Die Houten Klaas
KINDERVOEDING.
Het landbouwcrisisfonds besproken.
ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 12 MAART 103e
Onze zorg moet In deze moeilijke tijden allereerst uitgaan
naar kinderen, die op den rand der ondervoeding leven.
Bij stopzetting der margarineproductie geen
grooter botergebruik te wachten.
handhaving van export noodig.
Het nut der contingen-
teering.
Begrooting van handel, nijverheid
en scheepvaart aangenomen.
Begrooting van juatitie.
„Ik ben biy, dat ik het weet. Maar wat
Werkloos zijn en niet kunnen koopen,
dat zijn in deze ellendige crisisjaren twee
omstandigheden, die onafscheidelijk zijn.
Vader stempelt, hij stempelt van jaar tot
jaar en hij weet op het laatst niet beter of
het is de dagelij ksche arbeid, waardoor hij
voor zijn gezin het allernoodigste zal kun
nen koopen.
Moeder gaat uit werken of zij gaat niet
uit werken, omdat het extra-verdiende geld
toch grootendeels van den steun wordt af
getrokken en zij dan beter in haar gezin
kan zijn.
Er is een tekort aan kleeding, dekking en
schoeisel om van andere levensbehoeften
maar niet eens te spreken, er is een tekort,
dat het gezin voor steeds moeilijker proble
men stelt naarmate de tijd verloopt en al
les wat nog uit de goede jaren stamt ver
knipt en versleten is.
Er zijn nog ernstiger problemen in de
groote gezinnen waar de steun niet in over
eenstemming met de gezinsbehoefte kan
zijn.
Daar is een tekort aan voedsel, een te
kort, dat zich voornamelijk zal wreken aan
het opgroeiend geslacht, waarvan vele jon
gens en meisjes aan den rand der ondervoe
ding staan. Wat Nederland in jaren van ge-
stagen opbouw gewonnen heeft, welk ter
rein het voetje voor voetje heeft gewonnen
op wat onze volkskracht bedreigt, het kan
alles wederom verloren gaan door een on
dervoede jeugd, die een gemakkelijke prooi
is van sluipende en sloopende ziekten.
Er is gebrek aan eten in zoovele gezin
nen en er zijn gezinnen ook in Alkmaar
waar warm eten een ongekende weelde
is en waar het gevaar dreigde, dat de kin
deren te zwak zouden worden om het on
derwijs met vrucht te kunnen volgen.
Voor deze gezinnen verricht „Kindervoe
ding" haar zegenrijk werk, niet allereerst
ten bate van het onderwijs maar wel ten
bate van de kinderen.
Honger kent geen geloof- of richtingsver
schil. Kinderen die honger hebben verdienen
zonder onderscheid ons medelijden en onze
belangstelling.
De vereeniging „Kindervoeding", waar
van wijlen de heer Kooy een der oprichters
en steunpilaren is geweest, de vereeniging,
die nog altijd, en vooral in deze moeilijke
crisisjaren, haar zegenrijken arbeid ver
richt, krijgt eiken morgen na schooltijd een
tweehonderdtal kleine gasten.
Zij komen bijeen in een lokaal in de Doe
lenstraat waar lange tafels en banken staan,
tafels waarop eiken schooldag tweehonderd
borden gezet worden, zoodat men den in
druk krijgt in de een of andere vacantieko-
lonie te zijn.
Het ia geen restaurant en er is geen be
dienend personeel, dat in rok verschijnt of
eigenlijk ook wel in rok, maar dan in een
vrouwenrok, want het zijn dames-vrijwilli
gers, die hier eiken dag de kleine vrouwe
lijke en mannelijke stamgasten bedienen.
In het midden van het lokaal staat de
heer Van Diepen.
Hij draagt geen koksmuts, maar wat hij
gekookt heeft smaakt er even lekker om.
Hij heeft een stok in de hand en hij ziet er
heel barsch uit, maar hij heeft toch een
vriendelijk woordje voor al die kleine meis
jes, die hem in het voorbij loopen vertrou
welijk een handje geven.
Eiken schooldag om kwart over twaalf
overziet hij de hongerige schare en kondigt
met stentorstem aan, dat het tijd voor het
gebed is. Er zijn kinderen van allerlei scho
len en allerlei richtingen en er wordt ge
beden of niet gebeden, juist zooals men dat
thans gewend is.
Dan komt mevrouw Jorritsma in actie.
Zij draagt een smettelooze witte jas en is
hier als het ware de ober, uit wier handen
alle goede gaven naar de hongerige klein
tjes gaan.
Daar zijn de bestuursleden van „Kinder
voeding", die zelden of nooit ontbreken, de
heer Matthysen, de penningmeester en de
heer Molleman, de ijverige secretaris, en
daar zijn ook de bedienende helpsters, die
haar tijd belangeloos aan het hongerige kind
hebben gegeven, de dames Stadegaard, Hui-
berts, Roodzant, Spijker en Van der Goes.
Daar is, last not least, de heer Jorritsma, die
als bordenwasscher in een groot hotel velen
ten voorbeeld zou kunnen wezen.
Er wordt gegeten en het menu is vol af
wisseling. Het is geen vegetarisch menu,
zooals Speenhoff het wel eens bezongen
heeft, Maandags boonen, Dinsdags boonen
enz. enz., er komt ook nog wat anders.
Maandags soep, Dinsdags stamppot,
Woensdags groene erwten met spek, Don
derdags stamppot, Vrijdags rijst en Zater
dags erwten.
Men kan van meening zijn, dat het toch
nog een beetje eentonig is, maar dat kan nu
eenmaal niet anders. Hier komen geen gas
ten, die a la carte kunnen bestellen, hier
komen hongerige kleintjes, die één, of als
zij dat wenschen twee, porties voedzaam en
lekker eten krijgen, warm uit den ketel,
aardappels, vleesch en groenten met vet, al
zit alles dan ook meestal zoo door elkaar,
dat men de afzonderlijke ingrediënten moei
lijk kan onderscheiden, maar dat is nu een
maal een eigenschap van stamppot
Er wordt gegeten en er wordt gezwegen,
want men heeft de goede gewoonte inge
voerd, dat er onder het eten niet gepraat
mag worden, althans niet door de kinderen.
Er zijn onder al die kleintjes kinderen,
die in een oogenblik hun bordje leeg heb
ben en verlangend hun vingertje opsteken
in de hoop op een tweede. Er zijn er ook, die
langzaam en smakelijk eten, er zijn er zelfs,
die één portie niet op kunnen en den maal
tijd ontijdig beëindigen, niet omdat zij te
veel hebben gekregen, maar omdat hun
maagjes aan zooveel en zoo goed voedsel
niet dadelijk gewend zijn.
Na de meisjes komen de jongens en wie
op klompen arriveert zet zijn houten schoei
sel netjes buiten de deur en komt op kous
jes binnen. Het is prettig te zien bij de jon
gens en vooral bij de meisjes hoe alle moe
ders haar best gedaan hebben om de klein
tjes netjes gekleed aan tafel te laten gaan.
Er zijn wel stoppen maar geen gaten in
blousjes, rokjes en kousjes.
Geen kind kan hier een plaatsje aan den
disch vinden of het moet van te voren zijn
aangevraagd. De Armenraad moet de be
hoeftigheid van het gezin hebben bevestigd
en het bestuur van „Kindervoeding" moet
zich ten slotte daarvan nog overtuigd heb
ben.
Dank zij dit menschlievend werk zijn
honderden kinderen van den leerplichtigen
leeftijd tot dusver voor ondervoeding be
waard gebleven.
In de groote keuken staan de ketels
waarover de heer Van Diepen den potlepel
zwaait, er is een ngengmachine voor stamp
pot en een aardappelschilmachine, die bij
een klein bedienend personeel nu eenmaal
onontbeerlijk is.
Het is alles even degelijk als het eten
zelf.
Maar.... en nu komt de groote „Maar"
waarop men natuurlijk gewacht heeft om
dat men wel begrepen heeft, dat dit artikel
niet alleen uit tijdverdrijf werd geschreven,
maar.... ondanks zoo veler vrijwillige me
dewerking, ondanks de tegemoetkoming
van vele leveranciers, moeten ten slotte het
eten, de bereiding en de distributie betaald
worden.
Half October is men met kindervoeding
begonnen. Er zijn dagen geweest, dat er 180
tot 190 gasten waren, er zijn er ook geweest,
dat men er 227 telde. Elk kind kost onge
veer 1 per week, er wordt f 30 tot 35 per
dag besteed en er is dus zoo ongeveer 200
in de week noodig. Van particuliere zijde is
in deze moeilijke jaren minder te verwach
ten dan in normale tijden en het is dan ook
de gemeente, die door een belangrijke sub
sidie dit onmisbare sociale werk mogelijk
maakt.
Er werd en wordt een subsidie van
2700 gegeven en verleden jaar hebben de
edelachtbaren hun handen nog eens extra
over hun harten gestreken en is er nog een
kleine financieele aanvulling gekomen.
Er is ook nu weer een subsidie van 2700
en men heeft uitgerekend, dat men er tot
27 Maart a.s. mee zal kunnen toekomen.
Dan moet men de deuren sluiten en dan
worden al die kleintjes weer aan de ouder
lijke zorg overgelaten, wat niet anders zeg
gen wil dan dat velen daarvan dan weer
een tijd van onregelmatige en onvoldoende
voeding tegemoet gaan.
De omstandigheden, welke verleden jaar
een verlenging wettigden zijn nu in nog
meerdere mate aanwezig en daarom hebben
wij ons hier de tolk van het bestuur ge
maakt, die dus als het ware door een open
brief of beter gezegd door een open ar
tikel verzoekt om nog een bedrag te wil
len fourneeren opdat de kindervoeding tot
10 April, dus tot het aanbreken van de
Paaschvacantie kan worden voortgezet
Het zou ons heelemaal niet verwonderen
als de Raad in zijn eerstvolgende zitting
daartoe het besluit neemt
Want wel wordt er in deze financieel zoo
moeilijke jaren veel van de gemeente ge
vergd, maar er zijn twee factoren, die vóór
alles moeten gaan. De eerste is, dat er geen
honger mag worden geleden en de tweede
is, dat het zwakste de meeste bescherming
verdient.
En daarom maken wü ons de tolk van
hen, die hier dagelijks belangeloos hun tijd
en hun moeite geven en verzoeken den Raad
der gemeente Alkmaar in zijn eerstvolgende
zitting te willen besluiten nog een extra
subsidie van 400 aan de Ver. „Kindervoe
ding" te geven.
Tweede Kamer
DEN HAAG, 11 Maart 1936.
Bij de afhandeling van de afdeeling Ak
kerbouw en Veehouderij der begrooting van
het landbouwcrisisfonds kwam minister Co-
lijn in de Kamer. Hij maakte een praatje
met den voorzitter en wilde zich verwijde
ren, toen ir. Albarda hem tegemoet trad en
hem de hand op den schouder legde. Beide
mannen wisselden vertrouwelijk eenige
woorden; toen maakte dr. Colijn een gebaar,
alsof hij zeggen wilde: „Volg mij en ik zal
het U uitleggen". En de leider der regeering
en de leider der oppositie verlieten samen
de zaaL Is de veronderstelling te gewaagd,
dat het onderwerp van het gesprek dat zii
gingen voeren, hetzelfde was als het onder
werp van 's ministers radiorede van heden
avond?
Ondertusschen vergeleek minister Decker»
de verhouding tusschen een veeboer en een
bouwboer met die tusschen een slager en
een bakker. Hij verklaarde, nog niet te we
ten, of in de toekomst de landbouw dan wel
de veeteelt zich in ons land zou ontwikke
len. Voorts merkte hij op, dat de lage rog-
geprijs het gevolg was geweest van de
marktverhoudingen en dat de regeering wel
rogge uit de markt zou kunnen nemen, maar
dat dit wapen zich wel eens zou kunnen
richten tegen hen, ten behoeve van wie het
werd gebruikt. Want ten slotte moet de uit
de markt genomen hoeveelheid aan den man
worden gebracht en zal dan niet opnieuw
door te grooten marktaanvoer een prijsda
ling intreden? Z.Exc. liet verder blijken, dat
hij niet veel gevoelt voor menging van aard
appelmeel in brood en dat hij probeert, voor
de bacon een nieuwe regeling te maken zon
der de gebreken van het oude, veelbespro
ken contract.
Bij de afdeeling Melk en Zuivel drong de
heer Louwes (lib.) erop aan, dat er „mo
mentopnamen" «ouden worden gemaakt van
den toestand op de wereldmarkt en ook van
dien der bedrijven in ons land. Hieraan
wordt al gewerkt, vertelde Z.Exc.
Hoe moet de overproductie van melk
worden tegengegaan? Bepleitte de heer Van
Houten (c.d.) een regeling waardoor er
's winters meer en 's zomers minder melk
zou zijn, zoodat de productie regelmatiger
over het jaar zou worden verdeeld, de heer
Hiemstra (s.d.) bestreed een door dr. Posthu-
ma aanbevolen methode, volgens welke wei
nig krachtvoer aan de dieren zou worden
gegeven, en was voor afslachting, een mid
del, dat ir. Van Dis (s.-g.) niet scherp ge
noeg weet af te keuren en dat de minister,
al wijst deze het niet onder alle omstandig
heden af, slechts in uiterste noodzaak zal
gebruiken. Volgens den heer Van den Heu
vel (a.-r.) moet voor elk bedrijf worden
vastgesteld, hoeveel melkgevende koeien het
mag hebben, maar de heer Bakker (c.h.) en
minister Deckers wezen erop, dat dit met
ontzaggelijk veel controle gepaard zou gaan.
en de heer Bakker gaf de voorkeur aan
scheuring van grasland.
De heeren Van Voorst tot Voorst (r.k.),
Kupers (s.d.) en De Visser (c.p.) betoogden,
dat goedkoop versch vleesch voor de werk-
loozen moest worden beschikbaar gesteld, en
minister Deckers vet klaarde, dat hij er zoo
veel mogelijk naar zou streven om goede
levensmiddelen onder de behoeftigen te
brengen, maar voegde erbij, dat een zaak,
als waarom men vroeg, onder den minister
van Sociale Zaken ressorteerde. Dit gold
ook voor een door de heeren Sneevliet (rs.)
en De Visser bepleite verstrekking van
goedkoope boter en voor verschaffing van
melk aan schoolkinderen, waarop verschil
lende afgevaardigden aandrongen en waar
mee, naar Z.Exc. vertelde, al proeven wor
den genomen.
Verdere beperking van de margarinepro
ductie wenschten de heeren Van der Wey-
den (r.k.) en Van Houten (c.d.) die aan
drongen op propaganda voor meer boterver-
bruik en den verliesopleverenden export
wilden doen verdwijnen. Maar de heeren
Kupers, Van den Heuvel en Kortenhorst
(r.k.) lieten heel andere klanken hooren en
betoogden, dat vele verbruikers nu eenmaal
te arm zijn om boter te koopen en dat de
margarine tevens de bron is, waaruit de
ir.elksteun wordt betaald. Als de boter, na
dat de margarine verdwenen zou zijn, een
gulden in plaats van een daalder zou gaan
kosten, zouden talloozen ze toch nog niet
kunnen koopen. Minister Deckers merkte
dan ook op, dat een beperking van de mar
garineproductie niet zou leiden tot vermeer
dering van het boterverbruik. maar alleen
het gebruik van goedkoope vetten zou doen
toenemen. Dr. Kortenhorst wenschte zelfs
een verlaging van den margarineprijs. Maar
in die richting ging Z.Exc. niet En wat den
landbouw betreft verklaarde de bewinds
man. uit de margarine niets meer en niets
minder te willen halen, dan wat in het be
lang van den landbouw noodig is. Tegen
over de sprekers, die den uitvoer afkeurden,
waarop verlies wordt geleden, wees Z Exc
op het nut dat erin gelegen is. als wy het
contact met de wereldmarkt behouden,
waarop wij eens weer tegen een loon enden
prijs onze producten van de hand hopen te
doen. Overigens, de ka 1 verenbeperV.mg,
waartoe de regeering eenige jaren geleden
is overgegaan, zal dit seizoen voor het eerst
haar invloed doen gevoelen op de hoeveel
heid melk en zoo zal de overdreven export
alvast wat kunnen worden verminderd.
De heer Ebels 'v.d.) bepleitte de belan
gen der vetweiders en mesters, waaraan de
bewindsman zeide, goede aandacht te wij
den.
De heeren Van den Heuvel en van Houten
zetten uiteen, dat de margarine moest
worden gekleurd, waarbij werd geïnterrum
peerd. dat, als de boter zoo superieur was,
men de margarine toch ook zonder kleur
moest herkennen.
De minister zeide kort en goed, dat hem
eenigen tijd geleden bij wijze van proef ge
kleurde boter was gezonden, maar dat hij
ze zoo dégoutant had gevonden, dat hij aan
stonds besloten had, boter of margarine
nooit te laten kleuren.
De heeren Louwes, Smeenk (a r.), Van der
Heide (s.d.) en Van der Weyden brachten
klachten over van de melkslytersvereeniging
„Helpt Elkander" te Emmen over een te
kleine winstmarge, den slijters gelaten, en
over de behandeling van eenigen hunner
door de crisiszuivelcentrale. De minister had
de zaak al tweemaal onderzocht maar zou ze
noftmaals bekijken.
De heer Van Houten had de sympathieke
gedachte, 's ministers aandacht te vestigen
op het brandgevaar voor vee in stallen,
waarvan telken jare masu's schuldelooze die
ren slachtoffer worden. De bewindsman
merkte op, dat bij moderne stallen dit ge
vaar zoo goed mogelijk voorkomen wordt en
hy vond geen aanleiding, een studiecommis
sie in te stellen, omdat de zaak al zoo vaak
is bestudeerd.
Morgen loopt de behandeling van deze be
grooting af.
Eertie Kamer.
DEN HAAG, 11 Maart 1938.
BU de afhandeling der begrooting v«i
Handel, Nijverheid en Scheepvaart, welke
de senaat zonder hoofdelijke stemming heeft
aangenomen, heeft minister Gelissen, den
heer d'Ansembourg (N.S.B.) beantwoorden
de, verklaard, dat h(j (de minister) In 1932
enthousiast voor de acht punten van het
verbond voor nationaal herstal was, maar
dat dit verbond toen geen politieke partij
vormde. Toen dit later wel het geval was
geworden, heeft Z.Exc., zoo zeide hij, den
raad van wijze en verstandige leden ge
volgd, en onder vrooHjkheid der Kamer
raadde de minister den heer d'Ansembourg
aan, in een ander verband hetzelfde te doen.
De minister zeide voorts, dat hij niet voor
devaluatie was en ook geen principieel
tegenstander ervan, maar dat hy ze nu niet
noodig vond. Men weet, merkte hij op, bij
devaluatie niet, waartoe zij ten slotte leidt,
en hoe lang de uitverkoop, waartoe zij ge
legenheid geeft, duren kan.
Z.Exc. wees erop, dat door het toestaan
van extra-contingenten was tegemoet ge
komen aan het bezwaar, dat de contmgen-
teering verstarrend werkt
Dank zij der eontin gen teering heeft onze
industrie voor een waarde van 100 k 150
millioen voor onze markt behouden, maar
natuurlijk beteekent dit niet dat de contbi-
genteering ons dit bedrag gekost heeft *x>-
als sommigen dachten.
De bewindsman schatte het bedrag, dat zy
ons gekost heeft op een millioen. Nog al
schappelijk dus.
Ten opzichte van den aanval, door den
heer d'Ansembourg op de vakvereenigtngen
gedaan, sloot Z.Exc. zich aan bij den heer
Andrietsen.
De industrialisatie zal hij bevorderen, niet
kunstmatig, maar stelselmatig. Hij zal geen
niet-levensvatbare bedrijven doen oprich
ten, maar ondernemingen, welke In het
kader van een gezonde, internationale con
currentie kunnen vallen. Htj vertelde, dat
in afwachting van de totstandkoming van
de financieringswet voor de industrialisatie
in 106 gevalles een totaal van f 493.000 is
gebruikt door het werkfond», voor ftnan-
ciermgsdoeleinden voor de industrie.
Er komt in het buitenland een perceptie-
apparaat voor de economische voorlichting,
waarin consulaire ambtenaren cd. worden
opgenomen. Het departement van Buiten
landse ha Zaken zal de verzamelde gegevens
doorgeven aan belanghebbenden.
De minister raadde mr. DroogUever For-
tuyn (lib.) als burgenmater aan. Rotterdam
Dordrecht» voorbeeld te doen volgen door
een verlaging van de haventarieven met 30
percent Dit zou Rotterdam IJ millioen
kosten. Een gat in de begrooting, waarin al
zoovele andere gaten zitten! Maar de re
geering, aldus ZExc„ zou dit gat bekukm
in het algemeene kader der begrooting.
Dat er bezwaren zijn aan te voeren tegen
de evenredige vrachtverdeling, erkende
Z.Exc., maar hy weet nog niets beters. Er is
vijf maal zooveel vervoercapeciteit als
vracht! De bewindsman wacht een desbe
treffend rapport af.
Hy constateerde sedert 1932 een ople
ving van zee- en Rijnvaart, maar achtte een
verschuiving van Rotterdam naar Antwer
pen, welke zich tevens voordoet, veront
rustend.
Begrooting van justitie.
Bij het debat over de begrooting van
Justitie heeft de heer Kolff (c.h.) gewezen
op de lastercampagne van de N. S. B. tegen
het gezag, dat hierdoor ontoelaatbaar wordt
ondermund, zoodat de heer Kolff strenge
straffen noodig acht. Mr. van Vessera
(N. S. B.) verdedigde zijn party, verklaren
de, dat haar colportage ten onrechte wordt
verboden, daar zy niet tot rustverstoring
aanleiding geeft: dat „Volk en Vaderland"
de kwestie van den Haagschen oud-hoofd
commissaris Van 't Sant kiesch heeft be-
SeuUletoH
Naar het Engelsch «au door J. L en
CHARLOTTE M. YONGF. E. A. H.
31.
Nu en dan verscheen er eens een Engelsch
reiziger en Lord Northmoor werd overge
haald, ter wille van zijn nichtje deel te
nemen aan een enkelen tocht, die hem een
paar nachten niet in het hotel deed logee-
ren. Zoo zagen ze Caprile Cadore, St. Ul-
rich, die speelgoedstad, vol poppen van al
lerlei soort, bouten paardjes, karretjes en
dergelijke. Ze aanschouwden de hoogste
punten van Monte Serrata en de verwon-
derlyke „Paardentand", met nog veel meer
van dergelijke bijzonderheden; ze brachten
tallooze curiositeiten mee en hadden van
allerlei te vertellen, terwijl het hup alleen
speet dat Tante Mary ook niet van de par
ty had kunnen zijn.
Zoo verliepen de dagen en voor Constan-
ce was het eind van de vacantie al naby,
dat tegeiyk het besluit zou zijn geweest
van de kuur in Ratzes. Maar Tante Mary
was nog steeds niet buiten geweest; zij
scheen niet tot iets anders in staat, dan om
maar bü het venster te liggen.
Constance vroeg zich al at hoe dat nu
gaan moest, toen haar gezegd werd, dat n
paar goedhartige Engelsche reizigers, die
evenals zy ook aan schooltyden gebonden
waren, haar veilig naar Londen zouden
meenemen en haar op den trein naar Col-
beam zouden zetten, zoodat ze nog juist
op tyd kon aankomen. Dit zou het beste
wezen, zei Tante, haar kussende.
„Je bent een lief, goed meisje geweest,
Conny; ons beiden een groote troost en
vreugde!"
„O, maar Tante, ik heb niets gedaan,
Mrs. Bury deed alles!"
„Mrs. Bury is onuitsprekelyk lief voor
ons geweest, maar jouw gezelschap is Oom
zóó aangenaam, dat je weet, hoe dankbaar
ik er je voor ben. Bedenk altyd, kindje,
dat jy je oom tot meer troost kunt zyn,
dan iemand anders, wat er ook gebeure!
Je zult toch altyd een lief meisje blyven,
niet waar? En op Oom zal je toch wel in
de eerste plaats letten? Beloof je my dit?"
„Ja, zeker, tantetje", antwoordde Con
stance, die wel wat van streek was, toen ze
tante goeden-dag gekust had.
De reizigers zouden dien volgenden och
tend al heel vroeg op hun muilezels ver
trekken naar Botzen, waarheen Mrs. Bury
hen zou vergezellen, omdat ze daar enkele
inkoopen wilden doen; Lord Northmoor
ging zoo ver mogelyk, al wandelend, mee,
tot hy eindelyk te midden van de sparren-
bosschen afscheid nam van zyn nichtje au
zei, hoe hy hoopte, dat zy weldra haar
vacanties weer op Northmoor zou kunnen
doorbrengen als alles goed ging.
Mrs. Bury zou dien volgenden dag weer
in Ratzes terug zyn, verzekerde ze hem.
Constance begon zich ongerust te maken
en keek al uit naar een gelegenheid, om
Mrs. Bury eens nadrukkelyk te vragen, of
Tante Mary nu waarlyk zoo ziek was.
Mrs. Bury lachte en vertrouwde haar een
geheim toe, dat haar tegelyk ontstelde en
verheugde.
„O, en mag niemand het weten?" vroeg
Conny met een kleur.
„Niet, eer er permissie toe te gegeven. Er
ls in aljen deele nog zooveel in te voorzien,
dat ze er, op het oogenblik, geen van bei
den liever iets van gezegd hebben. Ik
dacht, dat ze er jou al van gesprr' had
den".
„O, neen, maarmaarV
Verder kon Constance niet gaan, want
haar oogen schoten vol tranen.
„Of er speciale reden voor ongerustheid
is, bedoel je zeker? Voor haar nagenoeg
niet, ofschoon het jammer is, dat zy even
onwetend was als jy en ik zie niet in, hoe
zy nu over deze wegen naar een plaats
met wat meer gerief zou kunnen vervoerd
worden. Intusschen zullen we ons wel we
ten te helpen. Ik ben er al zoo aan gewoon,
voor myn eigen dochters te zorgen, en thuis
heeft niemand my op dit oogenblik byzon
der noodig".
Daarom heeft tante Mary dan ook met
zoo byzonderen nadruk gezegd, dat u toch
zóó goed voor haar was!"
„Het zou immers pure onmenscheiykheid
wezen, om haar zoo aan zichzelven over te
laten en aan de genade van Ratzes; er
schynt niemand anders te wezen, dié ko
men kan".
zal ik nu doen, als iemand my naar haar
vraagt?"
„Zeg, dat ze een leelyken val heeft ge
daan, waardoor het niet raadzaam is. haar
op het oogenblik te vervoeren. Dit is de
zuivere waarheid en precies wat je zoudt
gezegd hebben, als ik je dit niet had mee
gedeeld".
„Waarschynlyk zal het algemeen gewe
ten worden vóór de Kerstvacantie".
„O, ja, kindje, al lang daarvoor! Ik zal
je schryven, als ik je iets te vertellen heb".
Constance bedankte mrs. Bury harteiyk
en voelde zich van dit oogenblik af heel
wat ouder en gewichtiger door het in haar
gestelde vertrouwen, dat haar zoowel
vreugde als onrust bezorgde, want zy hield
te veel van haar oom en tante en was
ook nog te jong en te onschuldig, dat het
by haar opkwam, hoe haar broer er over
denken zou.
Nadat zy nu onderweg veel meer had ge
zien, dan toen ze ging, en terwyl ze op
haar reisgezelschap den besten indruk had
gemaakt, wat betreft haar gaven van ver
stand en hart, werd ze veilig op den trein
naar Colbeam gezet, zonder dat ze dus
thuis was geweest.
Ze had zich voorgenomen, den Zondag in
haar pension door te brengen en voelde
zich ten zeerste verrast, toen Lady Adela-
ide haar dien Zaterdag kwam halen, dat
zy den Zondag op Northmoor zou logee-
ren.
„Vertel my nu eens wat van je oom en
tante", begon haar .ladyschap, toen Conny
naast haar zat. „Ja, ik heb al wat gehoord
van Mrs. Bury, maar ik wilde weten, of 't
daar nogal geriefelyk is".
„Mrs. Bury heeft het er veel beter ge
maakt en het is er zóó mooi, dat iemand,
die gezond is, niets geeft om dat minder
gerieflyke".
„En maakt je oom het weer beter? Is hy
zyn hoofdpyn nu kwyt?"
Lady Adela was inderdaad Lord en Lady
Northmoor meer op prijs gaan stellen, nu
zy hem 'n tyd genrtist had. Ze was er zelve
over verbaasd, zooals ze toch op hem ge
steund had by allerlei zaken van meer en
minder belang; daar ze bovendien wel zoo
iets vermoedde van de reden van het op
onthoud, was ze erg verlangend, om zoo
veel mogelyk van de omstandigheden op
de hoogte te zyn.
By Constance had de reis veel tot haar
ontwikkeling bygedragen. Zy was van een
schoolmeisje tot een jonge dame geworden,
die aangenaam praten kon en op beschei
den wyze biyk gaf van een zeer goede op
merkingsgave. Dan wist ze met Amice een
spelletje in den tuin te doen, dat de kleine
byzonder amuseerde, en zy en de kinder
tjes van haar zondagsschoolklasse waren
dolbiy elkaar weer te zien. Het einde van
dit bezoek was, dat ze haar Zondagen «vei
geregeld op Northmoor doorbracht als wr
voren en Amice, die in het 8ehec S
kameraadjes had, ging op die Zaterdagen
uitzien als op een waar feest.
(Wordt vervolg*)-