CKXK?
1
n
11
d
u
u
i
i
u
H
1
s§
m
g§
g§
Si
jj
n
SI
IS
jg
1
18
S!
mi
n
1
ié!
9
lép
m
i§
!fdiaakcu&ciek
JjJ
H H
H §j§
SP
i lil ül
m*
Hfw
ns
k jjB^fljl
m m
m
fm
m
m
m
fm
m
lm
Wk
WÉT'
mm
m
ZOEKPLAATJE
WINTER IN
KABOUTERLAND.
Raadselhoekie
Het allermooiste.
(Nadruk verboden).
Zwart vervolgde met
7. 12—18
8. 26 :17 8. 11 :31
9. 36 :27 9. 16—21
10. 27 16 10. 18—22
11. 28 17 11. 24—30
12. 35 :24 12. 19 :37
13. 42:31 13. 7—11
14. 16: 7 14. 2:22 en wint
een schijf.
In de eerste partij VosRaichenbach
kwam o.m. de volgende positie voor:
Zw. 10 sch. op: 6, 9, 11, 13, 16f20, 23.
W. 10 sch. op: 26, 27, 31, 32, 34, 35, 36,
38, 39, 43.
Als wit nu speel t 3429 (zw. 23 34)
en 39 30 kan zwart op 42 komen door
19—24, 9—13, 18—23, 17—21 en 11:42.
Wit zou dan echter laten volgen: 4338,
3228 en 27 18 en.de partij winnen.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1423 van A. Polrran, den Haag.
Zw. sch. op 23, :24, 33, 34, 45.
W. 5 sch. op: 32, 35, 43, 44, 48.
Waarom mag zwart hier niet 3338
spelen?
't Is niet ingewikkeld, maar toch zoo
mooi dat wij 't onzen lezers niet willen
onthouden.
Men trachtte het van 't diagram op te
lossen.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Probleem 581.
R. Skuja Aluksnes.
HP IPI
mm.
a bcdeigh
Tweezet.
1. Lc3
Eindspel 955.
Verzameling Herlin.
Londenprobleem tournooi 1862 (No. 148).
abcdefgh
Wit speelt en wint.
1. Ta4 Ke5 2. Te4 Ke4 3. Lg8! en wint
want df vrije b pionnen worden veroverd
evenals de f-pion, waarna de witte li
pton, eventueel de witte f-pion zegeviert.
Eindspel 956.
Toren-Looper-eindspel
Nouvelle-Régence 1861.
mm
6
a b c d e
Wit speelt en wint.
1. Talf Kb7 2. Kc5 Kb8 3. Kb6 Lb7 4.
Tfl na 3Lg2 4. Tgl Ld5 5. Tdl en
wint.
De volgende partij werd in December
1935 te Hastings gespeeld. Zwart speelde
een partij die hem typeert. Hij komt tijde
lijk in 't gedrang maar weet zich lang
zaam los te werken en wint ten slotte.
Wit: R. P. Michell. Zw.: S. Flohr.
Aljechine-verdediging.
1. e4 Pf6
2. e5 Pd5
3. c4 Pb6 Zwart laat wit onbestre
den het centrum. Wit heeft twee pi
onnen ontwikkeld en zwarts paard
heelemaal naar de damevleugel ver
jaagd. Nu gaat zwart wits centrum
pionnen aanvallen.
4. d4 d6
5. ed6 Dd6 Gewoonlijk speelt men
hier 5ed6 of 5cd6.
6. c5 De6f
7. Le2 Pd5
8. Pf3 Dd7
9. 0—0 e6
10. Pc3 Le7
11. Tel 0—0
12. Pe5 Dd8
13. Pd5 ed5
14. Ld3 Lf6
16. Dd2 Tfe8
15. Lf4 g6
17. Lc2 Le6
18. b4 Pd7
19. c6? Hier heeft Flohr zyn tegen
stander tot een foutzet verlokt.
19Pe5
20. de5 Le7,
21. La4? Zou pas goed zijn als 21
bc6 gespeeld werd doch zwart is wel
wijzer. Zie maar:
21b5!
22. Lb3 Zwart kan dit pionoffer niet
aannemen want dan komt spoedig na
Tb8 Lb4 met kwaliteitswinst.
22. a5,
23. ba5 Ta6.
24. Tacl Da8. Nu wint wit een der
pionnen terug (a5 of c6).
25. Tedl Ta5
26. De2 Td8 Er dreigde Ld5.
27. Df3? Dc8! dreigt Lg4 met kwali
teitswinst.
28. Dg3 d4
29. Lg5 Lg5
30. Dg5 Lb3
31. ad3 Td5
32. Td3 De6
33. f4 Ta6
34. Th3 Tc6. 't Is opmerkelijk dat
zwart wit rustig laat opereeren aan
de Koningsvleugel.
35. Tal Ta6
36. Ta6 Da6
37. Dh6 d3! Al vast reeds een goede
positie voor 't eindspel.
38. Dh7f Kf8
39. Dh6t Ke7
40. Dg5 Kd7
41. Dg4 De6
42. Ddl Db6f
43. Kfl Dd4. Zoo ziet men nu dat
zwart de toon aan geeft.
44. Dd2 Ke7
45. Tf3 ca.
46. f5 Te5!
47. f6f Fout zou zijn 46. Td3 wegens
Tf5f en wit loopt mat of verliest de
dame, b.v.
47. Td3 Tf5
48. Kei Dglf
49. Ke2 Tf2 enz.
Ook na 46. Dd3 verliest wit een pion.
47Ke6.
48. Da5 Tf5! Om een vluchtveld voor
den Koning te maken.
49. Da6f Ke5
50. Db5 Tf3
51. gl3 Kf6
52. Db6f Kg7 en nu is 't uit. Wit geeft
op: de pion van zwart is niet meer te
houden.
RADIO door c. e. de lille hogerwaard
We spelen „radio'tje."
Omroeper, dat is Toon.
We hebben zelf een „zender"
En ook een „microfoon."
Toon zegt altijd opnieuw weer,
Wat er te hooren is.
En 'k vind hem vrees'lijk knap, hoor!
Het is niet één keer mis!
Wij luist'ren, zitten allen
Om 't „toestel" heen geschaard.
Hoe duid'Hjk klinkt Toons stem steeds,
Zoo rustig en bedaard!
't Is nu het kinder-uurtje
Hy geeft het v/oord aan Han,
Die zal ons wat vertellen,
Zooals alleen z y 't kan!
Daarna wordt er gezongen
Door Antoinet van Dijk.
Veel groetjes aan de Jaar'gen
In 't heele Koninkrijk!
Juist vóórdat wy naar bed gaan,
Komt dan het weerbericht.
En 't laatste nieuws! Wij luist'ren,
Ernst staat op elk gezicht!
Als 't ein'lijk klinkt: Er ls hier
Niets meer aanwezig, dan....
Zegt Moeder: Wel te rusten
En droom er maar niet van!
Wij bergen onzen „zender*
En alles in de kast
Hallo! Hier radio Holland!
Een eenig spel, hoor, was 't!
(Nadruk verboden.)
Waar is de molenaar?
In heel Kabouterland was 't feest:
Nog nooit was 't er zoo koud geweest!
Het dwergenvolk reed kris en kras
Op menig grooten waterplas.
Een oude dwerg, reeds krom en grijs,
Genaamd Kabouter Eigenwijs,
Mocht van zyn vrouw niet naar de baan.
Toen is hy stiekum toch gegaan!
En fluitende een vroolyk lied, 1
Dacht hy: k ben zoo oud nog niet!
Toen hij de schaatsen onder had, f
Vond hij het ijs toch wel wat glad!
Zijn handen werden stijf van kou.
Zijn neus vuurrood, zijn wangen blauw.
Toch ging het eerste baantje kwiek,
Al had hy last van rheumatiek!
Hy raakte door het dolle heen
En zwierde sierlijk op één been.
Doch Eigenwijs zyn baard was lang,
Hij struikelde er over, Pang! t
En voor een tentje met anijs
Viel hij een groote ster in 't ijs,
Dit was het einde van de pret.
De dwerg werd in een slee gezet!
En vol met builen, bont en blauw,
Kwam Eigenwijs weer by zyn vrouw.
Die riep: Nooit ga jy meer naar 't ijs!
Jij, domme, oude Eigenwijs!
RIE PLUIM.
(Nadruk verboden.)
3.
Oplossing der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
Gems, Ems.
H Hagedoorn
aak
negen
schedel
Hagedoorn
S c h o o r 1
klomp
a rm
n
Ze hebben Piet ongehoord lang laten
wachten. (tong).
Hoewel ik Jaap al in geruimen tijd
niet sprak, herkende ik hem onmid
dellijk. (paling).
Voorzichtig, Fieke! deze bramen zijn
nog niet rijp. (zebra).
Oom Bob is Amsterdammer van ge
boorte. (bisam).
K
R
A
B
R
O
M
E
A
M
E
R
B
E
R
K
1' ilnt*SdSt*art' Sa*r'
3. Een vleermuis.
4. Kat, wijk; Katwyk.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn geheel wordt met 11 letters Be
schreven en noemt een land in
Europa.
1, 8, 9, 8, is een bekend eiland in Azië
4, 2, 11, 6 is een stad in Zeeland.
Een 9, 7, 10, 3, 4 is een insect.
Een 9, 5, 6 is een slim viervoetig dier.
7, 8, 9, 8 is een uitwerpsel van een
vulkaan.
9, 8, 8, 4 is een ander voord voor on
zeker.
2. Verborgen rivieren in het buitenland.
In Augustus en September logeeren
wij altijd graag in Drente.
Zijn er kinderen ziek? Ik mis er
enkele!
Ik moet naar de stad. Je weet toch, hoe
weinig er in het dorp te krijgen is!
Jo komt ook logeeren. Heel gaarne is
ze de gast van Tante Bertha. (2).
Dat jonge meisje is wel iemand met
buitengewone gaven!
3. Wat heeft oogen, die dikwijls geteld
worden, maar kan toch niet zien?
4. Schrijf onder elkaar:
le een deel van je gezicht.
2e een plaats in Friesland.
3e een rivier, welke gedeeltelijk door
ons land stroomt.
4e een viervoetig dier.
5e een edel metaal.
6e een zwemvogel.
7e een rivier in Rusland.
De woorden moeten alle uit 4 letters
bestaan, waarvan de eerste, van
boven naar beneden gelezen, een
stad in Gelderland vormen.
Voor kleineren.
1. Welke ringen zwemmen
En zijn nimmer rond?
'k Denk niet, dat zoo'n ring goed
Aan je vinger stond!
Wel kan hij verdwijnen
Inja heusch! je mond.
2. Wat is zoo wit als sneeuw en smaakt
toch goed?
3. Noem een bed, dat heel, heel lang is,
In geen enk'le kamer staat,
Zoodat nooit een mensch of kleuter
In dat bed toch slapen gaat!
4- Welke pop kan het in de warme kamer
niet uithouden?
(Nadruk verboden).
Kleine Jet ging uit logeeren
Heel alleen. Was dat niet groot?
Toen ze allen goedendag zei,
Gaf ook Hektor haar een poot.
't Spreekt vanzelf, dat van de poppen
Zij «en hart'lijk afscheid nam.
Oma was haar komen halen
Voor de reis naar Amsterdam.
Jetje vond het dol bij Oma
In die mooie groote stad
En ze wilde graag lang blijven.
Omaatje was toch zoo'n schat!
Op een dag schreef Jetje's Vader
In een langen, langen brief:
Jet, je hebt een zus gekregen
En dat kindje is zoo lief!
Jetje moest nu zingen, springen,
Jetje was zoo vrees'lijk blij
En ze vroeg: Zeg Oma, denkt U,
Dat Zus al verlangt naar mij?
Wie zal 't zeggen? was het
antwoord,
Eén ding weet ik wel heel goed:
Dat jij naar de kleine zusje
Heel, heel hard verlangen moet!
Jetje knikte. Oma wist het!
En toen z'eind'lijk ging terug,
(Oma bracht haar weer naar huis toe)
Ging de trein Jet niet te vlug!
Zij had voor het kleine zusje
Een verrassinkje gemaakt
En een heel lief rose mutsje
Voor het kleutertje gehaakt.
Maar het alle rmooiste vond zij,
Toen ze bij het wiegje stond
En haar Moeder vroeg aan Oma,
Op wie zy Zus lijken vond,
Dat die lieve Oma lachend
Antwoordde Ze lijkt op Jet!
Groote Zus had in haar leven
Noit zoo'ntrotsch gezicht gezet.
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
(Nadruk verboden).