8 SAXON ^Buitenland JUdioptoqcMuna ®©o©«^ SeuiUelon BEKENTENIS OP 'T STERFBED. 40 Jaar onschuldig op het Duivelseiland. INTERVIEW MET CHEF-KOK VAN DEN NEGUS. Keizerlijke keukengeheimen. ZOEBKOF: ZWAGER VAN EX-KEIZER WILHELM. Bekleedt thans de functie vankolenschepper. VERSTE -5225 G. P. BAKKER i2> DUITSCHE PERSSTEM OVER N.S.B. Het oordeel van Julius Streicher. Het Duitsche anti-Joodsche blad Der Stürmer van Julius Streicher is nooit erg over ir. Mussert en zijn beweging te spreken geweest. Het blad heeft zijn hart aan majoor Kruyt verpand. In het laatste nummer van het blad komt opnieuw een zeer onvriendelijke beschouwing over „de partij van den heer Mussert" voor Het nationaal-socialisme is wereldbeschou wing, schrijft het blad. Langzaam begint dat nu ook in de landen, die aan Duitschland grenzen, door te dringen. Natuurlijk heeft ieder land zijn eigen pro blemen, die op verschillende wijze beant woord moeten worden. Wanneer echter een zich nafionaal-spcialistisch noemende partij de punten 4, 5 en 6 van het program van Adolf Hitier voor zijn land als ongeschikt beschouwt, dan heeft zulk een partij met de nationaal socialistische wereldbeschouwing niets meer te doen. En dit is met de natio- naal-socialistische beweging van Holland het geval. De leider der N.S.B., de heer ir. Musser', verkondigt in zijn partijblad, dat zijn be weging met het hakenkruis niets te doen heeft. Ook deelt hij uitdrukkelijk mee, dat Joden van Nederlandsch staatsburgerschap lid van zijn partij kunnen worden. De heer Mussert mag voor Holland na tionale en sociale doeleinden beoogen, maar met de nationaal-socialistische wereldbe schouwing heeft zijn N.S.B. niets te doen De N.S.B. en de overige 53 partijen van Holland zijn een zaak der Nederlanders; ons gaan ze niets aan. Van belang voor ons is alleen te weten, dat de naam nationaal-socia listische beweging of partij ons nog lang geen waarborg biedt, dat de partij een na tionaal-socialistische wereldbeschouwing heeft. VAN EEN BETREKKING EN EEN HUWELIJK. Het arme visschersmeisje en de laconieke Engelschman. Het leven maakt nog altijd aardige roman netjes, zelfs in dezen wel zeer ellendigen tijd. Dat bewijst de geschiedenis van een arm visschersmeisje, dat met haar ouders woonde op een „peniche", een woonschuit, aan de oevers van de Seine in de buurt van Parijs. Het kind, dat als het ware in het water ge boren was, voelde zich natuurlijk van jongs af in het natte element haast nog beter thuis, dan op het land. Op haar vierde jaar zwom zij al met haar hond om het hardste en de vele roeiers, die zich des Zondags op het water vermaakten, kenden allen de kleine Maigot, die plotseling naast hun booten op dook en om stuivertjes bedelde. De jeugd van de kleine Margot verliep als die van alle meisje van haar stand. Zij ging naar school en toen zij veertien jaar was, moest zij naar de fabriek in Villancourt. De crisis kwam en ook voor de kleine Margot was er weldra geen werk meer te vinden. Toen zat zij weer op het dek van de woonschuit van haar ouders en verstelde de netten van haar vader. Dat had nog een heelen tijd kunnen duren, als het goedgunstige noodlot zich niet om Margot bekommerd had. Op zekeren dag kwam de heer Harvard Brompton, een welgesteld Engelschman, naar Parijs, om zijn ledige dagen, daar met ge paste genoegens door te brengen. Op zekeren dag had hij lust om eens een roeitochtje op de Seine te maken. Dus huurde hij een boot en roeide de stad uit. Eenmaal buiten liet hij het vaartuigje drijven en nam zijn filmtoestel ter hand teneinde een aantal opnamen te maken van de landelijke Seineoevers. Zoozeer was hij in zijn liefhebberij ver diept, dat hij niet merkte, dat zijn schuitje leelijk uit den koers dreef. Hij merkte het pas, toen zijn bootje tegen een boomstam stootte en het kostbare filmtoestel in het water viel. Het is te begrijpen en dus te vergeven, dat onze Engelschman een heel leelijk woord zei. Hij moet wel erg verbaasd zijn geweest, toer. dat leelijk woord beantwoord werd met een helder lachen. Zich omdraaiend zag hij naast zijn boot een aardig zwemstertje opdui ken. Het was Margot, die haar oude liefheb berij van het zwemmen natuurlijk weer had opgevat. Wat valt er te lachen, vroeg de En gelschman boos. Het is toch werkelijk belachelijk, wanneer een volwassen man zoo onhandig doet, luidde het antwoord, maar als u het vriendelijk vraagt, zal ik probeeren of ik het toestel weer voor u naar boven halen kan. Nu was mr. Harvard Brompton heelemaal geen onvriendelijk man en bovendien w.lde hij wel graag zijn dure toestel terug hebben en dus vroeg hij heel vriendelijk of de juf frouw misschien zoo goed wou zijn. Het viel echter niet mee het ding weer te vinden. Margot moest meermalen duiken ?n daarbij bleef zij zoo lang onder water, dat de toeschouwer er eigenlijk een beetje bang van werd. Toen hij echter zag, dat er geen ge vaar voor de zwemster bestond, kreeg hij groote bewondering voor de prestaties van Margot, vooral toen zij tenslotte toch het toestel wist boven te brengen, al was het dan ook leelijk bedorven. Hij gaf het meisje een belooning van tien franc waarvoor zij prompt een paar zijden kousen kocht en noteerde haar naam en adres Margot wa6 het voorval al haast weer vergeten, toen zij uit Engeland een brief kreeg met een aanbieding van de Bergings maatschappij om als duiker bij haar in dienst te treden. Deze onderneming heeft o.a op dracht om de in den oorlog gezonken Engel- sche oorlogsschepen te bergen, terwijl zij vooral tracht de twee duizend gouden stavpu te vinden, die in den oorlog met een Ameri- kaansch transportschip naar de diepte ge gaan zijn. Margot heeft het aanbod aangenomen en is nu al eenige maanden in dienst van die maatschappij. Het mooiste is echter, dat zij dezer dagen in het huwelijk is getreden, met den heer Harvard Brompton, naar zij zegt, om zich te wreken over het feit, dat hij haar tien francs fooi heeft durven geven. Een merkwaardig geval van broe derliefde is dezer dagen in Frank rijk aan het licht gekomen. Het gaat hier om een misdaad, die ruim veertig jaar geleden in Nice heeft plaats gehad en waarvoor Rigaud tot levenslange verbanning naar het Duivelseiland veroordeeld werd. Thans is komen vast te staan, dat Rigaud onschuldig was en dat hij de schuld op zich nam om zijn broer van straf te redden. Die broer is echter, naar thans gebleken zou zijn, ook onschuldig geweest. Het was in Augustus 1894, dat men te Nice in haar woning doodelijk gewond vond de Engelsche Emiliy Rosz. Zij was met een zwaar voorwerp neergeslagen en stierf nog vóór de politie eenige inlichtingen van haar kon krijgen. Het bleek, dat roof de aanlei ding van de misdaad was geweest, want uit kasten en laden was alles wat waarde had, verdwenen. De moeilijkheid voor de politie was, dat zij in het geheel niet wist wat er eigenlijk gestolen was, zoodat zij geen enkel spoor kon volgen. Echter reeds de navolgen den dag. kwam er iemand op het politiebu reau en verklaarde, dat hij in den nacht, dat de daad gepleegd was een van de gebroeders Rigaud in de omgeving had gezien. Welke van de broeders het echter geweest was, kon hij niet zeggen. Dit was niet zoo vreemd, want de beide broeders Henri en Raoul le ken zeer veel op elkaar. De politie wist, dat Rauol den laatsten tijd in slecht gezelschap was geraakt. Zij kwam ook te weten, dat hij juist omstreeks den tijd van den moord over veel geld had beschikt en dus aarzelde men niet hem te arresteeren. Raoul echter ontkende hardnek kig iets met de zaak uitstaande te hebben. Natuurlijk geloofde de politie hem niet en ging zij voort bewijsmateriaal te verzame len. Dit wees wel erg sterk in de richting van Raoul Rigaud. Toch werd hij niet ver oordeeld, want plotseling kwam er een sen- sationeele wending in de zaak. Op het politiebureau kwam zich aange ven de broer van Raoul, de alom gunstig bekendstaande doktersassistent Henri Ri gaud, met de mededeling, dat niet zijn broer, maar hij de misdadiger was. Aanvankelijk geloofde men hem niet, maar hij wist zooveel bijzonderheden te geven, dat men hem tenslotte wel gelooven moest. Het motief van zijn daad was, naar hij zeide, dat hij in geldverlegenheid was en juist een be drag noodig had, om zijn brcer aan een be hoorlijke betrekking te helpen. Het gerecht kon wel niet anders, dan hem veroordeelen en zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, hoorde Henri Rigaud het verschrikkelijke vonnis, dat hem voor al tijd uit de samenleving verbande, tegen zich uitspreken. Op een boozen dag vertrok hij naar het beruchte Duivelseiland en niet zoo heel lang duurde het of men had de zaak Rigaud al weer vergeten, te meer daar ook ae andere broeder het land had verlaten. En eerst dezer dagen moest de zaak weer in de herinnering terug gebracht worden, moesten de dossiers, die op de zaak betrek king hadden, weer uit het stof gehaald wor den. Een priester kwam namelijk met de me dedeeling, dat een oude tuchthuisboef hem op zijn sterfbed bekend had, dat hij de En gelsche vrouw vermoord had. Het was de man, die het eerst de beschuldiging tegen de Rigauds had uitgesproken. Natuurlijk werd Henri Rigaud, daar op het Duivelseiland, aan een nieuw verhoor onderworpen en toen hij hoorde, dat er geen verdenking meer op zijn Ijroer kon vallen, bekende hij, dat hij inderdaad onschuldig aan de misdaad was. Hij had alleen zijn broer willen beschermen, omdat hij aan hun moeder op haar sterfbed had beloofd, zijn wat lichtzinnigen broer altijd de hand bo ven 't hoofd te zullen houden. Henri Rigaud is in vrijheid gesteld, maar waarschijnlijk zal hij niet naar Frankrijk te- rugkeeren. Wat zal hij er doen? Bovendien krijgt hij geen schadevergoeding voor de ja ren, die hij onschuldig op het Duivelseiland heeft doorgebracht, daar het immers zijn eigen schuld was, dat hij veroordeeld werd. Een bijzondere medewerker van de „Daily Express" heeft dezer dagen een be'angwekkend interview gehad met Henry Chambard, den vroegeren chef kok van den keizer van Abessinië, thans oberkellner in het Trocadero-restaurant b Parijs. Chambard vertelde o.a., hoe hij in 1928 in dienst van den Negus was ge- treuen. Toen de keizer eens 'n bezoek bracht aan Parijs, aldus Chambard, had ik het voorrecht een diner voor Zijne Majesteit kiaar te maken. Dit smaakte den Negus blijkbaar uitstekend, want eenigen tijd later kwam de secretaris van Zijne Majesteit bij mij met het verzoek, voor den tijd van drie jaar de leiding op mij te nemen van het werk in de keizerlijke keukens te Addis Abeba. Ik ging op dit voorstel in en vertrok met mijn vrouw naar Abessinië. Toen we daar arriveerden, kwamen we echter tot de ontstellende ontdek king, dat de z.g. „keukens" niets anders waren dan een hut. Een kleine neger jongen was er juist bezig een houtvuur op te stoken. Boven dit vuur hing een groote pot. „Goede hemel", w^ren de eenige woor den, die ik kon uitbrengen, toen ik deze culinaire installatie Men had mij een keuken en apariëmenten beloofd in het keizerlijk paleis; yiat zij mij gaven was een hut. Desniettemin zette ;k door, evenals mijn vrouw en toen ik zes maanden in Addis Abeba had gewerkt, gaf de keizer mij inderdaad een groote nieuwe keu ken met electrische Vqrlichting en an der Europeesch comfort. Tevens gaf hij mii opdracht champagne te bestellen. Ik bestelde toen voor veertigduizend pond sterling en verder kocht Zijne Majesteit de wijnkelder van wijlen keizer Frans Joseph van Oostenrijk. Deze wijn, die twintig jaar had opgeslagen gelegen, werd in waterreservoirs door de Roode Zee naar Abessinië vervoerd en toen ik na aankomst van de'zending een glas proefde, draaide mijn hart in mijn lijf om. Hailé Selassié's voedsel werd 6teeds van te voren geproefd door den chef keurmeester, om te voorkomen dat Z M zou worden vergiftigd Het lievelingsor.tbijt van den vorst bestond uit gezouten visch. Verder hield hij veel van gebakken eieren, iamscote- ietten en van een inlandschen jacht schotel. Chambard vertelde tenslotte nog. dat de Negus zich bereid Verklaard had hem dertig jaar loon voorïiit te betalen, als Donderdag 7 November. HILVERSUM, 301 M (A.VRO.- uitz.) 8.— Gr pl. 10.— Morgen wijding. 10.15 Gewijde muziek 1030 Gr.pl. 11— Het Ensemble Aris Swart. (In de pauze v.oordr. Ed. Palmers). 1.Omroeporkest olv. N. Gerharz mmv. R. Oger, zang. 2 50 Gr.pl. 3.— Knipcursus. 3.45 Gr.pl. 4.Voor zieken en ouden van dagen. 4.30 Gr.pl. 4.45 Hoorspel voor de kinderen. 5.30 VPRO. Ds. E. D. Spelberg: Ge sprekken met luisteraars. 6.Om roeporkest o. 1. v. N. Treep. 6.30 Sportpr. H. Hollander. 7.— Verv. concert. 7.30 Engelsche les Frea Fry. 8.Ber. 8.10 Gr.pl. 8.15 Caecilia-concert door het Concert- gebouw-orkest olv. prof. dr. W. Mengelberg mmv. Else Rijkens, zang. In de pauze- Concert door C. van Leeuwen Boomkamp, cello piccolo en Egb. Veen,-piano. 10.30 Or.pl. (10.45 Verslag schaakmatch EuweAljechin). 11.Ber 11.10 12.Uit de Tanzklause, A'dam: Jack deVries Internationals mm.v. Clara de Vries, trompet. HILVERSUM. 1875 M (8 —9.15 en 11.2.KRO, de NCRV van 10.11.en 2.11.30 uur). 8.— 9.15'en 10.Gr.pl 10.15 Morgen dienst olv. Dr. P. Boendermaker. 10.45 Gr.pl. 11.30-12.— Godsd. halfuur. 12.15 Gr.pl. en orkestcon cert. 2.3.Handwerkcursus. 3.15 Vrouwenhalfuur. 3.45 Gr.pl. 4. Bijbellezing ds. H. v. d. Linde, m. m. v. sopraan en orgel. 5.Han denarbeid v. d. jeugd. 5.30 Zang door L. Smitshuysen, bas. Aan den vleugel K. Schadd. 6.30 Enkrateia- kwartiertje. 7.15 Rep. 7.30 Joum. Weekoverzicht door C. A. Crayé. 8— Ber. 8.05 Mandoline-orkest „Kunst en Genoegen", olv. G. W. Innemee. 9.J. Lens: Kind en crisis. 9.30 H. Ludo'.ph, sopraan, P. Lentz, cello en W. Rettich, piano- (10— Ber.) 10.30—11.30 Gr.pl. DROITWICH, 1500 M. 10.35 10.50 Morgenwijding. 11.05 Le zing. 11.25 Orgelspel H. Croudson 11.50 Voor de scholen. 12.10 Rut- land Square en New victoria Or kest olv. Austin. 1.20 Gr.pl. 2.20 Ber. 2.25 Voor de scholen. 3.20 Vesper. 4.10 Causerie. 4.30 Gr.pl. 5.05 Orgelconcert M. Gilchrist. 5.35 Medvedeffs Balalaika-orkest mmv. solisten. 6.2< Ber. 6.50 Koor- concert. 7.15 Spaanschc les 7.50 Causerie. 8.20 „The Whoopee Par ty", <:en Mickey-Mo.'se-progr. 8.50 Het Boyd Neel Strijkorkest mmv. E. Lush, cembalo. 9.50 Ber. 10Ver kiezingstoespraak. 10.20 Kerk dienst. 10.40 Het Bridgewater Kwintet mmv. T. Jones, tenor. 11.35^12.20 Sydney Kyte en zijn Band. f RADIO PARIS 1648 M. 7-20 en 8 20 Gr.pl. 12.35 Syirph.-concert o. 1 v. Touche. 3.20 Gr.pl. 4.20 Con- eert. 5-20 Radiotooneel. 7.20 Gr.pl. 3.20 Zang. 9.05 Nat Orkest olv. Inghelbrecht. 11.0512.35 Pascal- orkest. KALUNDBORG, 1261 M. 11.20 —1 20 Strijko.-kest olv. Andersen. 2 20 Concert olv. J. Warny. 4.20— 4 50 Gr.pl. 7.20 Symph.-eoncert m. m v. orkest, koor en solisten olv. E. Tango. 10.—11-50 Dansmuziek. KEULEN, 456 M. 5.50 Orkest concert. 11.20 Orkestconcert. 1.35 Gr pl 3.30 Omroepstrijkkwartet en solisten 4.20 Weragkamerorkest o. 1 v Hagestedt en solisten. 6.20 Uit Breslau: Omroeporkest olv. Topitz. 7 30 Spel met muziek. 8.20 Omroep orkest olv. Buschkötter. 9.40—11.20 Mandoline-orkest, boerenkapel en solisten. ROME, 421 M. 8.05 „Medusa" opera van Barilli. Orkestleiding T. Serafin. Koorl. A. Consoli. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M 12.20 Gr.pl. 12.50 Omroeporkest o. 1 v. Douliez. 1.50—2.20 Gr.platen. 5.20 Voordr. en gr.pl. 6.35 Salon- orkest 7.35 Gr.nl. 8.20 Gevar. progr. 10.30-1120 Gr.pl. 484 M.: 12.20 Gr.pl. 12.50 Salonorkest. 1 502.20 Gr.pl. 5.20 Salonorkest. 6 35, 7.05 en 7.35 Gr.pl. 8.20 Sym. phonieconcert olv. Corneil de Tho- ran. 10 30-11.20 Or.pl. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7 30 Mozart-concert olv. Pra. torius, mmv. H. Giesen, piano. 8.20 „Goldgraber in Schlesien spel van Lange 9.20 Ber. 9.50 Kamermuziek 10.05 Weerber. 10.20—11.20 Ad. Lutter's orkest. GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum I. Lijn 2: Hilversum II. Lijn 3: D.sender 9 920, Keu len 9.20—11.20, Kalundborg 11.20 —12.05, Parijs R. 12.05—13.20, Brussel VI. 13.20—14.20, Parijs R. 14.20—15.20, Lond. Reg. 15.20- 16.20, Keulen 16.20—17.50, Brus sel (VI.) 17.50-18.35, München 18.35—19.30, Stuttgart 19.30— 20.35, London Reg. 20.35—21.20, Weenen 21.20-22.—, Berlijn 22.— 23.20, Weenen 23.20—24.—. Lijn 4: Parijs Radio 8.059.20, D.sender 9.35—10.15, Lond. Reg. 10 35—12.10, Droitwich 12.10 14.20, Lond. Reg. 14.20—15.20; Droitwich 15.20—18.20, Keulen 18.20—18.50, Lond. Reg. 18.50- 20.35, Droitwich 20.35—21.50, Lond. Reg. 21.50—22.30, Droit- wich 22.20—240—. hij wilde blijven. De ke'zer had hom zelfs aangeboden het gj!d op een 3n- ge:sche bank te deponeeren „voor het geval zich bijzondere gebeurtenissen zouden voordoen". Ik ben hierop echter niet ingegaan, zoo besloot de ex-keizerlijke kok het merkwaardige interview, omdat mijn vrouw genoeg had van Abessinië en u weet, de vrouw heeft altijd het laatste woord. Claude Christian, de bijzondere corres pondent van de „Paris-Soir", heeft Alexan- der Zoebkof, den zwager van dien Dujjschen ex^keizer, die in Luxemburg woont, opge zocht. De reporter kende niet eens het adres van Zoebkof, doch de eerste de beste pakjes drager wist hem dit te vertellen. In Luxem burg kent iedereen den Leid van een even avontuurlijk als wisselend leven! Op de vierde étage van een vierderangs hotel vindt men een zolderkamertje, dat thans door Alexander Zoebkof wordt bewoond Het was lang niet vroeg meer, toen Claude Christian ajn zijn deur klopte, doch Zoeb kof lag nog te bed. Hij werkt twee, drie dagen in de week: hij schept kolen, en ver dient daarmee juist genoeg om zijn huur en zijn karige maaltijden te betalen. „Waartoe meer werken?" meent Zoebkof, „voor hier is het toereikend en ik kan toch nergens anders heen". Dat kan Zoebkof inderdaad niet: ergens anders heen. Hij heeft geprobeerd over de Fransche grens te komen, werd echter terug gewezen en evenzoo aan de Belgische grens. Hij bezit geen goede papieren en geen land ziet hem gaarne binnen zijn grenzen. Zoeb kof betreurt het dat hij in het kleine Luxem burg gevangen zit. Hij zal probeeren den Volkenbond in deze kwestie te mengen. Want, zoo zegt Zoebkof, het leven, dat hij te Luxemburg moet leiden is in strijd met het volkenrecht En wanneer een hoogere instantie zich slechts voor hem. wilde inte resseeren. zou hij in een minimum van tijd millionnair zijn' De reporter lachte sceptisch, doch Zoebkof lachte niet bij deze mededeeling; hij bleef er ernstig bij. Zoebkof was tegenover den „Ze zeggen, dat Willem overste Saxon ie", zei een forsche korporaal van de kurassiers tegen zijn grijzen wachtmeester, die daar stond te midden van het vierde peleton van Montecucouli, dat met groote belangstel ling de terechtstelling gevolg had. „Overste Saxon, dan is hot geen wonder dat hij op de brug den prijs haalde". „Ik begrijp er niets van", beweerde de oude snorrebaard. „We vonden hem toch gebonden en uitgeschud in die hofstede en niemand ter wereld kon vermoeden, dat wij daar voorbij zouden komen. Gelukkig dat hij op het nippertje gered is", en toen schreeuwde hij plotseling: „Hoera, Hoera. Leve von Pappenheim" Een kreet, die door allen werd overgenomen. De veldmaarschalk, die Juist wegreed, draaide zich om in den zadel en wuifde minzaam met de hand. „Gered", herhaalde de oude met een zucht van verlichting. „Maar toch gaat die vuile, gluiperige vos er aan" Het geheele peleton knikte toestemmend. De vos was gevonnist. HOOFDSTUK XXVII. In behoorlijke kleeren, het hoofd in een wit verband, zat overste Saxon tegenover veldmaarschalk von Pappenheim, ongebon den en vrij in zijn bewegingen. „Overste Saxon", begon Pappenheim het gesprek, „ik ben benieuwd wat u mij te vertellen zal hebben. Na ons laatste onder houd heeft u den keizer in 't Erfsticht veel schade berokkend. Ofschoon ik u den gene- raalsrang in uitzicht gesteld heb, is u over- geloopen naar den koning van Zweden. U heeft met de door u gevormde regimenten mijn troepen bevochten, de Mansfelders te ruggedrongen, de convooien voor de keizer lijke legers opgelicht en de vivres uitgeleverd aan den Zweed. Het was in zekeren zin uw goed recht, maar voor uw vijanden, waaron der ik mij schaar, ofschoon wij samen onder Wallenstein hebben gediend, alles behalve aangenaam". „Excellentie", antwoordde Saxon „Ik geef dat toe, maar ik werd gedreven door 'n machtiger drijfveer dan voordeel". „Overste, ik heb de stukken gezien Von Hebei heeft mij iets verteld. Ik ben dus vrij goed op de hoogte. U ziet, ik behandel u niet als spion. Ik zal u niet zoo maar laten ophangen, ik weet dat u mij niets zou willen vertellen van het Zweedsche krijgs plan Hii keek Saxon met zijn staalharde oogen vlak in het gelaat. nipf tar deze vcertr°k geen sPier- »lk zou het niet kunnen, Excellentie. Het laatst heb ik Zijne Majesteit gezien den avond na de onderteekening van het verdrag van Ber lijn met den keurvorst van Brandenburg Zijne Majesteit vertrok toen naar Pomme- ren. Wat er in het contract staat weet u beter dan ik". „Waarom is U er op uitgetrokken?" „Ook dat weet Uwe Excellentie. Waarom zou ik mij in Maagdenburg gewaagd heb ben? Om het te heroveren? Een ruïne zon der strategische waarde meer. Om te spion- neeren? Ik zelf? Ik ontken niet, dat ik er geweest ben als schipper verkleed". „De schatten?" „Juist, Excellentie. Ik heb ze begraven. Niemand kende de plaats dan de prinses en ik. Ik wist toen niet, wie de prinses was. Zij had mij verteld, dat ze de dame was, die aan het hoofd der bedienden stond in het huis met den toren. Eerst u bracht mij na de belegering in uw kamp op de hoogte, dat die dame de prinses zou kunnen zijn. Ik heb ontkend de prinses te kennen. Ik sprak de volle waarheid". „U bezocht dus Maagdenburg". „Zocht naar den schat. Daarom moest ik zelf gaan, daar geen ander die zou kun nen vinden. Maar alles was weg. Er lag eep stuk perkament in de groeve, waarop zoo iets geschreven stond als: „Alleen de recht matige eigenaar zal de kostbaarheden weer in zijn bezit krijgen". En verder niets". „En u weet niet, waar de kostbaarheden verborgen zouden kunnen zijn, zelfs geen vermoeden?" „Neen, Excellentie, niet het flauwste. Ik was op zoek, toen men mijn werkzaam heden trachtte te onderbreken". Een lachje verscheen even om de lippen van den veldmaarschalk. „De eenige man, die het schijnt gebeten te hebben, werd door de Mansfelders in een hinderlaag gelokt en doodgeschoten". „De duivelsdokter. Ik heb over hem hoo- ren praten". „Geen duivelsdokter. Een ongelukkige vader, die zijn eenige dochter bij de ver woesting verloor. Hij zwoer wraak en tracht te die te verkrijgen op eigen houtje" „Dom, maar menschelijk". Saxon gaf hierop geen antwoord. „En", vervolgde de veldmaarschalk, „die man zou geweten hebben waar de schatten gebleven zijn?" „Ik denk het. Hij was een man, die meer wist dan een gewoon mensch. Ik ben niet bijgeloovig, maar ik zou toch niet gaarne willen dat hij mij een vroegtijdigen dood had voorspeld". „Dan zou u zoo straks „Misschien wel". „Dus, overste, u heeft den aap begraven, u heeft het blijkbaar goed gedaan. Wij heb ben overal laten zoeken. Geen steen op den ander gelaten en niets gevonden. Herinnert u zich wat er was?" „Edelsteenen, gouden en zilvereen servie zen, vaatwerk, sieraden. Alles wat een bui tengewoon rijke oude adellijke familie maar kan bezitten". „Gemunt goud? Staven of blokken?" vroeg von Pappenheim snel. PaaJ" gemunt goud. Staven Of blokken heb ik niet gezien. Er was trou wens geen tijd voor tellen of schatten Bo ven onze hoofden brandde de stad Zelfs tot in de kelders drong het gekerm en ge kreun der mishandelden en stervenden door De toren stond op instorten" Saxon keek even tersluiks naar het ge laat van den veldmaarschalk, maar dit ve?- ried niet de minste gemoedsbeweging „Hoeveel denkt u?" „In elk geval zooveel, dat ik het de moei- te waard vond te trachten ze weer in han den te krijgen, Excellentie". „Vijf honderd duizend daalders?" Saxon haalde de schouders op. „Een hoop geld, overste, in deze moeilijk6 tijden. Geeft u mij uw eerewoord, dat u ni*i weet waar ze thans zijn?" „Volmondig, Excellentie". „En als u het wist?" „Zou ik mijn eerewoord niet gegeven h«>' ben". „Overste", zei von Pappenheim. „Ik mijn kaarten open op tafel leggen. Het #a5 ten toeval, dat mijn soldeniers u in f herberg vonden. De wraakgierige wacht meester drong er bij zijn luitenant op aa'; u te zoeken. Hij haalde hem over door WJ verhaal, dat er een hooge prijs op uw hooi11 stond. Maar dat was in geenen deele W1 doel der expeditie". „Dat begreep ik. Het zou te veel eer zijn De beroemde ruitergeneraal vervol?®; „Prinses Ebertot is op Bingumstein. D#|jjj om zond ik dadelijk, toen ik het b*1*? kreeg, een leger, twee regimenten kura» siers onder Holak en Bernstein en v0V*?jJ om het sterke kasteel te veroveren, 'n<jU de slotheer de prinses niet zou willen u leveren, hetgeen hij nooit goedschiks doen. Het zal dus een belegering v,or, een Ik zal er misschien nog meer troep® r moeten zenden. Maar hebben zal ik Dom van u, haar niet dadelijk te tr0 j,oflg De losprijs, dien ik vraag, zal /eefpat js zijn. Hooger dan u zult vermoeden mijn goed recht. Maagdenburg mij veroverd. Alles wat er was, jk mij volgens heerschend oorlogsgenie ^oC. heb dringend geld noodig voor nj'J1 pen U bent mijn gevangene, wilt eerewoord niet geven?" (Wordt ver

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 16