woonschuit van haar
ouders en verstelde de netten van haar vader.
Dat had nog een heelen tijd kunnen duren,
als het goedgunstige noodlot zich niet om
Margot bekommerd had.
Op zekeren dag kwam de heer Harvard
Brompton, een welgesteld Engelschman, naar
Parijs, om zijn ledige dagen, daar met ge
paste genoegens door te brengen. Op zekeren
dag had hij lust om eens een roeitochtje op
de Seine te maken. Dus huurde hij een boot
en roeide de stad uit. Eenmaal buiten liet hij
het vaartuigje drijven en nam zijn filmtoestel
ter hand teneinde een aantal opnamen te
maken van de landelijke Seineoevers.
Zoozeer was hij in zijn liefhebberij ver
diept, dat hij niet merkte, dat zijn schuitje
leelijk uit den koers dreef. Hij merkte het pas,
toen zijn bootje tegen een boomstam stootte
en het kostbare filmtoestel in het water viel.
Het is te begrijpen en dus te vergeven, dat
onze Engelschman een heel leelijk woord zei.
Hij moet wel erg verbaasd zijn geweest, toer.
dat leelijk woord beantwoord werd met een
helder lachen. Zich omdraaiend zag hij
naast zijn boot een aardig zwemstertje opdui
ken. Het was Margot, die haar oude liefheb
berij van het zwemmen natuurlijk weer had
opgevat.
Wat valt er te lachen, vroeg de En
gelschman boos.
Het is toch werkelijk belachelijk, wanneer
een volwassen man zoo onhandig doet, luidde
het antwoord, maar als u het vriendelijk
vraagt, zal ik probeeren of ik het toestel weer
voor u naar boven halen kan.
Nu was mr. Harvard Brompton heelemaal
geen onvriendelijk man en bovendien w.lde
hij wel graag zijn dure toestel terug hebben
en dus vroeg hij heel vriendelijk of de juf
frouw misschien zoo goed wou zijn.
Het viel echter niet mee het ding weer te
vinden. Margot moest meermalen duiken ?n
daarbij bleef zij zoo lang onder water, dat de
toeschouwer er eigenlijk een beetje bang van
werd. Toen hij echter zag, dat er geen ge
vaar voor de zwemster bestond, kreeg hij
groote bewondering voor de prestaties van
Margot, vooral toen zij tenslotte toch het
toestel wist boven te brengen, al was het dan
ook leelijk bedorven. Hij gaf het meisje een
belooning van tien franc waarvoor zij
prompt een paar zijden kousen kocht en
noteerde haar naam en adres
Margot wa6 het voorval al haast weer
vergeten, toen zij uit Engeland een brief
kreeg met een aanbieding van de Bergings
maatschappij om als duiker bij haar in dienst
te treden. Deze onderneming heeft o.a op
dracht om de in den oorlog gezonken Engel-
sche oorlogsschepen te bergen, terwijl zij
vooral tracht de twee duizend gouden stavpu
te vinden, die in den oorlog met een Ameri-
kaansch transportschip naar de diepte ge
gaan zijn.
Margot heeft het aanbod aangenomen en
is nu al eenige maanden in dienst van die
maatschappij. Het mooiste is echter, dat zij
dezer dagen in het huwelijk is getreden, met
den heer Harvard Brompton, naar zij zegt,
om zich te wreken over het feit, dat hij haar
tien francs fooi heeft durven geven.
Een merkwaardig geval van broe
derliefde is dezer dagen in Frank
rijk aan het licht gekomen. Het gaat
hier om een misdaad, die ruim
veertig jaar geleden in Nice heeft
plaats gehad en waarvoor Rigaud
tot levenslange verbanning naar
het Duivelseiland veroordeeld werd.
Thans is komen vast te staan, dat
Rigaud onschuldig was en dat hij
de schuld op zich nam om zijn broer
van straf te redden. Die broer is
echter, naar thans gebleken zou
zijn, ook onschuldig geweest.
Het was in Augustus 1894, dat men te
Nice in haar woning doodelijk gewond vond
de Engelsche Emiliy Rosz. Zij was met een
zwaar voorwerp neergeslagen en stierf nog
vóór de politie eenige inlichtingen van haar
kon krijgen. Het bleek, dat roof de aanlei
ding van de misdaad was geweest, want uit
kasten en laden was alles wat waarde had,
verdwenen. De moeilijkheid voor de politie
was, dat zij in het geheel niet wist wat er
eigenlijk gestolen was, zoodat zij geen enkel
spoor kon volgen. Echter reeds de navolgen
den dag. kwam er iemand op het politiebu
reau en verklaarde, dat hij in den nacht, dat
de daad gepleegd was een van de gebroeders
Rigaud in de omgeving had gezien. Welke
van de broeders het echter geweest was, kon
hij niet zeggen. Dit was niet zoo vreemd,
want de beide broeders Henri en Raoul le
ken zeer veel op elkaar.
De politie wist, dat Rauol den laatsten
tijd in slecht gezelschap was geraakt. Zij
kwam ook te weten, dat hij juist omstreeks
den tijd van den moord over veel geld had
beschikt en dus aarzelde men niet hem te
arresteeren. Raoul echter ontkende hardnek
kig iets met de zaak uitstaande te hebben.
Natuurlijk geloofde de politie hem niet en
ging zij voort bewijsmateriaal te verzame
len. Dit wees wel erg sterk in de richting
van Raoul Rigaud. Toch werd hij niet ver
oordeeld, want plotseling kwam er een sen-
sationeele wending in de zaak.
Op het politiebureau kwam zich aange
ven de broer van Raoul, de alom gunstig
bekendstaande doktersassistent Henri Ri
gaud, met de mededeling, dat niet zijn broer,
maar hij de misdadiger was.
Aanvankelijk geloofde men hem niet, maar
hij wist zooveel bijzonderheden te geven, dat
men hem tenslotte wel gelooven moest. Het
motief van zijn daad was, naar hij zeide, dat
hij in geldverlegenheid was en juist een be
drag noodig had, om zijn brcer aan een be
hoorlijke betrekking te helpen.
Het gerecht kon wel niet anders, dan hem
veroordeelen en zonder een spier van zijn
gelaat te vertrekken, hoorde Henri Rigaud
het verschrikkelijke vonnis, dat hem voor al
tijd uit de samenleving verbande, tegen zich
uitspreken.
Op een boozen dag vertrok hij naar het
beruchte Duivelseiland en niet zoo heel lang
duurde het of men had de zaak Rigaud al
weer vergeten, te meer daar ook ae andere
broeder het land had verlaten.
En eerst dezer dagen moest de zaak weer
in de herinnering terug gebracht worden,
moesten de dossiers, die op de zaak betrek
king hadden, weer uit het stof gehaald wor
den. Een priester kwam namelijk met de me
dedeeling, dat een oude tuchthuisboef hem
op zijn sterfbed bekend had, dat hij de En
gelsche vrouw vermoord had. Het was de
man, die het eerst de beschuldiging tegen de
Rigauds had uitgesproken.
Natuurlijk werd Henri Rigaud, daar op
het Duivelseiland, aan een nieuw verhoor
onderworpen en toen hij hoorde, dat er geen
verdenking meer op zijn Ijroer kon vallen,
bekende hij, dat hij inderdaad onschuldig
aan de misdaad was. Hij had alleen zijn
broer willen beschermen, omdat hij aan hun
moeder op haar sterfbed had beloofd, zijn
wat lichtzinnigen broer altijd de hand bo
ven 't hoofd te zullen houden.
Henri Rigaud is in vrijheid gesteld, maar
waarschijnlijk zal hij niet naar Frankrijk te-
rugkeeren. Wat zal hij er doen? Bovendien
krijgt hij geen schadevergoeding voor de ja
ren, die hij onschuldig op het Duivelseiland
heeft doorgebracht, daar het immers zijn
eigen schuld was, dat hij veroordeeld werd.
Een bijzondere medewerker van de
„Daily Express" heeft dezer dagen een
be'angwekkend interview gehad met
Henry Chambard, den vroegeren chef
kok van den keizer van Abessinië, thans
oberkellner in het Trocadero-restaurant
b Parijs.
Chambard vertelde o.a., hoe hij in
1928 in dienst van den Negus was ge-
treuen.
Toen de keizer eens 'n bezoek bracht
aan Parijs, aldus Chambard, had ik het
voorrecht een diner voor Zijne Majesteit
kiaar te maken. Dit smaakte den Negus
blijkbaar uitstekend, want eenigen tijd
later kwam de secretaris van Zijne
Majesteit bij mij met het verzoek, voor
den tijd van drie jaar de leiding op mij
te nemen van het werk in de keizerlijke
keukens te Addis Abeba. Ik ging op dit
voorstel in en vertrok met mijn vrouw
naar Abessinië.
Toen we daar arriveerden, kwamen
we echter tot de ontstellende ontdek
king, dat de z.g. „keukens" niets anders
waren dan een hut. Een kleine neger
jongen was er juist bezig een houtvuur
op te stoken. Boven dit vuur hing een
groote pot.
„Goede hemel", w^ren de eenige woor
den, die ik kon uitbrengen, toen ik deze
culinaire installatie Men had mij
een keuken en apariëmenten beloofd in
het keizerlijk paleis; yiat zij mij gaven
was een hut.
Desniettemin zette ;k door, evenals
mijn vrouw en toen ik zes maanden in
Addis Abeba had gewerkt, gaf de keizer
mij inderdaad een groote nieuwe keu
ken met electrische Vqrlichting en an
der Europeesch comfort. Tevens gaf hij
mii opdracht champagne te bestellen. Ik
bestelde toen voor veertigduizend pond
sterling en verder kocht Zijne Majesteit
de wijnkelder van wijlen keizer Frans
Joseph van Oostenrijk. Deze wijn, die
twintig jaar had opgeslagen gelegen,
werd in waterreservoirs door de Roode
Zee naar Abessinië vervoerd en toen ik
na aankomst van de'zending een glas
proefde, draaide mijn hart in mijn lijf
om.
Hailé Selassié's voedsel werd 6teeds
van te voren geproefd door den chef
keurmeester, om te voorkomen dat
Z M zou worden vergiftigd
Het lievelingsor.tbijt van den vorst
bestond uit gezouten visch. Verder hield
hij veel van gebakken eieren, iamscote-
ietten en van een inlandschen jacht
schotel.
Chambard vertelde tenslotte nog. dat
de Negus zich bereid Verklaard had hem
dertig jaar loon voorïiit te betalen, als
Donderdag 7 November.
HILVERSUM, 301 M (A.VRO.-
uitz.) 8.— Gr pl. 10.— Morgen
wijding. 10.15 Gewijde muziek
1030 Gr.pl. 11— Het Ensemble
Aris Swart. (In de pauze v.oordr.
Ed. Palmers). 1.Omroeporkest
olv. N. Gerharz mmv. R. Oger,
zang. 2 50 Gr.pl. 3.— Knipcursus.
3.45 Gr.pl. 4.Voor zieken en
ouden van dagen. 4.30 Gr.pl. 4.45
Hoorspel voor de kinderen. 5.30
VPRO. Ds. E. D. Spelberg: Ge
sprekken met luisteraars. 6.Om
roeporkest o. 1. v. N. Treep. 6.30
Sportpr. H. Hollander. 7.— Verv.
concert. 7.30 Engelsche les Frea
Fry. 8.Ber. 8.10 Gr.pl. 8.15
Caecilia-concert door het Concert-
gebouw-orkest olv. prof. dr. W.
Mengelberg mmv. Else Rijkens,
zang. In de pauze- Concert door C.
van Leeuwen Boomkamp, cello
piccolo en Egb. Veen,-piano. 10.30
Or.pl. (10.45 Verslag schaakmatch
EuweAljechin). 11.Ber 11.10
12.Uit de Tanzklause, A'dam:
Jack deVries Internationals mm.v.
Clara de Vries, trompet.
HILVERSUM. 1875 M (8 —9.15
en 11.2.KRO, de NCRV van
10.11.en 2.11.30 uur). 8.—
9.15'en 10.Gr.pl 10.15 Morgen
dienst olv. Dr. P. Boendermaker.
10.45 Gr.pl. 11.30-12.— Godsd.
halfuur. 12.15 Gr.pl. en orkestcon
cert. 2.3.Handwerkcursus. 3.15
Vrouwenhalfuur. 3.45 Gr.pl. 4.
Bijbellezing ds. H. v. d. Linde, m.
m. v. sopraan en orgel. 5.Han
denarbeid v. d. jeugd. 5.30 Zang
door L. Smitshuysen, bas. Aan den
vleugel K. Schadd. 6.30 Enkrateia-
kwartiertje. 7.15 Rep. 7.30 Joum.
Weekoverzicht door C. A. Crayé.
8— Ber. 8.05 Mandoline-orkest
„Kunst en Genoegen", olv. G. W.
Innemee. 9.J. Lens: Kind en
crisis. 9.30 H. Ludo'.ph, sopraan, P.
Lentz, cello en W. Rettich, piano-
(10— Ber.) 10.30—11.30 Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 10.35
10.50 Morgenwijding. 11.05 Le
zing. 11.25 Orgelspel H. Croudson
11.50 Voor de scholen. 12.10 Rut-
land Square en New victoria Or
kest olv. Austin. 1.20 Gr.pl. 2.20
Ber. 2.25 Voor de scholen. 3.20
Vesper. 4.10 Causerie. 4.30 Gr.pl.
5.05 Orgelconcert M. Gilchrist.
5.35 Medvedeffs Balalaika-orkest
mmv. solisten. 6.2< Ber. 6.50 Koor-
concert. 7.15 Spaanschc les 7.50
Causerie. 8.20 „The Whoopee Par
ty", <:en Mickey-Mo.'se-progr. 8.50
Het Boyd Neel Strijkorkest mmv. E.
Lush, cembalo. 9.50 Ber. 10Ver
kiezingstoespraak. 10.20 Kerk
dienst. 10.40 Het Bridgewater
Kwintet mmv. T. Jones, tenor.
11.35^12.20 Sydney Kyte en zijn
Band. f
RADIO PARIS 1648 M. 7-20 en
8 20 Gr.pl. 12.35 Syirph.-concert o.
1 v. Touche. 3.20 Gr.pl. 4.20 Con-
eert. 5-20 Radiotooneel. 7.20 Gr.pl.
3.20 Zang. 9.05 Nat Orkest olv.
Inghelbrecht. 11.0512.35 Pascal-
orkest.
KALUNDBORG, 1261 M. 11.20
—1 20 Strijko.-kest olv. Andersen.
2 20 Concert olv. J. Warny. 4.20—
4 50 Gr.pl. 7.20 Symph.-eoncert m.
m v. orkest, koor en solisten olv. E.
Tango. 10.—11-50 Dansmuziek.
KEULEN, 456 M. 5.50 Orkest
concert. 11.20 Orkestconcert. 1.35
Gr pl 3.30 Omroepstrijkkwartet en
solisten 4.20 Weragkamerorkest o.
1 v Hagestedt en solisten. 6.20 Uit
Breslau: Omroeporkest olv. Topitz.
7 30 Spel met muziek. 8.20 Omroep
orkest olv. Buschkötter. 9.40—11.20
Mandoline-orkest, boerenkapel en
solisten.
ROME, 421 M. 8.05 „Medusa"
opera van Barilli. Orkestleiding T.
Serafin. Koorl. A. Consoli.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M
12.20 Gr.pl. 12.50 Omroeporkest o.
1 v. Douliez. 1.50—2.20 Gr.platen.
5.20 Voordr. en gr.pl. 6.35 Salon-
orkest 7.35 Gr.nl. 8.20 Gevar.
progr. 10.30-1120 Gr.pl. 484 M.:
12.20 Gr.pl. 12.50 Salonorkest.
1 502.20 Gr.pl. 5.20 Salonorkest.
6 35, 7.05 en 7.35 Gr.pl. 8.20 Sym.
phonieconcert olv. Corneil de Tho-
ran. 10 30-11.20 Or.pl.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571
M. 7 30 Mozart-concert olv. Pra.
torius, mmv. H. Giesen, piano. 8.20
„Goldgraber in Schlesien spel van
Lange 9.20 Ber. 9.50 Kamermuziek
10.05 Weerber. 10.20—11.20 Ad.
Lutter's orkest.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum I.
Lijn 2: Hilversum II.
Lijn 3: D.sender 9 920, Keu
len 9.20—11.20, Kalundborg 11.20
—12.05, Parijs R. 12.05—13.20,
Brussel VI. 13.20—14.20, Parijs R.
14.20—15.20, Lond. Reg. 15.20-
16.20, Keulen 16.20—17.50, Brus
sel (VI.) 17.50-18.35, München
18.35—19.30, Stuttgart 19.30—
20.35, London Reg. 20.35—21.20,
Weenen 21.20-22.—, Berlijn 22.—
23.20, Weenen 23.20—24.—.
Lijn 4: Parijs Radio 8.059.20,
D.sender 9.35—10.15, Lond. Reg.
10 35—12.10, Droitwich 12.10
14.20, Lond. Reg. 14.20—15.20;
Droitwich 15.20—18.20, Keulen
18.20—18.50, Lond. Reg. 18.50-
20.35, Droitwich 20.35—21.50,
Lond. Reg. 21.50—22.30, Droit-
wich 22.20—240—.
hij wilde blijven. De ke'zer had hom
zelfs aangeboden het gj!d op een 3n-
ge:sche bank te deponeeren „voor het
geval zich bijzondere gebeurtenissen
zouden voordoen".
Ik ben hierop echter niet ingegaan,
zoo besloot de ex-keizerlijke kok het
merkwaardige interview, omdat mijn
vrouw genoeg had van Abessinië en u
weet, de vrouw heeft altijd het laatste
woord.
Claude Christian, de bijzondere corres
pondent van de „Paris-Soir", heeft Alexan-
der Zoebkof, den zwager van dien Dujjschen
ex^keizer, die in Luxemburg woont, opge
zocht. De reporter kende niet eens het adres
van Zoebkof, doch de eerste de beste pakjes
drager wist hem dit te vertellen. In Luxem
burg kent iedereen den Leid van een even
avontuurlijk als wisselend leven! Op de
vierde étage van een vierderangs hotel vindt
men een zolderkamertje, dat thans door
Alexander Zoebkof wordt bewoond Het
was lang niet vroeg meer, toen Claude
Christian ajn zijn deur klopte, doch Zoeb
kof lag nog te bed. Hij werkt twee, drie
dagen in de week: hij schept kolen, en ver
dient daarmee juist genoeg om zijn huur en
zijn karige maaltijden te betalen. „Waartoe
meer werken?" meent Zoebkof, „voor hier is
het toereikend en ik kan toch nergens anders
heen".
Dat kan Zoebkof inderdaad niet: ergens
anders heen. Hij heeft geprobeerd over de
Fransche grens te komen, werd echter terug
gewezen en evenzoo aan de Belgische grens.
Hij bezit geen goede papieren en geen land
ziet hem gaarne binnen zijn grenzen. Zoeb
kof betreurt het dat hij in het kleine Luxem
burg gevangen zit. Hij zal probeeren den
Volkenbond in deze kwestie te mengen.
Want, zoo zegt Zoebkof, het leven, dat hij
te Luxemburg moet leiden is in strijd met
het volkenrecht En wanneer een hoogere
instantie zich slechts voor hem. wilde inte
resseeren. zou hij in een minimum van tijd
millionnair zijn'
De reporter lachte sceptisch, doch Zoebkof
lachte niet bij deze mededeeling; hij bleef er
ernstig bij. Zoebkof was tegenover den
„Ze zeggen, dat Willem overste Saxon ie",
zei een forsche korporaal van de kurassiers
tegen zijn grijzen wachtmeester, die daar
stond te midden van het vierde peleton van
Montecucouli, dat met groote belangstel
ling de terechtstelling gevolg had.
„Overste Saxon, dan is hot geen wonder
dat hij op de brug den prijs haalde".
„Ik begrijp er niets van", beweerde de
oude snorrebaard. „We vonden hem toch
gebonden en uitgeschud in die hofstede en
niemand ter wereld kon vermoeden, dat
wij daar voorbij zouden komen. Gelukkig
dat hij op het nippertje gered is", en toen
schreeuwde hij plotseling:
„Hoera, Hoera. Leve von Pappenheim"
Een kreet, die door allen werd overgenomen.
De veldmaarschalk, die Juist wegreed,
draaide zich om in den zadel en wuifde
minzaam met de hand.
„Gered", herhaalde de oude met een
zucht van verlichting. „Maar toch gaat die
vuile, gluiperige vos er aan" Het geheele
peleton knikte toestemmend. De vos was
gevonnist.
HOOFDSTUK XXVII.
In behoorlijke kleeren, het hoofd in een
wit verband, zat overste Saxon tegenover
veldmaarschalk von Pappenheim, ongebon
den en vrij in zijn bewegingen.
„Overste Saxon", begon Pappenheim het
gesprek, „ik ben benieuwd wat u mij te
vertellen zal hebben. Na ons laatste onder
houd heeft u den keizer in 't Erfsticht veel
schade berokkend. Ofschoon ik u den gene-
raalsrang in uitzicht gesteld heb, is u over-
geloopen naar den koning van Zweden. U
heeft met de door u gevormde regimenten
mijn troepen bevochten, de Mansfelders te
ruggedrongen, de convooien voor de keizer
lijke legers opgelicht en de vivres uitgeleverd
aan den Zweed. Het was in zekeren zin uw
goed recht, maar voor uw vijanden, waaron
der ik mij schaar, ofschoon wij samen onder
Wallenstein hebben gediend, alles behalve
aangenaam".
„Excellentie", antwoordde Saxon „Ik
geef dat toe, maar ik werd gedreven door 'n
machtiger drijfveer dan voordeel".
„Overste, ik heb de stukken gezien Von
Hebei heeft mij iets verteld. Ik ben dus vrij
goed op de hoogte. U ziet, ik behandel u
niet als spion. Ik zal u niet zoo maar laten
ophangen, ik weet dat u mij niets zou
willen vertellen van het Zweedsche krijgs
plan Hii keek Saxon met zijn staalharde
oogen vlak in het gelaat.
nipf tar deze vcertr°k geen sPier- »lk zou het
niet kunnen, Excellentie. Het laatst heb ik
Zijne Majesteit gezien den avond na de
onderteekening van het verdrag van Ber
lijn met den keurvorst van Brandenburg
Zijne Majesteit vertrok toen naar Pomme-
ren. Wat er in het contract staat weet u
beter dan ik".
„Waarom is U er op uitgetrokken?"
„Ook dat weet Uwe Excellentie. Waarom
zou ik mij in Maagdenburg gewaagd heb
ben? Om het te heroveren? Een ruïne zon
der strategische waarde meer. Om te spion-
neeren? Ik zelf? Ik ontken niet, dat ik er
geweest ben als schipper verkleed".
„De schatten?"
„Juist, Excellentie. Ik heb ze begraven.
Niemand kende de plaats dan de prinses en
ik. Ik wist toen niet, wie de prinses was. Zij
had mij verteld, dat ze de dame was, die
aan het hoofd der bedienden stond in het
huis met den toren. Eerst u bracht mij na
de belegering in uw kamp op de hoogte,
dat die dame de prinses zou kunnen zijn.
Ik heb ontkend de prinses te kennen. Ik
sprak de volle waarheid".
„U bezocht dus Maagdenburg".
„Zocht naar den schat. Daarom moest
ik zelf gaan, daar geen ander die zou kun
nen vinden. Maar alles was weg. Er lag eep
stuk perkament in de groeve, waarop zoo
iets geschreven stond als: „Alleen de recht
matige eigenaar zal de kostbaarheden weer
in zijn bezit krijgen". En verder niets".
„En u weet niet, waar de kostbaarheden
verborgen zouden kunnen zijn, zelfs geen
vermoeden?"
„Neen, Excellentie, niet het flauwste. Ik
was op zoek, toen men mijn werkzaam
heden trachtte te onderbreken".
Een lachje verscheen even om de lippen
van den veldmaarschalk.
„De eenige man, die het schijnt gebeten
te hebben, werd door de Mansfelders in een
hinderlaag gelokt en doodgeschoten".
„De duivelsdokter. Ik heb over hem hoo-
ren praten".
„Geen duivelsdokter. Een ongelukkige
vader, die zijn eenige dochter bij de ver
woesting verloor. Hij zwoer wraak en tracht
te die te verkrijgen op eigen houtje"
„Dom, maar menschelijk".
Saxon gaf hierop geen antwoord.
„En", vervolgde de veldmaarschalk, „die
man zou geweten hebben waar de schatten
gebleven zijn?"
„Ik denk het. Hij was een man, die meer
wist dan een gewoon mensch. Ik ben niet
bijgeloovig, maar ik zou toch niet gaarne
willen dat hij mij een vroegtijdigen dood
had voorspeld".
„Dan zou u zoo straks
„Misschien wel".
„Dus, overste, u heeft den aap begraven,
u heeft het blijkbaar goed gedaan. Wij heb
ben overal laten zoeken. Geen steen op den
ander gelaten en niets gevonden. Herinnert
u zich wat er was?"
„Edelsteenen, gouden en zilvereen servie
zen, vaatwerk, sieraden. Alles wat een bui
tengewoon rijke oude adellijke familie maar
kan bezitten".
„Gemunt goud? Staven of blokken?"
vroeg von Pappenheim snel.
PaaJ" gemunt goud. Staven
Of blokken heb ik niet gezien. Er was trou
wens geen tijd voor tellen of schatten Bo
ven onze hoofden brandde de stad Zelfs
tot in de kelders drong het gekerm en ge
kreun der mishandelden en stervenden door
De toren stond op instorten"
Saxon keek even tersluiks naar het ge
laat van den veldmaarschalk, maar dit ve?-
ried niet de minste gemoedsbeweging
„Hoeveel denkt u?"
„In elk geval zooveel, dat ik het de moei-
te waard vond te trachten ze weer in han
den te krijgen, Excellentie".
„Vijf honderd duizend daalders?"
Saxon haalde de schouders op.
„Een hoop geld, overste, in deze moeilijk6
tijden. Geeft u mij uw eerewoord, dat u ni*i
weet waar ze thans zijn?"
„Volmondig, Excellentie".
„En als u het wist?"
„Zou ik mijn eerewoord niet gegeven h«>'
ben".
„Overste", zei von Pappenheim. „Ik
mijn kaarten open op tafel leggen. Het #a5
ten toeval, dat mijn soldeniers u in f
herberg vonden. De wraakgierige wacht
meester drong er bij zijn luitenant op aa';
u te zoeken. Hij haalde hem over door WJ
verhaal, dat er een hooge prijs op uw hooi11
stond. Maar dat was in geenen deele W1
doel der expeditie".
„Dat begreep ik. Het zou te veel eer zijn
De beroemde ruitergeneraal vervol?®;
„Prinses Ebertot is op Bingumstein. D#|jjj
om zond ik dadelijk, toen ik het b*1*?
kreeg, een leger, twee regimenten kura»
siers onder Holak en Bernstein en v0V*?jJ
om het sterke kasteel te veroveren, 'n<jU
de slotheer de prinses niet zou willen u
leveren, hetgeen hij nooit goedschiks
doen. Het zal dus een belegering v,or, een
Ik zal er misschien nog meer troep® r
moeten zenden. Maar hebben zal ik
Dom van u, haar niet dadelijk te tr0 j,oflg
De losprijs, dien ik vraag, zal /eefpat js
zijn. Hooger dan u zult vermoeden
mijn goed recht. Maagdenburg
mij veroverd. Alles wat er was, jk
mij volgens heerschend oorlogsgenie ^oC.
heb dringend geld noodig voor nj'J1
pen U bent mijn gevangene, wilt
eerewoord niet geven?" (Wordt ver