D SLACHTOFFERS VAN DEN OORLOG i Een Alkmaarsche Sinterklaasgeschiedenis. #©oo©@© Hadioncoauxmma JUoomciaal Tlieum Jwiittetoit E ONBUIGZAMEN ALKMAARSCHE COURANT van MAANDAG 2 DECEMBER 1935 SCHAGERBRUG Het werd ernst met de sancties tegen Italië en in de straten van Genua werden onder leiding van studenten optochten in elkaar gezet, die met groote borden door de stad trokken, borden met het opschrift: ,Leve Mussolini! Koopt geen producten van landen, die zich vijanden van Italië toonen!" Uithangborden waren al afgerukt, winkel ruiten in scherven gegooid en hoewel men nog hoofdzakelijk naar winkels met Engel- sche producten zocht, gevoelden ook de handelaren, die Fransche wijnen, Belgische steenkolen of Hollandsche kazen verkochten zich allesbehalve gerust. Meneer Reedeker, die, vroeg wees ge worden. door' zijn tante naar een neef in Italië was gezonden, had zich daar in ver loop van jaren een zelfstandige positie ver worven- Hij was een kaashandel begonnen en omdat hij zijn geboorteland nooit kon vergeten, had hij speciaal de Hollandsche kaassoorten geïmporteerd en zoo een bloeien de zaak gekregen waar de Edammertjes en de Goudsche als een bijzondere attractie achter de winkelruiten lagen. Het was een voordeelig zaakje geweest en de familie was juist besloten over eenige jaren in Holland te gaan rentenieren, toen die ongelukige oor log met Abessinië aan alle mooie plannen een einde gemaakt had. Want meneer Reedeker mocht een goed zakenman zijn, een held was hij allesbehalve en toen de tierende menigte zich op zoek naar buitenlandsche producten door de straten bewoog, had hij zijn blinden gesloten en tegen zijn vrouw gezegd, dat het ver standig zou zijn de heele zaak voorioopig maar stop te zetten en de eerstvolgende maanden rust en veiligheid in het oude, dierbare Holland te zoeken. Zijn vrouw was van Hollandsche af komst en omdat er thuis altijd Nederlandsch werd gesproken, was Holland ten slotte het eenige land waar de familie zich goed ver staanbaar zou kunnen maken en waar men zich dus het meeste op zijn gemak zou ge voelen. Mi porti 1'occurente da scrivere (breng mij het schrijfgerei) beval meneer Reedeker zijn Italiaanschen bediende en toen schreef hij met groote letters op een stuk papier, dat de zaak tot na den oorlog gesloten zou blijven. Het gepeupel trok dien avond opnieuw door de straten en omdat meneer Reedeker meende, dat er al dreigende blikken naar zijn winkel geworpen werden, besloot hij geen dag langer te wachten, pakte alles wat waarde had vlug bij elkaar, beval het huis in de goede zorg van een jeugdige Italiaansche dienstbode en stapte met zijn vrouw, zijn schoonmama, zijn dochter en zoon in den trein naar Bazei om verder langs den Rijn naar het gastvrije Holland te reizen. In de zachte kussens van een eerste klas coupé waren ze over de Italiaansche, de Zwit- sersche en de Duitsche grenzen gekomen en eenmaal veilig in Nederland had meneer Reedeker zijn glimmenden schedel uit het portierraampje gestoken en in de verte den toren van Zevenaar ontdekt waarna hij een zucht van verlichting geslaakt had. Het was alleen maar jammer, dat ze Giulietta, het aardige Italiaansche meisje, in Genua hadden moeten achterlaten en als hij wat jonger was geweest, zei meneer, dan had hij er niet lang over gedacht, dan had hij zijn familie naar Holland gestuurd en was „ijskoud" met het meisje in Genua ge bleven. „Jan", zei mevrouw een beetje geërgerd, ,,'t is nou heusch geen tijd om lolletjes te maken". Meneer Reedeker protesteerde, maar overal ontmoette hij afkeurende blikken en zelfs schoonmama, een krasse dame van vijf en zeventig, schudde verbolgen het hoofd. Kibbelend en ontevreden liepen ze in Zevenaar over het perron. Oma liep voorop met haar lievelingspapegaai in zijn kooi, dan de twintigjarige Willem met het kistje familieportretten en de zilveren lepels en vorken, de zeventienjarige zus met de doos met vaders getuigschriften en de schoolrap porten van de kinderen, dan Mama groot en imposant in haar zwart zijden japon, een pakje juweelen krampachtig tegen haar boezem gedrukt, eindelijk als quantité neghgeable, heel achteraan, meneer Reede ker, een klein, nietig mannetje in een dikken ulster waarvan de zakken uitpuilden van nollandsche guldens, waardepapieren en spaarbankboekjes. Maar in Zevenaar was 't heelemaal niks gedaan. Overal hadden ze rondgeloopen en enkele uren later waren ze naar het station teruggekeerd, omdat het plaatsje een aller- onprettigsten indruk maakte. „Daar heb je 't nou al", zei meneer boos, t is geen wonder dat de menschen ons liever niet in huis willen hebben als ze die karavaan door de straten zien trekken met die roofvogel voorop". „Ben ik dat misschien?", vroeg Oma met een vernietigenden blik op de keus van haar dochter. „Neen", zei meneer, een beetje geschrok ken door dien uitval, „dat is die leelijke papegaai". Mevrouw Reedeker veegde met een kanten zakdoekje haar blozende wangen af, zij hapte naar lucht en was juist bezig de gast vrijheid van de Hollanders met die van de Eskimo's te vergelijken toen Willem, de stamhouder van het geslacht, plotseling uit komst bracht. Ze zouden naar Alkmaar gaan een heel aardig stadje in Noordholland, Alkmaar waar de kazen vandaan kwamen die zijn vader jarenlang als de beste van de heele wereld aan de Italianen verkocht had en hij vertelde, dat er op het kantoor van een Alk- maarschen kaashandelaar een heel aardige typiste moest zitten, die wel eens briefjes bij de kaas had gestopt en de groeten van een „Hollandsch meisje aan de onbekende rela ties in het buitenland" gedaan had. „Zouden we daar dan wel heengaan?", vroeg Oma wantrouwend. „Och, zei meneer Reedeker", we moeten toch ergens naar toe. We kunnen hier toch vannacht niet op het perron blijven zitten. Ik ken Alkmaar nog van toen ik een jongen was en ik geloof zeker, dat we daar een goed onderdak zullen vinden". Een half uurtje later zaten ze dus weer in den trein en het vooruitzicht een vriendelijk tehuis, goed eten en een zacht bed te zullen vinden had aan alle kibbelarijtjes een einde gemaakt. Meneer neuriede een brokje van het Alkmaarsche volkslied, dat hij in zijn jeugd wel eens gehoord had en trachtte bij Oma in een goed blaadje te komen door de pape gaai, die hem voor „leelijke Negus" uit schold een klontje suiker te voeren en zelfs Mama verklaarde, dat je toch eigenlijk geen enkelen Hollander kwalijk kon nemen, dat hij geen vijf menschen en een papegaai in zijn huis neemt, die hij nog nooit van zijn leven heeft gesproken. Binnen weinige uren stonden ze op het Alkmaarsche Stationsplein en meneer Reede ker zei, dat hij voorop zou loopen omdat hij wel eens meer in Alkmaar geweest was en de familie den weg wel zou wijzen. Hij volgde de reizigers, die over den Stationsweg naar de stad trokken, maar raakte op het Scharloo al in de war, omdat hij meende dat daar vroeger maar een heel smal straatje geweest was. Gelukkig kwam er juist een jongmensch in khaki voorbij, dien hij naar den weg kon vragen, een vreeselijk gedienstig jong mensch, dat dadelijk aanbood de papegaai te dragen en de familie naar een geschikt en niet te duur pension te vergezellen. „Wat is dat voor een jongen?", infor meerde Oma, die voor geen geld van de wereld haar papegaai aan vreemde handen toevertrouwde. „Dat is een padvinder", legde Zus uit, het jongemensch vriendelijk toeknikkend. „Ajakkes", zei Oma, „zijn er hier veel van die vieze beesten?" Het jongemensch legde beleefd uit. dat hij geen werkelijke maar figuurlijke padden zocht en alleen maar padvinder genoemd werd omdat hij nu eenmaal zoo heette, waar na meneer zei, dat de familie zich geen bete ren begeleider kon wenschen, omdat een padvinder die verdwaalde, geen padvinder, maar een padverliezer zou zijn. „Jonge jonge", zei meneer, toen ze op het Kerkplein kwamen, „wat is dat hier ver anderd, waarom hebben jullie hier een vuur toren neergezet?" „Dat is een kleine herinnering aan een oud-burgemeester", zei de padvinder trotsch. „Zeker erg lang geregeerd", zei meneer Reedeker. „Twaalf en een' half jaar", vertelde de padvinder. „Hm", zei meneer, „maar hier toch zeker begraven". „Pardon, meneer", zei de padvinder", er zat meer in hem en daarom is hij in de' poli tiek gegaan. En wat zegt U van onze mid- deleeuwsche gebouwen?" „Prachtig", zei meneer Reedeker, „zeker van Jan van Campen, omstreeks 1640". „Pardon", zei de padvinder, „ze zijn van Kropholler uit 1935. Hij is juist bezig om er nog een bij te zetten, muren van twee Meter dikte en schietgaten in den toren". „En bouwt hij dat half over de straat heen?", vroeg Oma, die zich geweldig aan een leelijke schutting ergerde. „Daar moest de politie toch eens naar kijken". „Het wordt een politiebureau", zei de pad vinder en meneer Reedeker, die in Italië ge leerd had, wanneer er gezwegen of gespro ken kon worden, begon maar gauw over wat anders en zei, dat hij de Langestraat niet meer herkende en dat hij meende, dat er vroeger allemaal stoepjes en hekjes geweest waren, waarlangs een paardentrammetje met rood-fluweelen kussentjes had gereden. Dat herinnerde hij zich nog uit zijn jeugd, zei de padvinder en in een van de zijstraten bracht hij de familie bij een hulpvaardigen winkelier waar ze een paar ruime en gezel lige kamers konden huren, een winkelier, wiens naam helaas, omdat hij een slecht ad verteerder is in deze Sint-Nicolaasgeschiede- nis niet nader aangeduid kan worden. Iedereen was dankbaar en tevreden. Oma nestelde zich 's morgens al vroeg in een rus tig hoekje bij het raam en tuurde in het spionnetje naar de gezellige straat vol men schen die omdat het tegen Sint Nicolaas liep allemaal op pad waren om cadeautjes te koopen. Ma en Zus trokken de stad in, Willem had een vriend gevonden en meneer zelf had een kaashandelaar ontdekt, met wien hij wel eens zaken gedaan had en waar mee hij 's middags gezellig een kaartje kon leggen. Mama, die het vrije gebruik van de keuken bedongen had, bracht uren bij het gasfornuis door om vader bij zijn thuiskomst op allerlei lekkere schoteltjes te onthalen, maar de win kelierster, die zoo nu en dan eens om het hoekje gekeken had, vertelde aan de klanten, dat er niks dan spaghetti en maccaroni ge kookt werd en dat ze van die Italiaansche kost geen hapje naar binnen zou kunnen krijgen. De winkeliersvrouw was een engel, zei Oma aan iedereen, die het maar hooren wilde en ze was een heelen voormiddag met de papegaai bezig, met het resultaat dat de snuggere vogel binnen twee dagen „de hemel zal het je vergelden" kon zeggen, hoewel hij er uit gewoonte nog altijd „Leve Mussolini" achteraan schreeuwde. Overigens bemerkten ze al gauw. dat het in den vreemde een'duur leven is. Niet dat alles in Alkmaar zooveel duurder was dan in Italië, maar ze hadden zooveel moeten achterlaten, dat ze allerlei dingen opnieuw moesten koopen. Maar in de dagen vlak voor Sint Nicolaas was dat winkelen een gezellig werkje, 's Avonds waren de winkels zoo prachtig verlicht en dan stapten ze overal even binnen en lieten zich voorleggen wat ze meenden onmogelijk langer te kunnen missen. Bij Lind in de Langestraat had Oma een prachtigen bontkraag ontdekt, die ze zoo mooi vond, dat ze er al drie nachten van gedroomd had. De heele familie moest mee om die te koopen en toen ze eenmaal in den winkel waren, wisten ze werkelijk niet wat het eerst te bewonderen, want een rijke sor teering bontmantels, taschmoffen en sjaals DECEMBER WINTERMAAND! EEN GEURIGE SOEP? Prei, Selderie, Doperwtjes, Worteltjes, Knolletjes en Bloemkool. Al die ingrediënten vereenigd in zoo'n bu6je SOEPGROENTEN van HOOGENSTRAATEN 12Yp. CENT Meer dan honderd winkeliers in ALKMAAR en Omgeving kunnen het U k veren. Dinsdag 3 December. HILVERSUM, 301 M. (A.V.R.O.- uitz.) 8.— Gr.pl- 9-Omroep orkest. 10.Morgenwijding, ge wijde muziek. 10.30 Verv. Omroep orkest. 11.Causerie. 11 30 Gr.pl. 12.05 Kovacs Lajos en zijn orkest en gr.pl. 2.Gr.pl. 2.15 Omroep orkest mmv. zangsoliste. 3.Knip- les. 4.Zang en piano. 4.30 Kin derkoorzang. 5.Voor de kinde ren. 5.30 V.P.R.O. 6.De Avro decibels. 6.30 R. V. U. 7— Voor de kinderen. 7.05 Zang en piano 7 30 Engelsche les. 8.Ber en gr.pl. 8.20 Concertgebouw-orkest olv. W. Mengelberg. 9.20 Gr.pl. 9.30 Radiotooneel. 10.15 Gr.pl. 10.20 Versl. schaakmatch. 10.25 Bridgeles. 11.— Ber. 11.10—12 De Avro-Decibels. HILVERSUM, 1875 M. (K.R.O- nitz.) 8.9.15 en 10.Grpl- 11.3012.Godsd. halfuur. 12.15 Gr.pl. en orkestconcert. 1.30 Schla>- germuziek. 2.Voor de vrouw. 3.Modecursus. 4.Gr.pl. en schlagermuziek. 6.Koorconcert. 6.30 Gr.pl. 6.40 Lezing. 7.35 Gr. pi. 7.50 Zang en piano. 8.Ber. en grpl. 8.20 Zang. 8.30 Populair concert. In de pauze: Sportpr. 9.45 Hoorspel. 10.30 Ber. 10.35 Orkest- concert. 11.1512.Gr.pl. DROITWICH, 1500 M. 11.20— 11.50 Orgelspel S. Torch. 12.10 Gr.pl. 12.35 Trioconcert. 1.20— 2 20 BBC-Schotsche orkest, mmv. vioolsolist. 3.103.55 Gr.pl. 4.20 Lezing. 4.40 Strijkkwartetconcert. 5.35 Dansmuziek. 6.20 Ber. 6.50 Schützconcert. 7.15 Fransche les. 7 50 Lezing. 8.20 BBC-theater- orkest m. m. v. koor en zangsolist. 9.20 Piano-recital. 9.50 Berich ten. 10.20 Voordracht. 10.40 BBC- orkest, mmv. koor en cellosolist 11.3512.20 Dansmuziek. RADIO PARIS, 1648 M. 7.20 en 8.20 Gr.pl. 12.35 Populair concert. 4.20 Orkestconcert. 5 50 Dito. 8.20 Uit Warschau: Europeesch concert. 9.35 Zang. 11.0512.35 Dansmu ziek. KEULEN, 456 M. 5 50 Gevar. concert. 11.20 Omroepkleinorkest. 1.35 Gr.pl. 3.30 Piano-recital. 4.20 Omroeporkest, militair orkest en solisten. 7.30 Pianorecital. 8.05 Omroeporkest. BRUSSEL, 322 en 484 M.322 M-: 12.20 en 1.30—2.20 Gr.pl. 5.20 Salonorkest. 6.35, 6.50 en 7,35 Gr. pl. 8.20 Symphonie-orkest, mmv. zangsolist. 103011.20 Gr.pl. 484 M.: 12.20 Gr.pl. 12.50 Salon orkest. 1.50-2.20 Gr.pl. 5 20 Po- pulair concert. 6.20, 6.50 en 7.35 Gr.pl. 8.20 Europeesch concert uit Warschau. 9.20 Gr.pl. 9.50 Rep. 10.30—11.20 Dansmuziek. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7.30 Lezing. 8.20 Dansmuziek. 9.50 Ber. 9.55 Concert. 10.15 Weer bericht. 10.20—11.20 Dansmuziek. GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1Hilversum I. Lijn 2: Hilversum II- Lijn 3: Brussel VI. 8.05—9.20, Keulen 9.2011.20, Kalundborg 11.20—12.20, Brussel VI. 12 20— 14.20, Kalundborg 14.20—15.10, Droitwich 151015.55, D.sender 15.55—16.20, Parijs Radio 16.20— 17.20, Brussel VI. 17.20—19.20, Keulen 19.20—19.30, Weenen 19.30 —20.20, Brussel Fr. 20.20—21.50, München 21.5023.20, Weenen 23.20-24.—. Lijn 4: Parijs R- 8 0510.05, D.sender 10.05—10.35, Lond. Reg. 10.35—12.10, Droitwich 12.10 14.20, Lond. Reg. 14.20—1735, Droitwich 17.3513.20, Luxem burg 18.20—18.50, Lond. Reg. 18 50—20.20, Droitwich 20.20— 21.50, Lond. Reg. 21.50—24.—. met mutsen en handschoenen lag daar voor hen uitgestald. Oma kocht onmiddelijk den bontkraag en juist waren ze den winkel uit toen Zus be dacht, dat ze graag nog wat wollen japon- stof zou willen hebben, waarop Mama zei, dat ze een winkel ontdekt had, waar zs bo vendien nog een pakje zakdoeken cadeau kreeg en even later stond de heele familie in het Amsterdamsch couponhuis, waar Zus zoo'n groote collectie vond, dat ze bijna niet wist wat ze daaruit wel zou moeten kiezen. Ze kregen een knippatroon als herinnering en toen beweerde Mama, dat het nu haar beurt was en nam Oma en Zus mee naar het magazijn van den heer Hilckman in de Lan gestraat waar ze een prachtig linnen tafel laken met bijpassende servetten kocht en een keuze deed uit een groote partij over hemden. omdat meneer als Italiaan tot dus ver alleen maar zwarte hemden had gedra gen en ze al een wenk van een vriendelijken politieagent hadden gekregen, dat deze als bewijs van een bepaald staatkundig streven beschouwd werden en in Holland niet ge dragen mochten worden. In de Langestraat vonden ze het hoofd der familie en broer Willem weer terug, die in middels een kijkje genomen hadden bij Herin, du Crocq en er voor vader een pracht van een kamerjas en voor zoonlief een keu rige stropdas gekocht hadden. Een uitstekend en billijk adres, zei meneer, maar Oma luis terde er maar half naar omdat ze uit sym- Eathie met de winkeliersvrouw een flesch eerlijke odeur wilde koopen. Ze troonde de heele familie mee naar den heer Jan Metz in de Langestraat waar ze een keuze uit 4711, Boldoot, Coty en Maja kon doen. Het rook allemaal even lekker en Zus wilde percé nog een flesch Lavendelwater meenemen, waarna meneer Reedeker verklaarde, dat het voor vandaag genoeg was en dat, als het zoo doorging, hij binen een paar weken zijn fail lissement wel zou kunnen aanvragen. Beladen met pakjes en doozen keerde de familie hoogst voldaan weer huistoe met het voornemen den volgenden dag opnieuw op stap te gaan omdat er nog allerlei dingen gekocht moesten worden, die men bij het gure Hollandsche klimaat beslist niet zou kunnen missen. (Wordt vervolgd). Vergadering afd. Zijpe-Callantsoog van „Het Witte Kruis". Dezer dagen vergaderde de afdeeling Zijpe-Callantsoog van „Het Witte Kruis" in hotel „Het Wapen van de Zijpe" te Schager- brug onder leiding van haar vice-voorzitter, burgemeester mr. D. Breebaart. In zijn openingswoord heette de voorzitter in 't bijzonder welkom de beide nieuwe advi- seerende bestuursleden, de heeren J. J. Boer- ma, arts te 't Zand en W. van Slooten, arts te St. Maartensbrug, die voor de eerste maal op een algemeene vergadering der afdeeling aanwezig waren. Medegedeeld werd, dat door het bestuur van de afdeeling Schagen van het Roode Kruis is bericht, dat nog geen besluit is ge nomen inzake het verzoek om bij te dragen in de kosten van aanschaffing van zuurstof- reddingskoffers, doch dat de voorzitter dier afdeeling nader overleg zal plegen met dok ter van Slooten. Besloten werd de regeling van deze kwes tie over te laten aan de doktoren Boerma en van Slooten in overleg met dokter van der Sluis, voorzitter van de voornoemde afd. Schagen van het Roode Kruis. Op voorstel van den voorzitter werd ver volgens besloten een verzoekschrift van de commissie voor malariabestrijding door de bevolking in Noordholland voor kennis geving aan te nemen, omdat reeds eerder is besloten aan genoemde commissie een jaar- lijksche bijdrage van 1 cent per inwoner der gemeenten Zijpe en Callantsoog te verleenen Aangenomen werd een bestuursvoorstel om in te willigen het verzoek van het gemeente bestuur van Zijpe om aan de beide wijkver pleegsters dier gemeente als compensatie door de verplichte 5 salarisverlaging een naar het Engelsch van J. S. FLETCHER door mr. H. J. H. 5) Gesloten?" herbaalde Oliver woedend. "Hij is een leugenaar! Is het niet erger dan liegen om je in te dringen in het ver trouwen van een ander en hem dan achter zijn rug te bestelen? Hij liet me vrij en openlijk tegen hem uitpraten, alsof hij mijn vriend wasen hij wist allang, wat hij me wilde aandoen! En hij heeft het ge daan ook! O, als ik de kans maar gehad had, dan zou ik wel hooger geboden heb ben dan hij. Voor elke honderd pond, die hij bood, had ik er duizend boven op ge legd.. ik ben tweemaal zoo rijk als hij. En wat had hij voor recht op huis? Heelemaal geen recht! Ik had ten minste eenig rechten ik ben net kwijt!" Er klonk verdriet uit die laatste woorde en de zaakwaarnemer schoof onrustig op zijn stoel heen en weer. „Het spijt me erger dan ik u zeggen Kan, meneer Carsdale", zei hij. „U weet zen heel goed, wat ik u beloofd hebdat j» u waarschuwen zou, zoodra lord Ryvedale ook maar iets los liet over verkoopen dat ik u dan dadelijk zou aandienen. En dat zou ik gedaan hebben ook. Maar ik verzeker u nogmaals dat ik er niet het min ste idee op haddat ik het niet heb kun nen droomen!" „Ik maak er jou ook geen verwijt van", zei Oliver. „Heelemaal niet. Ik weet best hoe het gegaan moet zijn. Joe Bickerdyke heeft hem overgehaald. Weet je, wat hij er voor gegeven heeft". „Niet het minste benul van! En ik ver onderstel dat ik het ook wel nooit te weten zal komen. Het heele zaakje is zoo geheim zinnig en zoo snel afgehandeld en zoo on verwachts „Had je er heelemaal geen idee van, dat lord Ryvedale geld noodig had?" „Neen... heelemaal niet. U moet er aan denken, dat ik nooit anders dan zijn plaat selijke zaken hier heb waargenomen. Het is nu zoo wat vier jaar geleden, dat hij er eens op gezinspeeld heeft dat hij de abdy wel zou willen verkoopen. Maar toen was dat nog niet meer dan een zijdelingsche be merking... en na dien tijd heeft hij er geen woord meer over gezegd of geschre ven. Maar ja, ik was er wel van overtuigd, dat hij vroeg of laat verkoopen zou. Ja ik doorzie het zaakje wel", bromde Oliver. „Bickerdyke heeft natuurlijk ge zegd... hier heb je contant geld... en toen is zijn hoogheid door de mand geval- leiMaar waar heeft Bickerdyke de abdy voor noodig... wat beteekent die voor hèm? Ik ben daar geboren! Bickerdvke dv» vervloekte kerel, is niet eens in Halfirth geboren. Hij kwam hier uit het Noorden ik weet nog heel goed, dat hij kwam. Als klerk bij den ouden Pollard toen ik al chef bij Chettleworth was. We hebben sa men nog les op de Zondagsschool gege ven Zoo'n vervloekte, geniepige rat!" Zwijgend bleef de zaakwaarnemer wach ten, tot Carsdale wat uitgeraasd zou zijn. Eindelijk keek hij eens op, in de hoop, dat zijn cliënt wat gekalmeerd zou zijn. „Ja", zei hij eindelijk, „het is voor u een verschrikkelijke teleurstelling, maar het is nu eenmaal een geval, waar niets meer aan te doen valt. Tochja, daar valt me iets in Wat dan?" TWel", antwoordde Hargreaves, een beetje bedeesd, „U zei daareven, dat u meende dat uw zooneen oogje had op miss Bickerdyke. Veronderstel nu eens, dat het tot een huwelijk komt... in dat ge val zij is immers eenig kind komt het goed toch in uw familie! Dat is toch wel de moeite waard om eens over na te denken, meneer Carsdale u zoudt het Bickerdyke misschien kunnen vergeven terwille van de jongelui Maar Hargreaves had het laatste woord nog niet gezegd, of hij wist, dat hij voor doovemans ooren gesproken had. Oliver wierp hem een woedenden blik toe en ging naar de deur. Jk vei geef Joe Bickerdyke niet, voordat ik "hem in zijn graf zie liggen!" riep hij nijdig uit. „En wat betreft een huwelijk tusschen mijn eigen vleesch en bloed en het zijne... geen denken aan, beste jongen! Niet zoolang ik leef! Ik heb jarenlang ge leefd in het vooruitzicht om dat oude goed te verkrijgenik wil mijn leven nu be steden, om wraak te nemen op zijn nieuwen eigenaar! En... wreken zal ik me!" Met zware schreden ging hij de trap af en de straat op, in zichzelf mompelend, zonder zich te bekommeren over de men schen, die hem tegen kwamen. Dat het nu juist Bickerdyke moest zijn. Het zou al een zware slag voor hem geweest zijn, als een vreemde hem was vóór geweest, maar dat een buurman hem bestolen had, een inwo ner van zijn eigen stad, een vriend, dien hij meende te mogen vertrouwendat was meer dan bitter. En tengevolge van zijn bittere stemming kwam een gedachte bij hem boven, die niet ophield zijn stemming nog meer te ver somberen. 'n Vriend! was Bickerdyke wel ooit 'n vriend geweest? Ja, ze hadden el kaar wel heel wat jaren en van nabij ge kend ze hoorden tot dezelfde partij waren leden geweest van denzelfden ge meenteraad, hadden samengewerkt in heel wat stedelijke aangelegenheden maar dat was nog geen vriendschap. Hun heele leven lang waren ze buren geweest; ze wa ren het nog. Het huis van Bickerdyke lag nog geen mijl van dat van Carsdale af. Ze waren elkaar minstens eens per week ko men bezoeken om een sigaar te rooken en samen een glas port drinken; beiden hadden ze plezier in eikaars gezelschap gehad. Dat had toch wel veel van vriendschap weg! En er was nog meer geweest. Toen Carsda le zijn vrouw verloren had, was Bickerdyke hem komen troosten en had hem gezelschap gehouden dat was toch wel vriendschap 5eweest. En in den laatsten tijd had Louis ohn Carsdale, de eenige zoon, die hem overgebleven was, het hof gemaakt aan Margaret Mary, de eenige dochter, die Bickerdyke ooit had gehaden de beide vaders wisten er van af en schenen beiden een stilzwijgende toestemming te geven. Jazekertot een uur geleden zou hij Bickerdyke beslist een vriend genoemd heb ben. Maar nu „Zoo'n vervloekte, valsche, gluiperige hond!" bromde Oliver. „Een, die stiekum belaagt! Maar., ik zal hem er onder krij gen! Ik zal hem...". Hij was op de Markt aangeland en voor de deur van de Halfirth club, zonder het zelf nog bemerkt te hebben. En nu stapte hij naar binnen, de trap op naar den rook- salon, werktuigelijk gaande in de richting van zijn geliefkoosde hoekje, waar hij en enkele welgestelde vrienden gewend waren bijeen te zitten. Dat hoekje was door een scherm van de rest der zaal afgezet en toen hij dichter bij kwam, hoorde hij Hollis ver teilen, hoe hij Oliver op de Hoogstraat ont moet had en hem verrast met 't groote nieuws van den dag. „En wat ik jullie zeg", vervolgde Hollis, „de oude Carsdale werd zoo bleek als een doek. Het scheen een vreeselijke slag voor hem te zijn en„het sloeg hem toch niet ter neer", vulde Carsdale aan, terwijl hij om het scherm heenstapte. „En hier staat hij nu voor je, mijnheer Kletsmeier! Nou Maar Hollis keek langs Carsdale heen en er kwam 'n vreemde glimlach op zijn gelaat. En toen hij dien glimlach zag, draaide Oliver zich om en stond recht te genover Bickerdyke. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 9