D UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN. MallCreme' Eau de Cologne E ONBUIGZAMEN W-at is die rueiwXe HONIG'S KALFSSOEP Vxauuidaal Hieuw* JeuiiteicH EEN BERUCHT DEBAT. KOEDIJK e ST. PANCRAS en een tweede hypothecair verband op de bezittingen van een bepaalde vennoot schap) welker belangen niet geheel even wijdig loopen, heeft tot minder prettige ervaringen geleid. De nieuwe voorwaarden der Ver. voor den Effectenhandel voor de toelating tot de officieele noteering van leeningen onder trustverband behelzen verschillende nuttige bepalingen. Zoo zal de trustee veel meer den vroeger rekening en verantwoording van de door hem aangenomen houding moe ten afleggen; met eventueele reorganisatie voorstellen zal niet alleen een advies van den trustee, maar ook een uitvoerige moti veering van zijn meening moeten worden ingediend. Een her-taxatie van de tegen de leening verpande activa zal op verzoek van minstens 30 pCt. van het uitstaande bedrag aan obligatiën moeten plaats vinden. Het belangrijkste lijkt ons echter wel het voor schrift, dat een debitrice geen stemrecht zal mogen uitoefenen met obligaties, die zij in eigendom heeft. Hierdoor immers wordt voorkomen, dat de debitrice vóór de verga dering, waarin over eorganisatie-voorstellen moet worden beslist, zich in het bezit stelt van een voldoende bedrag aan obligaties, om in de vergadering meerderheid der stem men te hebben, teneinde haar voorstellen aangenomen te krijgen. Vele van de nadeelen, die tot dusverre het bezit van obligatiën onder trustverband opleverde, zullen dank zij de bemoeiingen van de Ver. v. d. Effectenhandel in de toe komst verdwijnen, al zal ook thans nog wel het een en ander aan de goede trouw van de debitrice en den trustee moeten wor den overgelaten. Geheel uit te schakelen is deze al evenmin als in welke overeenkomst dan ook. De obligatiemarkt heeft in de afgeloopen week in sterkere mate dan in de laatste weken het geval was geweest onder den in vloed verkeerd van de gebeurtenissen in Frankrijk. Het aftreden van het ministerie- Laval heeft de onrust over het lot van den franc opnieuw doen oplaaien en ook in het koersverloop van den gulden weerspiegelt zich de bestaande bezorgdheid. Zoowel de dollar als het Pond Sterling zijn weer ten opzichte van den franc en den gulden ge stegen; dat de koersstijging van het Pond geen grooteren omvang heeft aangenomen, moet worden toegeschreven aan interventies van het Engelsche Valuta-egalisatiefonds, hetwelk een voortdurende controle op de markt heeft uitgeoefend. Over het toekom- stige koersverloop van den franc valt r.og weinig te voorspellen; de lange duur van de regeeringscrisis, die men in Frankrijk voorziet, kan onmogelijk «aan het vertrou wen in de waardevastheid van den franc ten goede komen; hiertegenover staat echter, dat men herhaaldelijk in Frankrijk langdurige periodes van politieke onzekerheid heeft meegemaakt, waaruit de franc toch weer heelhuids te voorschijn is gekomen. Mede met het oog op de positie van den gulden mag men slechts hopen, dat dit ook ditmaal weder het geval zal zijn. Het tijdstip van de inschrijving op de nieuwe Nederlandsche staatsleening viel sa men met de nieuwe onrust op de valuta markt en dit is aan het resultaat van de uit gifte natuurlijk niet ten goede gekomen. Onder deze omstandigheden viel het nog mee, dat een bedrag van ruim 59 millioen door het publiek is ingeschreven; het restee- rende bedrag der leening ad 45 millioen wordt door de Rijksinstellingen overgeno men, die naar men weet de plaatsing van 50 millioen hadden gegarandeerd. Na tuurlijk zou het gunstiger voor de schatkist zijn geweest, indien niet of slechts voor een klein bedrag een beroep op de Rijksfondsen had behoeven te worden gedaan. De bij deze instellingen beschikbare middelen had den dan voor een eventueele volgende uit gifte kunnen worden gereserveerd, even eens ter consolidatie van vlottende schuld. Hoewel de uitgifte der nieuwe leening dus. ondanks de minder gunstige invloeden van buitenaf geen mislukking is geworden, is het resultaat toch niet zóó bemoedigend, dat binnenkort van de zijde van den Staat opnieuw een beroep op de markt zal wor den gedaan. Ook de kans op een voortzet ting der uitgiften van provinciale en ge- meenteleeningen is veel geringer geworden. De 4 pCt. leening Gelderland ad 4.38 mil lioen kan trouwens reeds niet geheel wor den geplaatst, mede doordien met den emissie-koers van 99 3/4 pCt. de marktposi tie wel wat was overschat Met de aankondiging eener 4 pCt. con versie-leening der gemeente Utrecht a 98X pCt. heeft men eveneens niet in voldoende mate rekening ermede gehouden, dat de ver houdingen op de obligatiemarkt nog al te zeer afhangen van den labielen toestand op de valutamarkt. De noteeringen zoowel van staats- als van provinciale en gemeentelee- ningen zijn in de afgeloopen week vry scherp teruggeloopen. Op de aandeelenmarkt was de kooplust in de eerste helft der week tot staan geko men en leidden winstnemingen zelfs tot een verlaging van het koerspeil. Later deed zich echter de invloed gevoelen van de opleving der vraag naar buitenlandsche aandeelen van Fransche zijde, waarvan uitteraard weer voornamelijk die Nederlandsche fond sen profiteerden, die op de Parijsche beurs officieel worden verhandeld. Behalve aan deelen Koninklijke, Philips en Amsterdam- Rubber behooren hiertoe thans ook aandee len Handelsver. „Amsterdam", die onlangs tot de officieele noteering te Parijs zijn toe gelaten. De vraag naar H.V.A. werd nog gestimuleerd door de berichten betreffende verdere belangrijke afdoeningen door de ,N. I.V.A.S. die in den loop van deze maand meer dan 100.000 ton suiker heeft verkocht, die aan de voorraden op Java konden wor den onttrokken. Ook de rubbervoorraden bij de producenten nemen gestadig af, dank zij de gunstige ontwikkeling van de vraag van de zijde der verbruikers, zoowel in Ameri ka als in Europa. Verwacht wordt, dat het rubberverbruik in Januari een recordhoog te zal vertoonen. In verband hiermede is de rubberprijs na een kortstondige inzin king opnieuw opgeloopen en hierdoor is de stemming voor rubberaandeelen gunstig beïnvloed. Tabaksaandeelen waren na eenige reactie later eveneens in herstel; het contingent voor tabaksinvoer in Duitschland is thans weliswaar officieel vastgesteld op 20 mil lioen mark, wat slechts een klein deel is van het bedrag, dat in andere jaren aan Ned.-Indische tabak in Duitschland wordt geïmporteerd, maar het contingent is reeds op grond van de plaatsing van de scheep- bouworder in Duitschland door de Kon. Pa- ketvaart Mij. met 5 millioen mark ver hoogd en de mogelijkheid van verdere der- gelijke compensatie-transacties is niet uit gesloten. Aandeelen Kon. Petroleum werden behal ve door de Parijsche aankoopen ook gunstig geïnfluenceerd door berichten over verdere prijsverhoogingen van petroleum en benzi ne in Amerika en een aanhoudende verbe tering der statistische positie van deze pro ducten. Industrieele aandeelen en scheep vaartwaarden trokken minder belangstel ling, doch ook hier trad in de tweede helft der week eenig koersherstel in. Hieronder volgt een overzicht van het koersverloop: 4 pCt. Nederland 99 3/16, 97 3/4; 3)4 pCt. Nederland 95 X. 93X5 214 pCt. N.W.S. 76, 74 1/4; 4 pCt. Ned.-Indië 99 3/16, 96 1/8; 4 pCt. Amsterdam 94 7/8, 93 1/4; 314 pCt. Noord-Holland 93 3/4, 93; Handelsver. „Amsterdam" 243, 240X, 247 X. 246; Javasche Cultuur 141, 144, 139, 145, 143 X Koloniale Bank 55 3/4, 60 3/8, 59 3/4; Amsterdam-Rubber 120, 118X, 125 3/4; Oost-Java Rubber 118, 116, 123X5 Deli Batavia Mij. 189, 187 1/4, 191; Deli Mij. 206, 203, 207; Kon. etroleum 230, 227X, 235 3/4; Philips' 220/4, 218 X, 221; Unilever 105 1/4, 104X. 106 5/8; Aku 26 3/4, 28 3/4; Ned. Scheepvaart Unie 53 1/4, 55, 53X. LXXVI. „Den 22en November 1864 scheen in de vergaderzaal der Tweede Kamer een wed strijd te zijn geopend, waarbij de prijs zou worden uitgeloofd aan hem, die de hatelijkste verdachtmaking of de scherpste beschuldiging aan zijnen staatkundigen te genstander wist toe te voegen". Alzoo geeft Rengers (Pari. Geschiede nis, I. bl. 288) zijn oordeel over het parle mentaire debat van dat oogenblik. En: In dat debat zelf had de afgevaardigde voor Winschoten, dr. Jonckbloet, reeds ge tuigd: „Tenslotte moet ik bekennen dat de toon, die in het debat heeft geheerscht, mij onaangenaam heeft getroffen. Zoo voort gaande, zullen de grenzen der betamelijke welvoegelij kheid alligt kunnen worden overschreden, indien zij al niet overschre den zijn". Waarom ik deze meeningen citeer? Eer lijk gezegd: om onze Tweede Kamer een riem onder het hart te steken. Er wordt tegenwoordig over haar en over het par lementaire debat vaak zoo ongunstig ge schreven, (ik heb dat zelf ook wel een3 moeten doen), dat het niet anders dan bil lijk is nu eens in het licht te stellen, dat er ook in dit opzicht niets nieuws onder de zon is. Ja, dat staatsbegrootings-debat in het na jaar van 1864 onder het tweede ministerie- Thorbecke heeft een zekere beruchtheid gekregen. Een wedstrijd zegt Rengers in „hatelijke verdachtmakingen" en „scherpe beschuldigingen". Inderdaad. Maar niet alleen het nageslacht gewaagt daarvan, neen, onmiddellijk na die debat ten verscheen ons toenmaals deftigste en invloedrijkste tijdschrift, „De Gids", met 'n nummer (Januari 1865) dat niet naliet aanzienlijke deining te verwekken. Waardoor? Het nummer opende met een dier ver maarde en fraai-gestyleerde artikelen van Buys, dat ditmaal den titel droeg van „De donkere dagen voor Kerstmis". In deze be schouwing beklaagde Buys zich bitter over het gevoerde staatkundige debat. „Natuur lijk bleef de begrooting zelve" zegt hij „bijna geheel vreemd aan de gevoerde discussie: een enkel lid, dat zich aan dit onderwerp waagde, hield spoedig af, zoo onordelijk scheen het, dat men bij uitzon dering in de orde was". En, ook dit: „Te ontkennen valt het niet, dat het gezag van de Staten-Generaal in de oogen van het publiek in den laatsten tyd veel geleden heeft, en dat discussies als die welke in de laatste weken voor kwamen, tenslotte wel eens op het bederf van onze constitutioneele instellingen kon den uitloopen". Was dit oordeel van den gezaghebben- den en gematigden geleerde, geuit in een zoo voornaam tijdschrift, voor de toenma lige Kamer al uiterst onaangenaam, nog veel grooter sensatie veroorzaakte het Gidsnummer door de jublicatie van het artikel: „De Tweede Kamer en de Staats- begrooting voor 1865", waarvan de auteur zich verschool achter de omschrijving: „Een ge-abonneerde op het Bijblad", (de Handelwijzer). Dat deze anonymus niet de eerste de beste was, blijkt uit het artikel zélf, blijkt niet minder uit het feit, dat de redactie van het tijdschrift (Buys, Fruin, Quack, Vissering, Veth, enz.) het heeft op genomen. Heel deze beschouwing was een vernietigende aanklacht en tegen den toon der parlementaire welsprekendheid èn te gen die welsprekendheid zelve. Enkele ci taten worden mij veroorloofd. Al dadelijk krijgt de president, mr. van Reenen, er van langs. „De kunst van pre- sideeren bestaat voor hem in Gods water over Gods akker te laten kabbelen. Alleen bij zeldzame uitzondering, plaatst hij een wachter voor de lippen der sprekers, en meestentijds vergenoegt hij zich met het betrachten eener onpartijdigheid, die van veel indolentie en weinig wilskracht ge tuigd". Voor een president kan dit er mee door! Dan vermeldt de schrijver, dat een be paalde minister (Cremers) zich gematigd, keurig en gedistingeerd uitdrukte, en hy vraagt: vanwaar dit feit? „Eerst over eeni- gen tijd zal die vraag met zekerheid be antwoord kunnen worden. Thans ligt het vermoeden voor de hand, dat de minister van Buitenlandsche Zaken zich ditmaal alleen daarom onderscheiden heeft, omdat de besmetting nog niet tot hem is kunnen doordringen". Daar was de heer van Zuylen. „Heeft hij veel meer gedaan dan zichzelven op den voorgrond plaatsen? dan belijdenis af leggen van zijn innig geloof aan de be langrijkheid van zijn eigen persoon? In elk geval heeft de natie regt om te beweren, dat omslachtige bekeerings-geschiedenis- sen, in den vorm van persoonlijke levens- berigten, beter op hare plaats zijn in bij eenkomsten van de Vrienden Israëls dan in de Tweede Kamer". Toch was de heer van Nierop nog erger, namelijk „erger in zoo-ver een stelselma tige snaak achterstaat bij een toevalligen". Deze afgevaardigde had gesproken over verschillende soorten parlementaire wel sprekendheid. Wat heeft de geabonneerde op het Bijblad daaraan? vraagt de schrij ver. „Hij verkeert in den toestand van den gaarkeuken-bezoeker, wien men een bord aangebrande soep voorzette, en die, toen hij zich daarover beklaagde, van den be diende tot antwoord bekwam: „Wij hebben nog vier andere soorten van aangebrande soep; mijnheer wordt verzocht daar een keus uit te doen". Hoe zijn al die parlementaire excessen mogelijk? Zoo, dat de „geabonneerde" enz. zich bij het lezen verbaasd afvraagt, of dit inderdaad de verslagen van parlement-zit- tingen zijn. „Wij voor ons zien er een blijk in, dat onze volksvertegenwoordiging zich onder den gom-elastieken scepter van den voor zitter niet minder op haar gemak gevoelt, dat indien de Tweede Kamer, de koffie kamer van een schouwburg ware". De heeren Kien, destijds ook burgemees ter van Utrecht, wordt als volgt getrac- teerd: „Zijn taal is erbarmelijk, zijn kwink slagen zijn onuitstaanbaar en h(j schijnt niet te bevroeden, dat ook de parlementai re diktie nog zoo'n studie a part is", zijn talent is „ruw en verwaarloosd en vermoe delijk onherstelbaar bedorven". En naar aanleiding* van des heeren Kien's inder daad eenigszins zonderlingen uitroep: „Geen banden, geen sluiting of knelling, nergens, maar vooral niet om het spreek orgaan!", vraagt de schrijver: „Draagt de heer Kien een losse das? De redevoering van dien afgevaardigde is eigenlijk geen redeneering, maar een bedsermoen". In één woord „onze parlementaire eloquentie verkeert misschien in een staat van gisting". Ja: zelfs Thorbecke krijgt er van langs en niet zuinig ook. „Uit het oogpunt van stijl gezien is elke redevoering van den heer Thorbecke, elk zijner memories van toelich ting, overdreven gesproken een geniale ka- kografie. Het knelt er van on-grammatikale beknoptheden, van grooter en kleiner ge weldenarijen, aan de taal gepleegd. De heer Thorbecke is zóó bevreesd voor het euvel der breedsprakigheid, dat hij er kortademig van wordt. „In zijn redevoeringen worden de gedachten, „door elkander geschud als passagiers in een oud spoorweg-rijtuig van de derde klasse: harde banken op een ver sleten onderstel". Om zijn stijl te kunnen genieten is „de maag van een struisvogel noodig". De schrijver geeft een bloemlezing van hatelijkheden en venijnigheden uit het debat, èn van curieuze taalkundige en stylis- tische fouten. Ja: dat het er in die dagen grijs is toegegaan, bewijst dit artikel, bewijst het oordeel van Buys en van Rengers, en bewijst ook het feit, dat zelfs in de buitenlandsche pers deze discussie de aandacht trok. In deDailyNews van 14 December 1864 komt een scherp artikel voor, waarin op den onwaardigen toon dier debatten de aandacht wordt gevestigd. „This, then, is the style of the parliamen- tary warfare now carried on in het Legisla- tive Assembly of the Netherlands. Persona- lities most intolerable, allegations the vilest and most unfounded, are concocted in this „freg parliament of a free country", with the shamelessness of men grown desperate by defeat and the loss of character. And these, too, are the men who are always prating about freedom of debate, and extol- ling the liberty which prevails in that model legislature, the English House of Commons while they themselves strangely confuse liberty with liberties". Inderdaad, alles wijst er op dat het een zwart moment is geweest in onze parlemen taire geschiedenis: die discussie in het na jaar van 1864. Het vlijm-scherpe G i d s-artikel, waarlijk zelf ook niet van hatelijkheden gespeend, is daarvan een karakteristiek blijk. Het poog de weer te geven, waar de „geabonneerde op het Bijblad", d.w.z. de Nederlander, die met belangstelling van de Handelingen zijner vertegenwoordiging kennis neemt, dacht bij het lezen dier discussie. Geeft Uw huid de zoo be geerde zacht matte teint en is de beste onderlaag voor poeder. Het universeele Verfrisschlngsmiddcl in beroep, bij sport, op reis. En: er moge dan nadien nog veel gebeurd zijn zoo bont heeft de Kamer het mis schien nooit meer gemaakt. Dit strekke haar tot troost, wanneer tegenwoordig de moker slagen der critiek haar treffen. En wil men tenslotte weten, wie dat befaamde Gids artikel geschreven had? Niemand minder dan... Busken Huet. D. HANS. VarantiekoioBles. Donderdagavond werd door de «fd. Koedijk van het Centraal genootschap voor Kinderherstellingsoorden en Vacantie-kolo- nies een ledenvergadering gehouden in het lokaal van den heer J. Nieuwland onder leiding van den heer M. Mulder. De rekening van den penningmeester wees een saldo aan van 98.42. De bestuursverkiezing gaf tot uitslag, dat de aftredenden, de heer P. Mulder en mej. MolOver, werden herkozen. Het jaarverslag getuigde van een opge wekt vereenigingsleven. Er waren 4 kin deren in het voorjaar en 1 in het najaar uitgezonden. Het ledental is 113. Den dok ter werd dank gebracht voor zijn medewer king en gehoopt werd op zijn verdere mede werking. Besloten werd om weer vier kinderen in het voorjaar uit te zenden. De heer C. Hartland bracht dank voor het uitzenden van zijn kind. Hierna sluiting met dank voor de gezellige samenwerking en de hoop op een nuttige werkzaamheid in 1936. Zangfust. De Gemengde Zangvereeniging „Zang- lust" gaf onder leiding van den directeur, den heer Zaal, een uitvoering in het café van den heer Bouwstra met medewerking van het kinderkoor. De zaal was tot in de uiterste hoekjes bezet. Allereerst traden voor het voetlicht de allerkleinsten, die een zangstukje met ge baren ten beste gaven. Dit sloeg reeds ge weldig in bij het publiek. Door het kinderkoor werden behalve eenige liederen, welke heel goed werden gezongen, de vertolking gegeven van de operette .Jantje in Modderstad". Alleszins is door het publiek genoten van deze zoo eenvoudige operette. Vooral de solozang van het 5-jarige Leni Volger werd met de grootste aandacht gevolgd. Vele aar dige tafreeltjes kwamen voor, vooral om den doofstommen zeepman is onbedaarlijk gelachen. De dansen, ingestudeerd onder leiding van mevr. Zaal, werden stipt uitgevoerd. Om de vele onderhandelingen op te noe men, zou te veel plaatsruimte vergen. Wat het koor betreft, dit was ook goed op dreef. Het eene nummer werd natuur lijk beter weergegeven dan het andere, om ze alle te beoordeelen zou voor ons gevaar lijk terrein worden, doch wij kunnen niet anders opmerken, dan dat goed is gezongen. Uitspraak en klankvolume waren volkomen in orde. De directeur beheerscht zijn koor volkomen; trouwens, dit zijn wij van den heer Zaal reeds gewoon. Na afloop werd tot stijving der kas nog een verloting georganiseerd. 49) naar het Engelsch van J. S. FLETCHER HOOFDSTUK XXI. De heide bij dag. door mr. H. J. H. Op hetzelfde oogenblik dat Miriam Scar- pe haar licht uitdraaide, veranderde Nay- lor Bew van plan. Hij was eerst voorne mens geweest de hoeve den geheelen nacht door te bewaken, omdat hij er voor zich zelf overtuigd van was, dat Hoyland in de nabijheid moest zijn en waarschijnlijk op de eenzame hoeve onderdak zou komen zoe ken; hij was er zelfs niet zeker van, dat de mari, met wien hij Miriam in het dennen- boschje had zien wegsluipen, Abe Hoy land niet was. Maar de verdere omstandigheden dier ontmoeting, het weggaan van den man, de terugkeer van de vrouwdat alles bracht hem tot de overtuiging, dat er dien nacht op de hoeve toch niets te doen zou zijn. Hij meende, dat de beide samenzweerders, als ze dat ten minste werkelijk waren, door de aanwezigheid van de wachten van Oliver hun plannen in de wat gestuurd zagen en dus voorloopig van elkaar weg waren ge gaan. Na eenige oogenblikken van nadenken besloot hij dan ook over de heide naar het dorp te gaan en daar eenige uren onder dak te vragen bij zijn zwager Ben Ravidge, die boschwachter was op 't landgoed, waar van Bickerdyke kort geleden eigenaar was geworden. Maar hij had een bijbedoeling. Ravidge, die dag en rmcht over de hei en door de bosschen rondzwierf, had een scherp oog en een groot opmerkingsvermo gen en hü zou misschien in staat zijn hem belangrijke en waardevolle inlichtingen te verschaffen. De dorpsklok sloeg twaalf uur, toen Bew het tuinhekje van zijn zwager openduwde en zijn aanwezigheid kenbaar maakte door met kiezelsteentjes tegen de ramen van een der bovenkamers te gooien. Na een poosje kwam er licht op die kamer, het raam werd geopend en een stem vroeg, wie er was. „In orde, Ben, ik ben het!" zei Bew. „Laat me er maar gauw in... ik heb wat met je te praten. Zeg maar tegen de vrouw, dat er geen gevaar by is". Binnen enkele oogenblikken was de boschwachter beneden en Bew lachte ge ruststellend tegen hem, terwijl hy hem naar de huiskamer volgde. „Ik zou graag een beetje slapen voor het verdere deel van den nacht, Ben", zei hij, zijn overjas uitgooiend. „Ik heb een zaakje aan de hand gehad, hier dezen kant uit en ik had gedacht, dat de heele nacht er mee gemoeid zou zyn... maar dat is blijkbaar zoo niet. Maak maar geen drukte voor me ik blijf hier wel liggen, net zooals ik ben en slaap tot morgenochtend". „Ben je lang op pad geweest?" vroeg Ben. „Dan zul je toch wel naar een stukje eten verlangen, wat?" „Neen, dank je", antwoordde Bew. „Maar wat drinken zou me wel goed doenhet was toch nog al guur buiten". Ben liep zonder iets te zeggen naar een kast toe en haalde er een flesch whisky met een paar glazen en een karaf w«ter uit te voorschijn. „Ja, het vuur is uitgegaan", zei hy, naar den geaoofden naard kijkend „Za! ik het even aansteken, of ben je tevreden met koud water". „Koud smaakt me net zoo goed", zei Bew, zich inschenkend. „Een flink sterk glaasje zal me goed doen en dan een pijp Je zult wel benieuwd zijn te hooren, wat me hierheen gevoerd heeft, niet?"... 'n Beetje buitengewoon is het wel, hè?" Ravidge schonk zichzelf ook een glas in om zijn gast gezelschap te houden en nam zijn eigen pijp van den schoorsteen. „Och!" zei hij bedaard. „Er zijn tegen woordig nog al eens buitengewone dingen aan de hand. vind ik zoo. Het heeft toch niets te maken met dat geval van die ont ploffing?" „Ja, zooiets is het toch wel", zei Bew. „"Wat weet jij er op dit oogenblik van?" „Niet heel veel", antwoordde Ravidge. „Niet meer dan uitgelekt is. Maar ik ben vanavond dien kant uit geweest, bij Crab- tree in de buurt, en daar hoorde ik, dat de oude heer Carsdale zoo van streek is, dat hy op zijn eigen kosten wachten op den dam heeft uitgezet. Ze oefenen daar een geregelde bewaking uit". „Janatuurlijkdat is hard noo dig ook", zei Bew. „Was het dan werkelijk een ohtplof- fing?" vroeg Ravidge. „Een echte ontploffing ook!" zei Bew. „Daar valt niet aan te twijfelen!" De boschwachter rookte een poosje in stilte door en scheen in gedachten verzon ken. „Nou", zei hij eindelijk. „Dat zou er ook leelijk uitgezien hebben voor iedereen en alles, wat in het benedendal van de vallei woont, Naylor, als die aanslag gelukt was! Dat mooie nieuwe huis van Carsdale was er als 'n kaartenhuisje angegaan!" „Zeker en vast!" stemde Bew in. „Daar heb je volkomen gelijk in, Ben!" „Wie zou het gedaan kunnen hebben?" vroeg Ravidge. „Het is een duivelsch ge- meene streek! Heel de benedenstad van Halfirth was er ook aangegaan", Bew boog zich wat voorover' en klopte den boschwachter op zijn knie. „Je hebt toch vroeger ook wel eens het een en ander gehoord?" zei hy op gedemp- ten toon. „Je weet toch ook, hoe het met de Scarpes en de Hoylands gegaan is? Carsdale... Oliver dan altyd... heeft Matthew overgehaald om zyn land tegen van zijn moeder te verkoopen en Hoyland de huur opgezegd. Denk je nu, dat de oude Miriam en Abe Hoyland menschen zyn, die weten, wat vergeven en vergeten is? Mis hoor! De een of de andere of misschien samen, hebben ze de hand gehad in den aanslag op dien dam. Luister eens goed, dan zal ik je alles ver- tellen, wat ik er van weet". De boschwachter zat met open mond te luisteren onder het verhaal van Bew e» toen deze klaar was, sloeg hy zich op zijn knie. „Nou maar... dan kan ik je ook nog wat vertellen!" zei hij. „Ik heb Abe Hoy land gezien en nog niet zoo lang geleden. En hy ging werkelijk in de richting van de hoeve van de oude Miriam. Ik heb er niets bijzonders in gezien, omdat Ik weet, dat ze nog familie van elkaar zyn. Maar nu dat je het zegt,..." „Wanneer is dat geweest?" vroeg Bew vol spanning. „Nou, zoowat drie weken geleden", ant woordde Ravidge. „Het was toen volle maan. Ik was op een avond laat op de he' daar by de ReuzepijlenIk dwaal de daar, het zal om een uur of tien zUn Ze'. weest, zoo wat rond, toen ik over de hei een man uit de richting van Saddlefh'th zag aankomen. Ik hield me stil en hij kwam me vlak voorbij. En het was Abc Hoyland! Ik zag zijn gezicht net zoo dui delijk als ik nu het jouwe zie. Hij droeg een kistje of zooiets onder zijn arm en lieP heel haastig in de richting van de oude hoeve. Ik dacht niet anders, of hij 8ing daarheen". „Ah zoo... nou, dan heb je goed £e" dacht! Hij is natuurlijk met den laatsten trein in Saddlefirth aangekomen en hee toen den weg over de hei genomen. No het is een raar geval, Ben, en ik za Morgenavond die hoeve weer bewaken. beter gezegd, vanavond, want het is over twaalven. Want daar moet het geheim zitten!" (Wordt vervolgd). m

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 10