De Landsverdediging besproken. VLOOTCONFERENTIE GESLOTEN. Melk, Nafkrirbotvi', Iaa§, MelkBroodGoede Voeding/ Die Houten Klaas ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 26 MAART 1063 Eerste Kamer Verschillende meeningen in den boezem van v.-d. en s. d. a. p. - Minister Oud tegen graaf d'Ansembourg. Het Middellandsche Zee-accoord heeft het Italiaansche volk diep gegriefd. Hoop op uitbreiding van verdrag. NEERLANDS ZUIVEL VOEDT U GOED! HeuUleton Olympische spelen. WAT IN BERLIJN OETYPT WORDT, ONTVANGEN WIJ IN DEZELFDE MINUUT! SNELLERE BERICHTGEVING; STEEDS CONTACT MET DE GEHEELE WERELD Actueeler dan ooit! Alkmaarsche Courant. De oorlog in Oost-Afrika- Leening-wetsontwerpen goedgekeurd. Den Haag, 25 Maart Minister Oud heeft op een kostelijke ma nier een loopje genomen met den heer d'Ansembourg <N. S. B.), die zich tegen een leening-wetsontwerp had verklaard, a omdat hü meende, anders het regee- ringsbeleid te sanctionr.eeren. Dit motief, zeide Z. Exc., was zuiver bolsjewistisch en had ook de Sovjetregeering destijds be wogen, de schulden, door haar voorgang ers aangegaan, te annuleeren. Het programma der N. S. B., vervolgde de bewindsman, verklaart dat de Staats schulden moeten worden afgelost, en is in zooverre nog solider dan de politiek der regeering, die hier geen kans toe ziet. Voor den minister, die dit kunststuk bewerkstel ligde, zou Z. Exc. diep zijn hoed afnemen, maar hy, die gehoopt had, het kunstje van den heer d'Ansembourg te zullen leeren, verklaarde zich diep ontgoocheld, want kreeg slechts te hooren de bolsjewistische stelling: „Je moet je schulden niet beta len". De Kamer lachte hartelijk en de heer d' Ansembourg sloeg geen schitterend fi guur, toen hij blijkbaar geen klinkende re pliek wist te geven: hij vroeg niet meer het woord. Ook mr. Van Lanschot (r. k.) be streed den heer d'Ansembourg, vragende, hoe deze zich voorstelde, den Staat aan de 35 millioen te helpen, die het leening-ont werp oplevert, en hoe deze meent, dat het wegennet en het onderwijs moeten worden bekostigd, waarvan hijzelf nadrukkelijk heeft gezegd, zoo'n warm voorstander te zijn. De Kamer keurde het wetsontwerp goed, met aanteekenng, datmen begrijpt al, wat wy schrijven willen. Defensie-voorzieningen. De senaat heeft vervolgens de behande ling voortgezet van de begrooting van De fensie, van het wetsontwerp tot instelling van een defensiefonds, enz. Hierbij heeft prof Van Embden (v. d.) in een lange rede blijk gegeven, ondanks den internationalen toestand zijn stand punt van nationale, eenzijdige ontwapening niet te hebben verlaten. Hij keurde de twee slachtigheid af van de militaire doelstelling der regeering, die de weermacht eenerzijds gericht wil zien op handhaving der neutra liteit, anderzijds op nakoming onzer vol kenbondsverplichtingen. Z. i. is het voor ons land in geval van een gewapend con flict in West-Europa niet meer mogelijk, neutraal te zijn, omdat wij ons daarbij zul len moeten scharen aan de zijde der par tij, die het recht aan haar kant heeft, d. z. de volkenbondsleden, die tegen een aanval ler-staat zullen moeten optreden krachtens het volkenbondspact. Moeten wij dan geen leger hebben ter deelneming aan de mili taire sancties van den volkenbond? Als de volkenbond eenmaal zoo ver is, dat hij een eigen krachtsapparaat bezit ter handha ving van het recht, kunnen wij ook volgens prof. Van Embden ons aandeel in dat ap paraat nemen, want hij is geen Tolstoyaan. Maar zoo lang de volkenbond zijn sancties slechts uitvoert met zelfstandige legers, moet een klein land als het onze er alleen een politieleger op na houden. Want een oorlogsleger, waarmede wij slechts den eersten stoot van een aanvaller kunnen oo- vangen, die het op de collectivite't van West-Europa voorzien heeft en die ons grondgebied schendt, zal zich, aldus prof. Van Embden, moeten opofferen alleen om den grooten mogendheden een paar uur meer tijd te geven. Prof. Van Embden kan zich een oorlog tegen ons land alleen voor stellen in het kader van de collectiviteit van den volkenbond. Hij betw'st, dat een oorlog in Europa de oplossing van den vol kenbond ten gevolge heeft, gelijk heden nog weer betoogd werd door jhr. Van Citters (a. r.) en mr. Briët (a.r.), welke laatste in den volkenbond trouwens eigenlijk heele- maal niet gelooft. Prof Van Embden meent (hierop komt het eigenlijk neer), dat, als Duitschland den volkenbond te lijf gaat, deze onder leiding van Frankrijk en Enge land het recht zal handhaven. In laatstge noemde landen ziet hij de vredesmachten, al erkent hij, dat zij, door al te groote na tionale voorzichtigheid, de ontwapenings conferentie hebben doen mislukken. Prof. Van Embden beriep zich voorts op woorden door dr. Colijn in 1924 gesproken en waar in deze te kennen gaf, dat de militaire be veiliging van elk land als gevolg van de op richting van den volkenbond is losgemaakt van de nationale grenzen. „Niet heelemaal juist geïnterpreteerd", interrumpeerde mi nister Colijn. Wat de voorgestelde militaire verster kingen betrof, vond prof. Van Embden den bouw van kruisers goed geld naar kwaad geld gooien en achtte hij een crediet van 53 millioen te veel, omdat het toch te wei nig is. Ook met dit crediet, zoo drukte hij zich uit, zal onze defensiedijk nog einde- looze gapingen vertoonen. Zijn partijgenoot mr. Werker bleek het geheel met hem oneens. Deze gaat zelfs verder dan in de Tweede Kamer mr. Joe- kes, die tegen de instelling van het defen siefonds stemde. Mr. Werker stemt voor alle militaire wetsontwerpen, omdat, nu de internationale ontwapening mislukt is, ge streefd moet worden naar een internatio nale militaire samenwerking, welke 'n col lectieve veiligheid schept en omdat, zoo zeide mr. Werker, wie het doel wil, ook de zedelijke geoorloofde middelen ter berei king van dit doel moet aanvaarden. Dat er ook bij de sociaaldemocraten on- eenigheid is, bleek uit een rede van me vrouw PothuisSmit, die verklaarde, dat haar fractie in haar geheel tegen de be grootingen van Defensie en van het defen siefonds zal stemmen en dat de S. D. A. P. een commissie zal instellen, welke zal na gaan, of het standpunt der partij in het mi litaire vraagstuk wijziging behoeft. Maar zij voegde er een persoonlijk woord aan toe, waarin zij verklaarde, zelve voor standster van nationale ontwapening te blijven, omdat dit h. i. op den duur toch het beste middel is in den strijd tegen de oorlogsgevaarlijke, dictatoriaal geregeerde landen, een zienswijze, welke samenhangt met haar geheele zedelijke levensbeschou wing. Dat zij met dit persoonlijke woord niet het gevoelen weergaf van den voorzit ter der S.D.A.P., den heer Vorrink, bleek uit diens gelaatsuitdrukking onder mevrouw Pothuis' rede. Nadat mr. Janssen (r. k.) had aange drongen op militaire versterking van het zuiden en oosten des lands, heeft de heer d'Ansembourg het standpunt zijner partij uiteengezet, verklarende, dat men niet van een plicht, maar van een recht om te die nen moet spreken. Moeten wij, zouden wij willen vragen, voortaan ook spreken van een recht om belasting te betalen? Wij vermoeden, dat het aantal dergenen, die er hartstochtelijk op staan, van zulke rechten gebruik te maken, niet heel groot is. De heer d' Ansembourg bepleitte vorming van een lichting van niet minder dan zeventig duizend man, wat ons oorlogsleger zou brengen op een sterkte van een millioen manschappen. Eenige vroolijkheid verwek te 's heeren d' Ansfiboug's opmerking, da' den Desten waarborg voor den vrede de groepen oud-strijders in Europa vormen en dat in den senaat tot die groepen alleen bohooren minister Colijn en hijzelf. Zoo als men weet, heelt de heer d'Ansembourg den oorlog aan üuitsche zijde meegevoerd; de heer Colijn heeft in Indië de militaire Willemsorde behaald. De heer d'Ansem bourg huldigde den minister voor diens voorstel om een defensiefonds in te stel len, al was hij er niet tevreden mee en al heeft de minister-president verklaard, tot het einde zijner dagen tegen een beweging als de N. S. B. te zullen blijven strijden. De beide N. S. B.-ers zullen voor de begroo ting van Defensie stemmen en deze be grooting zal de eenige zijn, waar zij voor stemmen, zooals zij de eenige is, waar de S. D. A. P. tegen stemt. Mr. Briët hield ten slotte politieke be schouwingen over een samengaan van ka tholieken en sociaal-democraten in een re geering, beschouwingen, welke beter bij de algemeene beraadslagingen over de Rijks- begrooting op haar plaats waren geweest. De minister, die een lichte ongesteldheid heeft gehad, komt morgen aan het woord; hij ziet er bleek en smalletjes uit De Vlootconferentie is gistermiddag om kwart over vier onder voorzitter schap van den Eersten Lord der Brit- sche Admiraliteit, Lord Monsell, bij eengekomen. Eden, door dringende za ken op zijn ministerie vastgehouden, kwam vijftig minuten na opening van de zitting nog naar den Queen Anna salon van St.-James's Palace, waar de conferentie voor de slotzitting bijeen kwam. In dezen salon is ook de zitting van de Vlootconferentie in 1930 gehou den en kwam zoojuist de Volkenbonds raad bijeen. Om 5 uur 12 werd het verdrag on derteekend. Als eerste teekende Nor man Davis, en vijf minuten later had den alle vertegenwoordigers, behalve die van Italië, Zuid-Afrika en Ierland, het Vlootverdrag in alfabetische volg orde onderteekend. Vóór de onderteekening werden eenige redevoeringen uitgesproken. Lord Monsell verklaarde o.a.: „Het verdrag, dat wij he den onderteekenden verschilt van de vori ge omdat het geen enkele bepaling bevat, welke de rechtstreeksche quantitatieve be perking der vlootbewapening regelt, het geen diep te betreuren is. Wij zijn over tuigd dat, indien alle belangrijke mogend heden tot het huidige verdrag toetreden, elk gevaar voor een bewapeningswedloop ter zee gedurende een aantal jaren terzijde zal zijn gesteld. Wij zijn daarvan overtuigd omdat wfj de rivaliteit bij de bouw van nieuwe types van schepen, hun tonnen- amat en geschutskaliber als den gevaar- lijksten en kostbaarsten vorm van concur rentie beschouwen. Vervolgens legd Lord Monsell den na druk op het gewic):t van de c'ausule be treffende het bekend maken van de jaar- lijksche bouwproerans en het uitwisselen van inlichtingen. Hij sprak er zijn leedwe zen over uit dat niet alle ondeneekenaars van de verdragen /an Washington en Lon den thans in staat waren het nieuwe ver dra} te teekenen. Hij braent hulde aan de gestadige medewerking der Italiaansche de legatie en aan den goeden wil der Japan- sche delegatie, wier niet-deelnemen hij be treurde. Hij sprak de hoop uit dat de toe treding van Italië tot het verdrag niet lang meer zal worden uitgesteld. Norman Davis (Ver. Staten) gaf even eens uiting aan zijn leedwezen, dat het ver drag in geen enkele quantitatieve vermin dering of beperking voorziet. „Wij hebben de hoop niet verloren", zei hij, „op een quantitatieve beperking der vlootbewape ning in de toekomst. Het verdrag, dat wordt geteekend, legt de fundamenten van een nieuw gebouw. Het zal krachtig bijdragen tot het handhaven van de vriendschap en het begrip tusschen de vlootmogendheden en ons in staat stellen naar nieuwe verdra gen te schrijden met een breedere draag wijdte en structuur. Aldus zal de internatio nale entente gewaarborgd zijn". De Fransche gedelegeerde betreurde even eens dat de portée van het verdrag niet zoo uitgebreid en volkomen is als men had ge- wenscht „Niets echter", zeide hij, „mag ons de hoop doen laten varen op het tot stand brengen van een werk op breederen grond slag, hetwelk op een min of meer nabij standpunt is te verwezenlijken en hetwelk wij den plicht hebben voor te bereiden". Ten slotte sprak Grandi, die verklaarde dat Italië het ten zeerste betreurt verhin derd te zijn het verdrag te onderteekenen aan welks technische opstelling de Itali aansche delegatje actief heeft medegewerkt. Grandi herinnerde er aan dat hij bij het be gin der conferentie eerlijk had verklaard dat zijn regeering zich verplicht zag reke ning te houden met de positie van zijn land wegens de houding van verscheidene staten tegenover het ItaliaanschAbessinisch con flict. Na op de kwestie van het accoord in zake de wederzij dsche hulpverleening in de Middellandsche Zee te hebben ge zinspeeld, hetwelk aldus Grandi het Italiaansche volk diep heeft ge kwetst, zede hij dat de Italiaansche re geering zich gedwongen ziet zich haar vrijheid voor te behouden inzake den vlootbouw, daar zij dit beter geschikt acht voor de bescherming van de hoog ste belangen der Italiaansche nationale verdediging ter zee. Het accoord betreffende de beperking der bewapening stelt een politiek van vertrou wen en wederzij dsche coördinatie tusschen de belanghebbende staten voorop, en geen regime van militaire accoorden, die slechts een deel der contracteerenden betreffen. Italië wenscht vrede in de Middellandsche Zee voor zich zelf en voor alle landen aan deze zee. „Ik hoop oprecht", zoo besloot Grandi, „dat in het belang van alle landen de toestand, waarvan ik zoo juist ge waagde, weldra een einde zal nemen. Niemand verlangt meer dan Italië wel dra in staat te zijn de onderbroken vlootbesprekingen te hervatten en de verschillende in den loop der conferen tie opgeworpen vraagstukken te bestu- deeren. De Italiaansche politiek beoogt thans, evenals in het verleden, positieve resultaten te bereiken, die in overeen stemming zijn met de beginselen van de beperking en de vermindering der be wapening". Daarna had de onderteekening van het verdrag plaats. In een £rief aan Eden ver klaart de Hooge Commissaris van Zuid- Afrika, dat de onderteekening van het ver drag door Zuid-Afrika niet noodig is, aan gezien het geen schepen heeft te bauwen ge durende den looptijd van dit verdrag. Ook de Iersche Vrijstaat onderteekende niet, aangezien deze geen oorlogsmarine bezit. HEVIGE MIJNBRAND. In de steenkoolmijnen te Stalinogorsk (Rus land) is een hevige brand uitgebroken, ten gevolge waarvan een aantal mijnwerkers zich in een gevaarlijke situatie bevinden. Verscheidene arbeiders zijn om het leven gekomen, talrijke anderen werden gewond. OP IJSSCHOTS AFGEDREVEN. Een viertal Russische geleerden, die bezig waren met onderzoekingen op het ijs aan de kust van Ciukotka, zijn door een hevigen storm overvallen en op een ijsschots zee waarts gedreven. Men vreest voor hun lot. "Wr het Engolsch door J. L en CHARLOTTE M. YONGE E- a- 43) HOOFDSTUK XXIX. Jones of Rattler. Als lord Northmoor aanleiding had, om in Londen te zijn, ging hij in den regel al- leen, want om het heele huishouden mee te nemen was te kostbaar en ook niet goed voor den kleinen Michael. Bovendien had Bertha Morton hem zoo nadrukkelijk ver zocht, haar huis ten allen tijde als het zÜne te beschouwen, dat hij daar dan ook waarlijk zijn intrek nam. Er waren enkele belangrijke zaken te be handelen na Paschen, waarvan de afwik keling niet zoo snel kon zijn, zoodat hij haar met zijn gewone zwaarwichtigheid vroeg, of het geen misbruik maken zou zijn van de hem geboden gastvrijheid, als hij bij voorbeeld wel veertien dagen zou blijven. «Hoe langer, hoe lieverl Ik ben blij, dat ik iemand tegenover mij zie zitten, die mij nog wat nieuws van huis kan vertellen", zei ze, oprecht gemeend, toen ze elkaar aan het station ontmoetten, daar zij ook voor zaken uit geweest was en ze dus samen naar huis reisden. Zoodra ze de deur binnen waren, zei het meisje: „Die man is er weer geweest, madam "wat? Jones?" vroeg Bertha, blijkbaar geërgerd. „Ja, madam, en tot mijn spijt zag hij kleine Cea. Het kind was mij achterna ge- loopen, toen ik ging opendoen en hij vroeg haar, of ze haar eigen vader niet kende en of ze met hem mee wilde gaan. „Neen zei ze, „ik ben van miss Morton Hij lachte en zei: „Zoo, jou onnatuurlijke klei ne schavuit!" Dit waren zijn eigen woor den, madam. „Maar een vader is een vader, en, als hij zijn rechten opgeeft, moet hij toch weten waarom". Hij verlangde van mij, dat ik hem dadelijk een halven souvereign zou geven, want anders zou hij het kind op hetzelfde oogenblik meenemen. Maar gelukkig was zij van schrik wegge- loopen en ik had de deur tusschen hem en mij gekregen en riep hem toe, dat hij wachten moest, tot u y/eer thuis was, of ik zou de politie roepen en zoo ging hij eindelijk!" „Goed zoo, Alice", zei miss Morton en toen ze even later boven waren, wierp ze zich in een stoel en sprak: „Nu, dat moet een triomf zijn voor jou, Northmoor! Je hebt wel voorspeld, dat ik moeite zou heb ben met den vader van die arme Cea, dien ellendeling!" „Perst hij je geld af?" „Ja. Het is een verschrikkelijke week voor mij geweest en ik kan het kind maar niet aan zulk een man overgeven; maar hij heeft natuurlijk de wet op zyn hand". „Ben je daar wei zeker van? Hij heeft haar immers verlaten, heb ik je wel booren zeggen? Als je dat kon bewijzen, of hem op de een of andere manier schuldig kon verklaren, dan „O, ik weet wel, dat ze naar een school voor verwaarloosde kinderen kon gestuurd worden, als ik het geval voor den rechter bracht, maar dat zou toch óók ellende voor het kind beduiden. Kijk Juist op dit oogenblik werd er aan de deur geklopt en miss Morton riep: „Binnen, Cea! Maak maar eens een bui ging voor zijn lordschap". Een aardig, blond, bleek kindje, heel een voudig geWeed, kwam binnen, maakte haar buiging en antwoordde vrijmoedig op de vragen van lord Northmoor en op zijn vriendelijke mededeeling, dat Mite een mandje sleutelbloemen had gezonden, dat ze in den hall zou vinden staan. „Wat zeg je nu, Cea?" vroeg Bertha, die toch graag wilde laten zien, dat ze het kind goede manieren had geleerd. „Dank u, my lord, en master Mite", zei ze, maar was niet eens zoo kinderlijk ver langend naar wat er voor haar stond, om dat ze blijkbaar vervuld was van iets, dat ze tegen miss Morton wilde zeggen. „O, maar er was hier toch zoo'n verschrik kelijke man! Hy wilde mij mee hebben en zei, dat hy mijn vader was, maa-" dat was hij niet. Het was dezelfde man, die Master Mite en mij de „tijgeroogen" gaf, toen wij ondeugend waren en Louisa wegliep". „Weet je dat zeker, Cea?" riepen beiden tegelijk, met zulk een heftigheid, dat dit hét zesjarig kind van streek bracht. En ofschoon lord Northmoor haar toen op veel kalmer en zachter toon vroeg, hem den man te beschrijven, ging haar dit niet af; ze was dan ook vijf, toen die eerste ontmoeting zou hebben plaats gehad! De dringendheid, waarmee zij onder vraagd werd, deed haar zeker vreezen, dat zij ondeugend was geweest en de tranen waren al zeer nabij, zoodat ze, bij wijze van troost, eens naar het mandje in den hall mocht gaan kijken. „Als het kind goed heeft gezien, dan kan die man onmogelijk haar vader zijn", meende lord Northmoor. „Die heet Rattler en hij is welbekend in Westhaven". „Zou je hem kennen?" „Ik heb hem nooit gezien, maar ik zou wel menschen kunnen vinden, die hem ze ker kenden". „Als we dit maar konden bewijzen. Wat zou dat een opluchting zijn! Ik durf het kind zelfs niet naar school sturen, zoo als ik dit van plan was, Northmoor, want we willen haar niet bederven, uit vrees dat zij ontvoerd wordt. En als ik haar thuis houdt en de schoolcommissie eischt haar op, dan kan ik toch niet zeggen, dat ik haar niet naar school laat gaan: „uit vrees dat zij gestolen zal worden door haar va der?" „Neen, dat gaat niet, daarom moet die zaak voor goed uitgemaakt worden. Mis schien dat het kind méér vertelt, als je haar alleen hebt". „Heeft Rattler niet een bijnaam? Of is hij uit Westhaven vandaan?" Lord Northmoor meende, dat hij hier wel achter zou kunnen komen; maar het diner was nauwelijks afgeloopen, of het meisje In Berlijn worden dezen zomer Telex toestellen geplaatst De verslaggevers typen daar hun verslagen, in Amster dam schakelt men onze Telex-toe stellen in en: Over 14 dagen wordt de TELEX in gebruik genomen. Dat beteekent: en Zij, die zich met 1 April a.s. voor minstens 3 maanden abonneeren, ontvangen de tot dien datum ver schijnende nummers franco en gratis. De toestand aan de fronten. Het schijnt, dat het Italiaansche offensief in het Zuiden thans begon nen is. De voorbereidingen voor dit offensief hebben zeer langen tijd ge duurd en zij hebben een groote orga nisatie en het aanleggen van wegen van Italiaansch Somaliland naar Gor- rihei en Gerlogoebi noodig gemaakt, om de ravitailleering van de troepen, die naar het Noorden trekken en die voor zeer moeilijke terreinen komen te staan, in ieder geval zoo gemakke lijk mogelijk te maken. Volgens een bericht uit Addis Abeba is gisteren Sasah Baneh door een afdeeling inlandsche soldaten bezet. Sasah Baneh is in het begin van den oorlog ook reeds door de Italianen bezet geweest, doch toen konden de Italaianen zich daar niet hand haven. Daar is thans meer kans op, omdat de omstandigheden voor de Italianen thans gunstiger geworden zijn. Sasah Baneh ligt nu niet zoo ver van de Italiaansche basis vandaan. De Abessinische troepen, die bij het bezetten van Sasah Baneh zoo goed als geen tegenstand hebben geboden, zijn voor een groot gedeelte slechts 30 kilometer Noordelijker gelegerd, tusschen Dagaboer en Dagamodo, ongeveer 60 kilometer Oos telijk daarvan. Hier moeten de Abessiniërs versterkte linies hebben, welke verster kingen generaal Nasisiboe heeft kunnen aanleggen, ondanks de voortdurende bom bardementen. Vermoedelijk zal dan hier ook wel het eerste gevecht geleverd wor den. De Italianen hebben van Iddi Dole, Zuidelijk van Gorrahei aan de Sjebelli, reeds gemotoriseerde kolonnen in de rich ting van Dagamodo gestuurd, die tevens zullen moeten dienen, om eventueele aan vallen van de Abessiniërs op den linker vleugel van de Italianen te verhinderen. Niettemin is het mogelijk, dat de Abes- sniërs niet al te veel werk zullen maken van de verdediging van Dagaboer. Er is door de bombardementen niet veel meer van deze plaats overgebleven, en boven dien ligt zij strategisch niet gunstig. Het deel van dezen Italiaanschen opmarsch is zonder twijfel in de eerste plaats, de lijn HarrarDzjidzjigaBerbera. Hierlangs komen de voorraden Abessinië binnen, dus hier zal ook de Abessinische verdediging het sterkst moeten zijn. De Abessinische verdediging zal bovendien in staat moeten zijn om daar sterk te zijn, zoodat generaal Nassiboe wel niet te veel risico zal willen loopen bij een energieke verdediging van Dagaboer. Als hij zich op Harrar terugtrekt, heeft hij bovendien het voordeel van een uiter mate moeilijk terrein, waar hy eventueel met succes tot de guerilla zal kunnen overgaan. kwam met de boodschap, dat „die Jones" daar weer was. „Misschien zou het beter zyn, dat ik hem eens alleen sprak", zei Frank en Bertha nam dankbaar dit aanbod aan; dus ging hij naar het spreekkamertje, dat op de hall uitkwam. De man droeg een blauwe trui, een pet, en had onbetwistbaar het uiterlijk van een zeeman; hij was lang, knap en leek jonger dan men dit verwacht zou hebben van den vader van Cea. Hij keek vreemd op, toen hij een heer zag, die hem te woord kwam staan, maar hy hield zich goed. „Ik heb gehoord, dat u met een eisch is gekomen tegenover miss Morton?" begon zyn lordschap. „Ja, sir, my lord, een vader voelt ook voor zyn kinderen! Er is my een be trekking aangeboden in Canada en nu wil ik het kind meenemen". „Zoo?" Er volge een pauze. „Maar als de dame nu zoo dol op haar gesteld is, zou ik wel voor goed een schik king met haar willen maken voor een twintig of vijf-en-twintig pond". „Zoo? Hoe heet het kind, zegt u?" „Jones, my lord". „En haar voornaam?" Hij moest zich even bedenken. „Cissy, my lord, Celia, Celia. Ja, dat weet ik zoowaar nu zelf niet. Dat vrou wenvolk heeft altyd zulke mooie namen en ze werd gewoon „baby" genoemd, teen haar arme moeder nog in leven was". (Wordt vervol*#*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 9