B I fÜf a SS! ÜSi B 1 B a 18 B i mg B B Si 1 B ïf| ffv §u i B B :5| B B S i B li m B n DE GEBROEDERS „GOCHEM ^fchaakcuhiek m t i i M A 'ftf n érn W§ wrn t W ALS 'T NACHT ISI VOUWPLAATJE OP HET SLEETJE BEER HEEFT KIESPIJN 'm A m mm- 7 WA wmi 10. 11. 12. 18. 18. Raadselhoekie X X X X X X i X 2. 10. 11. 12. 18. 99 21. Prboleem 573. K. W. Kettener. 8 7 6 5 4 3 2 'HP 1 SU a bcdefgb Tweezet. Oplossing: 1. 000. Eindspel 939. R. N. Alexandrow. 8 1 7 6 5 4 3 2 1 ab cdetgh Wit speelt en houdt remise. 1. Tdl h2 2. Thl. Kc6 3. Kh5 Kd5 4. Kh4 Ke4 5. Kh3 Kf3 6. Kh2. Kf2 7. Kh3 Th8f 8. Kg4 Thl pat. Eindspel 940. N. Griqoriew. I A m ab cdeigh Wit speelt en houdt remise t b6! (L Tc5 b2 2. b6 blD 3. Taóf Da2! is voor wit verloren), 1b2 2. Ta8 Kbl 3. Tc8.! Ka2 4. Tc5 blD. 5. Taóf Kb3 6. Tb5f Kc2 7. Tbl. Kbl 8. Kg3! (de eeni- ge goede zet) Kc2 Kf2 Kd2 (Kd3 10. Kei!) 10. Kfl! Kd3 11. Kei Kc4 12. Kd2 Kbó lb. Kc3 Kb6 14. Kb4. Rmise. Voor Amerika speelde de zeer bekende Frank Marshall met wit tegen G. Stolz (Zweden) in 't landentournooi te War schau op 18 Augustus 1935. Marshall heeft hier niet best gespeeld en Stalz speelde onverschrokken tegen den van ouds bekenden „Swindler". Damegambiet. d4 dó c4 c6 Pc3 Pf6 cd5 Deze afruil is in de laatste tijd zeer geliefd. cdó Pf3 Pc6 Lf4. Db6! Pakt wit onmiddellijk in zijn zwak, zoodat hij geen tijd heeft om zijn paard op bó te krijgen. Pa4. Daóf Ld2 Dd8 e3 e6 Ld6 Ld7 Pe4 Lc5 0-0 Tac8 Natuurlijk niet 15. Pc5 wegens 16. Lc6 Lc6. 17. Dd4 en wint een officier wegens matdrei- Fing- Pe5ü Peóf met Df3 bereikt wit niet» Pe3 Dd7 beter f4. eo! Tc6 Dus een pion geofferd voor de open lijnen en de aanval. e4 Helpt niet al wordt f3 gedekt. d4 Td4 Dh3 Td4 Wit speelt 6lecht! Maar hij staat ook zeer slecht. Er is feitelijk geen redding meer. Marshal besluit tot offeren der dame, maar dat 1. 2. 3. 4. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 13. 14. 15. 16. 17. 19. 20. 20. 21. 22 22. 23. 24 Tacl Lbo 0-0 Pc5. dc5 Lc3 a3 Ld7 gf3. Tc3 Dd4? De5 brengt natuurlijk tegen één toren geen redding, daar voor moet het dameoffe; minstens twee torens krijgen. 2 4Tg6f 25. Dg3 Gedwongen. Immers nu 25. Khl geeft Df3 mat. 2 5f5 26. Tfdl. f4 27. Dg6 hg6 28. Td3 gó 29 eö g4 30. fg4 f3 En wit geeft op. 't Mat op g2 is niet te dekken zonder nog meer materieel verlies. Men ziet Marshall speelt niet meer als vroeger. Hij is echter ook oud. Oplossing der raadsels nlt het vorige nummer. Voor grooteren. Roe, bel; roebel. Terpentijn. Peter, Rijn, pret, peer, terp, pijn. Is zij in donker tegen n aangeloopen? (Genua). De weg was erg mul, maar het uit zicht schitterend. (Ulm). De twee zusjes waren heel lief voor elkaar. (Orel). Het is veel te winderig, Annie, om te fietsen. Pink I b i E z e T an Hoe E 1 f I n k Piet Hein (Riga). s 1 d d t t 1. 2. 3 4. 1. 2. Neus Voor kleineren. Hagedis, Schildpad, Kabeljauw, Roodborstje. Tor, rot. Een tong. Sneeuwballen. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. Een deel van je hand, Maar ook een kleir. dier, Schrijft men steeds gelijk. De letters? Maar vier! Kruisraadsel. Op de beide kruisjes! ijnen komt de naam van een vogel. xxxxxxxxx le rij een medeklinker, een steen, een vervoermiddel, bergplaatsen. 't gevraagde woord, een stad in Gelderland, een landbouw-product. een deel van een vrucht, een medeklinker. Mijn geheel wordt met 9 letters ge schreven en noemt iets, dat van vruchten gemaakt is. 9, 7, 8, 2 is een gerecht. Een 5, 1, 6, 3 is een verlichtings- voorwerp. 5, 7, 4, 9 is een verkorte meisjes naam. Een 3, 1, 5, 6 is een plant, die heel groot kan zijn. Een 2, 7, 8, 9 is een huisdier. Welke hoogte is omgekeerd plezier? Voor kleineren. Verborgen jongens- meisjesnamen. Weet je wel, dat thans de grootste helft der klas ziek is? (2) Wij zien die groote kar eiken dag op weg naar school. Heb je laatst ansichten van ons dorp gekocht? Hoorde je, wie vertegenwoordigers van die firma zijn? (2) Wat hangt die varen slap neerl Wat kun je maken van: 2e 3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e d 3. Wat heeft armen en een bed, Maar had nooit nog beenen? Ook geen hoofd en zelfs geen huis; Toch loopt 't ergens henen! Ook in ons land vindt je er! Ga nu eens goed zoeken En gebruik daarbij vooral Aardrijkskunde-boeken 4. Welke peer is nooit een vrucht? Ook van suiker niet! Toch had Moeder heusch niet graag, Dat je 'm vallen liet! Stellig ken je wel die peer. Kijk maar eens goed rond! Vindt je 'm in de kamer soms? Maar... nooit op den grond! (Nadruk verboden). door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 1. De meubel 8 in de kamer, Die wilden op een nacht Eens samen rustig praten. Natuurlijk heel, heel zacht! Als 't dag was, och dan werden Ze telkens weer gestoord. Had één maar iets gefluisterd, Onmid'lijk werd 't gehoord! 3. Ze wachtten dat was afspraak! Tot de pendule sloeg En met twaalf korte slagen Gejaagd, maar duid'lijk vroeg: 4. Hm! „Wie wil 't eerst ver tel len? Wie vraagt het eerst het woord?" Geen antwoord werd vernomen! Had niemand het gehoord? 5. Maar eind'lijk klonk het krakend: (Het was de oude kast!) „We moeten niets verraden, Dus allen opgepast! 6. We fluisteren. Zou iemand Ons hooren, hij kwam gauw Met stokken en riep dreigend: „Waar zijn de dieven nou?" 7. Eens, in mijn jonge jaren, Hoe lang is dat gelêen! Kwam er een dief, die plot'ling Achter mijn deur verdween! 8. Ik sidderdeik kraakte Maar tóch hield ik hem vast, Totdat hij werd gegrepen! Was ik geen trouwe kast?" 9. „Ik", klonk 't uit de piano, „Ik speel wel graag, maar toch Heb 'k naar mijn ouden meester Heel dikwijls heimwee nog!" z „En ik," zei 'n voetenbankje, „Was speelgoed van de vrouw, Toen zij nog maar een kleuter Soms met een eindje touw Een wagen van mij maakte! Waar bleef die goede tijd?! Dat 'k nu alleen ben voetbank, Is wat me heel erg spijt!" De tafel zei: „Vier pooten, Daar sta je stevig op, Al zetten soms de jongens Mij vroeger op mijn kop!" 13. „En ons! En ons!" zoo riepen De stoelen door elkaar. „Wij waren dikwijls auto En stonden altijd klaar, 14 De kinderen te brengen Naar 't een of ander feest, 'k Geloof: het jonge goedje Hield nog van ons het meest!" 15. „In mij," zei d' oude spiegel, „Keek 't kleine meispe graag. Ze waseen ijdeltuitje! Nog hoor ik 6oms haar vraag: 16. „Zeg, zit mijn haar wel netjes? Hoe staat die groote hoed? En zit mijn nieuwe jurkje Nu werkelijk wel goed?" 17. Een radio 't was zeldzaam, Die sprak geen enkel woord. Van hem in vroeger jaren. Had niemand zelf6 gehoord! Herinneringen? D'arme Bezat ze immers niet! Hij had bij de verhalen Van d'and'ren veel verdriet! 17. 's Morgens was het vroeg dag; beiden scharrelden dan op klompen en in een blauwe kiel door den stal. Die klompen waren een groot bezwaar voor hen, vooral als ze met het juk met melkemmers liepen, vielen die dingen dikwijls van hun voeten. Altijd als ze zoo stonden te stumperen, was Keetje, het dochtertje van boer Pummels, steevast in de buurt. Ze konden het kind niet uitstaan, want ze lachte zich altijd krom om hun en gilde dan: „Hi, hi, de kalveren loopen weer te hinken'*! 18. De jongens hadden dat nest van een kind dan dolgraag een pak slaag gegeven, als ze maar gedurfd hadden. Vandaag of morgen krijgt ze toch een veeg uit de pan, die haar zal heugen, beloofde Pat zichzelf, 'k Zal me daar laten uitlachen door een meisje. En grinnekend om het prachtidee dat hem te binnen schoot, slenterde hij naar het schuurtje, waar de koeienhuiden bewaard werden. De Schommel Deze schommel wordt van wit, buig zaam karton gemaakt. Eerst alles (behalve het voorbeeld) op dun, doorzichtig papier overtrekken. Dan op karton plakken. De poppetjes kleuren. Nu den rechthoek en het mil- denvak uitsnijden en bij de stippellijn omvouwen. De vier zijden van het bakje a b c d vouw je naar boven om, terwijl je de lipjes 1, 2, 3 en 4 vastplakt. In elk der beide korte, opstaande zijden van het bakje maak je twee gaat jes, waardoor het draadje gaat, waaraan het bakje hangt (zie 't voorbeeld). Dan de poppetjes uitsnijden en d« lipjes omvouwen. Het lipje van het mannetje wordt op een stukje karton geplakt. Je zet hem naast den schommel. De lipjes van de beide andere popj«g worden op den bodem van het bakje geplakt. De kinderen staan met de handen aan de touwen van den schom mel. (Nadruk verboden)". Vijf poesjes op een sleetje, Die hebben een plezier! Ze glijden van een sneeuvvburg, Kijk toch eens even hier! Vijf poesekinders lachen. Dol zijn z'op wintersport. Ze zeggen net als wij heusch: Die duurt ons steeds te kort! Zijn z' onder aan het bergje, Dan trekken ze hun slee Weer één - twee drie naar boven, Elk van de vijf doet mee. Zoo gaat 't steeds door, tot eind'lijk Hun Moeder roept: 't Is tijd! Kom allen nu naar huis mee! Wie 't niet doet, heeft straks spijt. En krijgt voor straf geen eten, Nu 'k juist vandaag onthaal Op visch! Ze zijn gehoorzaam; Visch lusten ze allemaal! ANNIE 0. (Nadruk verboden)'. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD Mijn arme Beer heeft kiespijn En o, zoo'n dik gezicht! Hij zit heel 6ip te kijken En heusch: hij klaagt niet licht! Hij heeft Beer was pas jarig! Veel zoets gegeten en Nu moet ik je nog zeggen, Dat 'k niet voor snoepen ben, De tandarts spreekt van trekken Flink is hij wel, mijn Beer. *s het niet heel gauw over, Dan gaan we morgen weer. En laat Beer 't kiesje trekken, Je vraagt: Doet dat geen pijn? Wel wat, maar Beer wil immers Zoo graag weer beter zijn! (Nadruk En dan: zoo'n flinke jongen Verdraagt wat pijn wel goed, Hij luistert altijd naar me En als ik zeg: „Het moet!" Laat hij zich heel zoet helpen, Die Beer is heusch zoo'n schat! Wat zou ik toch beginnen. Als ik mijn Beer niet had?! Ik heb nog een verrassing: Als 't trekken is gebeurd, Krijgt hij een mooi, nieuw jasje, Zijn oude is gescheurd. Dan gaan we samen wand'lcn, Vergeten is het leed. Misschien denkt Beer dan even: 'k Wou, dat ik 't eerder deed! verboden). 19. Maar morgen zou hij toonen, Dat hij van alles kon, Meer dan de and'ren samen! Als bij maar eens begon! 20. Hij zou comedie spelen. Viool, piano, fluit, Mooi zingen, deftig spreken! Men roemde zijn geluid. De kast mocht krakend zeggen: n Jong broekje ben je nog!" Maar dét kon hem niet schelen Want luist'ren deed elk tóch! 22. De menschen en de kind'ren De meubels allemaal! Of hij nu zong of speelde Of deed een mooi verhaal! 23. Maar nu het nacht was, zweeg hij, Liet d'and'ren aan het woord. Hij zou 't hun morgen zeggen: Ze hadden hem gestoord! 24. Daar sloeg weer de pendule, Eén keertje maar; half één. „Stil!" wilde 't duid'lijk zeggen. Wie sprak er nu nog? Geen! 25. Plots zweeg de heele kamer. Je weet toch: in den nacht Moet ieder rustig slapen, Dan krijgt hij nieuwe kracht 26. Zijn dagtaak is vervullen. Zoo gaat 't bij groot en klein. Want ieder in zijn soort moet Een vlijtig werker zijn!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 12