D HOLLAND's STEDENSCHOON IN PRAAT EN PRENT. Stad en Omgeving Jeuitfaton TEKST EN TEEKENINGEN VAN LEO ZELDENRUST. HAARLEM VIII. Wat het rumoer betreft, kan het «r in ons parlement heusch nog wel mee door. Om slechts één voorbeeld te noemen: het rumoer, dat door obstruc tie ontstaat, hebben wij ten onzent zoo goed als nooit gekend. Het buitenland wel. Ziehier een korte beschrijving van een obstructie-tooneel in het Oosten- rijksche parlement: „Men schreeuwde wild dooreen; er klonk bovendien een samenzang, waar voor 15 volksvertegenwoordigers met goede stemmen waren aangewezen. Ve len klepperden met het deksel van hun lessenaar in het tempo, dat aangegeven werd door het lid dat de Turksche trom had meegebracht; een sterke afdeeling der oppositie blies op trompetten en snerpende fluitjes. Hiervan was de afge vaardigde Senelv het middelpunt; hij hanteerde twee deksels van ijzeren pot ten als bekkens. Nu en dan zongen do heeren een lied van het oude Bohemen als afwisseling hunner ketelmuziek". Iets dergelijks hebben wij bij ons nooit gekend. Tweemaal heeft er in onze Tweede Kamer een zeer makke obstructie plaats gehad; het belang rijkst was die in 1910, toen de rechter zijde weigerde over de sociale verzeke ring het debat te heropenen en de heer Schaper 20 maal over onbeduidende punten van de agenda stemming vroeg. Het was bij die gelegenheid, dat de heer Schaper tot de rechterzijde riep: „Sme rige, ellendige troep! Dompers zijn ju- lie!" woorden die hij later introk. Trouwens, de heer Schaper zélf heeft zich ook wel eens iets onvriendelijke hooren toevoegen. Zoo zei de commu nist dr. van Ravesteyn eens in een par lementair debat tegen hem: „Je bent zoo stom als de Groningsche kerktoren". Ter tegemoetkoming aan de Groning sche lezers wil ik hier dadelijk bijvoe gen, dat ik niet snap, waarom spéciaal de Groningsche toren stommer zou zijn dan die van Den Haag, Utrecht, Arnhem, Nijmegen, of andere plaatsen. Ook het ontruimen van de publieke tribune heeft in ons parlement naar ik meen, slechts eenmaal plaats gehad, n.1. tijdens een rede van Troelstra, toen het publiek wat te mild was met zijn bij valsbetuigingen. In dit verband herinner ik mij een „Wat dat ick ben, hoe 'k stae in Huysen, Hof en Muren, Kan vders ooge sien, maer in mijn tyieg en Luren, Hoe dat ick eerst begon, wat dat ick ben geweest Lamb. Oroen. Haarlem, de Bisschopsstad. Een der vele Hollandsche steden, die kunnen bogen op een groote hoeveelheid stadsschoon. gepaard aan een schitterende omgeving. Hoe menig interessant plekje is er niet te vinden, hetzij door belangwekkendheid van haar geschie denis, hetzij om der wille van de schoonheid Dit laatste behoeft niet altijd gezocht te werden in grootscbe pa'eizen, d;e men er niet te vaak aantreft, acch juist de eenvoud, het simpele, de klaarheid der Hol'andsche bouwkunst uit vroeger eeuwen doet zoo wel dadig aan en schenkt dengene, die hier oog voor heeft en het heeft weten te ontdekken een onuitputtelijke bron van genot. En een van die bronnen is ongetwijfeld Haarlem, de stad welker geschiedenis terug gaat tot ongeveer de 9de k 10de eeuw. In de 12de eeuw was het reeds een om muurde stad hetgeen blijken moge uit een Rijmkroniek van den schrijver Melis Stoke uit het jaar 1158: Als men elfhondert las En vijf en vijftich ons Heeren jaer, Quamen met orloghen zwaer Die Vriezen van Drechterlant En hebben gheroeft ende verbrant Die van Kenemare harde sture. Dit versaghen d e gheburen Van Okesdorp, ende porters mede Uyt Haerlem van der stede... Over de oorsprong van haar naam is men het nog niet eens. Volgens Oudenhoven (1668) is haar naam op de volgende wijze ontstaan: „Haer'\ beteekende in oude tijden „schraal" of „mager". Men sprak van „hcerig weder" of „haprighe locht", d.i. schraal weer, schrale lucht. Ook „haerig lant". „Lem" of „loem" beteekent „vette grond". Het was derhalve een combinatie van schrale en vette grond, of duingrond en w:i- deland. Voor de juistheid der redeneering wordt echter niet ingestaan. Het oudste kerkgebouw in Haarlem is de Eakenenserkerk, in Gathische stijl opge trokken en dateerend uit ongeveer 1250. Zij werd waarschijnlijk gesticht door graaf Willem II in de oude buurt „Bakenee", wel ke later bij de stad getrokken werd. De kapel, parochiekerk is zij eigenlijk nooit geweest, heeft een sierlijken toren, die voorheen van een zeer welluidend klok- kespel was voorzien. Destijds was de kerk grooter dan thans, doch een gedeeltt is tot particuliere woonhuizen verbouwd. Tijdens het te'eg der Spanjaarden (1572 1573) wat het terrein voor de Bakenesser- kerk nog open en onbebouwd. In de Vrou westeeg (de kapel was aan Onze Lieve Vrouwe gewijd) vond men den hoofdin gang, waar men ter herinnering aan de verbouwing in de 17de eeuw leest: Si lar.dum nova oui templa tulerunt; Cur non, qui roncvant et vetu» hoede ferunt. JAARVERSLAG VAN DEN ARMENRAAD. (Slot.) Het helpen van de buren onderling, wan neer kleine huishoudelijke werkjes waren te verrichten, wordt steeds en steeds minder. Ock moet worden geconstateerd, dar in wonende kinderen, dikwijls een te groot deel van hun inkomen gebruiken voor klceding en genoegens. De zucht naar mooie kleeding. schoeisel en toiletbehoeften leidt er ook toe, dat van ui'- wonende, ongehuwde kinderen weinig steun wordt ontvangen. Werden de gelden be-tesd cm bij huwelijk of eventueele andere om standigheden een spaarpot te hebben, dan zou het eigenbelang en dat van de gemeen schap zijn gediend Dit is echter niet he< ge val. Het komt helaas te dikwijls voor, dat mer- schen, die voor hun huwelijk te samen nog wel wat hadden kunnen overleggen, alles op afbetaling koopen, en zonder een klei".' spaarpot beginnen. In deze is de Oud Hol landsche degelijkheid in vele opzichten ver dwenen. Het blijkt ons herhaaldelijk, dat jonge vrouwen niet in staat zijn, om eenvoudige kleedingstukken voor zich of de kinderen 'e maken, terwijl velen het bre en niet zoodanig machtig zijn, dat zij onderkleedinor of konson voor het gezin kunnen vervaarden Dit alles maakt, dat meet worcien gekocht waar in men met eigen handen had kunnen voor zien. Wel is waar wordt getracht door hui" houdcursussen dit tekort aan kennis weg :e nemen, doch deze cursussen kunnen niet meer zijn, dan een weg wijzen hoe men door ver- Doch hoe droog dat deel der begroo- ting dan ook is nog droogkomiekeri- ger was de Minister van Waterstaat van de Vegte, die twee jaar geleden is over leden. Hij hield redevoeringen, waarvan elke zin een grap of een stuk ironie was. Op een keer zei hij: „Dit is één ma nier, om die zaak op te lossen. Ik heb nog wel duizend andere manieren, al schiet er mij toevallig geen enkele van te binnen". Op een anderen dag: „De geachte afgevaardigde heeft mij bij een broedsche kip vergeleken. Dit was ver keerd. Een broedsche kip trouwens moet men wegjagen, want daarvan heeft men last. Ik ben echter een broe dende kip. Ik hoop mij als zoodanig te gedragen, maar een broedende kip, mijne heeren, moet men met rust la ten". „Mijnheer de Voorzitter", riep hij ook eens, „ik wil den zucht van den heer Ketelaar doen overgaan in een zachten juichkreet". En weer op een anderen keer: „Ik heb den toestand van den Dommel en de Aa onderzocht, maar ik zal er niets van meedeelen, anders zegt men: waar haalt die man die wijsheid vandaan!" Tot den heer Kortenhorst zei hij eens: „Mijnheer, op dat denkbeeld moet u patent nemen, want dat is het ei van Columbus!" En openhartig was een maal deze bekentenis: „Het spreekt vanzelf dat ik van die dingen waar ik nu met zoo'n gewoon gezicht over sta te praten, een half jaar geleden nog nooit iets had gehoord". 1639 Hebben zij, die nieuwe tempels bouw den, lof verdiend; waarom zou men dan ook hem niet eeren. die ze vernieuwen en van het oude dit gebouw hebben op gericht. Zéér bekend zijn van deze stad de Haar- lemsche hofjes. Het oudste onder hen is het Hofje van Bakenes. of de Bakenesser Camers, dateerend uit het jaar 1395. Gebouwd door Lysbeth Dirks (of Dierts) dochter en hare zonen Jan en Dirk, naar aanleiding van bet testament van Dirk van Bakenes. Het geslacht Bakenes ontleende zijn naam aan de heerlijkheid van dien naam. die waarschijnlijk uit een eiland in het Spaarne bestond. Volgens den wil van Dirk van Bakenes moest het hofje niet op Bakenesser, doch op Haa.Vmsch grondgebied gesticht worden Boven het hierbij afgebeelde poortje, dat uit het jaai 1658 dateert en toegang geeft tot het hofje vanuit de Wijde Apelaarsteeg, ie/en we: Geslicht door Ditck van Bakenes Voor vrouwen acht en tweemaal ses. („Acht en tweemaal ses" heeft betrekking op het 20-tal oude vrouwen, dat in het hofje mocht wonen). Ook dit hofje heeft wel het een en ander van zijn schil 'erachtigheid verloren, doch )S toch nog steeds een der aardigste plekjes vin de oude bisschopstad, Haarlem (Wordt vervolgd). dere zelfoefening de noodige vaardigheid kan krijgen. Wij zijn van oordeel, dat door de verschil lende instellingen te weinig wordt gedaan aan het geven van de ideëele hulp, waarover wordt gesproken in de M v. T. op de Armen wet. in welke memorie wordt aangegeven, dat de hulp voor wat het ideëele betreft, moet bestaan uit: toezicht, raad en bijstand Het zal menigmaal helpen, indien kinde ren, die in dezen tijd te veel voor eigen ge bruik noodig hebben, door vreemden op n?t verkeerde worden gewezen, vooral indien dit op oordeelkundige wijze geschiedt. Menige jónge huisvrouw zou met haar geld meer kur- nen doen, indien haar raad werd gegeven ten aanzien van het huishouden, en hoe zij „door op de kleintjes te paseen" zou kunnen de natte en droge Waterstaat De natte zijn de rivieren; de droge Waterstaat is het deel der begrooting, waarin o.a. mijnwezen en spoorwegen worden be handeld. incident. Een jaar of twaalf geleden hield het liberale lid mr. van Doorn een interpellatie over de houding onzer Re geering met betrekking tot de door den Paus uitgevaardigde Borromeüs-ency- cliek, waarin op scherpe wijze over de Protestanten werd geoordeeld. Toen hij deze encycliek crltiseerde, klonk van de publieke tribune luid applaus en toen de Voorzitter daartegen waarschuwde, riep de heer Van Doorn: „Ja, maar dat was de stem van het Nederlandsche volk die daar klonk!". De heer van Doorn zag echter spoedig in, dat hij deze inmenging van het publiek niet had mogen verdedigen en bood den Voorzitter zijn excuses aan. En nu zie ik ook weer het oogenblik voor mij, dat plotseling midden in de zaal der Tweede Kamer een dame stond, die er ganschelijk niet thuis hoorde, die alle boden en Kamerbewaarders had weten te verschalken, en die met luide en welluidende stem riep: „De dienst weigeraar Herman Groenendaal moet vrij. Het was eerst doodstil in de Kamer, maar toen laaide het rumoer op. De dame, echtgenoote van een bekenden en geëerden inwoner van Dordrecht, werd met zachte hand op het Binnenhof ge deponeerd. D. HANS. "MaU-Crtme" AL»alU dc huid zacht en mat. De beste on derlaag voor poeder Eau de Cologne Verfrtscht en verkwikt te allen tijde. In beroep, bij sport, op reis. E ONBUIGZAMEN naar het Engelsch van J. S. FLETCHER door mr. II. J. 4) Maar dien morgen zou hij later dan ge woonlijk op zijn club komen, al was hij dan ook vroeger dan gewoonlijk er heen gegaan Op zijn morgenwandeling nam hij steeds denzelfden weg van de molens en de pakhuizen, waar de lucht dik en vettig was door olie en afgewerkten stoom, door de geuren van wol en chemicaliën, over de oude brug de steile Hoogstraat op en zoo naar zijn clubgebouw op de Markt. Die morgenwandeling was een gebeurtenis. Iedere man, vrouw of kind in Halfirth ken de mijnheer Carsdale'.kooplieden, die voor hun winkels stonden, kregen een knikje van hem in het voorbijgaan; nlj kwam ken nissen tegen, die hij begroette; autoriteiten met wie hij een woordje wisselde; vrienden, die hij staande hield voor een praatje. En altijd was er wel iemand, die hem een nieuwtje wist te vertelleneen schan daaltje, of een stedelijke belangrijkheid, die sedert den vorigen dag gebeurd was. Midden in de Hoogstraat kwam zoo'n nieuwtjesbrenger hem tegen en hield hem staande een kleinere fabrikant in het zelfde bedrijf. Hij trok Oliver terzijde op het trottoir en keek hem scherp en aan dachtig aan. „Hebt u onderweg het nieuws al gehoord, meneer Carsdale?.,., Van Zaterdag?" Er was iets in den toon van den man, dat Oliver op hem deed neerzien van af zijn zes-voet-ncogte niet een zekere nieuws gierigheid. „Neendat ik weet nietWat is er dan voor nieuws?" „Niets over Joe Bickerdyke gehoord?" vischte de ander uit, hem nog steeds goed opnemend. „Oeen enkele praatje?" „Ik heb geen woord over Joe Bickerdyke gehoord", antwoordde Oliver. „Ik heb hem in de laatste paar dagen zelfs niet gezien" „Neen, dat zal wel", hernam de ander „Hij is weg geweest... naar Londen., Daarom was hij hier nietMaar Zater dagavond is hij teruggekomen". „Nou? En wat zou dat?" De nieuwsbrenger trok Oliver nog wat meer uit het straatgewoel weg. „Ik weet zeker, dat u er be'ang in stel'en zult", zei hij. ,.In uw jeugd hebt u immers nog iets mpt dat oude huis te maken ge had, nietwaar? Joe Bickerdyke heeft Ryve- dale Abbey gekocht Oliver had heel zijn leven zijn best ge daan om zijn gevoelens in bedwang te hou den en niets te laten bli'ken. Hij wist zich altijd te beheerschen. Hij had er een hekel aan overrompeld te worden; hij had er zich steeds in geoefend om zijn gelaat, zijn han den, heel zijn wezen in bedwang te houden. Maar deze man had hem toch van z'n stuk ken gebracht. Onwillekeurig schrok hij; zijn wangen werden vaalbleek boven zijn grij zen baard; het trillen van zijn snor ver bied, hoe zijn lippen beefden; de met zilver beslagen knop van zijn parapluie kraakte hoorbaar onder zijn krampachtigen greep. „Dat is een vervloekte leugen!" riep hij schor, ,,'n Vervloekte leugen!" De ander keek hem van terzijde aan en scheen te begrijpen, waar het om ging. „Goed en welmaar ik heb het van Charlesworth gehoorden die had het van Bickerdyke zelfCharlesworth was gisterenavond bij Bickerdyke ten eten ge vraagd. Het is heelemaal geen geheim meer Bic! erdyke heeft het goed verleden week, toen hij in Londen was, gekochten hij heeft verteld, dat hij dezen zomer verhui zen gaat. U schijnt het geen prettig nieuw tje te vinden, meneer Carsdale Hadt u soms een oogje Maar voordat de man zijn zin kon af malen, had Oliver zich reeds omgekeerd en Lep nu met greote passen, woedend en op gewonden, de straat over. Hij ging aan den overkant in de zon Icopen, zonder te letten op de menschen die hem angstig verwon derd nakeken. Met de ellebogen stiet hij een groepje jongelui, die met e'kaar voor een openstaande deur stonden te praten, op zij. liep naar binnen, een breede trap op en stapte, zonder een'ge plichtplegingen, 'n kantoor binnen, waar een man achter een lc3"cnpnr brieven zat te lezen „Wat moet dat beteekenen?" vroeg Oli ver, zonder te groeten. „Die Hollis, dat groote kletswijf... de grootste kletsmeier van heel Halfirth die vertelt me daar netdat Joe Bickerdyke Ryvedale Ab- bey gekocht zou hebben! Wat heb je daar op te zeggen, HargreavesWat weet jij daarvan? Voor den dag er mee!" De zaakwaarnemer schoof zijn stoel wat terne en knikte. „Het is waar!" zei hij. „Heelemaal waar Hij heeft het gekocht". Oliver begon te razen en smeet zijn para pluie van woede tegen den grond Het was verschrikkelijk om aan te zien, zoo woe dend als de man was en Hargreaves stond qp om de deur, die Oliver open bad laten staan, te siuiten. „Kom, maneer Carsda e neem het nou zóó hoog niet op!Het is nu eenmaal ge beurd. Ik heb er niets mee Ie maken gehad ...Ik heb het z.'f pas vijf minuten geleden gehoord teen ik dezen brief openscheur de. Alles is achter mijn rug om gebeurd. Kom kom nou u staat toch veel te hoog opi uzelf zoo iverstuur te hten bren gen Zet het uit uw hoofd, meneer Cars dale... Kom, zet het uit uw hootd!" Oliver keek hem een togenb'.ik zwijgend aan en liep dan naar 't raam. dat uitzicht gaf over de stad. Het kantoor van Hargrea ves was hoog gelegen en hij kon het fa- brieksgedeelte van Halfirth overzien, zijn eigen wolmolens en spinnerijen, de andere fabriekenook die van Bickerdyke Hij knarste op zijn tanden, toen hij die zag maar toen hij zich omkeerde was hij toch wat bedaard. „Wat weet je er van af?" vroeg hij „Wat staat, er in dien brief? Van wien komt die? Wie heeft het je verteld? Ik heb bet van Hollis die had het van Charlesworth. en d e had 't van Bickerdyke zelf Dus is het waar?" „Het is waar", antwoordde de zaakwaar nemer. „Die brief is van lord Ryvedale zelf. Ik zal het u wel in het kort vertellen Bickerdyke is een paar dagen in Londen ge- weestpolitieke aangelegenheden, geloof ik. Maar hij heeft lord Ryvedale daar ont moet en ze hebben de zaken onder el kaar afgewikkeld. Het zakelijke gedeelle door de zaakwaarnemers van lord Ryvedale I n Londen... en dooi die van Bickerdyke Het is gebeurd ik verzeker u, dat ik ei geen woord van geweten heb ik had er niet het minste vermoeden op, voordat ik dien brief ontving. Ik kan ook niet zeggen dat hij mij nu juist netjes behandeld heef in dit gevalmaar het feit ligt er nu eenmaal. Onprettig voor u... maar bet blijft een feit. Gek genoeg anders. ik heb nooit gehoord, dat Bickerdyke een oogje op Ryvedale Abdey had". Oliver stiet een kreunend geluid uit en balde de vuisten „Die vervloekte kerel", brulde hij. „Hij wist heel goed, dat ik het hebben wou dat wist hij al te goed!" Hargreaves keek hem opeens met belang stelling aan. „Wist hij het?" vroeg hij. „Hebt u h«< hem dan verteld?" I Oliver gromde als een kwade hond, aan wien een andere hond een been ontstolen heeft. „Bickerdyke en ik zijn goed met elkaa gewee3tnu ja, geen boezemvrienden maar toch wel vrienden meer dan nissen in elk gevalHij kwam bij mij huis en ik bij hem.Er heerschte ^rien schap tusschen onze families Ik heb zoo'n idee geh ad, dat mijn zoon, L Johnnou ja, een kijkje had op dochter van Bickerdyke... op Maryik heb ze ten minste wel w zien wandelen en zoo meer... Ik iiet» de Joe als een vrienden ik me wel eens over Ryvedale tegen uitgelaten. Hij wist het... hij W18t' ik mijn zinnen er o vuile gemeene stree nei... een ik mijn zinnen er op gezet had! w<» vuile gemeene streekwat een P' streek is het dan van hem!" tem(je ,,'n Gemeene streek is het zeker! yjn. Hargreaves toe, met samengevou^e e„je gers voor zich op zijn papieren uer!" „Bickerdyke is een erg yervoIg^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 10