^Buitenland
De oorlog in Oost-Afrika.
Op weg naar Abessinië.
iii.
CHINA EN JAPAN.
Samenwerking tusschen Noord
en Zuid.
Censuur op berichten uit Noord-
China.
Soeng Tsjai Yoean als bemid
delaar.
DE KAMER SCHENKT WEDEROM
HAAR VERTROUWEN AAN LAVAL.
De motie van vertrouwen.
Het financieele debat
TREINBOTSING TE BRESLAU.
Vier-en-veertitf gewonden.
HET GRAF VAN BEATRICE
D'ESTE GEVONDEN?
VISSCHERSBOOT VERMIST.
De algemeene toestand.
De berichten van de fronten worden
steeds kleiner in aantal, en ook hun gelijk
luidendheid raakt hoe langer h'oe verder
zoek. Maarschalk Badoglio moet gisteren
aangekondigd hebben, dat de censuur aan
de fronten nog strenger zal worden, zoodat
hier voorloopig nog wel geen verbetering in
zal komen.
Van het zuidelijk front worden geen bewe
gingen gemeld. De Italiaansche luchtmacht
blijft actief. Gisteren z;jn er weer eenige
plaatsen ten zuiden van Daggaboer gebom
bardeerd De Abessiniërs houden vol, dat de
schade eergisteren te Daggaboer bij het
bombardement aangericht niet zeer groot is.
De stemming van de Abessinische troepen
te Dzjidzjiga schijnt te lijden onder het uit
blijven van Italiaansche actie. Generaal
Nassiboe zou verklaard hebben, zijn man
nen nauwelijks van een uitval te kunnen
tegenhouden.
Van Italiaansche zijde meldt men dat ras
Syoem pogingen in het werk stelt om bij ras
Kassa, ten zuiden van Makallé, te komen en
dat het Tembien-plateau in verband hiermede
vrijwel ontruimd is door de Abessiniërs Op
gemerkt moet worden, dat dit volgens Ita
liaansche berichten reeds lang het geval
was. Zelfs kwamen er uit Italiaansche bron
een week geleden al berichten van een ge
lukkige hereeniging van Syoem en Kassa. De
Abessiniërs zijn niet minder goed op de
hoogte met de situatie op het Tembienpla-
teau, want zij melden, dat de Italianen thans
het Tembienplateau ontruimd hebben.
Men verwacht in het Italiaansche hoofd
kwartier, dat het nog wel een week zal duren
voor de Italianen hun actie in het noorden
zullen hervatten. Het zou in de bedoeling
van maarschalk Badoglio liggen, de opera
ties in te zetten met lichte, niet gemechani
seerde divisies.
Badoglio zou verder besloten hebben, zeer
intensief actie te voeren tegen de Abessinische
afdeelingen die zich nog achter de Italiaan
sche linies bevinden en die zich, naar men
mag aannemen, ook de laatste dagen tus-
schen de Italiaansche linies hebben weten te
dringen.
Het vertrek van den negus naar Dessië
wijst er op, dat de Abessiniërs bij Amba
Aladji en het Asjiangi-meer een beslissenden
slag willen leveren.
Abessiniërs vorderen op beide
fronten.
Naar te Addis Abeba verluidt rukken de
Abessiniërs zoowel in het noorden als in hel
zuiden langzaam op. Men verklaart, dat
Gheralta en Tembien bijna geheel van Ita
liaansche troepen zijn bevrijd.
De berichten, dat Gorahei, Gerlogoebi en
Wardair (ten W. van Wal-Wal) door Abes
sinische troepen zijn bezet, zijn evenwel niet
overeenkomstig de feiten. In militaire krin
gen rekent men er evenwel op, dat deze
plaatsen spoedig bezet zullen worden.
De berichten in het buitenland, dat een
groote Abessinische legermacht is doorge
drongen op Italiaansch gebied zijn niet juist.
De uitrusting van het Abessinische leger
is thans vervolmaakt met eenige duizenden
mitrailleurs
Italiaansche raming der Abes
sinische strijdkrachten.
Corrado Zoli, oud-gouverneur van Eritrea,
geeft in de „Tribuna" een opsomming van de
Abessinische strijdkrachten, die volgens hem
aldus verdeeld zijn:
In Tigré 110.000 man, nl. 20000 onder
Ocagh en Dedjaz Asfa Oessen Kassa, ge
legen ten noorden van Amba Aladji, 20.000
onder de beide zcons van Ras Kassa, gele
gen in de buurt van Socota en 70.000 onder
Ras Moelogheta, uen minister van oorlog,
in het gebied van Asjangi.
Aan het front van Somaliland 110.000
man n.L 45.000 onder Ras Nasiboe in het
gebied van Harrar, waarbij nog komen de
krijgslieden der Aroessi en het contingent
van 4.000 man der keizerlijke garde; twee
groote Abessinische legers, ten getale van
ca. 60.000 man die naar de Italiaansche
linies trekken en zich samentrekken te Dolo
onder aanvoering van Ras Desta.
Ernstige beschuldiging aan
adres van Ethiopië.
Fransche en Britsche journalisten aan
het Somalifront hebben den secretaris-ge
neraal van den Volkenbond het volgende
telegram gezonden:
,,Alle journalisten, geaccrediteerd in So
maliland, deelen den Volkenbond collectief
mede, dat de Ethiopiërs voor geweren en
mitrailleurs gebruik maken van dum-dum
kogels.
De overtuigingsstukken staan ter be
schikking van den Bond".
Het telegram is onderteekend door ma
joor Barnes van Reuter, de Maitre (Excel
sior), Henry Monfreid (Paris Soir), Paul
Berfort (Intransigeant) en Sosthènes de
La Rochefoucaula (Gringoire).
(Van onzen eigen correspondent).
Het is in de geschiedenis nog nimmer
voorgekomen, dat een oorlogs-correspon-
dent dat heeft kunnen brengen, wat hij wil
de, n.1. berichten die stuk voor stuk ten vol
le betrouwbaar waren. Hoewel dit voor den
krantenlezer eigenaardig mag klinken is
het niettemin een feit en wel om de dood
eenvoudige reden, dat het een oorlogs-cor
respondent vrijwel nimmer gelukt is door
te dringen tot de generale staven en andere
bevelvoerende machten, die als eenig juiste
bron beschouwd mogen worden tot het ver
strekken van juiste berichten. Het zal mij
zeer licht vallen, u dat ook te bewijzen, in
dien u de moeite neemt de tallooze berich
ten, die in de Hollandsche pers verschij
nen, nauwkeurig met elkander te vergelij
ken, waarbij onmiddellijk opvalt, dat groote
verschillen in berichtgeving te constateeren
is.
Ook uw correspondent heeft het njet zoo
ver kunnen brengen. Doch laat ik hier te
vens aan toevoegen, dat ik ongelooflijk veel
pech heb gehad, waardoor ik practisch niet
in staat was iets te brengen van het oor
logsfront, ja zelfs niet in staat was ook
maar iets te schrijven, om de eenvoudige
reden, dat het mij door de Italiaansche
autoriteiten verboden werd. Het zal u dui
delijk zijn, dat, indien men iets dergelijks
verbiedt, men daar ook een goeden grond
voor moet hébben.
Welnu, die grond is inderdaad aanwezig,
iet verblijven onder verschillende troepen-
afdeelingen, zoowel van Abessiniërs als
"talianen, vervolgens mijn verblijf in diverse
Italiaansche gevangenissen en mijn ge
dwongen reizen in Italië in gezelschap van
de Publico Securezza (geheime politie),
lebben mij zeer veel geleerd, n.1. de weten
schap dat niet alles botertje tot den boom
is in het land van Mussolinï. Laat ik u aan
de ontzaglijk vele indrukken, die ik ojxleed
en op moest doen, mee „genieten" (het was
voor mij niet bepaald een genot), dan zult
u na lezing inzien, dat men oorlogscor
respondent kan zijn, zonder een oorlog ge
zien te hebben.
Voor ettelijke weken bevond ik mij in
In Italië.
Italië. Ik deed de gAruikelijke stappen, die
mij in staat moesten stelten mijn werk
zaamheden uit te voeren op de wijze, die ik
mij had voorgesteld. Ik stelde me allereerst
in verbinding met het Ministerio di Stampa
et Propaganda, alwaar ik ontvangen werd
door „II Commandante", die mij zeer hof
felijk, doch daarbij tevens zeer ernstig,
waarschuwde iets te ondernemen wat het
belang van Italië zou kunnen schaden. Ik
vertelde hem, dat ik niets anders had te
coen dan objectief te berichten wat ik zou
zien en beleven, hetgeen door hem aan
vaard werd. Meer nog, ik werd uitgenoo-
digd de Italiaansche troepentransporten in
oogenschouw te nemen in Napels, waarbij
ik de vrijheid had overal te komen waar ik
dacht iets te kunnen vinden dat voor onze
ezers interessant zou kunnen zijn
Tot zoover ging alles van een leien dak
je. Op een goeden dag scheepte ik me in
op een der groote stoomers der Lloyd
Triestino, met bestemming Massua. Nim
mer heb ik geweten, dat die dag tevens het
Ijegin was van een lijdensgeschiedenis, die
me veel deed ervaren varr de fascistische
autoriteiten, ervaringen die voor mij diep
grievend en voor hen minder vleiend wa
ren.
Op de mailboot.
Ik wil trachten U van hier af aan een
regelmatig verslag te geven mijner beleve
nissen. U de wederwaardigheden te schil
deren aan boord van een mailboot is voor
mij ondoenlijk. Ik zou daarbij de houding
aan moeten nemen van den journalist zoo
als die in Pickwick Papers beschreven
wordt, met een monsterachtigen duim in
den mond, en aangezien de werkelijkheid
hier te scherp is om de fantasie te verzach
ten, bepaal ik mij tot het eerste. U te schet
sen hoe mooi de zee is, de klare Zuidelijke
nachten en hoe men aan boord met spel,
zang en dans den tijd doodslaat dat kan
ik thans heusch niet. Zonder droefgeestig
te willen zijn of een treurige ziel. te, bezit
ten, die zwijmelt in een melancholiekj? buit,
er gebeurt op ons aardsche tranendal zoo
veel ongerechtigs, dat het me welhaast on
mogelijk lijkt iets opwekkens in dezen trant
te schrijven.
„Ships that pass in the night"
Statig glijden ze door de golven, den boeg
naar het nabije Oosten, gewend, voqrtstoo-
mende met volle kracht naar het „Zwarte
Land" Afrika. In de verte klinkt het ge
zang van vele jonge mannen over de wate
ren; het zijn de soldaten van het koloniale
leger, die in grooten spoed naar het donke
re werelddeel gevoerd worden om de ver
meende rechten van hun vaderland te gaan
verdedigen en, indien noodig, daarvoor blij
moedig te sterven. In het vaderland bleven
de verwanten achter, levend op de herinne
ring aan een blijmoedig vaarwel en tot we-
derziens, wetende dat de zonen uitgetrok
ken zijn tot het volvoeren van een taak, die
de beschaving hun heeft opgelegd. Het va
derland werd immers te klein en had ex
pansie noodig om tot de zoo noodige wel
vaart te komen!
Ik zat veelal aan dek verdiept in een col
lectie Hollandsche lectuur, kranten en tijd
schriften waarbij ik steeds weer getroffen
werd door tallooze berichten, die op zijn
zachtst uitgedrukt fantastisch of overdre
ven waren. Ze gaven in ieder geval niet
een juisten kijk op den toestand.
Hoe is de werkelijke toestand dan? Heeft
Italië die expansie werkelijk zoo hard noo
dig, of is dit slechts een dekmantel voor
den veroveringsoorlog, een oorlog zooals
wij dien in de koloniale wereldgeschiedenis
vele weten aan te wijzen? Zijn b.v. de ar
beidsverhoudingen in Italië van dien aard,
dat men een overcompleet van vakarbei
ders bezit, die in het land geen emplooi
kunnen vinden? Zijn de economische toe
standen verder gezond genoeg om een der
gelijk riskante onderneming, als thans ge
beurt te rechtvaardigen?
Laten wii eerstens vaststellen, dat Italië,
evenals andere groote Europeesche mogend
heden, het recht heeft zich te laten gelden
op een internationaal gebied en niet zoo
langer alleen wenscht te worden beschouwd
als het Museum van Europa, waar men
heengaat om oude cultuur te bewonderen.
Geven wij daarbij direct toe, dat deze cul
tuur de moeite van het aanzien zeer zeker
waard is en nog steeds een sterke opvoe
dende kracht bezit. Ik stel daar tegenover
dat de huidige cultuur van Italië daarbij
in het niet verzinkt en diep overschaduwc
wordt door de oude, werkelijke Romeinsche
cultuur, hetgeen ik u nader hoop te bewij
zen.
Een volk kan niet leven op een historisch
verleden alleen. Het mag voor den Duce een
dankbaar object zijn om er in heftige
speeches zija soldaten mede aan te moedi
gen en te overtuigen van het heilig en goed
recht van Italië zich te doen gelden als cul-
tuurstaat, de overige wereld heeft waar
schijnlijk een groote onderscheidingsvermo
gen dan deze eenvoudige landjongens, die
tot een dolzinnig enthousiasme opgevoerd
worden.
Wat deed het Fascisme?
De vraag! Wat heeft het fascisme, tot
heden gedaan voor het volk? dient wel aller
eerst beantwoord te worden. Zondier ons
daarbij al te zeer te verdiepen in de quintes-
sence dezer beweging, waartoe het hier niet
sence aezei ucwcgmg, wnmw --
de tijd en plaats is, zij het men veroorloofd
u het antwoord te geven hetgeen Mussolini
zelf tot in het oneindige beweert n.1.: „Wij
gaven het volk een nieuwe ziel!" Zonder
voor mijzelf de pretentie te willen hebben
i expert te zijn op zielkundig gebied, zou
willen vragen of zooiets af te meten is in
practische levensvoorwaarden. Zonder iets
af te willen doen aan de moreele waarde
daarvan, een volk levende in diepen nood,
ïeeft m.i. toch bitter weinig aan de ziel,
indien deze zich niet te laven weet aan de
werkelijke bronnen des levens.
Of er dan werkelijk nood heerscht in Ita-
■e? Hierop kom ik nader terug, wijl ik ge
dwongen was in Italië in kringen te verkee-
ren, die geacht mogen worden de graad
meter te zijn voor mijne bewering. Doch de
tourist, die door dit werkelijk mooie land
reist, sterk aangemoedigd door de tallooze
gratificaties, hem door de Touristencentrale
verstrekt, zal hiervan weinig bemerken en er
zich tevens niet in verdiepen Waarom ook?
Der waarheid getrouw moet ik verklaren,
dat er wel iets gebeurd is, dat van invloed
was op den welstand van zekere deelen der
bevolking. Er zijn verschillende auto-strada's
aangelegd, die echter ook alweer meeren-
deels door de touristen gebruikt worden en
voor de arbeidende bevolking zelve slechts
relatief zin hebben. De industrie werd meer
effectief gemaakt, althans men heeft dit ge
tracht. Doch de resultaten van dit alles zijn
zeer bedroevend. Iedereen en alles, de re
geering incluis, werkt met zeer groote te-
corten en of die tekorten voldoende en effect
sorteerend gedekt kunnen worden met wis
sels op de toekomst is een andere vraag. Dit
aatste is in Italië namelijk schering en in
slag. Men bouwt op de toekomst, hetgeen
op zich zelf genomen een goed ding is, doch
slechts dan. indien deze toekomst niet zoo
wankel is als thans. Een toekomst, afhan
gende van de scherpte der bajonetten is
m.i. niet al te stevig gefundeerd.
Het is vanzelfsprekend dat niet één Italiaan
het in zijn hoofd zal halen hiervan in het
openbaar ook maar iets te zeggen. Iedereen
aat hier rond met „Wasser im Munde".
jitiek op de landsregeering staat gelijk
met deportatie of gevangenisstraf Ook dat
zal ik u bewijzen. En terwijl in Europa, on
danks de crisis, de levensstandaard zich iets
heeft verbeterd, in Italië verslecht dienog
steeds en hoe het worden zal na een strijd
van maanden tegen de sancties is voor mij
een open vraag. De prijsniveaux in Italië
liggen nog steeds driemaal hooger dan
vóór 1914 en het levensonderhoud is 4 maal
zoo duur Stellen wij daartegenover dat een
arbeider een loon verdient van gemiddeld
5 Lires(!) per dag, dan kunt u zich denken
dat de nood in vele districten wel zeer hoog
gestegen is.
Drukkende lasten.
Men gaat gebukt onder zeer hooge be
lastingen. Vooral de bevolking in de steden
heeft zeer veel op te brengen. Het is prac
tisch onmogelijk hier zich op eenigerlei
wijze aan te onttrekken; men kent elkander
precies én vreest elkamlefrOok zijn beste
vrienden. De tallooze commissies van de vele
fascistische instanties zorgen er nauwlettend
voor, dat niemand ontglipt uit de mazen van
dit net. Er wordt wel geprotesteerd, veel
zelfs, maar alles anoniem. Dit laatste is tee
kenend, zooals het eveneens teekenend is, dat
een gouverneur van Lombardije, een in
dustriestreek in het Noorden, heeft verklaard
dat twee derden van zijn post bestond uit
bezwaarschriften en klachten tegen podes-
ta's (burgemeesters), zooals hij zelf ver
klaarde, helaas anoniem! U kunt het opvat
ten zoo u wilt.
Het mag dan ook als vaststaand aange
nomen worden, dat de financieele toestand
van dit land verre van rooskleurig is en
zeer zeker niet gezond is te noemen. Vol
gens Mussolini gezond genoeg echter om
een speculatie te wagen in den zin van het
Abessinische conflict, een speculatie echter,
die zooals alle koloniale geschiedenissen uit
wijzen, eerst veel later voordeelen opleve
ren voor den speculant, aangenomen dat de
speculatie lukken zal, hetgeen voorshands
voor den nauwkeurigen toeschouwer nog
lang niet zeker is. De tot heden behaalde
successen beteekenden nog zoo weinig;
meer: zij kosten allen handen vol geld en er
staat nog niets tegenover!
De meeningen over het expansierecht van
Italië mogen verdeeld zijn, één ding is zeker:
in het land zelf heeft men nog meer dan ge
noeg te doen om mee te kunnen gaan tellen
in de rij van staten, die een belangrijke
plaats innemen op de wereldmarkt. En zoo
lang de boeren in grooten getale hunne lan
derijen onbebouwd laten, omdat de stede
lijke bevolking we! koopen wil, doch niet
kan uit financieele overwegingen, zoodat de
boer geen vruchten kan plukken van zijn ar
beid, mogen wij met recht zeggen, dat er iets
in Italië nog niet deugt.
Hetgeen zeer voorzichtig uitgedrukt is!
Treinen vol soldaten.
Op slechts één gebied is hoog conjunctuur.
De treinen uit La Provencia rollen nog
steeds, beladen met materiaal en soldaten de
stations van Genua en Napels binnen. Men
zwaait overal als dol met de tricolore en
drapeert ze over de schouders en helmen
der soldaten. Gebruinde koppen onder
tropenhelmen, gebukt onder een zware uit
rusting, staan nog steeds in rij en gelid klaar
om ingescheept te worden op de booten, die
liggen te wachten op de kostbare vrachten.
Een beeld, dat voordat het conflict in oorlog
ontbrandde, negen lange maanden het stads
beeld in Napels en Genua beheerscht heeft en
thans nog immer voortduurt
Negen maanden reeds zendt Italië zijn jon
ge zonen naar het Barbarenland, hetwelk
men Abessinië noemt, om beschaving te
brengen en nieuwe cultuur, de cultuur na
tuurlijk die het Romeinsche land de zijne
noemt. Men vaart uit over de Middelland-
sche zee, blikt met minachting naar de tal
rijke Engelsche kruisers (behalve de bevel
voerders dan) en zingt onderwijl liederen als
van den baard van den negus, dien men af
zal snijden om er een schoenschuier yan te
maken om MussOlini's schoenen te poetsen.
Oorlogsmoraal. Eenige honderdduizenden
hebben gewacht onder de tropenzon, gereed
om los te stormen op de negers, die primi
tieven, die van beschaving geenerlei notie
hebben en nog steeds in slaven handelen.
AI zijn het dan geen blanke slaven.
Het gevaar voor een oorlog tusschen de
centrale Chineesche regeermg en het Japan-
sche Kwantoeng-leger neemt toe. Eenige po
litieke persoonlijkheden van Zuid-China zijn,
naar verluidt, naar Nanking gereisd om be
sprekingen te voeren met Tsjang Kai Sjek,
ten einde te komen tot een gemeenschappe
lijke gedragslijn tegenover de autonomisti
sche beweging en andere eventueele gebeur
lijkheden. Tsjang Kai Sjek hoopt tot over
eenstemming te geraken met de generaals
Sjeng Sji Tang en Li Toeng Wen, van de
provincies Kwantoeng en Kwangsi, waar
door een krachtiger politiek tegenover Japan
mogelijk zou worden.
In welingelichte kringen verwacht men,
dat de Zuid-Chineesche autoriteiten de cen
trale regeering te Nanking in haar moeilijk
heden slechts zullen steunen onder beding
van zekere tegemoetkomingen, welke Tsjang
Kai Sjek thans bereid zou zijn te doen.
Een strenge censuur is, naar A.N.P. uit
Tokio meldt, gelegd op de berichten uit
Ncord-China. Men ontving hier geen woord
over den toestand in Tientsin sinds de jong
ste militaire maatregelen in die stad.
Indien generaal Soeng Tsjai Yoean, de
commandant der garnizoenen van Tientsin
en Peking de functie aanvaardt van vredes-
commissaris voor de provincie Hopei en Tsja-
har, welke functie hem door Nanking is aan
geboden, zullen waarschijnlijk onderhande
lingen worden geopend tusschen de Japan-
sche regeering en Soeng aangaande de auto
nomistische beweging in Noord-China, welke
van directen invloed is op Mantsjoekwo en
Japan.
De woordvoerder van het ministerie van
buitenlandsche zaken heeft verklaard, geen
reden te zien, waarom de Japansche regee
ring zou aarzelen met generaal Soeng als
vredesbemiddelaar m onderhandeling te tre
den, aangezien Soeng verantwoordelijk is
voor den vrede en orde in de provincies Ho
pei en Tsjahar.
Intusschen wordt te Peking aan de bladen
gemeld, dat maarschalk Tsjang Kai Sjek bij
zijn laatste poging de autonomische bewe
ging in Noord-China te dwarsboomen, gene
raal Soeng heeft voorgesteld: 1. dat een sa
menwerking tot stand zou komen tusschen
China en Japan ter voorkoming van een ver
spreiding van communistischen invloed in de
vijf provinciën Hopei, Tsjahar, Soeiyoean,
Sjantoeng en Sjansi; 2. dat deze vijf provin
ciën zullen worden uitgesloten van de na
tionalisatie van het zilver.
De Fransche Kamer heeft in de Kamer
vergadering van gisteren opnieuw haar ver
trouwen in de regeering uitgesproken door
een motie van vertrouwen aan te nemen met
324 tegen 247 stemmen.
De motie van vertrouwen in de regeering,
waarmede de regeering zich had vereenigd,
was ingediend door leden van de socialis
tisch radicale partij en van de radicale lin
kerzijde. In de motie wordt gezegd, dat de
Kamer kennis neemt van het voorbijgaande
karakter van de regeering het werk tot ver
dediging van den frank zal voortzetten en
verzoekt haar onverwijld de verlichting van
sommige noodmaatregelen ten gunste van
kleine ambtenaren, financieele maatregelen,
door de regeering genomen, zij spreekt haar
vertrouwen uit, dat de kleine renteniers en
oud-strijders en spoorweg-beambten toe te
passen.
Er waren nog twee moties ingediend.
Vóór het votum van vertrouwen in de re-
geering werd uitgebracht, voerde de minister
van financiën het woord, zeggende, dat de
regeering zich slechts zou vereenigen met
een motie, waarop zij bij de verdediging van
den frank kon steunen.
In tegenstelling met Leon Blum, den leider
der socialisten, die scherpe aanvallen op de
politiek van de regeering deed, keurde
Franklin Bouillon de financieele politiek van
de regeering goed.
Laval nam ten slotte zelf het woord en
herinnerde aan de moeilijke financieele om
standigheden, waarin de Kamer, toen de be
grooting een groot tekort aan wees, de regee
r'ng volmacht had verleend. De ingevolge
deze opdracht door de regeering getroffen
buitengewone- tijdelijke maatregelen moeten
thans voltooid worden.
Omtrent het debat, dat gistermiddag om
drie uur in de Kamer is hervat, meldt Reuter
uit Parijs, dat de socialistische afgevaardig-
de Déat de regeering heeft voorgehouden,
dat zij voor een economische deflatie hac
moeten zorgen. Hij stelt dp regeering verant
woordelijk voor den veldtocht tegen het par
lementaire en republikeinsche regiem. „Het is
uw politiek, riep Déat uit, die de agitatie in
het land veroorzaakt. De toekomst van het
regiem staat op het spel".
De gewezen minister van financiën Rey-
naud, hield een pleidooi voor devaluatie van
den frank.
Toen vervolgens Léon Blum interrumpeer
de, werd er van rechts geroepen: „Neem de
regeering op u!" Blum antwoordde: Wi
zijn bereid dit te doen".
Reynaud eindigde zijn redevoering met een
verzoek aan de regeering het Fransche ge
spaarde geld te redden, wat volgens hem
overeenkom» met redding van den regeerings
vorm en het lqnd.
De minister van financiën verdedigde ver
volgens de door de regming gevolgde finan
cieele politiek en zette uiteen waarom de re
geering niet van devaluatie wil weten Voor
het genoegen van de banken, zeide de minis-
tei, zal ik niet tot devaluatie overgaan De
valuatie zou den Franschen middenstand
treffen. De toestand van de Fransche begroo
ting is minder slecht, vervolgde de minister
dan onze vurige collega Vincent Auriol (soc.j
dien heeft gelieven voor te stellen. De belas
tingen zijn over October beter binnengeko
men dan in de voorafgaande zes maanden
De minister verdedigde de noodzakelijkheid
van maatregelen te kunnen nemen tegen spe
culanten en couranten, die er op uit zijn een
oestand van crisis en paniek te veroorza-
ken. Wanneer het land er zeker van is, ZOo
zeide de minister, dat de meerderheid van de
Kamer en de regeering het samen eens zijn
om den frank te verdedigen, dan zal de cam-
pagne tegen den frank moeten ophouden en
zullen wij de spekulanten de baas worden.
DE DEUTSCHLANDHALLE OEOPEND
Rede van Hitier.
In aanwezigheid van Hitier en vele voor
aanstaande figuren uit de nat. soc. bewe.
jing is gister te Berlijn de Deutschlandhal-
uiteen, dat het geheele Duitsche volk achter
de regeering staat. Aangezien ik mij steeds
tot de millioenen van het volk gewend heb
zoo zeide de rijkskanselier verder, en zè
voor mijn principes gewonnen heb, zal ik
nooit van deze principes kunnen afwijken
Ik ben met het volk verbonden, maar het
volk, dat ik geroepen heb, zal mij daarom
ook nooit verlaten. Wij hebben het Duifecbe
volk en daarmede Duitsehjand veroverd Wij
behouden dit Duitschland, wij behoudeh
dit volk, dat wij ons veroverd hebben. Wii
hebben onzen weg consequent afgelegd. On
ze successen liggen in ons program ge
grondvest. Ik heb niets gedaan in deze drie
jaar, dat niet de uitvoering van dit pro
gram zou dienen. Wij staan nog voor pro
blemen, maar zij schrikken ons niet af, wij
zullen ze oplossen. Voor zulke problemen
kan diegene niet bevreesd zijn, die het ge
heele volk achter zich heeft, vooral, wan
neer 't het Duitsche volk is. De nood zal
ons niet overweldigen, wij zullen dat den
nood doen. Er zal iets veranderen in den
weg en het doel van onze beweging. De op-
ossing der huidige problemen zou gemak
kelijker zijn, wanneer de wereld in vele
economische zaken niet krankzinnig zou
zijn.
Het zal bij een zoodanige houding mis
schien nog zoo uitkomen, dat de grond
stoffenlanden in hun grondstoffenvoorra-
den stikken, terwijl de industriestaten voor
zich nieuwe, eigen grondstoffen zullen moe
ten ontsluiten. Wij zijn tot iederen stap be
reid, alleen tot één stap nooit, n.1. tot den
stap toe te geven. Wanneer iemand zegt,
dat wij zullen stranden op de zakelijke pro
blemen, verklaar ik: Waar een wil is, is een
weg, waar een volk is, is een wil, waar een
wil is, daar is kracht.
De strijd om den Duitschen mensch, de
worsteling om de ziel van ons volk, dat is
het grootste probleem, waarbij alle andere
tenachter staan. Ook dit groote probleem
echter zullen wij oplossen, want achter de
menschen van tegenwoordig staat een
jeugd, die het nieuwe Duitschland is. Zoo
komen wij ook bij het werken aan deze taak
weer tot datgene, wat de geheele inhoud
van ons streven is en wat op den ingang
van deze trotsche hal staat :„DuitschlandV
Gistermiddag tegen 4 uur is de perso
nentrein uit Strehlen bij het binnen
komen van het station te Breslau dei.
personentrein naar Kattern in de flank
gereden. De locomotief en vijf wagoin6
van den laatsten trein ontsjr oorden. Vier
ernstig gewonden zijn in een ziekenhuis
opgenomen. Veertig personen werden
door het Roode Kruis verbonden.
Gedurende opgravingswerken, welke
thans in de Santa Maria delle Grazie
een van Milaan's fraaiste kerken
worden verricht, zijn onder den rech
tervleugel van het hoofdaltaar over
blijfselen van een houten kist aan het
licht gekomen, welke een looden dood
kist bleken te bevatten. In deze laatste
bevonden zich haarlokken, vlechten,
beenderen en resten van zijden stoffen
en goudkant. In verband met het feit,
dat het in vr.ieger eeuwen slechts ed«-
Ie*, veroorloofd was een looden doodkist
te doen vervaardigen, nam men onmid
dellijk aan, te doen te hebben met het
stoffelijk overschot van een adellijke
vrouwe. Uit den toestand, waarin zich
het gevondene, in het bijzonder de hou
ten kist bevond, is duidelijk te zien, dat
het graf reed6 eerder was geopend. In de
gemeentelijke xylotheek wordt thans
het hout onderzocht, teneinde te kun
nen vaststellen, uit welken tijd de kist
dateert. Het is intusschen zeer we' mo
gelijk, dat men hier te doen heeft mét
het graf van Beatrice d'Este, die gehuwd
was met den Milaneeschen vorst Lodo-
vico il Maro. De vorstin is den 2dpn
Januari 1497, na de geboorte van haar
tweedo kind, overleden. Het is bekend,
dat Lodovico het plan had een mauso
leum voor zijn jong gestorven gemalin
te bouwen. Dit plan is echter niet ver
wezenlijkt, doordat il Maro in ongenade
vie en verbannen wsrd. B" het Conci ie
van Trente werd o.a. bepaald, dat alle
graven uit de kerken moesten worden
verwijderd; de kisten moesten na»
elders worden overgebracht. Waar Bea
trice d'Este werd begraven heeft
tot nu toe nimmer kunnen vast steil
Uit Gijon wordt gemeld, dat
Spaansche visschersboot met 6 per
aan boord reeds sedert twee dagen
mist wordt. Aangezien alle nasporing^
tot nu toe zonder resultaat zijn 8_
ven, veronderstelt men. dat het vaa
tijdens den storm is vergaan. rsboot
Eenzelfde lot heeft een vi^ch Lrgü
uit Vigo ondergaan, waarbij drie ir>
nen zijn verdronken.