D
SLACHTOFFERS VAN DEN OORLOG
i
Een Alkmaarsche Sinterklaasgeschiedenis.
#©oo©@© Hadioncoauxmma
JUoomciaal Tlieum
Jwiittetoit
E ONBUIGZAMEN
ALKMAARSCHE COURANT van MAANDAG 2 DECEMBER 1935
SCHAGERBRUG
Het werd ernst met de sancties tegen
Italië en in de straten van Genua werden
onder leiding van studenten optochten in
elkaar gezet, die met groote borden door de
stad trokken, borden met het opschrift:
,Leve Mussolini! Koopt geen producten
van landen, die zich vijanden van Italië
toonen!"
Uithangborden waren al afgerukt, winkel
ruiten in scherven gegooid en hoewel men
nog hoofdzakelijk naar winkels met Engel-
sche producten zocht, gevoelden ook de
handelaren, die Fransche wijnen, Belgische
steenkolen of Hollandsche kazen verkochten
zich allesbehalve gerust.
Meneer Reedeker, die, vroeg wees ge
worden. door' zijn tante naar een neef in
Italië was gezonden, had zich daar in ver
loop van jaren een zelfstandige positie ver
worven- Hij was een kaashandel begonnen
en omdat hij zijn geboorteland nooit kon
vergeten, had hij speciaal de Hollandsche
kaassoorten geïmporteerd en zoo een bloeien
de zaak gekregen waar de Edammertjes en
de Goudsche als een bijzondere attractie
achter de winkelruiten lagen. Het was een
voordeelig zaakje geweest en de familie was
juist besloten over eenige jaren in Holland te
gaan rentenieren, toen die ongelukige oor
log met Abessinië aan alle mooie plannen
een einde gemaakt had.
Want meneer Reedeker mocht een goed
zakenman zijn, een held was hij allesbehalve
en toen de tierende menigte zich op zoek
naar buitenlandsche producten door de
straten bewoog, had hij zijn blinden gesloten
en tegen zijn vrouw gezegd, dat het ver
standig zou zijn de heele zaak voorioopig
maar stop te zetten en de eerstvolgende
maanden rust en veiligheid in het oude,
dierbare Holland te zoeken.
Zijn vrouw was van Hollandsche af
komst en omdat er thuis altijd Nederlandsch
werd gesproken, was Holland ten slotte het
eenige land waar de familie zich goed ver
staanbaar zou kunnen maken en waar men
zich dus het meeste op zijn gemak zou ge
voelen.
Mi porti 1'occurente da scrivere (breng
mij het schrijfgerei) beval meneer Reedeker
zijn Italiaanschen bediende en toen schreef
hij met groote letters op een stuk papier, dat
de zaak tot na den oorlog gesloten zou
blijven.
Het gepeupel trok dien avond opnieuw
door de straten en omdat meneer Reedeker
meende, dat er al dreigende blikken naar zijn
winkel geworpen werden, besloot hij geen
dag langer te wachten, pakte alles wat
waarde had vlug bij elkaar, beval het huis in
de goede zorg van een jeugdige Italiaansche
dienstbode en stapte met zijn vrouw, zijn
schoonmama, zijn dochter en zoon in den
trein naar Bazei om verder langs den Rijn
naar het gastvrije Holland te reizen.
In de zachte kussens van een eerste klas
coupé waren ze over de Italiaansche, de Zwit-
sersche en de Duitsche grenzen gekomen en
eenmaal veilig in Nederland had meneer
Reedeker zijn glimmenden schedel uit het
portierraampje gestoken en in de verte den
toren van Zevenaar ontdekt waarna hij een
zucht van verlichting geslaakt had.
Het was alleen maar jammer, dat ze
Giulietta, het aardige Italiaansche meisje, in
Genua hadden moeten achterlaten en als hij
wat jonger was geweest, zei meneer, dan
had hij er niet lang over gedacht, dan had
hij zijn familie naar Holland gestuurd en
was „ijskoud" met het meisje in Genua ge
bleven.
„Jan", zei mevrouw een beetje geërgerd,
,,'t is nou heusch geen tijd om lolletjes te
maken".
Meneer Reedeker protesteerde, maar overal
ontmoette hij afkeurende blikken en zelfs
schoonmama, een krasse dame van vijf en
zeventig, schudde verbolgen het hoofd.
Kibbelend en ontevreden liepen ze in
Zevenaar over het perron. Oma liep voorop
met haar lievelingspapegaai in zijn kooi,
dan de twintigjarige Willem met het kistje
familieportretten en de zilveren lepels en
vorken, de zeventienjarige zus met de doos
met vaders getuigschriften en de schoolrap
porten van de kinderen, dan Mama groot en
imposant in haar zwart zijden japon, een
pakje juweelen krampachtig tegen haar
boezem gedrukt, eindelijk als quantité
neghgeable, heel achteraan, meneer Reede
ker, een klein, nietig mannetje in een dikken
ulster waarvan de zakken uitpuilden van
nollandsche guldens, waardepapieren en
spaarbankboekjes.
Maar in Zevenaar was 't heelemaal niks
gedaan. Overal hadden ze rondgeloopen en
enkele uren later waren ze naar het station
teruggekeerd, omdat het plaatsje een aller-
onprettigsten indruk maakte.
„Daar heb je 't nou al", zei meneer boos,
t is geen wonder dat de menschen ons
liever niet in huis willen hebben als ze die
karavaan door de straten zien trekken met
die roofvogel voorop".
„Ben ik dat misschien?", vroeg Oma met
een vernietigenden blik op de keus van haar
dochter.
„Neen", zei meneer, een beetje geschrok
ken door dien uitval, „dat is die leelijke
papegaai".
Mevrouw Reedeker veegde met een kanten
zakdoekje haar blozende wangen af, zij
hapte naar lucht en was juist bezig de gast
vrijheid van de Hollanders met die van de
Eskimo's te vergelijken toen Willem, de
stamhouder van het geslacht, plotseling uit
komst bracht.
Ze zouden naar Alkmaar gaan een heel
aardig stadje in Noordholland, Alkmaar
waar de kazen vandaan kwamen die zijn
vader jarenlang als de beste van de heele
wereld aan de Italianen verkocht had en hij
vertelde, dat er op het kantoor van een Alk-
maarschen kaashandelaar een heel aardige
typiste moest zitten, die wel eens briefjes bij
de kaas had gestopt en de groeten van een
„Hollandsch meisje aan de onbekende rela
ties in het buitenland" gedaan had.
„Zouden we daar dan wel heengaan?",
vroeg Oma wantrouwend.
„Och, zei meneer Reedeker", we moeten
toch ergens naar toe. We kunnen hier toch
vannacht niet op het perron blijven zitten.
Ik ken Alkmaar nog van toen ik een jongen
was en ik geloof zeker, dat we daar een goed
onderdak zullen vinden".
Een half uurtje later zaten ze dus weer in
den trein en het vooruitzicht een vriendelijk
tehuis, goed eten en een zacht bed te zullen
vinden had aan alle kibbelarijtjes een einde
gemaakt.
Meneer neuriede een brokje van het
Alkmaarsche volkslied, dat hij in zijn jeugd
wel eens gehoord had en trachtte bij Oma
in een goed blaadje te komen door de pape
gaai, die hem voor „leelijke Negus" uit
schold een klontje suiker te voeren en zelfs
Mama verklaarde, dat je toch eigenlijk geen
enkelen Hollander kwalijk kon nemen, dat
hij geen vijf menschen en een papegaai in
zijn huis neemt, die hij nog nooit van zijn
leven heeft gesproken.
Binnen weinige uren stonden ze op het
Alkmaarsche Stationsplein en meneer Reede
ker zei, dat hij voorop zou loopen omdat hij
wel eens meer in Alkmaar geweest was en
de familie den weg wel zou wijzen.
Hij volgde de reizigers, die over den
Stationsweg naar de stad trokken, maar
raakte op het Scharloo al in de war, omdat
hij meende dat daar vroeger maar een heel
smal straatje geweest was.
Gelukkig kwam er juist een jongmensch in
khaki voorbij, dien hij naar den weg kon
vragen, een vreeselijk gedienstig jong
mensch, dat dadelijk aanbood de papegaai
te dragen en de familie naar een geschikt en
niet te duur pension te vergezellen.
„Wat is dat voor een jongen?", infor
meerde Oma, die voor geen geld van de
wereld haar papegaai aan vreemde handen
toevertrouwde.
„Dat is een padvinder", legde Zus uit, het
jongemensch vriendelijk toeknikkend.
„Ajakkes", zei Oma, „zijn er hier veel van
die vieze beesten?"
Het jongemensch legde beleefd uit. dat hij
geen werkelijke maar figuurlijke padden
zocht en alleen maar padvinder genoemd
werd omdat hij nu eenmaal zoo heette, waar
na meneer zei, dat de familie zich geen bete
ren begeleider kon wenschen, omdat een
padvinder die verdwaalde, geen padvinder,
maar een padverliezer zou zijn.
„Jonge jonge", zei meneer, toen ze op het
Kerkplein kwamen, „wat is dat hier ver
anderd, waarom hebben jullie hier een vuur
toren neergezet?"
„Dat is een kleine herinnering aan een
oud-burgemeester", zei de padvinder trotsch.
„Zeker erg lang geregeerd", zei meneer
Reedeker.
„Twaalf en een' half jaar", vertelde de
padvinder.
„Hm", zei meneer, „maar hier toch zeker
begraven".
„Pardon, meneer", zei de padvinder", er
zat meer in hem en daarom is hij in de' poli
tiek gegaan. En wat zegt U van onze mid-
deleeuwsche gebouwen?"
„Prachtig", zei meneer Reedeker, „zeker
van Jan van Campen, omstreeks 1640".
„Pardon", zei de padvinder, „ze zijn van
Kropholler uit 1935. Hij is juist bezig om
er nog een bij te zetten, muren van twee
Meter dikte en schietgaten in den toren".
„En bouwt hij dat half over de straat
heen?", vroeg Oma, die zich geweldig aan
een leelijke schutting ergerde. „Daar moest
de politie toch eens naar kijken".
„Het wordt een politiebureau", zei de pad
vinder en meneer Reedeker, die in Italië ge
leerd had, wanneer er gezwegen of gespro
ken kon worden, begon maar gauw over wat
anders en zei, dat hij de Langestraat niet
meer herkende en dat hij meende, dat er
vroeger allemaal stoepjes en hekjes geweest
waren, waarlangs een paardentrammetje met
rood-fluweelen kussentjes had gereden.
Dat herinnerde hij zich nog uit zijn jeugd,
zei de padvinder en in een van de zijstraten
bracht hij de familie bij een hulpvaardigen
winkelier waar ze een paar ruime en gezel
lige kamers konden huren, een winkelier,
wiens naam helaas, omdat hij een slecht ad
verteerder is in deze Sint-Nicolaasgeschiede-
nis niet nader aangeduid kan worden.
Iedereen was dankbaar en tevreden. Oma
nestelde zich 's morgens al vroeg in een rus
tig hoekje bij het raam en tuurde in het
spionnetje naar de gezellige straat vol men
schen die omdat het tegen Sint Nicolaas
liep allemaal op pad waren om cadeautjes
te koopen. Ma en Zus trokken de stad in,
Willem had een vriend gevonden en meneer
zelf had een kaashandelaar ontdekt, met
wien hij wel eens zaken gedaan had en waar
mee hij 's middags gezellig een kaartje kon
leggen.
Mama, die het vrije gebruik van de keuken
bedongen had, bracht uren bij het gasfornuis
door om vader bij zijn thuiskomst op allerlei
lekkere schoteltjes te onthalen, maar de win
kelierster, die zoo nu en dan eens om het
hoekje gekeken had, vertelde aan de klanten,
dat er niks dan spaghetti en maccaroni ge
kookt werd en dat ze van die Italiaansche
kost geen hapje naar binnen zou kunnen
krijgen.
De winkeliersvrouw was een engel, zei
Oma aan iedereen, die het maar hooren
wilde en ze was een heelen voormiddag met
de papegaai bezig, met het resultaat dat de
snuggere vogel binnen twee dagen „de hemel
zal het je vergelden" kon zeggen, hoewel hij
er uit gewoonte nog altijd „Leve Mussolini"
achteraan schreeuwde.
Overigens bemerkten ze al gauw. dat het
in den vreemde een'duur leven is. Niet dat
alles in Alkmaar zooveel duurder was dan
in Italië, maar ze hadden zooveel moeten
achterlaten, dat ze allerlei dingen opnieuw
moesten koopen.
Maar in de dagen vlak voor Sint Nicolaas
was dat winkelen een gezellig werkje,
's Avonds waren de winkels zoo prachtig
verlicht en dan stapten ze overal even binnen
en lieten zich voorleggen wat ze meenden
onmogelijk langer te kunnen missen.
Bij Lind in de Langestraat had Oma een
prachtigen bontkraag ontdekt, die ze zoo
mooi vond, dat ze er al drie nachten van
gedroomd had. De heele familie moest mee
om die te koopen en toen ze eenmaal in den
winkel waren, wisten ze werkelijk niet wat
het eerst te bewonderen, want een rijke sor
teering bontmantels, taschmoffen en sjaals
DECEMBER WINTERMAAND!
EEN GEURIGE SOEP?
Prei, Selderie, Doperwtjes, Worteltjes,
Knolletjes en Bloemkool.
Al die ingrediënten vereenigd in zoo'n
bu6je SOEPGROENTEN van
HOOGENSTRAATEN
12Yp. CENT
Meer dan honderd winkeliers in
ALKMAAR en Omgeving kunnen het U
k veren.
Dinsdag 3 December.
HILVERSUM, 301 M. (A.V.R.O.-
uitz.) 8.— Gr.pl- 9-Omroep
orkest. 10.Morgenwijding, ge
wijde muziek. 10.30 Verv. Omroep
orkest. 11.Causerie. 11 30 Gr.pl.
12.05 Kovacs Lajos en zijn orkest
en gr.pl. 2.Gr.pl. 2.15 Omroep
orkest mmv. zangsoliste. 3.Knip-
les. 4.Zang en piano. 4.30 Kin
derkoorzang. 5.Voor de kinde
ren. 5.30 V.P.R.O. 6.De Avro
decibels. 6.30 R. V. U. 7— Voor
de kinderen. 7.05 Zang en piano
7 30 Engelsche les. 8.Ber en
gr.pl. 8.20 Concertgebouw-orkest
olv. W. Mengelberg. 9.20 Gr.pl.
9.30 Radiotooneel. 10.15 Gr.pl.
10.20 Versl. schaakmatch. 10.25
Bridgeles. 11.— Ber. 11.10—12
De Avro-Decibels.
HILVERSUM, 1875 M. (K.R.O-
nitz.) 8.9.15 en 10.Grpl-
11.3012.Godsd. halfuur. 12.15
Gr.pl. en orkestconcert. 1.30 Schla>-
germuziek. 2.Voor de vrouw.
3.Modecursus. 4.Gr.pl. en
schlagermuziek. 6.Koorconcert.
6.30 Gr.pl. 6.40 Lezing. 7.35 Gr.
pi. 7.50 Zang en piano. 8.Ber.
en grpl. 8.20 Zang. 8.30 Populair
concert. In de pauze: Sportpr. 9.45
Hoorspel. 10.30 Ber. 10.35 Orkest-
concert. 11.1512.Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 11.20—
11.50 Orgelspel S. Torch. 12.10
Gr.pl. 12.35 Trioconcert. 1.20—
2 20 BBC-Schotsche orkest, mmv.
vioolsolist. 3.103.55 Gr.pl. 4.20
Lezing. 4.40 Strijkkwartetconcert.
5.35 Dansmuziek. 6.20 Ber. 6.50
Schützconcert. 7.15 Fransche les.
7 50 Lezing. 8.20 BBC-theater-
orkest m. m. v. koor en zangsolist.
9.20 Piano-recital. 9.50 Berich
ten. 10.20 Voordracht. 10.40 BBC-
orkest, mmv. koor en cellosolist
11.3512.20 Dansmuziek.
RADIO PARIS, 1648 M. 7.20 en
8.20 Gr.pl. 12.35 Populair concert.
4.20 Orkestconcert. 5 50 Dito. 8.20
Uit Warschau: Europeesch concert.
9.35 Zang. 11.0512.35 Dansmu
ziek.
KEULEN, 456 M. 5 50 Gevar.
concert. 11.20 Omroepkleinorkest.
1.35 Gr.pl. 3.30 Piano-recital. 4.20
Omroeporkest, militair orkest en
solisten. 7.30 Pianorecital. 8.05
Omroeporkest.
BRUSSEL, 322 en 484 M.322 M-:
12.20 en 1.30—2.20 Gr.pl. 5.20
Salonorkest. 6.35, 6.50 en 7,35 Gr.
pl. 8.20 Symphonie-orkest, mmv.
zangsolist. 103011.20 Gr.pl.
484 M.: 12.20 Gr.pl. 12.50 Salon
orkest. 1.50-2.20 Gr.pl. 5 20 Po-
pulair concert. 6.20, 6.50 en 7.35
Gr.pl. 8.20 Europeesch concert uit
Warschau. 9.20 Gr.pl. 9.50 Rep.
10.30—11.20 Dansmuziek.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571
M. 7.30 Lezing. 8.20 Dansmuziek.
9.50 Ber. 9.55 Concert. 10.15 Weer
bericht. 10.20—11.20 Dansmuziek.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1Hilversum I.
Lijn 2: Hilversum II-
Lijn 3: Brussel VI. 8.05—9.20,
Keulen 9.2011.20, Kalundborg
11.20—12.20, Brussel VI. 12 20—
14.20, Kalundborg 14.20—15.10,
Droitwich 151015.55, D.sender
15.55—16.20, Parijs Radio 16.20—
17.20, Brussel VI. 17.20—19.20,
Keulen 19.20—19.30, Weenen 19.30
—20.20, Brussel Fr. 20.20—21.50,
München 21.5023.20, Weenen
23.20-24.—.
Lijn 4: Parijs R- 8 0510.05,
D.sender 10.05—10.35, Lond. Reg.
10.35—12.10, Droitwich 12.10
14.20, Lond. Reg. 14.20—1735,
Droitwich 17.3513.20, Luxem
burg 18.20—18.50, Lond. Reg.
18 50—20.20, Droitwich 20.20—
21.50, Lond. Reg. 21.50—24.—.
met mutsen en handschoenen lag daar voor
hen uitgestald.
Oma kocht onmiddelijk den bontkraag en
juist waren ze den winkel uit toen Zus be
dacht, dat ze graag nog wat wollen japon-
stof zou willen hebben, waarop Mama zei,
dat ze een winkel ontdekt had, waar zs bo
vendien nog een pakje zakdoeken cadeau
kreeg en even later stond de heele familie in
het Amsterdamsch couponhuis, waar Zus
zoo'n groote collectie vond, dat ze bijna niet
wist wat ze daaruit wel zou moeten kiezen.
Ze kregen een knippatroon als herinnering
en toen beweerde Mama, dat het nu haar
beurt was en nam Oma en Zus mee naar het
magazijn van den heer Hilckman in de Lan
gestraat waar ze een prachtig linnen tafel
laken met bijpassende servetten kocht en
een keuze deed uit een groote partij over
hemden. omdat meneer als Italiaan tot dus
ver alleen maar zwarte hemden had gedra
gen en ze al een wenk van een vriendelijken
politieagent hadden gekregen, dat deze als
bewijs van een bepaald staatkundig streven
beschouwd werden en in Holland niet ge
dragen mochten worden.
In de Langestraat vonden ze het hoofd der
familie en broer Willem weer terug, die in
middels een kijkje genomen hadden bij
Herin, du Crocq en er voor vader een pracht
van een kamerjas en voor zoonlief een keu
rige stropdas gekocht hadden. Een uitstekend
en billijk adres, zei meneer, maar Oma luis
terde er maar half naar omdat ze uit sym-
Eathie met de winkeliersvrouw een flesch
eerlijke odeur wilde koopen. Ze troonde de
heele familie mee naar den heer Jan Metz in
de Langestraat waar ze een keuze uit 4711,
Boldoot, Coty en Maja kon doen. Het rook
allemaal even lekker en Zus wilde percé nog
een flesch Lavendelwater meenemen, waarna
meneer Reedeker verklaarde, dat het voor
vandaag genoeg was en dat, als het zoo
doorging, hij binen een paar weken zijn fail
lissement wel zou kunnen aanvragen.
Beladen met pakjes en doozen keerde de
familie hoogst voldaan weer huistoe met het
voornemen den volgenden dag opnieuw op
stap te gaan omdat er nog allerlei dingen
gekocht moesten worden, die men bij het
gure Hollandsche klimaat beslist niet zou
kunnen missen.
(Wordt vervolgd).
Vergadering afd. Zijpe-Callantsoog
van „Het Witte Kruis".
Dezer dagen vergaderde de afdeeling
Zijpe-Callantsoog van „Het Witte Kruis" in
hotel „Het Wapen van de Zijpe" te Schager-
brug onder leiding van haar vice-voorzitter,
burgemeester mr. D. Breebaart.
In zijn openingswoord heette de voorzitter
in 't bijzonder welkom de beide nieuwe advi-
seerende bestuursleden, de heeren J. J. Boer-
ma, arts te 't Zand en W. van Slooten, arts te
St. Maartensbrug, die voor de eerste maal op
een algemeene vergadering der afdeeling
aanwezig waren.
Medegedeeld werd, dat door het bestuur
van de afdeeling Schagen van het Roode
Kruis is bericht, dat nog geen besluit is ge
nomen inzake het verzoek om bij te dragen
in de kosten van aanschaffing van zuurstof-
reddingskoffers, doch dat de voorzitter dier
afdeeling nader overleg zal plegen met dok
ter van Slooten.
Besloten werd de regeling van deze kwes
tie over te laten aan de doktoren Boerma en
van Slooten in overleg met dokter van der
Sluis, voorzitter van de voornoemde afd.
Schagen van het Roode Kruis.
Op voorstel van den voorzitter werd ver
volgens besloten een verzoekschrift van de
commissie voor malariabestrijding door de
bevolking in Noordholland voor kennis
geving aan te nemen, omdat reeds eerder is
besloten aan genoemde commissie een jaar-
lijksche bijdrage van 1 cent per inwoner der
gemeenten Zijpe en Callantsoog te verleenen
Aangenomen werd een bestuursvoorstel om
in te willigen het verzoek van het gemeente
bestuur van Zijpe om aan de beide wijkver
pleegsters dier gemeente als compensatie
door de verplichte 5 salarisverlaging een
naar het Engelsch
van J. S. FLETCHER
door mr.
H. J. H.
5)
Gesloten?" herbaalde Oliver woedend.
"Hij is een leugenaar! Is het niet erger
dan liegen om je in te dringen in het ver
trouwen van een ander en hem dan achter
zijn rug te bestelen? Hij liet me vrij en
openlijk tegen hem uitpraten, alsof hij mijn
vriend wasen hij wist allang, wat hij
me wilde aandoen! En hij heeft het ge
daan ook! O, als ik de kans maar gehad
had, dan zou ik wel hooger geboden heb
ben dan hij. Voor elke honderd pond, die
hij bood, had ik er duizend boven op ge
legd.. ik ben tweemaal zoo rijk als hij.
En wat had hij voor recht op
huis? Heelemaal geen recht! Ik had ten
minste eenig rechten ik ben net
kwijt!"
Er klonk verdriet uit die laatste woorde
en de zaakwaarnemer schoof onrustig op
zijn stoel heen en weer.
„Het spijt me erger dan ik u zeggen Kan,
meneer Carsdale", zei hij. „U weet zen
heel goed, wat ik u beloofd hebdat j»
u waarschuwen zou, zoodra lord Ryvedale
ook maar iets los liet over verkoopen
dat ik u dan dadelijk zou aandienen. En
dat zou ik gedaan hebben ook. Maar ik
verzeker u nogmaals dat ik er niet het min
ste idee op haddat ik het niet heb kun
nen droomen!"
„Ik maak er jou ook geen verwijt van",
zei Oliver. „Heelemaal niet. Ik weet best
hoe het gegaan moet zijn. Joe Bickerdyke
heeft hem overgehaald. Weet je, wat hij er
voor gegeven heeft".
„Niet het minste benul van! En ik ver
onderstel dat ik het ook wel nooit te weten
zal komen. Het heele zaakje is zoo geheim
zinnig en zoo snel afgehandeld en zoo on
verwachts
„Had je er heelemaal geen idee van, dat
lord Ryvedale geld noodig had?"
„Neen... heelemaal niet. U moet er aan
denken, dat ik nooit anders dan zijn plaat
selijke zaken hier heb waargenomen. Het
is nu zoo wat vier jaar geleden, dat hij er
eens op gezinspeeld heeft dat hij de abdy
wel zou willen verkoopen. Maar toen was
dat nog niet meer dan een zijdelingsche be
merking... en na dien tijd heeft hij er
geen woord meer over gezegd of geschre
ven. Maar ja, ik was er wel van overtuigd,
dat hij vroeg of laat verkoopen zou.
Ja ik doorzie het zaakje wel", bromde
Oliver. „Bickerdyke heeft natuurlijk ge
zegd... hier heb je contant geld... en
toen is zijn hoogheid door de mand geval-
leiMaar waar heeft Bickerdyke de abdy
voor noodig... wat beteekent die voor
hèm? Ik ben daar geboren! Bickerdvke dv»
vervloekte kerel, is niet eens in Halfirth
geboren. Hij kwam hier uit het Noorden
ik weet nog heel goed, dat hij kwam. Als
klerk bij den ouden Pollard toen ik al
chef bij Chettleworth was. We hebben sa
men nog les op de Zondagsschool gege
ven Zoo'n vervloekte, geniepige rat!"
Zwijgend bleef de zaakwaarnemer wach
ten, tot Carsdale wat uitgeraasd zou zijn.
Eindelijk keek hij eens op, in de hoop, dat
zijn cliënt wat gekalmeerd zou zijn.
„Ja", zei hij eindelijk, „het is voor u een
verschrikkelijke teleurstelling, maar het is
nu eenmaal een geval, waar niets meer aan
te doen valt. Tochja, daar valt me iets
in
Wat dan?"
TWel", antwoordde Hargreaves, een
beetje bedeesd, „U zei daareven, dat u
meende dat uw zooneen oogje had op
miss Bickerdyke. Veronderstel nu eens, dat
het tot een huwelijk komt... in dat ge
val zij is immers eenig kind komt
het goed toch in uw familie! Dat is toch
wel de moeite waard om eens over na te
denken, meneer Carsdale u zoudt het
Bickerdyke misschien kunnen vergeven
terwille van de jongelui
Maar Hargreaves had het laatste woord
nog niet gezegd, of hij wist, dat hij voor
doovemans ooren gesproken had. Oliver
wierp hem een woedenden blik toe en
ging naar de deur.
Jk vei geef Joe Bickerdyke niet, voordat
ik "hem in zijn graf zie liggen!" riep hij
nijdig uit. „En wat betreft een huwelijk
tusschen mijn eigen vleesch en bloed en
het zijne... geen denken aan, beste jongen!
Niet zoolang ik leef! Ik heb jarenlang ge
leefd in het vooruitzicht om dat oude goed
te verkrijgenik wil mijn leven nu be
steden, om wraak te nemen op zijn nieuwen
eigenaar! En... wreken zal ik me!"
Met zware schreden ging hij de trap
af en de straat op, in zichzelf mompelend,
zonder zich te bekommeren over de men
schen, die hem tegen kwamen. Dat het nu
juist Bickerdyke moest zijn. Het zou al een
zware slag voor hem geweest zijn, als een
vreemde hem was vóór geweest, maar dat
een buurman hem bestolen had, een inwo
ner van zijn eigen stad, een vriend, dien hij
meende te mogen vertrouwendat was
meer dan bitter.
En tengevolge van zijn bittere stemming
kwam een gedachte bij hem boven, die niet
ophield zijn stemming nog meer te ver
somberen. 'n Vriend! was Bickerdyke wel
ooit 'n vriend geweest? Ja, ze hadden el
kaar wel heel wat jaren en van nabij ge
kend ze hoorden tot dezelfde partij
waren leden geweest van denzelfden ge
meenteraad, hadden samengewerkt in heel
wat stedelijke aangelegenheden maar
dat was nog geen vriendschap. Hun heele
leven lang waren ze buren geweest; ze wa
ren het nog. Het huis van Bickerdyke lag
nog geen mijl van dat van Carsdale af. Ze
waren elkaar minstens eens per week ko
men bezoeken om een sigaar te rooken en
samen een glas port drinken; beiden hadden
ze plezier in eikaars gezelschap gehad. Dat
had toch wel veel van vriendschap weg!
En er was nog meer geweest. Toen Carsda
le zijn vrouw verloren had, was Bickerdyke
hem komen troosten en had hem gezelschap
gehouden dat was toch wel vriendschap
5eweest. En in den laatsten tijd had Louis
ohn Carsdale, de eenige zoon, die hem
overgebleven was, het hof gemaakt aan
Margaret Mary, de eenige dochter, die
Bickerdyke ooit had gehaden de beide
vaders wisten er van af en schenen beiden
een stilzwijgende toestemming te geven.
Jazekertot een uur geleden zou hij
Bickerdyke beslist een vriend genoemd heb
ben. Maar nu
„Zoo'n vervloekte, valsche, gluiperige
hond!" bromde Oliver. „Een, die stiekum
belaagt! Maar., ik zal hem er onder krij
gen! Ik zal hem...".
Hij was op de Markt aangeland en voor
de deur van de Halfirth club, zonder het
zelf nog bemerkt te hebben. En nu stapte
hij naar binnen, de trap op naar den rook-
salon, werktuigelijk gaande in de richting
van zijn geliefkoosde hoekje, waar hij en
enkele welgestelde vrienden gewend waren
bijeen te zitten. Dat hoekje was door een
scherm van de rest der zaal afgezet en toen
hij dichter bij kwam, hoorde hij Hollis ver
teilen, hoe hij Oliver op de Hoogstraat ont
moet had en hem verrast met 't groote
nieuws van den dag.
„En wat ik jullie zeg", vervolgde Hollis,
„de oude Carsdale werd zoo bleek als een
doek. Het scheen een vreeselijke slag voor
hem te zijn en„het sloeg hem toch
niet ter neer", vulde Carsdale aan, terwijl
hij om het scherm heenstapte. „En hier
staat hij nu voor je, mijnheer Kletsmeier!
Nou
Maar Hollis keek langs Carsdale heen
en er kwam 'n vreemde glimlach op zijn
gelaat. En toen hij dien glimlach zag,
draaide Oliver zich om en stond recht te
genover Bickerdyke.
(Wordt vervolgd)