IBIS SHAG
Dobbelmann
lebber... man!
Bijbelkennis op de lagere school.
Uw HOEST
J*>MHwland
verdwijnt in 24 uur!
Kerk en School
Vergadering ouder-commissie Tessel-
schadeschooL
Rade van den heer G. van Veen
uit Amsterdam.
AKKERS
h«t beproefde Hoest-geneesmiddel 1
Verlóógd» 'prijzenf 0.75, f 1.25, f 2.- p«r flocon.
„Het versche cadetje."
VOOR DE PIJP
ROOKT (BIS EN GÉÉN ANDERE SHAG
De gisteravond in het gymnastieklokaal
aan de Ridderstraat gehouden vergadering
van de oudercommissie der Tesselschade-
•chool ward, behalve door verschillende
ouders, o.a. bijgewoond door den heer G. C.
Dun, inspecteur l.o. en de centrale ouder
commissie. Het totaal aantal bezoekers, hoe
wel minder groot dan de voorzitter, de heer
J. Barkman, in verband met de belang
rijkheid der te houden inleiding, had ver
wacht, was toch grooter dan voorheen wel
het geval was, toen vergaderingen als deze
jn een gewoon klasselokaal konden worden
gehouden.
De heer Barkman wees in zijn openings
woord, waarin hij allen een hartelijk wel
kom toeriep, op de vele veranderingen, wel
ke in den loop der jaren op onderwijsgebied
hebben plaats gegrepen. Speciaal noemde
hij het streven naar neutraliteit, dat naar
paden voerde, die men beter had gedaan
niet te betreden. Spr. hoopte nog mede te
maken, dat de vloed ten dezen terug gaat.
Nadat de notulen waren gelezen door den
secretaris, den heer R. Boot, kreeg de heer
G. van Veen, adj.-directeur van het nuts-
seminarium voor paedagogiek te Amster
dam, het woord voor het houden van een
rade over het onderwerp
Bijbelkennis op de lagere school.
Hij begon met erop te wijzen, dat men
soms op weloverwogen plannen geenerlei
succes oogst, hoewel dit stellig verwacht
werd, terwijl door zaken, welke zoo maar
terloops ter sprake komen, heel veel reac
tie wordt gewekt Dit was 't geval geweest
met het onderwerp: ,3ijbelkennis op
school", hetwelk door spr. was aangesne
den in een paar artikelen in het Hbld. Het
gevolg was geweest, dat van alle kanten
verzoeken kwamen om over dit punt een
inleiding te houden, ook zelfs uit kringen
yan overwegend communistisch gezinden.
Vanwaar deze belangstelling voor een
Onderwerp, dat men 25 jaar geleden niet
had behoeven aan te roeren? Niet moet men
de oorzaak zoeken in wat wel eens genoemd
is „het voeren van een concurrentie tegen
de in bloei toenemende bijzondere school".
Spr. wilde de aanleiding voor de stijgen
de belangstelling voor het genoemde onder
werp elders zoeken, in het gróóte, in den
zin achter elke grootheid. Spr. toonde aan,
dat het in vele dingen noodzakelijk is daar
naar te zoeken.
Wij zitten midden in een cultuurcrisis en
vooral wat zich afspeelt in Duitschland,
waar twee groote richtingen tegen elkaar
strijden (het al of niet erkennen van de
persoonlij kheidswaarde) noopt tot naden
ken. En dan komen we terecht bij de bron
van de persoonlijkheidswaarde: het oude
christendom, dat ons daarvan spreekt en
broederschap leert.
De ervaring had spr. geleerd, dat speciaal
bij de links-georiënteerde arbeiders een
wijziging ontstaat in de waardeering van
het christendom. Voorheen bestond die
slechts in heel geringe mate; de groote strijd
van het christendom dat in Duitschland
niet wil wijken voor de brute macht van
andere richting, heeft de menschen tot na
denken gebracht en de waardeering voor
den bijbel weer doen toenemen.
Spr. gaf hiema een overzicht van de oor
zaken van het verdwijnen van het bijbelon
derricht op de lagere school, waarbij hij o.a.
opmerkte, dat de volkstalen eigenlijk hun
ontstaan danken aan de vertaling van den
bijbel, wat noodig was geworden na de
breuk met de roomsche kerk. Toen immers
vroeg ieder persoonlijk naar zijn bijbel, met
het gevolg, dat vertaling uit de oude talen
in de volkstaal noodig werd. Om den bijbel
te kunnen lezen moest men lezen leeren,
waartoe scholen moesten worden gebouwd.
Ondanks andere opkomende stroomingen
bleef tot in de 18e eeuw de school in hoofd
zaak een instituut om bijbelkennis bij te
brengen, een eenzijdig religieus individua
lisme, waarmee op den duur geen genoegen
werd genomen. Een andere school moest er
komen, en men meende die te vinden in het
ethische romantisme, de school van de brave
Hendrikken.
Maar ook hiertegen ontstond groote reac
tie, vooral van de zijde der kleine luyden,
die ontkenden dat de mensch zoo braaf zou
zijn als in het ethisch romantisme werd ge
leerd.
Toen kreeg men den tijd van een Da
Costa, een Groen van Prinsterer, enz., den
tijd van het Reveil.
Maar ook kwam de tijd van de critiek,
6ók op het gebied van den godsdienst,
waaruit strijd ontstond om feiten uit den
bijbel, met als gevolg den eisch: verwijder
uit de school de onderwijzers, die niet meer
aan den bijbel gelooven. Thorbecke liet toen
het godsdienstonderwijs van de scholen
verdwijnen uit eerbied voor het christen
dom. Vele geloovigen steunden dit, over
tuigd als zij waren, dat het bijbelonderricht
een zaak was van het huisgezin.
Maar nu een paar geslachten zonder bij
belonderricht op school zijn opgegroeid, is
wel gebleken, dat vele vaders en moeders
het priesterschap in huis niet kunnen waar
nemen, m.a.w.: met de kinderen niet spre
ken over godsdienstige onderwerpen.
Met tal van voorbeelden verduidelijkte
spr. dit overzicht van de geschiedenis van
het bijbelonderricht op school, waarbij hy
constateerde dat het toch wel droevig ge
steld is met ons geslacht, nu velen totaal
onwetend staan tegenover elke bijbelken
nis. Het is een treden buiten de cultuur.
Het belang van bijbelonderricht op
schooL
Er ls, tengevolge van het verdwijnen van
het godsdienstonderwijs van de school, een
ontstellend gemis aan bijbelkennis ontstaan;
dit werd ook erkend door het soc.-dem. dag
blad Het Volk.
Dit is in drieërlei opzicht van groot be
lang, n.1. ten aanzien van: le. den culturee-
len kant, 2e. den socialen kant der dingen
en ten 3e. de studie der realiteit en ethiek.
Op elke van deze drie punten ging spr.
nader in.
Waar de volkstaal is ontstaan uit de bij
beltaal en uit de bijbelprediking, spreekt
het vanzelf, dat die taal vol is met bijbel-
sche namen en uitdrukkingen. Dit heeft tot
gevolg gehad, dat vele autoriteiten over
tuigd zijn, dat het noodig is den bijbel te
kennen om zijn eigen taal goed te leeren
verstaan.
Voorts zijn vele schilderijen (o.a. van
Rembrandt) geïnspireerd door de bijbelsche
geschiedenis, zoodat men, als men die kunst
producten naar waarde wil schatten, zeer
zeker den bijbel moet kennen.
Met de waardeering van tal van dicht
werken is het precies hetzelfde (de belang
rijkste werken van Vondel b.v. behandelen
bijbelsche onderwerpen). .En is het met de
muziek niet evenzoo? Om de cultuur te ken
nen moet men den bijbel kennen.
Ten aanzien van het tweede punt zei spr.,
dat hy meermalen de opmerking heeft ge
maakt, dat het publiek is afgestompt ten
aanzien van zelfkennis, menschenkennis, hu
mor en andere geestelijke waarden.
Hoe kan men het volk in andere, betere
richting sturen? Niet door het psychologie
te leeren, want daar maalt het niet om.
Maar neem den bijbel met zijn rijkdom aan
problematiek! We krijgen daarin een lange
rij van groote geesten, waaraan de massa
wat heeft, méér dan aan wetenschappelijk
gevormde menschen, juist omdat de bijbel
geeft: het beeldend denken. Men bereikt er
mee de zielen welke geen ander houvast
meer hebben.
Het derde punt gaf spr. aanleiding op te
merken, dat verreweg het grootste deel der
menschen zich nog positief gevoelt als be-
hoorend tot de kerk (spr. gaf hiermee zijn
ervaring in zijn eigen kerk, de doopsgezin
de te Amsterdam), maar het is gebleken,
dat 70 pCt. der kinderen opgroeit zonder de
Zondagsschool te bezoeken. Het gevolg is,
dat de kerk moet wegzinken, omdat die kin
deren immers ook niet ter catechisatie zul
len komen, waar zij den geestelijken achter
grond der bijbelverhalen zouden leeren.
Deze kennis zal men dus, als de kerken
prijs stellen op haar voortbestaan, moeten
opdoen op speciale scholen, tot het oprich
ten waarvan de kerken dan zullen moeten
overgaan.
Bijbelkennis kan het beste worden
bijgebracht door onderwijzers.
Maar kunnen de kerken dan geen gebruik
maken van de bij de wet geboden gelegen
heid van een uur godsdienstonderwijs per
week aan de scholen? Neen, want daarvoor
is de splitsing in verschillende richtingen te
ver doorgevoerd.
Een ander bezwaar is, dat het godsdienst
onderwijs op school door een onderwijzer
of een predikant, in een enkel „los" uurtje,
slechts heel weinig effect zal sorteeren. In
dit verband schetste spr. de wanorde tij
dens dat lesuurtje in de klas. De positie van
'n leeraar, die onderwijs in bijbelkennis heeft
te geven in een klas die niet de zijne is,
mag buitengewoon zwak genoemd worden,
met als gevolg slechte tucht, waartegen hij
niets vermag te beginnen.
Dus zal de klasse-onderwijzer het bijbel
onderricht moeten geven, als men wil dat
ook daarbij een geest van eerbied onder de
leerlingen zal heerschen.
Uit de practijk, opgedaan aan een lyceum
in Den Haag, waarvan ongeveer 85 pCt. der
leerlingen nooit met kerk of godsdienst had
kennis gemaakt, deelde spr. mede, dat, toen
eigen leeraren bereid waren gevonden bij
belsche verhalen te doen, de belangstelling
zóó groot was, dat men ruimte te kort
kwam. Meerdere ervaringen, opgedaan in
andere steden (soms in uitgesproken on
godsdienstige buurten) werden door spr.
medegedeeld en bij alle bleek groote deel
name voor bijbelonderwijs op school, waar
voor de predikanten meermalen geen be
langstelling hadden kunnen wekken.
Spr. wees nog op de bepaling der wet,
dat niet enkel kerken, maar ook vereeni-
gingen het godsdienstonderwijs mogen ge
ven, mits zjj dat onderwijs als doel hebben
en de menschen, die het zullen geven, daar
voor een diploma hebben. Indien onderwij
zers een vereeniging vormen voor het ge
ven van godsdienstonderwijs, behoeven zij
dat aparte diploma niet te bezitten. Er be
staan hier te lande reeds twee van dergelij
ke vereenigingen, een vrijzinnige en een
meer rechts georiënteerde. Een onderwijzer
behoeft zich slechts bij één dezer aan te
sluiten om bijbelonderwijs op school te mo
gen geven.
Dat onderwijs moet op vrijwillige deelna
me gebaseerd zijn, meende spr. Dat alleen
zal waarborg zijn, dat het gewenscht wordt
door de ouders, want, zei spr., er zullen
slechts heel weinigen zijn, die willen dat
hun kinderen geheel buiten elk gods
dienstig begrip worden gehouden.
Spr. was ervan overtuigd, dat de onder
wijzers voor het overgroote deel gaarne
zich zullen verdiepen in de godsdienstige
dingen. En zij zullen het onderwijs daarin
dan beter kunnen geven dan een predikant
dat zou kunnen, omdat het les geven aan
kinderen heel iets anders is dan spreken
voor volwassenen. De verhouding tusschen
predikanten en onderwijzers zal verbete
ren, er zal meer eenheid komen en binding,
welke ten goede komt aan juist inzicht in
realiteit en ethiek.
Gedachtenwisseling.
Na het uitspreken van zijn rede gaf de
heer van Veen gelegenheid tot het stellen
van vragen, waarvan echter in verband met
alt Gij direct Akker't Abdijsiroop neemt
Gij zult dadelijk de gunstige werking on
1"gw TiUiAltlVj wil"
dervinden van de vanouds beproefde
„genees-kruyden", waaruit Abdijsiroop in
hoofdzaak bestaat, thans door den belen
den Apotheker Dumont nog versterkt door
nieuwe, snel werkende toevoegingen.
Daardoor is nóg meer dan vroeger, nu
het gevorderde uur (de spreker moest nog
terug naar zijn woonplaats) geen uitge
breid gebruik kon worden gemaakt. De ge
stelde vragen werden door hem beant
woord, waarbij hij o.a. nog den nadruk leg
de op den eisch van vrijwilligheid van het
volgen van het godsdienstonderwijs op
school in klasseverband.
De heer Barkman bracht den spreker
een welverdiend woord van dank voor zijn
interessante rede over het zoo belangrijke
vraagstuk van bijbelkennis op de lagere
school. Spr. wees er nog op, dat men met
dit onderwijs niet mag beginnen alvorens
de sfeer ervoor op school bestaat. Wat de
Tesselschadeschool betreft, geloofde spr.,
dat zij wel aanwezig geacht kan worden.
Na het vertrek van den inleider werd
nog eenigen tijd over het onderwerp van
den avond gesproken, waarbij verschillen
de aanwezigen vragen stelden, welke door
den secretaris der oudercommissie werden
beantwoord. Hij gaf o.a. op een desbetref
fende opmerking ten antwoord, dat de tijd
voor een uur les in bijbelkennis eventueel
zou dienen te worden afgenomen van een
der minder belangrijke vakken van onder
wijs.
Verkiezing bestuursleden der ouder
commissie.
Tot bestuursleden der oudercommissie
werden nog herkozen mevr. Strubbe (bij
acclamatie) en gekozen de heer C. van Ros-
sem in de plaats van dr. J. Maats, die zich
niet herkiesbaar had gesteld.
Interview met den heer Holtrop.
In verband met de actie, welke den laat-
sten tijd wederom een comité te Amster
dam, onder leiding van den heer Snapper,
voert tot opheffing van de wettlijke be
paling, welke het afleveren van versch
brood vóór des morgens 10 uur verbiedt,
heeft een verslaggever van het Algemeen
Nederlandsch Persbureau zich tot den heer
B. Holtrop, voorzitter van het hoofdbestuur
van den Neutralen Bond van personeel in
de Voedingsbedrijven, gewend met het ver
zoek, zijn standpunt omtrent deze aange
legenheid te mogen vernemen.
De heer Holtrop antwoordde op een des
betreffende vraag, dat hij principieel tegen
stander is van de opheffing van de wette
lijke bepaling, omdat het gevolg zal zijn een
totale ontwrichting van het broodvoorzie-
ningsbedrijf, dat zich ten koste van groote
offers aan die wettelijke voorschriften heeft
aangepast. Hij verwierp de argumenten,
welke de heer Snapper en de zijnen aan
voeren, en zeide in de actie een ondoor-
dachten strijd te zien tegen het middel- en
groot-bedrijf. Het gevolg van deze actie zou,
indien de regeering er gevolg aan gaf, ech
ter zijn, dat het geheele bedrijf zou lijden
en niet het minst het kleinbedrijf. Ophef
fing van het verbod van aflevering vóór
tien uur zou mede een ontwrichting in het
bezorgingsbedrijf geven, terwijl juist dat
deel van het bedrijf z.i. het belangrijkste is
en tevens het meest economische. De bezor
ging zou extra worden verzwaard, hetgeen
in strijd zou zijn met de belangen der con
sumenten. De groote beteekenis van de be
zorging blijkt uit het feit, dat goed geoutil
leerde bezorgzaken veel gezonder zijn dan
winkelzaken met filialen.
De heer Holtrop noemde een aantal groote
zaken, waarvan eenige geen winkels heb
ben en andere, die ze wel hebben, uit com-
mercieele overwegingen naar opheffing
daarvan streven. De bezorger, die zijn afzet
voor den volgenden dag weet, voorkomt
overproductie. De winkel kan dit nooit
vaststellen. Vandaar de schadeposten door
oud brood.
De genomen proef, waaruit zou zijn ge
bleken, dat men twee versche cadetj es eet
tegen één oud, achtte de heer Holtrop van
weinig nut. Cadetjes behooren tot de luxe
broodsoorten en de consumptie door de
massa ervan is zeer gering. Alleen des
Zaterdags is de productie voor enkele fijne
bakkers van eenige beteekenis. Daartegen
over blijkt, dat steeds toeneemt de vraag
naar brood van den vorigen dag, vooral
door gezinnen, die met kleine inkomsten,
steun, etc., moeten rondkomen. Zoo is in de
groote steden gebleken, dat de verlaagde
steuninkomsten voor 50 een terugslag
deden vallen op het broodbedrijf. Dit is
thans overgevoelig voor allen economischen
teruggang en experimenten als die van de
opheffing van het verkoopverbod, zullen
funest zijn voor het geheele bedrijfsleven.
De voorstelling, dat hieruit een verhoogd
verbruik zal voortvloeien, achtte hij vol
komen onjuist. De heer Holtrop zag in op
heffing van het verkoopverbod duidelijk
het gevaar, dat er eenige duizenden meer
werkloos zullen worden. Ook om reden van
hygiëne is hij tegenstander van genoemde
actie. De midden- en grootbedrijven zouden
weer 's nachts willen gaan werken, zij het
dan ook met twee- of drie ploegenstelsels,
hetgeen dan moeilijk meer kan worden af
gewezen. In dat geval zal de actie voor het
versche cadetje, die opkomt voor en uit het
dwergbedrijf, juist een tegengestelde uit
komst geven van die, welke de heer Snap
per c.s. verwachten.
Als typeerend voor de houding der direct
belanghebbenden, bracht de heer Holtrop
in herinnering de uitspraak van de cen
trale commissie voor het bakkersbedrijf,
welke in de jaren 1929 tot en met 1931 heeft
bestaan. Deze commisise, waarin alle hoofd
besturen van werkgevers- en werknemers
bonden waren vertegenwoordigd, kwam
met algemeene stemmen tot de slotsom, dat
opheffing van het verbod funeste uitwer
king zou hebben. De heer Holtrop achtte
het door de opeenvolgende ministers van
het desbetreffende departement ingenomen
standpunt juist. De aangekondigde enquête
in het bedrijf, welke de besturen van de
werkgeversorganisaties houden, is, merkte
hij op, niet doeltreffend, omdat de besturen
niet voldoende leiding geven voor de be
antwoording der vragen en het aantal stem
men niet het juiste beeld aanduidt. Er zyn
bakkerijen, die op grond harer productie
wel eens meer beteekenis hebben dan hon
derden kleine bakkers en in het gedrang
komen door de stemmen uit zeer vele
dwergbakkerijen. Bovendien ziet de kleine
bakker niet de reacties, die uit het wel
slagen der actie zouden voortvloeien. Het is
inderdaad wenschelijk, dat in het belang
van publiek, werkgevers en werknemers
een goede voorlichting kome op dit punt.
De thans gevoerde actie is, zoo besloot de
heer Holtrop, een gevaar voor alle par
tijen, niet in de laatste plaats voor de con
sumenten, ten behoeve van wie men zegt,
ze te voeren.
NATIONALE JEUGDSTORM
ONTBONDEN.
De propagandaleider van de Natio
nale Jeugdstorm deelt ons het vol
gende mede:
In verband met het arrest van den
Hoogen Raad dd. 2 Januari 1936 is de
vereeniging, de Nationale Jeugdstorm
met ingang van 28 Januari 1936 ont
bonden. Met voorstaan van een be
paald staatkundig streven heeft nooit
in de bedoeling van den nationalen
jeugdstorm gelegen. Het bestuur van
deze vereeniging heeft met leedwezen
kennis genomen dat een dergelijk
streven uit de formuleering van haar
beginsel is afgeleid.
ERGERLIJKE MISHANDELING
VAN DIEREN.
De Ver. „Amor est Justitia", Nicolaï-
straat 9, Den Haag, verzoekt ons opname
van het volgende:
Hieronder geef ik, ongewijzigd een brief
weer van een braven Scheveningschen
visscher. Daar over het algemeen de Sche-
veningers zeer geloovig zijn, verzoeken
wij allen predikanten en geestelijken om
vanaf den kansel hierover eens een woord
je tot hun toehoorders te zeggen, aange
zien de hieronder beschreven gruwelen
onmogelijk door de verkondigers der
christelijke leer kunnen worden goedge
keurd en gedoogd. Ook hopen wij, dat de
bevoegde autoriteiten, reeders, schippers,
enz., last zullen geven, of mede zullen
werken, dat aan dergelijke barbaarsch-
heden een einde komt.
Hier volgt de brief van onzen vriend:
U wou ik eenige punten bekend
maken en beleefd vragen of daar niets aan
te doen was. Zoo is weer gebleken als dat
er op de Visscherij veel jacht wordt ge
maakt op vogels van 3 soorten dit zijn
Meeuwen, Genten en Malmokke. Dit heb
ik meer mee gemaakt maar zoo erg als nu
op dit schip, waar ik op heb gevaren, was
al meer als erg. Maar bij alle visschers
wordt er jacht op gemaakt door verschil
lende landen. En tot ijn spijt zal ik u dit
worden gevangen op de volgende voor
melden het gaat tenslotte om niets. Zij
waarden. Met een vischhaakje, dat wordt
in een haring bevestigt. De vogel slokt
het naar binnen. Dan wordt de lijn inge
haald en de vogel is gevangen. Maar dan
juist begint het spel, er wordt gegooid,
schoppen, enz. Net zoo lang alsdat de
vogel niet meer kan. Daarna wordt hij dan
weggegooit. In enkele gevallen zijn er
schepelingen die ze daarna opeten. Ook
zijn er schepelingen die in een haring kar-
biet doen. En als de vogel hem niet kwijt
kan. Dan verbrand het beest op de schan
delijkste wijze. Aan de twee havens alhier
en aan 't strand ziet men de jeugd dezelf
de manier we leens doen. Maar dit gebeurt
veel in den zomer. Ook heb ik veel vogels
gezien die onder de stookolie zaten en
zelfs niet meer konden vliegen dus die
sterven ook vanzelfs. Maar juist daaraan
wordt gewerkt dit heb ik gelezen in het
maandblad. Nu is er hier bijvoorbeeld wel
wat aan te doen. Ik zou denken om aan elk
schip een biljet mee te geven en de schip
per daarvan te overtuigen om dit tegen te
gaan en gewis dan weet ik zeker als dat
niet meer plaats vind. Aan een schipper
zijn bevel wordt trouw naar gehandeld.
Maar bij de andere landen, bijvoorbeeld
Engeland, Duitschland en België. Meneer
Knoest misschien weet u daar wel een
mouw aan te passen. Om ze daar in ken
nis te stellen deze plaag t°gen te gaan.
Ten allerlaarsten, meneer Knoest. Indien
er weer iets gebeurd, gaarne was ik weer
bereidt om zoo spoedig mijn hulp te bie
den. Bij alle voorkomende gevallen. Gaar
ne zou ik dan willen weten of er nog iets
aan te doen is voor die vogels. Zelfs ben
ik bereid om aan ieder schip zoon bevel te
overhandigen. Indien u daar voor iets doen
kon klaar maken van deze zinnen
Wij meenen, evenals schrijver, dat een
terechtwijzing veel zou helpen, aangezien
het wel grootendeels verregaande onna
denkendheid is, dat de menschen zoo
wreed zijn. Indien men die visschers er
eens aan deed denken, wat zij zouden voe
len als men hen eens inwendig met carbid
verbrandde, zouden zij van zulk een
„vermaak" gruwen.
Dit rondschrijven zend ik aan den Mi
nister-president, aan den Minister van
Handel en Nijverheid, aan verschillende
Kerkeraden te Scheveningen, IJmuiden en
Maassluis, aan reeders en schippers, aan de
dagbladen en vertaald aan diverse lega
ties.
KENT GIJ UW LAND?
Propaganda voor vac antieverbfflT
in eigen land.
Naar wij vernemen is in voorbereiding
een comité, dat zich ten doel stelt door het
doen geven van filmvoorstellingen propa
ganda te maken voor het doorbrengen dev
vacanties in den aanstaanden zomer in heft
eigen land.
In ongeveer zestig verschillende gemeen
ten worden gedurende de maanden Maart,
April en Mei filmvoorstellingen georgani
seerd, met dien verstande, dat in het Zuiden
films uit het Noorden, Westen en Oosten
van het land, in het Noorden films der an
dere provincies enz. zullen worden ver
toond, teneinde op deze wijze door het ge
heele land de aandacht te vestigen op het
natuurschoon en de attracties van het eigen
land. De tot dit doel vervaardigde film
draagt tot titel: „Kent gij Uw land?"
Voor het organiseeren van deze groots
opgezette propaganda verleenen de Alge
meene Nederlandsche Vereeniging voor
Vreemdelingenverkeer en vele plaatselijke
vereenigingen voor vreemdelingenverkeer
haar medewerking. Met eenige andere or
ganisaties wordt nog overleg gepleegd.
Het secretariaat van het Comité is geves
tigd bü den heer W. Beets Jr„ Valeriusstraat
160, Amsterdam-Zuid.
DE FRAUDE TE HEERENVEEN.
Gepleegd in een tijdsverloop van
2 jaar.
Omtrent de arrestatie van den directeur
der Onderlinge BrandwaarborgmaatschappÖ
„Zevenwouden" te Heerenveen, die tevens
directeur was van de Onderlinge Brand-
herverzekeringsmaatschappij, beide geves
tigd te Heerenveen, vernemen wij nog:
„Zevenwouden" is een onderlinge maat
schappij, die voornamelijk werkt in den
Zuid-Oosthoek van Friesland. Deze ondeiv
linge maatschappij vormde met een vijftigtal
andere maatschappijen uit alle provinciën,
uitgezonderd de drie Zuidelijke provinciën,
bedoelde Brand-Herverzekerings Mij.
De fraude is gepleegd hoofdzakelijk in de
laatste twee jaren, en bestond hierin, dat
voornamelijk geknoeid werd in de verreke
ning tusschen beide maatschappijen. Deze
knoeierijen worden mogelijk gemaakt, door
dat beide maatschappijen in eenzelfde kan
toor gevestigd waren. Daardoor zijn ook de
beide maatschappijen voor een deel bij de
verduistering betrokken. De malversaties in
de boeken werden zoo handig gepleegd, dat
zij bij de jaarlij ksche controle niet werden
geconstateerd, noch door het bestuur, noch
door het Amsterdamsche accountantskan
toor, dat de controle uitoefende. Nog het
vorig jaar bracht dit laatste een gunstig
rapport uit.
Er rees echter vermoeden van fraude bij
het bestuur van de herverzekeringsmaat
schappij, dat aan het bestuur van „Zeven
wouden" voorstelde een onverwachte con
trole te doen houden. Deze heeft dezer
dagen plaats gehad.
Daarbij is zooveel aan het licht gekomen,
dat de directeur is gearresteerd. Het ver
duisterde bedrag wordt op 35000 geschat,
maar is nog niet met zekerheid op te geven.
De reserve van beide maatschappijen ie
waarschijnlijk voldoende om het tekort te
dekken.
TWEE PERSONEN TE OSS
GEARRESTEERD.
In verband met een roofoverval
van 1933.
Door de Koninklijke Marechaussee van de
brigade Oss werden gisteren gearresteerd
de ongeveer 50-jarige F. de H. en J. H. Deze
laaste, bijgenaamd J. de Soep, is de vader
van den reeds gedetineerden Toon de Soep.
De arrestaties staan in verband met den
in November 1933 gepleegden straatroof op
den caféhouder en varkenshandelaar Van
der Camp uit Herpen.
Van der Camp werd op den avond van
14 November 1933, na de Ossche markt te
hebben bezocht, toen hij zich per fiets naar
huis wilde begeven op den Berghemschen
weg te Oss door eenige personen overvallen
en van zijn jas beroofd, waarin zich een
portefeuille met 750 aan bankbiljetten
bevond.
Een direct ingesteld onderzoek had tot
resultaat dat de jas werd teruggevonden,
doch de portefeuille met geld had men niet
kunnen bemachtigen.
Thans schijnt in deze zaak door een der
reeds gedetineerde Ossenaren, die in het
huis van bewaring te Den Bosch vertoeven,
nader licht te zijn gebracht.
Het gearresteerde tweetal blijft tot nu toe
ontkennen.