Die Houten Klaas KINDERVOEDING. Het landbouwcrisisfonds besproken. ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 12 MAART 103e Onze zorg moet In deze moeilijke tijden allereerst uitgaan naar kinderen, die op den rand der ondervoeding leven. Bij stopzetting der margarineproductie geen grooter botergebruik te wachten. handhaving van export noodig. Het nut der contingen- teering. Begrooting van handel, nijverheid en scheepvaart aangenomen. Begrooting van juatitie. „Ik ben biy, dat ik het weet. Maar wat Werkloos zijn en niet kunnen koopen, dat zijn in deze ellendige crisisjaren twee omstandigheden, die onafscheidelijk zijn. Vader stempelt, hij stempelt van jaar tot jaar en hij weet op het laatst niet beter of het is de dagelij ksche arbeid, waardoor hij voor zijn gezin het allernoodigste zal kun nen koopen. Moeder gaat uit werken of zij gaat niet uit werken, omdat het extra-verdiende geld toch grootendeels van den steun wordt af getrokken en zij dan beter in haar gezin kan zijn. Er is een tekort aan kleeding, dekking en schoeisel om van andere levensbehoeften maar niet eens te spreken, er is een tekort, dat het gezin voor steeds moeilijker proble men stelt naarmate de tijd verloopt en al les wat nog uit de goede jaren stamt ver knipt en versleten is. Er zijn nog ernstiger problemen in de groote gezinnen waar de steun niet in over eenstemming met de gezinsbehoefte kan zijn. Daar is een tekort aan voedsel, een te kort, dat zich voornamelijk zal wreken aan het opgroeiend geslacht, waarvan vele jon gens en meisjes aan den rand der ondervoe ding staan. Wat Nederland in jaren van ge- stagen opbouw gewonnen heeft, welk ter rein het voetje voor voetje heeft gewonnen op wat onze volkskracht bedreigt, het kan alles wederom verloren gaan door een on dervoede jeugd, die een gemakkelijke prooi is van sluipende en sloopende ziekten. Er is gebrek aan eten in zoovele gezin nen en er zijn gezinnen ook in Alkmaar waar warm eten een ongekende weelde is en waar het gevaar dreigde, dat de kin deren te zwak zouden worden om het on derwijs met vrucht te kunnen volgen. Voor deze gezinnen verricht „Kindervoe ding" haar zegenrijk werk, niet allereerst ten bate van het onderwijs maar wel ten bate van de kinderen. Honger kent geen geloof- of richtingsver schil. Kinderen die honger hebben verdienen zonder onderscheid ons medelijden en onze belangstelling. De vereeniging „Kindervoeding", waar van wijlen de heer Kooy een der oprichters en steunpilaren is geweest, de vereeniging, die nog altijd, en vooral in deze moeilijke crisisjaren, haar zegenrijken arbeid ver richt, krijgt eiken morgen na schooltijd een tweehonderdtal kleine gasten. Zij komen bijeen in een lokaal in de Doe lenstraat waar lange tafels en banken staan, tafels waarop eiken schooldag tweehonderd borden gezet worden, zoodat men den in druk krijgt in de een of andere vacantieko- lonie te zijn. Het ia geen restaurant en er is geen be dienend personeel, dat in rok verschijnt of eigenlijk ook wel in rok, maar dan in een vrouwenrok, want het zijn dames-vrijwilli gers, die hier eiken dag de kleine vrouwe lijke en mannelijke stamgasten bedienen. In het midden van het lokaal staat de heer Van Diepen. Hij draagt geen koksmuts, maar wat hij gekookt heeft smaakt er even lekker om. Hij heeft een stok in de hand en hij ziet er heel barsch uit, maar hij heeft toch een vriendelijk woordje voor al die kleine meis jes, die hem in het voorbij loopen vertrou welijk een handje geven. Eiken schooldag om kwart over twaalf overziet hij de hongerige schare en kondigt met stentorstem aan, dat het tijd voor het gebed is. Er zijn kinderen van allerlei scho len en allerlei richtingen en er wordt ge beden of niet gebeden, juist zooals men dat thans gewend is. Dan komt mevrouw Jorritsma in actie. Zij draagt een smettelooze witte jas en is hier als het ware de ober, uit wier handen alle goede gaven naar de hongerige klein tjes gaan. Daar zijn de bestuursleden van „Kinder voeding", die zelden of nooit ontbreken, de heer Matthysen, de penningmeester en de heer Molleman, de ijverige secretaris, en daar zijn ook de bedienende helpsters, die haar tijd belangeloos aan het hongerige kind hebben gegeven, de dames Stadegaard, Hui- berts, Roodzant, Spijker en Van der Goes. Daar is, last not least, de heer Jorritsma, die als bordenwasscher in een groot hotel velen ten voorbeeld zou kunnen wezen. Er wordt gegeten en het menu is vol af wisseling. Het is geen vegetarisch menu, zooals Speenhoff het wel eens bezongen heeft, Maandags boonen, Dinsdags boonen enz. enz., er komt ook nog wat anders. Maandags soep, Dinsdags stamppot, Woensdags groene erwten met spek, Don derdags stamppot, Vrijdags rijst en Zater dags erwten. Men kan van meening zijn, dat het toch nog een beetje eentonig is, maar dat kan nu eenmaal niet anders. Hier komen geen gas ten, die a la carte kunnen bestellen, hier komen hongerige kleintjes, die één, of als zij dat wenschen twee, porties voedzaam en lekker eten krijgen, warm uit den ketel, aardappels, vleesch en groenten met vet, al zit alles dan ook meestal zoo door elkaar, dat men de afzonderlijke ingrediënten moei lijk kan onderscheiden, maar dat is nu een maal een eigenschap van stamppot Er wordt gegeten en er wordt gezwegen, want men heeft de goede gewoonte inge voerd, dat er onder het eten niet gepraat mag worden, althans niet door de kinderen. Er zijn onder al die kleintjes kinderen, die in een oogenblik hun bordje leeg heb ben en verlangend hun vingertje opsteken in de hoop op een tweede. Er zijn er ook, die langzaam en smakelijk eten, er zijn er zelfs, die één portie niet op kunnen en den maal tijd ontijdig beëindigen, niet omdat zij te veel hebben gekregen, maar omdat hun maagjes aan zooveel en zoo goed voedsel niet dadelijk gewend zijn. Na de meisjes komen de jongens en wie op klompen arriveert zet zijn houten schoei sel netjes buiten de deur en komt op kous jes binnen. Het is prettig te zien bij de jon gens en vooral bij de meisjes hoe alle moe ders haar best gedaan hebben om de klein tjes netjes gekleed aan tafel te laten gaan. Er zijn wel stoppen maar geen gaten in blousjes, rokjes en kousjes. Geen kind kan hier een plaatsje aan den disch vinden of het moet van te voren zijn aangevraagd. De Armenraad moet de be hoeftigheid van het gezin hebben bevestigd en het bestuur van „Kindervoeding" moet zich ten slotte daarvan nog overtuigd heb ben. Dank zij dit menschlievend werk zijn honderden kinderen van den leerplichtigen leeftijd tot dusver voor ondervoeding be waard gebleven. In de groote keuken staan de ketels waarover de heer Van Diepen den potlepel zwaait, er is een ngengmachine voor stamp pot en een aardappelschilmachine, die bij een klein bedienend personeel nu eenmaal onontbeerlijk is. Het is alles even degelijk als het eten zelf. Maar.... en nu komt de groote „Maar" waarop men natuurlijk gewacht heeft om dat men wel begrepen heeft, dat dit artikel niet alleen uit tijdverdrijf werd geschreven, maar.... ondanks zoo veler vrijwillige me dewerking, ondanks de tegemoetkoming van vele leveranciers, moeten ten slotte het eten, de bereiding en de distributie betaald worden. Half October is men met kindervoeding begonnen. Er zijn dagen geweest, dat er 180 tot 190 gasten waren, er zijn er ook geweest, dat men er 227 telde. Elk kind kost onge veer 1 per week, er wordt f 30 tot 35 per dag besteed en er is dus zoo ongeveer 200 in de week noodig. Van particuliere zijde is in deze moeilijke jaren minder te verwach ten dan in normale tijden en het is dan ook de gemeente, die door een belangrijke sub sidie dit onmisbare sociale werk mogelijk maakt. Er werd en wordt een subsidie van 2700 gegeven en verleden jaar hebben de edelachtbaren hun handen nog eens extra over hun harten gestreken en is er nog een kleine financieele aanvulling gekomen. Er is ook nu weer een subsidie van 2700 en men heeft uitgerekend, dat men er tot 27 Maart a.s. mee zal kunnen toekomen. Dan moet men de deuren sluiten en dan worden al die kleintjes weer aan de ouder lijke zorg overgelaten, wat niet anders zeg gen wil dan dat velen daarvan dan weer een tijd van onregelmatige en onvoldoende voeding tegemoet gaan. De omstandigheden, welke verleden jaar een verlenging wettigden zijn nu in nog meerdere mate aanwezig en daarom hebben wij ons hier de tolk van het bestuur ge maakt, die dus als het ware door een open brief of beter gezegd door een open ar tikel verzoekt om nog een bedrag te wil len fourneeren opdat de kindervoeding tot 10 April, dus tot het aanbreken van de Paaschvacantie kan worden voortgezet Het zou ons heelemaal niet verwonderen als de Raad in zijn eerstvolgende zitting daartoe het besluit neemt Want wel wordt er in deze financieel zoo moeilijke jaren veel van de gemeente ge vergd, maar er zijn twee factoren, die vóór alles moeten gaan. De eerste is, dat er geen honger mag worden geleden en de tweede is, dat het zwakste de meeste bescherming verdient. En daarom maken wü ons de tolk van hen, die hier dagelijks belangeloos hun tijd en hun moeite geven en verzoeken den Raad der gemeente Alkmaar in zijn eerstvolgende zitting te willen besluiten nog een extra subsidie van 400 aan de Ver. „Kindervoe ding" te geven. Tweede Kamer DEN HAAG, 11 Maart 1936. Bij de afhandeling van de afdeeling Ak kerbouw en Veehouderij der begrooting van het landbouwcrisisfonds kwam minister Co- lijn in de Kamer. Hij maakte een praatje met den voorzitter en wilde zich verwijde ren, toen ir. Albarda hem tegemoet trad en hem de hand op den schouder legde. Beide mannen wisselden vertrouwelijk eenige woorden; toen maakte dr. Colijn een gebaar, alsof hij zeggen wilde: „Volg mij en ik zal het U uitleggen". En de leider der regeering en de leider der oppositie verlieten samen de zaaL Is de veronderstelling te gewaagd, dat het onderwerp van het gesprek dat zii gingen voeren, hetzelfde was als het onder werp van 's ministers radiorede van heden avond? Ondertusschen vergeleek minister Decker» de verhouding tusschen een veeboer en een bouwboer met die tusschen een slager en een bakker. Hij verklaarde, nog niet te we ten, of in de toekomst de landbouw dan wel de veeteelt zich in ons land zou ontwikke len. Voorts merkte hij op, dat de lage rog- geprijs het gevolg was geweest van de marktverhoudingen en dat de regeering wel rogge uit de markt zou kunnen nemen, maar dat dit wapen zich wel eens zou kunnen richten tegen hen, ten behoeve van wie het werd gebruikt. Want ten slotte moet de uit de markt genomen hoeveelheid aan den man worden gebracht en zal dan niet opnieuw door te grooten marktaanvoer een prijsda ling intreden? Z.Exc. liet verder blijken, dat hij niet veel gevoelt voor menging van aard appelmeel in brood en dat hij probeert, voor de bacon een nieuwe regeling te maken zon der de gebreken van het oude, veelbespro ken contract. Bij de afdeeling Melk en Zuivel drong de heer Louwes (lib.) erop aan, dat er „mo mentopnamen" «ouden worden gemaakt van den toestand op de wereldmarkt en ook van dien der bedrijven in ons land. Hieraan wordt al gewerkt, vertelde Z.Exc. Hoe moet de overproductie van melk worden tegengegaan? Bepleitte de heer Van Houten (c.d.) een regeling waardoor er 's winters meer en 's zomers minder melk zou zijn, zoodat de productie regelmatiger over het jaar zou worden verdeeld, de heer Hiemstra (s.d.) bestreed een door dr. Posthu- ma aanbevolen methode, volgens welke wei nig krachtvoer aan de dieren zou worden gegeven, en was voor afslachting, een mid del, dat ir. Van Dis (s.-g.) niet scherp ge noeg weet af te keuren en dat de minister, al wijst deze het niet onder alle omstandig heden af, slechts in uiterste noodzaak zal gebruiken. Volgens den heer Van den Heu vel (a.-r.) moet voor elk bedrijf worden vastgesteld, hoeveel melkgevende koeien het mag hebben, maar de heer Bakker (c.h.) en minister Deckers wezen erop, dat dit met ontzaggelijk veel controle gepaard zou gaan. en de heer Bakker gaf de voorkeur aan scheuring van grasland. De heeren Van Voorst tot Voorst (r.k.), Kupers (s.d.) en De Visser (c.p.) betoogden, dat goedkoop versch vleesch voor de werk- loozen moest worden beschikbaar gesteld, en minister Deckers vet klaarde, dat hij er zoo veel mogelijk naar zou streven om goede levensmiddelen onder de behoeftigen te brengen, maar voegde erbij, dat een zaak, als waarom men vroeg, onder den minister van Sociale Zaken ressorteerde. Dit gold ook voor een door de heeren Sneevliet (rs.) en De Visser bepleite verstrekking van goedkoope boter en voor verschaffing van melk aan schoolkinderen, waarop verschil lende afgevaardigden aandrongen en waar mee, naar Z.Exc. vertelde, al proeven wor den genomen. Verdere beperking van de margarinepro ductie wenschten de heeren Van der Wey- den (r.k.) en Van Houten (c.d.) die aan drongen op propaganda voor meer boterver- bruik en den verliesopleverenden export wilden doen verdwijnen. Maar de heeren Kupers, Van den Heuvel en Kortenhorst (r.k.) lieten heel andere klanken hooren en betoogden, dat vele verbruikers nu eenmaal te arm zijn om boter te koopen en dat de margarine tevens de bron is, waaruit de ir.elksteun wordt betaald. Als de boter, na dat de margarine verdwenen zou zijn, een gulden in plaats van een daalder zou gaan kosten, zouden talloozen ze toch nog niet kunnen koopen. Minister Deckers merkte dan ook op, dat een beperking van de mar garineproductie niet zou leiden tot vermeer dering van het boterverbruik. maar alleen het gebruik van goedkoope vetten zou doen toenemen. Dr. Kortenhorst wenschte zelfs een verlaging van den margarineprijs. Maar in die richting ging Z.Exc. niet En wat den landbouw betreft verklaarde de bewinds man. uit de margarine niets meer en niets minder te willen halen, dan wat in het be lang van den landbouw noodig is. Tegen over de sprekers, die den uitvoer afkeurden, waarop verlies wordt geleden, wees Z Exc op het nut dat erin gelegen is. als wy het contact met de wereldmarkt behouden, waarop wij eens weer tegen een loon enden prijs onze producten van de hand hopen te doen. Overigens, de ka 1 verenbeperV.mg, waartoe de regeering eenige jaren geleden is overgegaan, zal dit seizoen voor het eerst haar invloed doen gevoelen op de hoeveel heid melk en zoo zal de overdreven export alvast wat kunnen worden verminderd. De heer Ebels 'v.d.) bepleitte de belan gen der vetweiders en mesters, waaraan de bewindsman zeide, goede aandacht te wij den. De heeren Van den Heuvel en van Houten zetten uiteen, dat de margarine moest worden gekleurd, waarbij werd geïnterrum peerd. dat, als de boter zoo superieur was, men de margarine toch ook zonder kleur moest herkennen. De minister zeide kort en goed, dat hem eenigen tijd geleden bij wijze van proef ge kleurde boter was gezonden, maar dat hij ze zoo dégoutant had gevonden, dat hij aan stonds besloten had, boter of margarine nooit te laten kleuren. De heeren Louwes, Smeenk (a r.), Van der Heide (s.d.) en Van der Weyden brachten klachten over van de melkslytersvereeniging „Helpt Elkander" te Emmen over een te kleine winstmarge, den slijters gelaten, en over de behandeling van eenigen hunner door de crisiszuivelcentrale. De minister had de zaak al tweemaal onderzocht maar zou ze noftmaals bekijken. De heer Van Houten had de sympathieke gedachte, 's ministers aandacht te vestigen op het brandgevaar voor vee in stallen, waarvan telken jare masu's schuldelooze die ren slachtoffer worden. De bewindsman merkte op, dat bij moderne stallen dit ge vaar zoo goed mogelijk voorkomen wordt en hy vond geen aanleiding, een studiecommis sie in te stellen, omdat de zaak al zoo vaak is bestudeerd. Morgen loopt de behandeling van deze be grooting af. Eertie Kamer. DEN HAAG, 11 Maart 1938. BU de afhandeling der begrooting v«i Handel, Nijverheid en Scheepvaart, welke de senaat zonder hoofdelijke stemming heeft aangenomen, heeft minister Gelissen, den heer d'Ansembourg (N.S.B.) beantwoorden de, verklaard, dat h(j (de minister) In 1932 enthousiast voor de acht punten van het verbond voor nationaal herstal was, maar dat dit verbond toen geen politieke partij vormde. Toen dit later wel het geval was geworden, heeft Z.Exc., zoo zeide hij, den raad van wijze en verstandige leden ge volgd, en onder vrooHjkheid der Kamer raadde de minister den heer d'Ansembourg aan, in een ander verband hetzelfde te doen. De minister zeide voorts, dat hij niet voor devaluatie was en ook geen principieel tegenstander ervan, maar dat hy ze nu niet noodig vond. Men weet, merkte hij op, bij devaluatie niet, waartoe zij ten slotte leidt, en hoe lang de uitverkoop, waartoe zij ge legenheid geeft, duren kan. Z.Exc. wees erop, dat door het toestaan van extra-contingenten was tegemoet ge komen aan het bezwaar, dat de contmgen- teering verstarrend werkt Dank zij der eontin gen teering heeft onze industrie voor een waarde van 100 k 150 millioen voor onze markt behouden, maar natuurlijk beteekent dit niet dat de contbi- genteering ons dit bedrag gekost heeft *x>- als sommigen dachten. De bewindsman schatte het bedrag, dat zy ons gekost heeft op een millioen. Nog al schappelijk dus. Ten opzichte van den aanval, door den heer d'Ansembourg op de vakvereenigtngen gedaan, sloot Z.Exc. zich aan bij den heer Andrietsen. De industrialisatie zal hij bevorderen, niet kunstmatig, maar stelselmatig. Hij zal geen niet-levensvatbare bedrijven doen oprich ten, maar ondernemingen, welke In het kader van een gezonde, internationale con currentie kunnen vallen. Htj vertelde, dat in afwachting van de totstandkoming van de financieringswet voor de industrialisatie in 106 gevalles een totaal van f 493.000 is gebruikt door het werkfond», voor ftnan- ciermgsdoeleinden voor de industrie. Er komt in het buitenland een perceptie- apparaat voor de economische voorlichting, waarin consulaire ambtenaren cd. worden opgenomen. Het departement van Buiten landse ha Zaken zal de verzamelde gegevens doorgeven aan belanghebbenden. De minister raadde mr. DroogUever For- tuyn (lib.) als burgenmater aan. Rotterdam Dordrecht» voorbeeld te doen volgen door een verlaging van de haventarieven met 30 percent Dit zou Rotterdam IJ millioen kosten. Een gat in de begrooting, waarin al zoovele andere gaten zitten! Maar de re geering, aldus ZExc„ zou dit gat bekukm in het algemeene kader der begrooting. Dat er bezwaren zijn aan te voeren tegen de evenredige vrachtverdeling, erkende Z.Exc., maar hy weet nog niets beters. Er is vijf maal zooveel vervoercapeciteit als vracht! De bewindsman wacht een desbe treffend rapport af. Hy constateerde sedert 1932 een ople ving van zee- en Rijnvaart, maar achtte een verschuiving van Rotterdam naar Antwer pen, welke zich tevens voordoet, veront rustend. Begrooting van justitie. Bij het debat over de begrooting van Justitie heeft de heer Kolff (c.h.) gewezen op de lastercampagne van de N. S. B. tegen het gezag, dat hierdoor ontoelaatbaar wordt ondermund, zoodat de heer Kolff strenge straffen noodig acht. Mr. van Vessera (N. S. B.) verdedigde zijn party, verklaren de, dat haar colportage ten onrechte wordt verboden, daar zy niet tot rustverstoring aanleiding geeft: dat „Volk en Vaderland" de kwestie van den Haagschen oud-hoofd commissaris Van 't Sant kiesch heeft be- SeuUletoH Naar het Engelsch «au door J. L en CHARLOTTE M. YONGF. E. A. H. 31. Nu en dan verscheen er eens een Engelsch reiziger en Lord Northmoor werd overge haald, ter wille van zijn nichtje deel te nemen aan een enkelen tocht, die hem een paar nachten niet in het hotel deed logee- ren. Zoo zagen ze Caprile Cadore, St. Ul- rich, die speelgoedstad, vol poppen van al lerlei soort, bouten paardjes, karretjes en dergelijke. Ze aanschouwden de hoogste punten van Monte Serrata en de verwon- derlyke „Paardentand", met nog veel meer van dergelijke bijzonderheden; ze brachten tallooze curiositeiten mee en hadden van allerlei te vertellen, terwijl het hup alleen speet dat Tante Mary ook niet van de par ty had kunnen zijn. Zoo verliepen de dagen en voor Constan- ce was het eind van de vacantie al naby, dat tegeiyk het besluit zou zijn geweest van de kuur in Ratzes. Maar Tante Mary was nog steeds niet buiten geweest; zij scheen niet tot iets anders in staat, dan om maar bü het venster te liggen. Constance vroeg zich al at hoe dat nu gaan moest, toen haar gezegd werd, dat n paar goedhartige Engelsche reizigers, die evenals zy ook aan schooltyden gebonden waren, haar veilig naar Londen zouden meenemen en haar op den trein naar Col- beam zouden zetten, zoodat ze nog juist op tyd kon aankomen. Dit zou het beste wezen, zei Tante, haar kussende. „Je bent een lief, goed meisje geweest, Conny; ons beiden een groote troost en vreugde!" „O, maar Tante, ik heb niets gedaan, Mrs. Bury deed alles!" „Mrs. Bury is onuitsprekelyk lief voor ons geweest, maar jouw gezelschap is Oom zóó aangenaam, dat je weet, hoe dankbaar ik er je voor ben. Bedenk altyd, kindje, dat jy je oom tot meer troost kunt zyn, dan iemand anders, wat er ook gebeure! Je zult toch altyd een lief meisje blyven, niet waar? En op Oom zal je toch wel in de eerste plaats letten? Beloof je my dit?" „Ja, zeker, tantetje", antwoordde Con stance, die wel wat van streek was, toen ze tante goeden-dag gekust had. De reizigers zouden dien volgenden och tend al heel vroeg op hun muilezels ver trekken naar Botzen, waarheen Mrs. Bury hen zou vergezellen, omdat ze daar enkele inkoopen wilden doen; Lord Northmoor ging zoo ver mogelyk, al wandelend, mee, tot hy eindelyk te midden van de sparren- bosschen afscheid nam van zyn nichtje au zei, hoe hy hoopte, dat zy weldra haar vacanties weer op Northmoor zou kunnen doorbrengen als alles goed ging. Mrs. Bury zou dien volgenden dag weer in Ratzes terug zyn, verzekerde ze hem. Constance begon zich ongerust te maken en keek al uit naar een gelegenheid, om Mrs. Bury eens nadrukkelyk te vragen, of Tante Mary nu waarlyk zoo ziek was. Mrs. Bury lachte en vertrouwde haar een geheim toe, dat haar tegelyk ontstelde en verheugde. „O, en mag niemand het weten?" vroeg Conny met een kleur. „Niet, eer er permissie toe te gegeven. Er ls in aljen deele nog zooveel in te voorzien, dat ze er, op het oogenblik, geen van bei den liever iets van gezegd hebben. Ik dacht, dat ze er jou al van gesprr' had den". „O, neen, maarmaarV Verder kon Constance niet gaan, want haar oogen schoten vol tranen. „Of er speciale reden voor ongerustheid is, bedoel je zeker? Voor haar nagenoeg niet, ofschoon het jammer is, dat zy even onwetend was als jy en ik zie niet in, hoe zy nu over deze wegen naar een plaats met wat meer gerief zou kunnen vervoerd worden. Intusschen zullen we ons wel we ten te helpen. Ik ben er al zoo aan gewoon, voor myn eigen dochters te zorgen, en thuis heeft niemand my op dit oogenblik byzon der noodig". Daarom heeft tante Mary dan ook met zoo byzonderen nadruk gezegd, dat u toch zóó goed voor haar was!" „Het zou immers pure onmenscheiykheid wezen, om haar zoo aan zichzelven over te laten en aan de genade van Ratzes; er schynt niemand anders te wezen, dié ko men kan". zal ik nu doen, als iemand my naar haar vraagt?" „Zeg, dat ze een leelyken val heeft ge daan, waardoor het niet raadzaam is. haar op het oogenblik te vervoeren. Dit is de zuivere waarheid en precies wat je zoudt gezegd hebben, als ik je dit niet had mee gedeeld". „Waarschynlyk zal het algemeen gewe ten worden vóór de Kerstvacantie". „O, ja, kindje, al lang daarvoor! Ik zal je schryven, als ik je iets te vertellen heb". Constance bedankte mrs. Bury harteiyk en voelde zich van dit oogenblik af heel wat ouder en gewichtiger door het in haar gestelde vertrouwen, dat haar zoowel vreugde als onrust bezorgde, want zy hield te veel van haar oom en tante en was ook nog te jong en te onschuldig, dat het by haar opkwam, hoe haar broer er over denken zou. Nadat zy nu onderweg veel meer had ge zien, dan toen ze ging, en terwyl ze op haar reisgezelschap den besten indruk had gemaakt, wat betreft haar gaven van ver stand en hart, werd ze veilig op den trein naar Colbeam gezet, zonder dat ze dus thuis was geweest. Ze had zich voorgenomen, den Zondag in haar pension door te brengen en voelde zich ten zeerste verrast, toen Lady Adela- ide haar dien Zaterdag kwam halen, dat zy den Zondag op Northmoor zou logee- ren. „Vertel my nu eens wat van je oom en tante", begon haar .ladyschap, toen Conny naast haar zat. „Ja, ik heb al wat gehoord van Mrs. Bury, maar ik wilde weten, of 't daar nogal geriefelyk is". „Mrs. Bury heeft het er veel beter ge maakt en het is er zóó mooi, dat iemand, die gezond is, niets geeft om dat minder gerieflyke". „En maakt je oom het weer beter? Is hy zyn hoofdpyn nu kwyt?" Lady Adela was inderdaad Lord en Lady Northmoor meer op prijs gaan stellen, nu zy hem 'n tyd genrtist had. Ze was er zelve over verbaasd, zooals ze toch op hem ge steund had by allerlei zaken van meer en minder belang; daar ze bovendien wel zoo iets vermoedde van de reden van het op onthoud, was ze erg verlangend, om zoo veel mogelyk van de omstandigheden op de hoogte te zyn. By Constance had de reis veel tot haar ontwikkeling bygedragen. Zy was van een schoolmeisje tot een jonge dame geworden, die aangenaam praten kon en op beschei den wyze biyk gaf van een zeer goede op merkingsgave. Dan wist ze met Amice een spelletje in den tuin te doen, dat de kleine byzonder amuseerde, en zy en de kinder tjes van haar zondagsschoolklasse waren dolbiy elkaar weer te zien. Het einde van dit bezoek was, dat ze haar Zondagen «vei geregeld op Northmoor doorbracht als wr voren en Amice, die in het 8ehec S kameraadjes had, ging op die Zaterdagen uitzien als op een waar feest. (Wordt vervolg*)-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 10