HOLLAND's STEDENSCHOON
IN PRAAT EN PRENT.
Voor 100 jaar.
Ttxwtitdaal Tlieuws
TEKST EN TEEKENINGEN VAN LEO ZELDENRUST.
HAARLEM V.
SCHOORL
Als ge tegenover hem zat, trof u dadelijk
het imposante van dien sterken, wonderlij
ken kop.
Wonderlijk van kleur, van sfeer, van de
vele rimpels, die er, als groaven, in gesple-
ten liggen. En dan die kleine, typische
oogen, maar wat konden ze door u heen
zien; wat konden ze glanzen en tintelen
van geestdrift, van boosheid, van eerlijke,
sterke overtuiging. En zelden zoudt ge dien
kop zien zondersigaar.
Hij presenteerde ons.
„Ik dank u vriendelijk, meneer Loder,
maar ik rook niet!"
Verbaasd-spijtig gezicht.
„Jammer" (rookwolk). „Want het is"
(rookwolk) „zoo gezond, werkelijk" (rook
wolk).
„Aan u te zien wèl!"
Ja, ik heb eens tegen iemand, die ook
een sigaar van me afwees, en die zei:
„Zonder te rooken ben ik zeventig gewor
den", geantwoord: „Als je wèl gerookt had,
zou je nu minstens al tachtig zijn!"
Schik dat-ie had!
Wij hebben met Loder meer dan eens
mogen spreken over de ontwikkeling van
het recht, van het interhationale recht.
Hij geloofde er in. Onwankelbaar. Als
een bezield en bezielend apostel. Was hij
dan een idealist? Neen, als ge daaronder
iemand verstaat, die de nuchtere werke
lijkheid uit het oog verliest. Loder was ide
alist in den zin van het woord van Walter
Kathenau: „Men moet altijd met z'n beide
voeten op den grond blijven, maar daarom
kan men wel naar de sterren opzien".
Heel zijn lange, prachtige leven heeft
Loder naar de sterren gezien, maar hij is
een man van de realiteit gebleven. Onuit
roeibaar was zijn geloof, dat het recht, het
heilige recht, verheven boven politiek, ge
weld, grenzen en volken, op den duur zal
zegevieren, zal moeten zegevieren.
„De V olkenbond" zei hij ons eeni
ge jaren geleden „is mijn groote sympa
thie. Kijkt u eens naar dat rijtje boeken,
dat daar staat: 72 deelen. Ze bevatten de
tractaten, die, onder de auspiciën van den
Volkenbond, reeds nu tusschen verschil
lende staten gesloten zijn. Er valt overigens
op het gebied van het internationale recht
nog veel te regelen".
„Oorlogsrecht?"
De scherpe oogen wierpen een bijzonde
ren glans uit; de stem werd hard van
klank.
„Laat ons niet praten over codificatie
van het oorlogsrecht. Dat hebben we vroe
ger gedaan, op tal van punten, en wat is
het resultaat geweest? Dat de groote mo
gendheden in 1914 de regelingen eenvoudig
hebben verscheurd. Laat ons er niet meer
over spreken. We moeten het vre des-
recht regelen; het vredes-gedeelte van het
volkenrecht!"
Wij vroegen hem toen, een paar jaar te
rug, ook naar de mogelijkheid van een
nieuwen oorlog. Hij achtte die niet groot.
„Europa zou stapelgek zijn, als het
gebeurde. Maar als het gebeurt is
Europa wèg".
Het was in de dagen, dat in een Zuid-
Afrikaanschen staat de menigte een oor
logzuchtige stemming vertoonde.
„De menigte?" zei Loder. „De menig
te denkt nu eenmaal niet; daar is ze me
nigte voor!"
Met enthousiasme kon Loder ook spre
ken over den arbeid, dien het Internatio
nale Hof reeds heeft verricht; aan de tot
standkoming, de organisatie daarvan heeft
hij indertijd een werkzaam aandeel geno
men. Maar die organisatie moest nog ver
der gaan. Het Hof moest een staat kunnen
dagvaarden. Tegen deze gedachte is felle
oppositie gerezen, vooral van Engeland,
maar Loder was er steeds een overtuigd
voorstander van.
„Waarom ook niet?" zei hij. „Wat is
er tegen? Is de mentaliteit van een staat
dan zóó ongenaakbaar? Maar Engeland
wilde niet. Ik herinner mij, dat ik eens
tegen Balfour, mijn tegenstander op dit
punt, zei: Wij zijn nu als twee jongens,
ieder aan een hand van den tijd. Ik trek
naar voren, gij naar achteren, en de tijd
zélf glimlacht over ons beiden".
Als Loder zei dat staten, ook tegen hun
wil, gedagvaard moeten kunnen worden,
dan sprak hieruit weer zijn opvatting van
de majesteit van het recht.
Dóarover heeft hij een paar jaar geleden
aan een noenmaal van den Nederlandschen
Journalistenkring een indrukwekkende re
devoering gehouden.
Deze rede was als een geloofsbelijdenis,
als een stralende levens-overtuiging, als
een ideëel testament.
Hij schetste ons toen de vergankelijkheid
van alles hier op aarde; hij deed ons zien,
hoe volkeren, menschengeslachten, instel
lingen, eeuwen-oude grenzen en bescha
vingen, zijn gevallen en uitgewischt en
vernietigd, maar hoe, majestueus boven dat
alles uit, het Recht zijn loop is gegaan, en,
hoe ook door menschen af en toe geschei
den, magistraal is gebleven als de uit-ein-
delijke overwinnaar. En met jonge, frissche
geestdrift doordrenkte hij ons allen van het
geloof in het onverwoestbare Recht.
„Het was" schreef Het Vaderland
„zló mooi, zóó indrukwekkend, zóó ontroe
rend, dat het applaus tot een ovatie aan
groeide. Hier stond een man, die met hoofd
en schouders boven zijn volk uitsteekt;
hier stond de Apostel van het Recht". Het
Handelsblad zei: „Hier stond een Apostel
en het vuur van Pinksteren gloeide in zijn
woord. Hier was de Hoogepriester van het
eeuwige Recht aan het woord. Het was een
heilig uur!"
Zoo schreven journalisten, die toch aan
veel gewoon zijn. En nóg wordt er onder
ons met dankbare ontroering over dat
oogenblik gesproken.
Een man, die met hoofd en schouders
boven zijn volk uitstak.
In een wonder-schoonen, glans-overgoten
avond lag en werkte nog dit prachtige
leven. Iemand, die zoo oud werd, heeft
harde slagen moeten verwerken natuurlijk.
Hij was er sterk onder gebleven.
„Oud?" zei hij ons eens. „Ik geef toe,
oud voelen doe ik mij nog niet. Maar op
mijn leeftijd gaat de mensch zich zooveel
herinneren".
Prachtig woord.
Loder was een idealist, een profeet van
het recht altijd geweest, maar een denkend,
reëel man: zijn idealisme was hem stuw
kracht en bezieling bij een arbeid van orga-
niseeren, codificeeren, bouwen.
Zóó zijn wij trotsch op hem geweest. Hij
was één van onze grootsten. Asser en Lo
der: ze hebben Grotius' werk naar den
eisch van een veel later eeuw voortgezet.
En de Priester van het Recht, die Loder
was, was tevens de Kunstenaar van het
Woord: zijn redevoeringen, zijn improvisa
ties waren immer meesterstukjes van fijnen
en schoonen stijl.
In den zuiveren glans van een schoonen
levens-avond is deze rijke figuur heenge-
g~an. Weemoedig, maar dankbaar staart
ons volk hem na. Het is armer geworden.
qrocft OlurKt
Niet alleen de omgeving van Haarlem
was een geliefkoosd oord, ook de stad
zelve mocht zich in de gunst en belang
stelling van tal van Hollanders verheu
gen, iets waarin de Hollandsche graven
voorgingen.
„Dat die voirste Prinzen van Hollandt
aldair (te Haarlem) en die scboonheyt
ende soetigheyt dusdaniger Steden met
g toechte hoeflijcker woeningen in
Hairlem eerst uytvercoren hebben."
Haarlem was dan ook een stad, die
rijk voorzien was van smaakvolle bouw
werken, waarvan er velen bewaard zijn
gebleven.
Een groot aantal dier gebouwen vindt
iftq
men er op of nabij de Groote Markt.
Allereerst de oude St.-Bavo, verder de
Vleeschhallen, het Stadhuis, de Sociëteit
„Trouw moet Blijcken' en het Hof van
Holland.
Het Hof van Holland had waarschijn
lijk niets uit te staan met de graveii
van Holland.
Het is vrijwel steeds een particuliere
woning geweest, die jarenlang tot woon
plaats diende van het Geslacht Egmond.
Het sierlijk Renaissance-gebouwtje,
dat omstreeks 1686 als herberg dienst
deed, waar tevens openbare verkoopin-
gen plaats vonden is, sindsdien niet bij
zonder in aanzien gestegen.
Thans is er als ik mij niet vergis een
schoenmakerij in het onderhuis geves
tigd.
Een Renaissance-voortbrengsel, dat
uiterlijk met het laatstgenoemde eenige
overeenkomst vertoont is de Waag, aan
het Spaarn gelegen.
Nadat door de toenemende uitbrei
ding der stad en de aanwas der bevol
king de welvaart vermeerderde, waar
door ook haar koophandel zich uitbreid
de zag men de noodzakelijkheid in van
het bouwen van een Waag, ten dienste
van de kooplieden.
Steden waar de handel van eenige be-
teekenié was 6telden er spoedig prijs op
over zulk een waag „vrijelijk" te kunnen
beschikken, zelf het weegtarief te be
palen, of waar zulks voor het handels
belang noodig was, goederen daarvan
te ontheffen.
In Haarlem werd door de stadsregee-
ring besloten een Waag te bouwen.
Wanneer dit precies gebeurde is niet
bekend. Wel weten we, dat zij niet aan
het doel beantwoordde, om welke reden
in 1598 een nieuwe gebouwd werd, welke
wij thans nog kunnen bewonderen.
Vroeger stonden voor dit gebouw twee
eeuwenoude lindeboomen, aan het
Spaarne een kraan. Alle drie hebben zij
het tijdelijke voor het eeuwige ver
wisseld.
In de omgeving van de Waag, name
lijk in de groote Houtstraat heeft zich
eeuwen geleden een drama afgespeeld,
dat geen hooge dunk geeft van de waar
heidsliefde van onze voorvaderen:
„In of omtrent het jaar 1403 had er
geen geweldige storm, door welken de
dijken doorbraken, zoodat al het om
Enkhuizen, Medemblik en Purmerend
liggende land, onder water stond.
Met dezen storm werd een ongewoon
zeeschepsel van het vrouwelijk geslacht,
van boven ee:. vrouw en van onder een
visch gelijkende, met lange haren en
met zeeplanten begroeid, dat een vreemd
geluid, zonder onderscheiding van toon
deed hooren, door melkmeisjes gevan
gen en te Edam gebracht. Dit zeemensch
had men een geruimen tijd met gewoon
men6chenvoedsel bij het leven gehou
den. Het gerucht van zoodanig een
schepsel vervulde weldra het gansche
land en oud en jong liep uit om dit won
der der natuur te zien
Deze zeldzaamheid kwam ook ter
oore van de Rgeeering van Haarlem,
welke aan die van Edam verzocht, om
dit zeemensch hetgeen een meermin zou
geweest zijn in deze stad te mogen heb
ben.
Dit werd toegestaan en gevolgelijk
kwam zij in deze stad aan, alwaar zij
eenigen tijd in het zoogenaamde „Gat
van de Groote Houtstraat" het 4e huis
aan de Westzijde gewoond heeft, door
•ioor oen omgang met menschen be
schaafd weri. spinnen ja zelfs, het toe
ken des kruises maken leerde en op
het kerkhof alhier begraven is."
(Wordt vervolgd).
„Vereen. „Algemeen Welzijn".
De algemeene ledenvergadering van
bovengenoemde vereeniging werd Woens
dag gehouden in de zaal van den heer Tim
merman.
Na het openingswoord van den voorzit
ter, den heer J. P. C. Maars, kregen wij de
verslagen te hooren van den secretaris, den
penningmeester, den heer L. Jurgens, den
bibliothecaris tevens beheerder van Het
Leesgezelschap en van de Floraliatentoon-
stelling.
Uit het verslag van den secretaris verna
men wij dat in den afgeloopen winter drie
avonden waren gegeven, twee filmavonden
en een avond met een amateur goochelaar,
welke avonden zeer goed bezocht waren
en een succes voor de vereeniging. De Flo-
raliatentoonstelling was goed geslaagd,
dank zij veler medewerking en de rekening
sloot met een klein nadeelig saldo van
1.65. Het verslag van den penningmeester
was minder rooskleurig, daar was maar een
heel klein kassaldo, wat de secretaris dan
ook aanleiding gaf in zijn jaarverslag er
nog eens op te wijzen, dat men moet trach
ten leden te winnen. De contributie kan
geen bezwaar zijn, want deze is voor een
gezinshoofd minimum 0.50 en voor elk
gezinslid 0.25. Deze opwekking had wel
succes want er gaven zich 15 nieuwe leden
op. De bibliotheek verheugde zich in veler
belangstelling. Er waren dit jaar weer
meer boeken uitgeleend dan het vorige
jaar Ook de pensiongasten maken er een
dankbaar gebruik van. Door een schenking
waren weer dertig van de nieuwste romans
in de bibliotheek opgen. men, waarvoor
een woord van dank aan den schenker op
zijn plaats is, terwijl uit het Leesgezelschap
dertig romans, die gecirculeerd hadden, in
de bibliotheek kwamen, een totale aan
winst dus van 60 deelen. Finantieel stond
de bibliotheek er ook goed voor, evenals
het Leesgezelschap. Dit bestaat uit dertig
portefeuilles, die elke veertien dagen ver-
v irselen en waarin zich bevinden 12 tijd
schriften en een roman. De zaak liep gere
geld en tot tevredenheid van de lezers. De
houtzaagcursus en cartonnagecursus waren
bezocht door ongeveer 25 kinderen, die
met plezier gewerkt hebben en o. a. de
prijsjes voor de Floraliatentoonstelling
maakten.
Over de winterplannen werd medege
deeld, dat het bestuur van plan was een
filmvertooning en een avond met verschil
lende vereenigingen te geven. Zij zullen
•jr u' jS'uur verder worden voorbe
reid. Voor de cursussen zal een commissie
worden samengesteld, die dan van plan is
uitbreiding aan de cursussen te geven.
Penningmeester en bibliothecaris werden
onder dankzegging voor hun goede beheer,
gedéchargeerd.
In de pauze had de verkoop plaats van
de tijdschriften uit het Leesgezelschap. De
ze verkoop had een vlot en prettig verloop
en de tijdschriften brachten nog 11.70 op.
Na de pauze hield de heer F. Schermer
zijn lezing over Oud Schoorl". Teruggaande
in het verre verleden, vertelde hij, dat het
hier eens een kale vlakte was, waarop al
leen wat mos groeide, en hier het rendier
leefde. De zeespiegel was in dien tijd lager
dan nu, evenals de temperatuur. Later,
toen de temperatuur hooger en het kli
maat milder werd, waardoor de gletschers
gingen smelten, kwam er veel water in de
zeeën, die daardoor hooger tegen de kust
stonden. Engeland was vóór dezen tijd met
het vaste land verbonden, maar toen de
zeespiegel hooger en hooger werd, werd
het verbindingsstuk door de stormen weg
geslagen en ontstond wat nu bekend is als
het Nauw van Calais. De Noordzee kwam
toen in verbinding met de Atlantische
Oceaan en de getijstroomen voerden het
zand mede en kwamen tot rust ongeveer
tusschen Bergen en Schoorl, waar een
Schoor-wal ontstond. Duidelijk is deze
scheiding aan het zand te zien. Het zand
dat de Noordelijke getijstroom aanvoerde
is anders van samenstelling dan dat wat uit
het zuiden kwam. Na verloop van duizen
den jaren ontstonden zoo de duinen. Van
Schoorl is bekend, dat het in 868 met het
Noordelijk daarvan gelegen land geschon
ken werd door Karei de Kale aan de Bis
schoppelijke kerk te Utrecht. Schoorl, dat
t en 200 inwoners telde en ongeveer 55 A
60 huizen, kreeg een moederkerk, waaron
der ressorteerde 4 kapellen, o.a. een in Ber
gen. De Bisschoppelijke kerk hief een be
lasting van de bewoners genoemd de
Garsttiende, dus van elke tien schoven
garst moest er een afgestaan worden aan
haar en deze belasting werd later, in 1148,
afgekocht. In 1094 werd Schoorl cadeau ge
geven aan het kapittel van St. Jan. De
schutspatroon van de R. K. kerk te Catrijp
is nog St. Jan.
Aan de hand van een teekening liet de
spreker nu zien, hoe langzamerhand dijken
werden gemaakt om het water, dat het
hooger gelegen land overal omringde,
eenigszins binnen de perken te houden
v<?.„ e de Schoorlschc zeedijk een
natuurlijke zeekeering tegen het Sijpe wa-
ter. De Oostgrens van Schoorl werd ge
vormd door een natuurlijk riviertje de ri-
gara, wat later werd het Noordhollandsch
kanaal. In die vroegere dagen werd het
ook al binnen de perken gehouden door
lage di,ken, zooals de Evendijk. de Tarwc-
d.jk, de Hoogediik enz. Dit riviertje kwam
door een sluisje bij Krabbendam uit in het
Uit de Alkmaarsche Courant
van 9 Nov. 1835.
Vanwege de directie van 's Rijks
Museum voor de Natuurlijke
Historie te Leiden is ons het
volgende medegedeeld:
„Bij den steeds toenemenden
bloei van 's Rijks Museum van
natuurlijke historie, zal het wel-
ligt niet overbodig zijn te ver
melden, dat hetzelve onlangs
ook in het bezit is gekomen
eener tot nu toe ontbroken heb
bende huid van den volwassen
Afrikaanschon Olifant, welke
oen belangrijke plaats in de
volgreeks der groote viervoetige
dieren vervullen zal. De houten
vorm (charpente), over welken
die huid zal getrokken worden,
is thans gereed, en in die mate
gelukkig uitgevallen, dat dezelve
nog eenen korten tijd onbekleed
zal blijven, ter bezigtiging van
het publiek, en tevens als een
bewijs van de buitengewone be
kwaamheid van 'e museums
eerste preparateur, den heer
J. T. ter Meer, ook voor deze
soort van arbeid, welke juist
een gedeelte uitmaakt van de
moeijelijke en schaars beoefende
kunst van opzetten, waarin hij
uitmunt, en aan welker ruime
aarspr<tak op lof en aanmoe li
ging, wij te gelijk, langs dezen
weg, gaarne willen tegemoet
komen.
STADS-SGHOUWBURG.
Met permissie van Hun Ed.
Achtb. de Heeren Staatsraai
Burgemeester en Wethouders
der stad Alkmaar, zullen de
acteerende leden van het alhier
bestaande Tooneelgezelschap op
Ding6dag den lOden November
1835, in de Stadê-Schouwburg
ten tooneele voeren: EDUARD
IN SCHOTLAND of DE NACHT
EENS VLUGTELINGS, Tooneel-
spel in drie bedrijven en na het
zelve DE CONTRABANDEN of
DE ENGELSCHE GOEDEREN,
Blijspel in twee bedrijven.
Ten 6 ure op het Tooneel.
Namens de Directie,
W. RASCH, Secretaris.
Sijpe water. In 1228 kwam er meer een alge
meene bedijking en werden de bestaand!
dijken verzwaard. Zoo ontstonden eea
zanddijk langs de Noordzee en de Am-
bachtsdijk langs Schoorldam en Koedijk.
In 1466 regelde Philips van Bourgondië ie
betaling der dijklasten, die door geheel
Noordholland moesten worden betaald.
Daarna gaf de spreker een uitleg van het
ontstaan van den droomer en de slagerdijk
tusschen Camperduin en Petten; hoe Pet
ten, dat reeds tweemaal in de zee was
verdwenen van de Leihoek naar zijn tegen
woordige plaats is verhuisd en omgeven
werd door dijken. Ook Camperduin, dat
oo1: al een keer in de zee was onderge
gaan, werd beschermd door het doortrek
ken van den dijk van Petten. Camperduin
had ook een kerkje en de bijbel daaruit
ligt nu op den kansel in de Schoorler kerk.
Schoorl werd bestuurd door 2 burge-
mecstern en 7 schepenen, elke schepen
vertegenwoordigde een schependom, wat
later de buurtschappen zijn geworden, zoo
hadden we Aagtdorp, Schoorl, Buitenduin,
Bregtdorp, Catdorp(Catrijp), Hargen en
Camperduin. Groet of Groede was ee»
aparte gemeente, waarvan niet veel te ver
tellen was. Verder was er de Schout, de
vertegenwoordiger van den leenman, die
tevens recht sprak.
De zuidelijke duinen waren particulier
eigendom en de noordelijke duinen behoor
den aan de abdij van Egmond en heetten
de abtsduinen. Aan den Munnikenweg in
Groet stond 't abtshuis en in den Schoorl-
schen dijk bevond zich het abtssluisje,
waardoor de zandschepen van de zand
mennerij, die ook al heel oud is, naar de
Zi;pe en verder gingen.
In 1629 kreeg Schoorl met Groet het
privilege, dat zij de helft ontvingen van de
pachtsom van de zandmennerij, de andere
helft was voor de Gecommiteerde van
Holland, waarvan Schoorl dan weer 7/8 en
Groet 1/8 kreeg. Dat dit reeds in dien tijd
van belang was, blijkt wel uit de mededee-
ling, dat Caspar Spinlo, de Schout van
Schoorl, deze zandmennerij pachtte voor
de som van 2400 per jaar.
Vervolgens vertelde de spreker, dat
Schoorl ook een papiermolen was rijk ge*
weest, die gestaan heeft aan de Colversie'
beek (Kolfjesbeek) en voor 150.000 aan
papier naar Spanje leverde. Van dit papief
had de spreker eenige stuks in bezit, dl*
door de aanwezigen bezichtigd koncle°
worden.
Ook kwam natuurlijk de Schoorlsch*
molen ter sprake; vroeger eigendom van
de gemeente, later particulier eigendom cn
die nu weer het eigendom van de gemeente
Schoorl zal worden en daardoor nog lanje
jaren het landschap van Schoorl zal
ren.
Daarna liet de spreker nog aan de han
van een teekening zien, hoe Schoorl
een honderd jaar geleden uitzag en wees o
verschillende plaatsen aan waar
de voor
naamste huizen in die dagen stonden. U
het hutje van Teun de Jager, bekend u,
de „Camera Obscura" van Hildebrao
kwam ter sprake.
Met een opwekking om Schoorl voor
nageslacht te bewaren, zoo a!s het v0°j~0j
slacht het voor ons bewaard heeft, be*'
de spreker zijn zeer interessante lezing-
De aanwezigen sloten zich met een
telijk applaus aan bij de woorden van o
die de voorzitter tot den heer Scher
richtte.