^Buitenland De oorlog in Oost-Afrika. Op weg naar Abessinië. iii. CHINA EN JAPAN. Samenwerking tusschen Noord en Zuid. Censuur op berichten uit Noord- China. Soeng Tsjai Yoean als bemid delaar. DE KAMER SCHENKT WEDEROM HAAR VERTROUWEN AAN LAVAL. De motie van vertrouwen. Het financieele debat TREINBOTSING TE BRESLAU. Vier-en-veertitf gewonden. HET GRAF VAN BEATRICE D'ESTE GEVONDEN? VISSCHERSBOOT VERMIST. De algemeene toestand. De berichten van de fronten worden steeds kleiner in aantal, en ook hun gelijk luidendheid raakt hoe langer h'oe verder zoek. Maarschalk Badoglio moet gisteren aangekondigd hebben, dat de censuur aan de fronten nog strenger zal worden, zoodat hier voorloopig nog wel geen verbetering in zal komen. Van het zuidelijk front worden geen bewe gingen gemeld. De Italiaansche luchtmacht blijft actief. Gisteren z;jn er weer eenige plaatsen ten zuiden van Daggaboer gebom bardeerd De Abessiniërs houden vol, dat de schade eergisteren te Daggaboer bij het bombardement aangericht niet zeer groot is. De stemming van de Abessinische troepen te Dzjidzjiga schijnt te lijden onder het uit blijven van Italiaansche actie. Generaal Nassiboe zou verklaard hebben, zijn man nen nauwelijks van een uitval te kunnen tegenhouden. Van Italiaansche zijde meldt men dat ras Syoem pogingen in het werk stelt om bij ras Kassa, ten zuiden van Makallé, te komen en dat het Tembien-plateau in verband hiermede vrijwel ontruimd is door de Abessiniërs Op gemerkt moet worden, dat dit volgens Ita liaansche berichten reeds lang het geval was. Zelfs kwamen er uit Italiaansche bron een week geleden al berichten van een ge lukkige hereeniging van Syoem en Kassa. De Abessiniërs zijn niet minder goed op de hoogte met de situatie op het Tembienpla- teau, want zij melden, dat de Italianen thans het Tembienplateau ontruimd hebben. Men verwacht in het Italiaansche hoofd kwartier, dat het nog wel een week zal duren voor de Italianen hun actie in het noorden zullen hervatten. Het zou in de bedoeling van maarschalk Badoglio liggen, de opera ties in te zetten met lichte, niet gemechani seerde divisies. Badoglio zou verder besloten hebben, zeer intensief actie te voeren tegen de Abessinische afdeelingen die zich nog achter de Italiaan sche linies bevinden en die zich, naar men mag aannemen, ook de laatste dagen tus- schen de Italiaansche linies hebben weten te dringen. Het vertrek van den negus naar Dessië wijst er op, dat de Abessiniërs bij Amba Aladji en het Asjiangi-meer een beslissenden slag willen leveren. Abessiniërs vorderen op beide fronten. Naar te Addis Abeba verluidt rukken de Abessiniërs zoowel in het noorden als in hel zuiden langzaam op. Men verklaart, dat Gheralta en Tembien bijna geheel van Ita liaansche troepen zijn bevrijd. De berichten, dat Gorahei, Gerlogoebi en Wardair (ten W. van Wal-Wal) door Abes sinische troepen zijn bezet, zijn evenwel niet overeenkomstig de feiten. In militaire krin gen rekent men er evenwel op, dat deze plaatsen spoedig bezet zullen worden. De berichten in het buitenland, dat een groote Abessinische legermacht is doorge drongen op Italiaansch gebied zijn niet juist. De uitrusting van het Abessinische leger is thans vervolmaakt met eenige duizenden mitrailleurs Italiaansche raming der Abes sinische strijdkrachten. Corrado Zoli, oud-gouverneur van Eritrea, geeft in de „Tribuna" een opsomming van de Abessinische strijdkrachten, die volgens hem aldus verdeeld zijn: In Tigré 110.000 man, nl. 20000 onder Ocagh en Dedjaz Asfa Oessen Kassa, ge legen ten noorden van Amba Aladji, 20.000 onder de beide zcons van Ras Kassa, gele gen in de buurt van Socota en 70.000 onder Ras Moelogheta, uen minister van oorlog, in het gebied van Asjangi. Aan het front van Somaliland 110.000 man n.L 45.000 onder Ras Nasiboe in het gebied van Harrar, waarbij nog komen de krijgslieden der Aroessi en het contingent van 4.000 man der keizerlijke garde; twee groote Abessinische legers, ten getale van ca. 60.000 man die naar de Italiaansche linies trekken en zich samentrekken te Dolo onder aanvoering van Ras Desta. Ernstige beschuldiging aan adres van Ethiopië. Fransche en Britsche journalisten aan het Somalifront hebben den secretaris-ge neraal van den Volkenbond het volgende telegram gezonden: ,,Alle journalisten, geaccrediteerd in So maliland, deelen den Volkenbond collectief mede, dat de Ethiopiërs voor geweren en mitrailleurs gebruik maken van dum-dum kogels. De overtuigingsstukken staan ter be schikking van den Bond". Het telegram is onderteekend door ma joor Barnes van Reuter, de Maitre (Excel sior), Henry Monfreid (Paris Soir), Paul Berfort (Intransigeant) en Sosthènes de La Rochefoucaula (Gringoire). (Van onzen eigen correspondent). Het is in de geschiedenis nog nimmer voorgekomen, dat een oorlogs-correspon- dent dat heeft kunnen brengen, wat hij wil de, n.1. berichten die stuk voor stuk ten vol le betrouwbaar waren. Hoewel dit voor den krantenlezer eigenaardig mag klinken is het niettemin een feit en wel om de dood eenvoudige reden, dat het een oorlogs-cor respondent vrijwel nimmer gelukt is door te dringen tot de generale staven en andere bevelvoerende machten, die als eenig juiste bron beschouwd mogen worden tot het ver strekken van juiste berichten. Het zal mij zeer licht vallen, u dat ook te bewijzen, in dien u de moeite neemt de tallooze berich ten, die in de Hollandsche pers verschij nen, nauwkeurig met elkander te vergelij ken, waarbij onmiddellijk opvalt, dat groote verschillen in berichtgeving te constateeren is. Ook uw correspondent heeft het njet zoo ver kunnen brengen. Doch laat ik hier te vens aan toevoegen, dat ik ongelooflijk veel pech heb gehad, waardoor ik practisch niet in staat was iets te brengen van het oor logsfront, ja zelfs niet in staat was ook maar iets te schrijven, om de eenvoudige reden, dat het mij door de Italiaansche autoriteiten verboden werd. Het zal u dui delijk zijn, dat, indien men iets dergelijks verbiedt, men daar ook een goeden grond voor moet hébben. Welnu, die grond is inderdaad aanwezig, iet verblijven onder verschillende troepen- afdeelingen, zoowel van Abessiniërs als "talianen, vervolgens mijn verblijf in diverse Italiaansche gevangenissen en mijn ge dwongen reizen in Italië in gezelschap van de Publico Securezza (geheime politie), lebben mij zeer veel geleerd, n.1. de weten schap dat niet alles botertje tot den boom is in het land van Mussolinï. Laat ik u aan de ontzaglijk vele indrukken, die ik ojxleed en op moest doen, mee „genieten" (het was voor mij niet bepaald een genot), dan zult u na lezing inzien, dat men oorlogscor respondent kan zijn, zonder een oorlog ge zien te hebben. Voor ettelijke weken bevond ik mij in In Italië. Italië. Ik deed de gAruikelijke stappen, die mij in staat moesten stelten mijn werk zaamheden uit te voeren op de wijze, die ik mij had voorgesteld. Ik stelde me allereerst in verbinding met het Ministerio di Stampa et Propaganda, alwaar ik ontvangen werd door „II Commandante", die mij zeer hof felijk, doch daarbij tevens zeer ernstig, waarschuwde iets te ondernemen wat het belang van Italië zou kunnen schaden. Ik vertelde hem, dat ik niets anders had te coen dan objectief te berichten wat ik zou zien en beleven, hetgeen door hem aan vaard werd. Meer nog, ik werd uitgenoo- digd de Italiaansche troepentransporten in oogenschouw te nemen in Napels, waarbij ik de vrijheid had overal te komen waar ik dacht iets te kunnen vinden dat voor onze ezers interessant zou kunnen zijn Tot zoover ging alles van een leien dak je. Op een goeden dag scheepte ik me in op een der groote stoomers der Lloyd Triestino, met bestemming Massua. Nim mer heb ik geweten, dat die dag tevens het Ijegin was van een lijdensgeschiedenis, die me veel deed ervaren varr de fascistische autoriteiten, ervaringen die voor mij diep grievend en voor hen minder vleiend wa ren. Op de mailboot. Ik wil trachten U van hier af aan een regelmatig verslag te geven mijner beleve nissen. U de wederwaardigheden te schil deren aan boord van een mailboot is voor mij ondoenlijk. Ik zou daarbij de houding aan moeten nemen van den journalist zoo als die in Pickwick Papers beschreven wordt, met een monsterachtigen duim in den mond, en aangezien de werkelijkheid hier te scherp is om de fantasie te verzach ten, bepaal ik mij tot het eerste. U te schet sen hoe mooi de zee is, de klare Zuidelijke nachten en hoe men aan boord met spel, zang en dans den tijd doodslaat dat kan ik thans heusch niet. Zonder droefgeestig te willen zijn of een treurige ziel. te, bezit ten, die zwijmelt in een melancholiekj? buit, er gebeurt op ons aardsche tranendal zoo veel ongerechtigs, dat het me welhaast on mogelijk lijkt iets opwekkens in dezen trant te schrijven. „Ships that pass in the night" Statig glijden ze door de golven, den boeg naar het nabije Oosten, gewend, voqrtstoo- mende met volle kracht naar het „Zwarte Land" Afrika. In de verte klinkt het ge zang van vele jonge mannen over de wate ren; het zijn de soldaten van het koloniale leger, die in grooten spoed naar het donke re werelddeel gevoerd worden om de ver meende rechten van hun vaderland te gaan verdedigen en, indien noodig, daarvoor blij moedig te sterven. In het vaderland bleven de verwanten achter, levend op de herinne ring aan een blijmoedig vaarwel en tot we- derziens, wetende dat de zonen uitgetrok ken zijn tot het volvoeren van een taak, die de beschaving hun heeft opgelegd. Het va derland werd immers te klein en had ex pansie noodig om tot de zoo noodige wel vaart te komen! Ik zat veelal aan dek verdiept in een col lectie Hollandsche lectuur, kranten en tijd schriften waarbij ik steeds weer getroffen werd door tallooze berichten, die op zijn zachtst uitgedrukt fantastisch of overdre ven waren. Ze gaven in ieder geval niet een juisten kijk op den toestand. Hoe is de werkelijke toestand dan? Heeft Italië die expansie werkelijk zoo hard noo dig, of is dit slechts een dekmantel voor den veroveringsoorlog, een oorlog zooals wij dien in de koloniale wereldgeschiedenis vele weten aan te wijzen? Zijn b.v. de ar beidsverhoudingen in Italië van dien aard, dat men een overcompleet van vakarbei ders bezit, die in het land geen emplooi kunnen vinden? Zijn de economische toe standen verder gezond genoeg om een der gelijk riskante onderneming, als thans ge beurt te rechtvaardigen? Laten wii eerstens vaststellen, dat Italië, evenals andere groote Europeesche mogend heden, het recht heeft zich te laten gelden op een internationaal gebied en niet zoo langer alleen wenscht te worden beschouwd als het Museum van Europa, waar men heengaat om oude cultuur te bewonderen. Geven wij daarbij direct toe, dat deze cul tuur de moeite van het aanzien zeer zeker waard is en nog steeds een sterke opvoe dende kracht bezit. Ik stel daar tegenover dat de huidige cultuur van Italië daarbij in het niet verzinkt en diep overschaduwc wordt door de oude, werkelijke Romeinsche cultuur, hetgeen ik u nader hoop te bewij zen. Een volk kan niet leven op een historisch verleden alleen. Het mag voor den Duce een dankbaar object zijn om er in heftige speeches zija soldaten mede aan te moedi gen en te overtuigen van het heilig en goed recht van Italië zich te doen gelden als cul- tuurstaat, de overige wereld heeft waar schijnlijk een groote onderscheidingsvermo gen dan deze eenvoudige landjongens, die tot een dolzinnig enthousiasme opgevoerd worden. Wat deed het Fascisme? De vraag! Wat heeft het fascisme, tot heden gedaan voor het volk? dient wel aller eerst beantwoord te worden. Zondier ons daarbij al te zeer te verdiepen in de quintes- sence dezer beweging, waartoe het hier niet sence aezei ucwcgmg, wnmw -- de tijd en plaats is, zij het men veroorloofd u het antwoord te geven hetgeen Mussolini zelf tot in het oneindige beweert n.1.: „Wij gaven het volk een nieuwe ziel!" Zonder voor mijzelf de pretentie te willen hebben i expert te zijn op zielkundig gebied, zou willen vragen of zooiets af te meten is in practische levensvoorwaarden. Zonder iets af te willen doen aan de moreele waarde daarvan, een volk levende in diepen nood, ïeeft m.i. toch bitter weinig aan de ziel, indien deze zich niet te laven weet aan de werkelijke bronnen des levens. Of er dan werkelijk nood heerscht in Ita- ■e? Hierop kom ik nader terug, wijl ik ge dwongen was in Italië in kringen te verkee- ren, die geacht mogen worden de graad meter te zijn voor mijne bewering. Doch de tourist, die door dit werkelijk mooie land reist, sterk aangemoedigd door de tallooze gratificaties, hem door de Touristencentrale verstrekt, zal hiervan weinig bemerken en er zich tevens niet in verdiepen Waarom ook? Der waarheid getrouw moet ik verklaren, dat er wel iets gebeurd is, dat van invloed was op den welstand van zekere deelen der bevolking. Er zijn verschillende auto-strada's aangelegd, die echter ook alweer meeren- deels door de touristen gebruikt worden en voor de arbeidende bevolking zelve slechts relatief zin hebben. De industrie werd meer effectief gemaakt, althans men heeft dit ge tracht. Doch de resultaten van dit alles zijn zeer bedroevend. Iedereen en alles, de re geering incluis, werkt met zeer groote te- corten en of die tekorten voldoende en effect sorteerend gedekt kunnen worden met wis sels op de toekomst is een andere vraag. Dit aatste is in Italië namelijk schering en in slag. Men bouwt op de toekomst, hetgeen op zich zelf genomen een goed ding is, doch slechts dan. indien deze toekomst niet zoo wankel is als thans. Een toekomst, afhan gende van de scherpte der bajonetten is m.i. niet al te stevig gefundeerd. Het is vanzelfsprekend dat niet één Italiaan het in zijn hoofd zal halen hiervan in het openbaar ook maar iets te zeggen. Iedereen aat hier rond met „Wasser im Munde". jitiek op de landsregeering staat gelijk met deportatie of gevangenisstraf Ook dat zal ik u bewijzen. En terwijl in Europa, on danks de crisis, de levensstandaard zich iets heeft verbeterd, in Italië verslecht dienog steeds en hoe het worden zal na een strijd van maanden tegen de sancties is voor mij een open vraag. De prijsniveaux in Italië liggen nog steeds driemaal hooger dan vóór 1914 en het levensonderhoud is 4 maal zoo duur Stellen wij daartegenover dat een arbeider een loon verdient van gemiddeld 5 Lires(!) per dag, dan kunt u zich denken dat de nood in vele districten wel zeer hoog gestegen is. Drukkende lasten. Men gaat gebukt onder zeer hooge be lastingen. Vooral de bevolking in de steden heeft zeer veel op te brengen. Het is prac tisch onmogelijk hier zich op eenigerlei wijze aan te onttrekken; men kent elkander precies én vreest elkamlefrOok zijn beste vrienden. De tallooze commissies van de vele fascistische instanties zorgen er nauwlettend voor, dat niemand ontglipt uit de mazen van dit net. Er wordt wel geprotesteerd, veel zelfs, maar alles anoniem. Dit laatste is tee kenend, zooals het eveneens teekenend is, dat een gouverneur van Lombardije, een in dustriestreek in het Noorden, heeft verklaard dat twee derden van zijn post bestond uit bezwaarschriften en klachten tegen podes- ta's (burgemeesters), zooals hij zelf ver klaarde, helaas anoniem! U kunt het opvat ten zoo u wilt. Het mag dan ook als vaststaand aange nomen worden, dat de financieele toestand van dit land verre van rooskleurig is en zeer zeker niet gezond is te noemen. Vol gens Mussolini gezond genoeg echter om een speculatie te wagen in den zin van het Abessinische conflict, een speculatie echter, die zooals alle koloniale geschiedenissen uit wijzen, eerst veel later voordeelen opleve ren voor den speculant, aangenomen dat de speculatie lukken zal, hetgeen voorshands voor den nauwkeurigen toeschouwer nog lang niet zeker is. De tot heden behaalde successen beteekenden nog zoo weinig; meer: zij kosten allen handen vol geld en er staat nog niets tegenover! De meeningen over het expansierecht van Italië mogen verdeeld zijn, één ding is zeker: in het land zelf heeft men nog meer dan ge noeg te doen om mee te kunnen gaan tellen in de rij van staten, die een belangrijke plaats innemen op de wereldmarkt. En zoo lang de boeren in grooten getale hunne lan derijen onbebouwd laten, omdat de stede lijke bevolking we! koopen wil, doch niet kan uit financieele overwegingen, zoodat de boer geen vruchten kan plukken van zijn ar beid, mogen wij met recht zeggen, dat er iets in Italië nog niet deugt. Hetgeen zeer voorzichtig uitgedrukt is! Treinen vol soldaten. Op slechts één gebied is hoog conjunctuur. De treinen uit La Provencia rollen nog steeds, beladen met materiaal en soldaten de stations van Genua en Napels binnen. Men zwaait overal als dol met de tricolore en drapeert ze over de schouders en helmen der soldaten. Gebruinde koppen onder tropenhelmen, gebukt onder een zware uit rusting, staan nog steeds in rij en gelid klaar om ingescheept te worden op de booten, die liggen te wachten op de kostbare vrachten. Een beeld, dat voordat het conflict in oorlog ontbrandde, negen lange maanden het stads beeld in Napels en Genua beheerscht heeft en thans nog immer voortduurt Negen maanden reeds zendt Italië zijn jon ge zonen naar het Barbarenland, hetwelk men Abessinië noemt, om beschaving te brengen en nieuwe cultuur, de cultuur na tuurlijk die het Romeinsche land de zijne noemt. Men vaart uit over de Middelland- sche zee, blikt met minachting naar de tal rijke Engelsche kruisers (behalve de bevel voerders dan) en zingt onderwijl liederen als van den baard van den negus, dien men af zal snijden om er een schoenschuier yan te maken om MussOlini's schoenen te poetsen. Oorlogsmoraal. Eenige honderdduizenden hebben gewacht onder de tropenzon, gereed om los te stormen op de negers, die primi tieven, die van beschaving geenerlei notie hebben en nog steeds in slaven handelen. AI zijn het dan geen blanke slaven. Het gevaar voor een oorlog tusschen de centrale Chineesche regeermg en het Japan- sche Kwantoeng-leger neemt toe. Eenige po litieke persoonlijkheden van Zuid-China zijn, naar verluidt, naar Nanking gereisd om be sprekingen te voeren met Tsjang Kai Sjek, ten einde te komen tot een gemeenschappe lijke gedragslijn tegenover de autonomisti sche beweging en andere eventueele gebeur lijkheden. Tsjang Kai Sjek hoopt tot over eenstemming te geraken met de generaals Sjeng Sji Tang en Li Toeng Wen, van de provincies Kwantoeng en Kwangsi, waar door een krachtiger politiek tegenover Japan mogelijk zou worden. In welingelichte kringen verwacht men, dat de Zuid-Chineesche autoriteiten de cen trale regeering te Nanking in haar moeilijk heden slechts zullen steunen onder beding van zekere tegemoetkomingen, welke Tsjang Kai Sjek thans bereid zou zijn te doen. Een strenge censuur is, naar A.N.P. uit Tokio meldt, gelegd op de berichten uit Ncord-China. Men ontving hier geen woord over den toestand in Tientsin sinds de jong ste militaire maatregelen in die stad. Indien generaal Soeng Tsjai Yoean, de commandant der garnizoenen van Tientsin en Peking de functie aanvaardt van vredes- commissaris voor de provincie Hopei en Tsja- har, welke functie hem door Nanking is aan geboden, zullen waarschijnlijk onderhande lingen worden geopend tusschen de Japan- sche regeering en Soeng aangaande de auto nomistische beweging in Noord-China, welke van directen invloed is op Mantsjoekwo en Japan. De woordvoerder van het ministerie van buitenlandsche zaken heeft verklaard, geen reden te zien, waarom de Japansche regee ring zou aarzelen met generaal Soeng als vredesbemiddelaar m onderhandeling te tre den, aangezien Soeng verantwoordelijk is voor den vrede en orde in de provincies Ho pei en Tsjahar. Intusschen wordt te Peking aan de bladen gemeld, dat maarschalk Tsjang Kai Sjek bij zijn laatste poging de autonomische bewe ging in Noord-China te dwarsboomen, gene raal Soeng heeft voorgesteld: 1. dat een sa menwerking tot stand zou komen tusschen China en Japan ter voorkoming van een ver spreiding van communistischen invloed in de vijf provinciën Hopei, Tsjahar, Soeiyoean, Sjantoeng en Sjansi; 2. dat deze vijf provin ciën zullen worden uitgesloten van de na tionalisatie van het zilver. De Fransche Kamer heeft in de Kamer vergadering van gisteren opnieuw haar ver trouwen in de regeering uitgesproken door een motie van vertrouwen aan te nemen met 324 tegen 247 stemmen. De motie van vertrouwen in de regeering, waarmede de regeering zich had vereenigd, was ingediend door leden van de socialis tisch radicale partij en van de radicale lin kerzijde. In de motie wordt gezegd, dat de Kamer kennis neemt van het voorbijgaande karakter van de regeering het werk tot ver dediging van den frank zal voortzetten en verzoekt haar onverwijld de verlichting van sommige noodmaatregelen ten gunste van kleine ambtenaren, financieele maatregelen, door de regeering genomen, zij spreekt haar vertrouwen uit, dat de kleine renteniers en oud-strijders en spoorweg-beambten toe te passen. Er waren nog twee moties ingediend. Vóór het votum van vertrouwen in de re- geering werd uitgebracht, voerde de minister van financiën het woord, zeggende, dat de regeering zich slechts zou vereenigen met een motie, waarop zij bij de verdediging van den frank kon steunen. In tegenstelling met Leon Blum, den leider der socialisten, die scherpe aanvallen op de politiek van de regeering deed, keurde Franklin Bouillon de financieele politiek van de regeering goed. Laval nam ten slotte zelf het woord en herinnerde aan de moeilijke financieele om standigheden, waarin de Kamer, toen de be grooting een groot tekort aan wees, de regee r'ng volmacht had verleend. De ingevolge deze opdracht door de regeering getroffen buitengewone- tijdelijke maatregelen moeten thans voltooid worden. Omtrent het debat, dat gistermiddag om drie uur in de Kamer is hervat, meldt Reuter uit Parijs, dat de socialistische afgevaardig- de Déat de regeering heeft voorgehouden, dat zij voor een economische deflatie hac moeten zorgen. Hij stelt dp regeering verant woordelijk voor den veldtocht tegen het par lementaire en republikeinsche regiem. „Het is uw politiek, riep Déat uit, die de agitatie in het land veroorzaakt. De toekomst van het regiem staat op het spel". De gewezen minister van financiën Rey- naud, hield een pleidooi voor devaluatie van den frank. Toen vervolgens Léon Blum interrumpeer de, werd er van rechts geroepen: „Neem de regeering op u!" Blum antwoordde: Wi zijn bereid dit te doen". Reynaud eindigde zijn redevoering met een verzoek aan de regeering het Fransche ge spaarde geld te redden, wat volgens hem overeenkom» met redding van den regeerings vorm en het lqnd. De minister van financiën verdedigde ver volgens de door de regming gevolgde finan cieele politiek en zette uiteen waarom de re geering niet van devaluatie wil weten Voor het genoegen van de banken, zeide de minis- tei, zal ik niet tot devaluatie overgaan De valuatie zou den Franschen middenstand treffen. De toestand van de Fransche begroo ting is minder slecht, vervolgde de minister dan onze vurige collega Vincent Auriol (soc.j dien heeft gelieven voor te stellen. De belas tingen zijn over October beter binnengeko men dan in de voorafgaande zes maanden De minister verdedigde de noodzakelijkheid van maatregelen te kunnen nemen tegen spe culanten en couranten, die er op uit zijn een oestand van crisis en paniek te veroorza- ken. Wanneer het land er zeker van is, ZOo zeide de minister, dat de meerderheid van de Kamer en de regeering het samen eens zijn om den frank te verdedigen, dan zal de cam- pagne tegen den frank moeten ophouden en zullen wij de spekulanten de baas worden. DE DEUTSCHLANDHALLE OEOPEND Rede van Hitier. In aanwezigheid van Hitier en vele voor aanstaande figuren uit de nat. soc. bewe. jing is gister te Berlijn de Deutschlandhal- uiteen, dat het geheele Duitsche volk achter de regeering staat. Aangezien ik mij steeds tot de millioenen van het volk gewend heb zoo zeide de rijkskanselier verder, en zè voor mijn principes gewonnen heb, zal ik nooit van deze principes kunnen afwijken Ik ben met het volk verbonden, maar het volk, dat ik geroepen heb, zal mij daarom ook nooit verlaten. Wij hebben het Duifecbe volk en daarmede Duitsehjand veroverd Wij behouden dit Duitschland, wij behoudeh dit volk, dat wij ons veroverd hebben. Wii hebben onzen weg consequent afgelegd. On ze successen liggen in ons program ge grondvest. Ik heb niets gedaan in deze drie jaar, dat niet de uitvoering van dit pro gram zou dienen. Wij staan nog voor pro blemen, maar zij schrikken ons niet af, wij zullen ze oplossen. Voor zulke problemen kan diegene niet bevreesd zijn, die het ge heele volk achter zich heeft, vooral, wan neer 't het Duitsche volk is. De nood zal ons niet overweldigen, wij zullen dat den nood doen. Er zal iets veranderen in den weg en het doel van onze beweging. De op- ossing der huidige problemen zou gemak kelijker zijn, wanneer de wereld in vele economische zaken niet krankzinnig zou zijn. Het zal bij een zoodanige houding mis schien nog zoo uitkomen, dat de grond stoffenlanden in hun grondstoffenvoorra- den stikken, terwijl de industriestaten voor zich nieuwe, eigen grondstoffen zullen moe ten ontsluiten. Wij zijn tot iederen stap be reid, alleen tot één stap nooit, n.1. tot den stap toe te geven. Wanneer iemand zegt, dat wij zullen stranden op de zakelijke pro blemen, verklaar ik: Waar een wil is, is een weg, waar een volk is, is een wil, waar een wil is, daar is kracht. De strijd om den Duitschen mensch, de worsteling om de ziel van ons volk, dat is het grootste probleem, waarbij alle andere tenachter staan. Ook dit groote probleem echter zullen wij oplossen, want achter de menschen van tegenwoordig staat een jeugd, die het nieuwe Duitschland is. Zoo komen wij ook bij het werken aan deze taak weer tot datgene, wat de geheele inhoud van ons streven is en wat op den ingang van deze trotsche hal staat :„DuitschlandV Gistermiddag tegen 4 uur is de perso nentrein uit Strehlen bij het binnen komen van het station te Breslau dei. personentrein naar Kattern in de flank gereden. De locomotief en vijf wagoin6 van den laatsten trein ontsjr oorden. Vier ernstig gewonden zijn in een ziekenhuis opgenomen. Veertig personen werden door het Roode Kruis verbonden. Gedurende opgravingswerken, welke thans in de Santa Maria delle Grazie een van Milaan's fraaiste kerken worden verricht, zijn onder den rech tervleugel van het hoofdaltaar over blijfselen van een houten kist aan het licht gekomen, welke een looden dood kist bleken te bevatten. In deze laatste bevonden zich haarlokken, vlechten, beenderen en resten van zijden stoffen en goudkant. In verband met het feit, dat het in vr.ieger eeuwen slechts ed«- Ie*, veroorloofd was een looden doodkist te doen vervaardigen, nam men onmid dellijk aan, te doen te hebben met het stoffelijk overschot van een adellijke vrouwe. Uit den toestand, waarin zich het gevondene, in het bijzonder de hou ten kist bevond, is duidelijk te zien, dat het graf reed6 eerder was geopend. In de gemeentelijke xylotheek wordt thans het hout onderzocht, teneinde te kun nen vaststellen, uit welken tijd de kist dateert. Het is intusschen zeer we' mo gelijk, dat men hier te doen heeft mét het graf van Beatrice d'Este, die gehuwd was met den Milaneeschen vorst Lodo- vico il Maro. De vorstin is den 2dpn Januari 1497, na de geboorte van haar tweedo kind, overleden. Het is bekend, dat Lodovico het plan had een mauso leum voor zijn jong gestorven gemalin te bouwen. Dit plan is echter niet ver wezenlijkt, doordat il Maro in ongenade vie en verbannen wsrd. B" het Conci ie van Trente werd o.a. bepaald, dat alle graven uit de kerken moesten worden verwijderd; de kisten moesten na» elders worden overgebracht. Waar Bea trice d'Este werd begraven heeft tot nu toe nimmer kunnen vast steil Uit Gijon wordt gemeld, dat Spaansche visschersboot met 6 per aan boord reeds sedert twee dagen mist wordt. Aangezien alle nasporing^ tot nu toe zonder resultaat zijn 8_ ven, veronderstelt men. dat het vaa tijdens den storm is vergaan. rsboot Eenzelfde lot heeft een vi^ch Lrgü uit Vigo ondergaan, waarbij drie ir> nen zijn verdronken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 6