Die Houten Klaas
Op een congres bij de negers in New-York.
Puêlicaties
UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN.
SeuMSeton
Buitenland.
In een were\d\e, waar de neger zich
over-gelukkig voelt.
Indrukken van een blanken
toeschouwer.
GEBROEDERS TER LAAN.
sfeer.
steunen, op dat de kostbare en keurige
uitgave mogelijk worde, maar, dat ik mij
zeer zal verblijden, zoo de uitgever in de
zen gelijk krügt tegen mij, Voor dat geval
wordt er aan ml) een eiseh gesteld, die
ganacb niet licht is, Er wordt dan op gere
kend, dat de belangstelling in 't werk zich
zal uitstrekken tot den persoon der schrijf
ster, en de gewoonte brengt dan ook me
de, dat er een en ander over deze en ha
ren arbeid wordt bijgevoegd, hetzij als in
termezzo, hetzij als besluit, In den regel ge
schiedt een complete uitgave eerst na den
dood van den betrokkene en dan, zooals
Da Costa het deed voor Bilderdijk, zooal»
Hasebroek het deed voor Potgieter, om
alleen maar voorbeelden te nemen uit het
laatste tijdperk, en zooals ik gewensch'
had dat de een of andere letterkundige
vriend het gedaan, zou hebben voor mij''.
Dat klinkt anders, gemoedelijker dan de
inleiding, die zli, nadat aij haren laatsteu
arbeid had voltooid, in 1882 schreef bij de
volksuitgave van haar „Pelftsphen Won
derdokter". Zij had dezen aan het echt
paar Groen van Prinsterer, waarmede su
zeer bevriend was, willen opdragen, maar
zet in den breede uiteen, dat zü het niet
gedaan heeft om het algemeen karakter,
dat zü haren Delftsehen Wonderdokter toe
kent, zooveel mogelijk te handhaven, Maar
zü zegt het zelf, in iets, dat als een ser
moen gelijkt, trekt «ij te velde tegen wat
haar ongewenschte nieuwigheden in het
leven schünen. Zij houdt het Nederland-
sche volk voor wat het goeds heeft van
ouds en wat de nieuwe tüd het goeds
brengt. Zij spreekt voor de Zondagsheili
ging; voor de eerste gedachte „aan dien
God, dien U leven en kraohten schonk;
dan aan de verademing die gij noodig hebt
een wandeling in de frissche lucht, een ge
zellig onderhoud met de Uwen en met
vrienden; een opgewekt boek Of welk an
der onschadelijk vermaak, dat U van de
dagelijksche zorgen ontspanntpg en afwis
seling geeft en voor U is te bekomen", En
zij voegt er als het ware hoofdschuddend
aan toe: „Genieten, genieten js het wacht
woord van onzen tijd, en er wordt vee) ge
daan, veel uitgedacht om die genotzucht
te prikkelen en ei aan te voldoen", Mag
men het een sermoen heeten, van een vrouw
van dezen leeftijd, die een zoo eerbied
waardig stuk werk achter zich liet, viel
dit sermoen te verdragen!
Puim drie jaren is Louise Geertruida
BosboomToussaint haar man in het graf
voorgegaan. Het is, naar de schildering
van degenen, die tot hun kring behoorden,
een gelukkig huwelijksleven geweest, op
gaande in beider, in vele opzichten ver
wante kunst. En het is weer Maclaine
Pont, die ons bij zün bezoek aan dat huis
aan de Toussaintkade, waar zoo velen te
gast kwamen en hartelijk welkom waren,
het verschil doet zien tusschen het meer
statige atelier van Bosboom en de eenvou
dige, doch gezellige werkkamer van zijn
vroyw, vol met herinneringen uit haar le
ven, Tot op het laatste toe is zij werk
zaam gebleven, belangstellend in haar om
geving. Dat zij, al zijn haar letterkundige
verdiensten erkend, het lang niet altüd ge
makkelijk heeft gehad, komt wel naar vo
ren uit de herinneringen van Maclaine
Pont, wien zij in 1882 het geld gaf om voor
haar vader, wiens nagedachtenis zü zoo
veel eerbied toedroeg, de grafsteen te koo-
pen, dien het gezin bij zün overlijden niet,
althans niet gemakkelijk kon aanschaffen.
Te harer eere hebben Nederlandsche vrou
wen, reeds het jaar na haar dood, een ge-
denkteeken opgericht op haar graf, dat
men, haar geteekend ziende in haar omge
ving, eerder wat eenvouder gewenscht had!
Alkmaar heeft haar ook na haar dood niet
vergeten, en de letterkundige beteekenis,
die haar wordt toegeschreven blijkt uit
datgene wat een Busken Huet, een Johan-
nes Dyserinck, een Jo de Vries en anderen
over haar hebben geschreven. Haar per
soonlijkheid komt in de brieven, die «ij
aan Potgieter schreef of aan Busken Huet,
wellicht het beste uit. En het moge dan
zün, dat voor het jongere geslacht van de
zen tyd mevrouw Bosboom—Toussaint
vooral breedsprakig en ouderwets is, de
plaats, die zü zich met zoo groote eere ln
de Nederlandsche letterkunde heeft ver
overd, ontneemt men haar daardoor niet!
Van een bijzonderen correspondent.
„Father Divine is God" «eggen de ne
gers en zoo beschouwen ze Hem. En met
die „spirit" werd het driedaagsche con
gres gehouden.
'tWas de laatste dag ervan, dat ik des
avonds om 0 uur 't gebouw binnen kwam.
Een vreemde, zware lucht, die er altüd is
waar een menigte kleurlingen bij elkaar
is, kwam me in de hall al tegemoet, De
zaal was stampvol, door de openstaande
deuren liep men in en uit. Een paar dui
zend negers waren hier verzameld, de rest
wachtte beneden, lachend, pratend, brood
etend in krantenpapier meegebracht, sla
pend op een bank, kinderen renden ach
ter elkaar door de hall,
„Peaee" (vrede) «eg ik tot een langen
neger, die aan den ingang staat, „Kan ik
een plaats vinden?" „Peace" antwoordt
hij (dit is de dagelijksche groet van Fa
ther Divines volgelingen). „You want to
see my Father?" vraagt hij dan met stra
lende oogen en brengt me tot vlak voor
aan; mompelt dan „Thank you Father"
en gaat terug naar z'n plaats (het „thank
you Father zeggen «e bij alles, want «e
gelooven het: Fathers spirit is die alles
dC2t en dus ook m(j hier bracht);
Een orkest, bestaande uit mannen en
vrouwen, zit onder het podium dat ook
geheel vol is. Iemand speelt. Ik kijk rond,
zie- bijna geen blanken, heb 't gevoel of
heel Harlem (de negerstad in New-York)
hl', bijeen gepakt is. Er heerscht een be
paalde stemming ;men voelt het, men ziet
het op de gezichten, die in een soort span
ning naar het tooneel gericht zijn.
Boven het podium hangen drie enorme,
rood met ziiver gekleurde letters, „G. O.
D." In het midden van de O is het portret
van Father Divine. Ook rondom in de
zaal hangen teekeningen en spreuken,
alles in bonte kleuren met veel goud en
zilver. De teekeningen zijn (volgens ons
begrip) primitief maar fantastisch.
Ik kyk maar steeds rond naar al die
mannen, vrouwen, jongens, meisjes, kin
deren, grootvaders en grootmoeders, die
zich hier alleen een voelen en met groote,
donkere oogen staren naar het tooneel,
waar «traks hun Father God ver
schenen zal. Ze zien hem wel iederen dag
op hun dagelüksche bijeenkomsten, maar
nu, ter eere van 't congres, kwamen er
volgelingen uit al de streken van het land
en dit is dus iets speciaals, iets grootsch.
Vele van hen zijn gekleed in wit, glim
mend satijn met gekleurde banden om het
gitzwarte kroeshaar. Sommige mannen
hebben witte linten om met regels uit
verzen er op geschilderd; anderen dragen
armbanden, dasspelden, of knoopen met
Father's portret er op. De spreker is
klaar; er volgt er nog één en nog één,
meest blanken, politieke sprekers, die van
de massabijeenkomst gebruik willen ma
ken.
Dan komt er iemand naar voren, die
blijkbaar meer bekend is. Hij is groot en
heel donker, z'n oogen schitteren. „Peace"
klinkt z'n zware stem, terwijl hü z'n lin
kerhand opsteekt. „Peace!" brult de me
nigte; men rekt zich uit om goed te zien,
de spanning wordt grooter. Het orkest zal
spelen. Nauwelijks klinken er twee tonen
of de heele zaal staat op, zingt mee,
iedereen heeft opeens een witte zakdoek
of lap en zwaait er mee, stampend op de
maat van de muziek. Ze stampen, zwaai
en, zingen; 'tdoet me denken aan een
troep militairen, die op de meest enthou
siaste wijze hun lievelingsmarsch zingen
voor hun vaderland. Zij zingen het lied
voor hun „Father". Dan breekt er een
donderend gejuich los, armen vliegen de
lucht in, hoeden, dassen, men springt,
gilt.
Father Divine komt naar voren door de
menigte op het tooneel. 'kRek me uit,
zie een kleinen, bijna kalen, donkeren
man in een grijs pak met blauw shirt en
roode das, zooals ik er dagelüks niet één
maar wel honderd door alle deelen van
New-York zie loopen, Hij knikt, glim
lacht, gaat zitten, ergens willekeurig tus
schen de andere sprekers. Een negerin in
een witte jurk met wijde rok en mouwen
en een corsage van gekleurde bloemen zit
achter hem. „Zijn vrouw? Is that his
wife?", vraag ik voor de zekerheid aan
m'n buurman. „God has no wife", fluistert
hij terug en kijkt me een beetje medelij
dend aan.
Een „divine" koor zal zingen. Twaalf
vrouwen staan op, Zonder begeleiding
zingen ze, langzaam en diep met diq
eigenaardig heersche stemmen, 't Is dood
stil, men leeft mee met de „song", die men
eentonig zou kunnen noemen, doch die de
tegenovergestelde uitwerking heeft. Het
maakt de atmospheer benauwend, span
nend. Ik voel nu hoe warm 'thier is en
het lijkt nóg warmer te worden.
Het zingen wordt harder, vlugger, het
imbliek wordt onrustig; één zingt er al-
een met een héél vreemde, schorre stem.
Dan valt het koor in met de muziek en
meteen de heele zaal. Het tempo wordt
vlugger en vlugger; niemand kan meer
blijven zitten, armen vliegen weer de
lucht in, de handen uitgestrekt naar het
podium, het hoofd achterover gooiend,
Sommigen loopen van hun plaats; dansen,
bewegen hun lichaam in allerlei bochten,
kunnen niet stilblüven. Op de galerij bo
ven worden stoelen opgenomen en neer-
gestampt. 'k Zie hoe een oude man springt
als een kind dat nauwelijks uiting kan
geven aan z'n vreugde. Kreten worden
uitgestooten. Sommigen winden zich op
tot een trance-toestand, vallen neer, ren
nen rond, loopen tegen den muur of val
len neer op een stoel, waar ze voor uren
half zingend, half biddend blijven liggen.
Anderen stooten rauwe kreten uit; huilen
met het geluid van het jungledier.
Men beheerscht zich niet en ongelooflijk
is het om te zien hoe ieder uiting geeft
aan z'n vreugde, ieder op zün manier. Ik
zie hoe willekeurige buren elkaar omhel
zen met stralende gezichten. Een ander
grijpt een viool, valt in roet de muziek.
Een vrouw neemt haar beurs en gooit,
zonder te zien aan wie, den inhoud op
iemands schoot. Men is volmaakt geluk
kig.
'k Krijg een vreemd gevoel; een gevoel
van ontzaggelijk respect voor deze natu
ren, die in staat zijn zich zóó te uiten; die
zoo absoluut blijk geven van hun gevoe
lens en die in staat zijn zoo intens geluk
kig te zijn. 'k Krijg een gevoel van
schaamte; schaamte, omdat ik blank ben.
En al dien tyd staat Father Divine
tusschen zijn menigte en zingt mee en
weer vraag ik mezelf af hoe deze in
mijn oogen zoo weinig zeggende man
een wereldvermaardheid heeft gekregen,
bü de negers, een reputatie van goddelij
ke macht. Zijn gezicht blijft onbewogen,
alleen z'n oogen bewegen, kijken van
links naar rechts en zijn geen moment in
rust.
Onverwacht begint hij te spreken, 't Is
moeilijk te verstaan hoewel 't nu weer
doodstil is.
„Waarom?" vraagt Father Divine,
„waarom nog langer wachten op een he
mel waar men al eeuwen op wacht? Ik
geef jullie hier den hemel. Nu, op dit
moment zijn we er en we zün er altüd
door. 'k Geef jullie gezondheid, huizen en
goed voedsel, en wü zelf maken de hemel
hier op aarde!"
Iedereen knikt toestemmend en prevelt.
„Thank you Father". Dit is hun hemel en
ze hebben niets meer te wenschen en als
ik hun stralende gezichten zie, betwijfel
ik of er, behalve negers en kinderen,
mensehen zün, die zich zóó kunnen ge
voelen.
Voor hen, die misschien nog nooit over
„Father Divine" gehoord of gelezen heb
ben, is 't goed te weten, dat deze man
(een neger) zich in den loop der jaren een
beroemdheid onder z'n raaganooten heeft
weten te verwerven. In de buurt van
l20th stroet ln New-York heeft hü een
paar huizen, bestaande uit zalen voor da
gelijksche büeenkomsten, binderüen,
drukkerü. restaurant, winkels, etc. Iede
ren dag kunnen die dat willen, er
voor bijna niets of niet» een maaltüd krij
gen, en ook verschaft hü hun woningen,
voedsel, kleeren etc.
Tot heden heeft men alles in 'twerk
gesteld om uit te vinden hoe hu dit alles
bekostigt, maar men i» niets wlizer ge
worden. Verleden jaar heeft hü stukken
land aangekocht in de „Catskill moun-
tains", waar hü ook zün „children" van
alles voorziet. Z'n discipelen leven in één
groote gemeenschap, maar moeten zich
houden aan afgepaste regels, voorgeschre
ven voor lichaam en geest.
In z'n redevoeringen of artikelen heb ik
nooit kunnen opmerken, dat hü zelf ook
maar één oogenblik beweert „God" te
zijn- Dat de negers hier hem daartoe ver
heffen is uit hun oogpunt gezien
geen wonder.
Als de meeting afgeloopen is stroomt
de menigte de trappen af naar „Father's
heeven", bestaande uit eindeloos lange,
gedekte tafels, waar iedereen kan aanzit
ten en eten.
Voortdurend wordt er gezongen; 't ge
zang stopt eigenlyk nooit. Vooral speciale
„songs" worden steeds herhaald, zooals
o,a. die op de wüs van de foxtrot; „Happy
days are here again" en deze woorden
maken dan ook 't refrein uit. Verder het
repeteeren van één en denzelfden zin,
zooals b.v.; „Father Divine heeft de we
reld in een flesch en houdt de kurk in z'n
hand".
Iedereen is dankbaar wanneer hü over
zün of haar Father vertellen kan, Ik blijf
nu de maaltijd begint. Met tientallen
schuiven ze aan terwül de anderen, die op
hun beurt wachten, in dichte rijen achter
de stoelen staan en hun Father toezingen,
'k Sta achteraf, ben duizelig van dit alles,
ook van de vreemde lucht, die zich nu
nog mengt met de geuren van het eten.
Toch ga ik op m'n teenen staan om Father
Divine van dichtbij te zien. „Kom mee",
zegt een vrouw, die naast me staat, „je
kunt zóó m'n Father plet zien". Dan
spreekt ze tot alle ruggen, waarachter we
staan: „Peace, thank you Father" en men
gaat op zij. „Look there is Father" en ik
ontdek tusschen de tafels de kleine ge
stalte, die zingend met alle anderen, van
stoel tot stoel gaat, en uit een koffiekan
z'n „children" bedient. Nog even blijf ik
kijken; loop dan terug naar de gangen
waar 'tkoel is om even by te komen op
een van de banken. Een oude neger komt
naast me zitten en begint te praten. Ik
hoor nauwelüks wat hü zegt, moet steeds
naar hem kijken, want nog nooit zag ik
by iemand zoo'n uitdrukking van
liefde. Lang grüs haai' kroest ovof
hoofd en een baard bedekt een doel
het biina zwarte ffeyieht
het byna zwarte gezicht vol rim«,n
waarin, als hü glimlacht, twee rijen en S
mond witte tanden zichtbaar w«„j
Heel donker zün z'n oogen en een om,
gelüke liefde spreekt er uit tot de h
wereld en alles wat zich daarop voomu
weegt. °°rtbe-
'kKük de voorovergebogen figUur
als hij weg schuifelt de straat op en "a
lautste woorden realiseer ik nu
„Iedere dag is een Zondag en Zondm,P0S:
eon feestdag!" ls
Uit de zalen klinkt do rx>ep- p,
every one!, Righteousness, Justicê
Truth!" 't Motto van Father Djvine's
Aan den uitgang is New-York- iil.IT'
reclames, auto's, lawaai. Een andere
reld gaat binnen verder. Een goeie' T!"
verkeerde? In ieder geval één wé,,!!!
men gelukkig is.
POLITIEMAATREGELEN TIJDENS m"*"
MOTORWEDSTRIJDEN OP MAANDAG
13 APRIL 1938 (8e Paasuhdag).
De toegang tot het Sportpark is alW
vanaf Kennemcrstraatweg via ZulderhoT.
laan en Sportlaan, u
De auto's en motorrijwielen kunnen ald.»,
tevens worden geparkeerd. Voorts is
stalling voor rijwielen aanwezig,
Het loopende publiek kan vla het rechter
trottoir langs dien toegangsweg het Smt-i
park bereiken. pert"
Het tarief voor stalling is: voor auto's 30
cent. voor motorrijwielen 20 cent en
rywlelen 10 cent
Vanaf 12 uur des middags zün de Nieuw-
poortslaan, Nieuwpoorteteeg en de Regu.
lierslaan, aan de Kennemerstraatwegzijse
voor alle verkeer afgesloten.
De ingangen aan de Nieuwpoortslaan blij
ven bü het aangaan gesloten. Alleen de
tweede ingang van het Sportpark aan de
Nleuwpoortalaan is bestemd voor motorren-
ners en vrachtauto's met rennersmateriaa1
Op het middenterrein wordt niemand toe
gelaten. die niet vooralen is van een daar
voor geldige kaart, welke strikt persoon
lijk ia.
Yoor rytulgen en auto's bestaat wachtge-
legenheid langs het trottoir in de Coman-
straat.
Het is verboden in de Nieuwpoortslaan, ep
den Kennemergtraatweg en hierop uitkomen
de zystraten tusschen de Juliana van Stol
berglaan en Heilooërdijk en in de Zuider-
houtlaan motorrytuigen en andere voertui
gen te parkeeren.
Vruchten- en üswagens worden bij de Vier
Staten niet toegelaten.
Het einde der motorraces wordt door bel-
luiden bekend gemaakt.
Na afloop kan het publiek door den uit
gang van het Sportpark aan de Nieuw
poortslaan vertrekken.
De uitgang via de Sportlaan ia alleen be
stemd voor degenen, die hun auto's of motor
rijwielen op dien weg hebben geparkeerd cf
rijwielen hebben gestald.
Alle ryverkeer vanaf de Sportlaan wordt
by afloop via Zuiderhoutlaan naar den Ken-
nemerstraatweg geleid.
„Gebroeders K. en J. ter Laan. In rede
voeringen, moties en interpellaties. Spe
cialiteit in militaire en financieele
speechen. Aan huis te ontbieden. Feest
redenaars voor politieke bruiloften en
partijen".
Zoo af en toe treft men onder
hen, die in het parlement hun evoluties
verrichten, relaties van bloedverwant
schap aan. Het meest curieuze voorbeeld
daarvan is misschien het geslacht-Fran
sen van de Putte. Toen de bekende
staatsman van dezen naam optrad als Mi
nister van Koloniën, vond hij in de Eerste
Kamer zyn zoon als afgevaardige van
Zeeland. De zoon tegen den papa-minis
ter in oppositie!, is dat geen pikant ge
val? Twee broeders, die in hetzelfde ka
binet minister waren, is ook voorgeko
men: de beide knappe en welsprekende
Regout's, de van Wynbergen's en de Van
Nispen tot Sevenaer's bestonden ook on
derling allerlei familie-banden, die ik
niet in staat ben te ontwarren, zooiets als
van zwager tot zwager en van neef tot
neef. Neven waren ook de twee Staatlie-
den, Abraham en A. P„ maar helaas viel
hier de familie-harmonie ver te zoeken.
Toen Heemskerk (Theo) voor de eerite
maal minister was, zat z(jn jongere broer
in de Tweede Kamer. En gevallen, dat
twee broers tegelük afgevaardigde waren,
kwamen meer dan eens voor; de van de
Berghen, de Heemskerk's, de CoHjn's en
de ter Laan's.
Thans wensch ik tot U te spreken over
de parlementaire familie Ter Laan. Doen
vereenigen wij ons vooraf in een gemeen-
schappelyk gezang, door met elkander aan
te heffen het eerste lied van de Interna
tionale:
Ontwaakt, verworpenen der aarde,
Ontwaakt, verdoemde' in hongers
Reedlijk willen stroomt over de aarde,
En die stroom rü»t al meer en meer,
en wat daar verder volgt
Aan de „verworpenen der aarde" hebben
de ter Laan's heel hun hart gegeven
Spreek wien ge wilt over Kornelis en over
Jan, spreek Hagenaars, Zaandammers en
Naar het Engolsch ▼au
CHAULOTTE M. YONGE
57)
„door J. L en
E. A. li.
heihar W6lke Plaat8?" Vroeg de vader
„Dat kan ik u niet zeggen, mylord. Loui-
sa heeft my nooit geschreven en ik weet er
dus niets van. Ze is geen heel dankbare
dochter voor mü, terwyl ik toch alles voor
haar gedaan heb".
Meer was er niet uit mrs. Hall te krijgen,
dus gingen de heeren weg.
„Er bestaat geen twijfel aan, dat het
ventje nog in leven is", zei mr. Deyncourt.
„Wie weet wat die ellendelingen met
hem gedaan hebben", antwoordde lord
Northmoor. „Niet dat ik ondankbaar ben
voor dat mogelykhoopvol vooruitzicht,
maar ik ben ten hoogste verbaasd door
die...."
,,'t Zal een verzinsel zyn van die vrouw",
zei mr. Deyncourt
„Ik hoop het".
„Zou miss Rollstone het hebben vermoed?
Ze was zoo anders dan gewoonlijk".
De heeren gingen nu ieder ontbijten en
spraken af, om later gezamenlijk de fami
lie Jones te gaan opzoeken.
Ida had er steeds over betobd wat wel
de gevolgen van haar bekentenis zouden
zün voor haarzelve. Als Herbert schreef,
zou hy haar aandeel in de zaak zeker ge
heim houden en in ieder geval was aan
haar dan de eer van het haar oom al mon
deling te hebben meegedeeld, maar ander-
zyds wist zy niet, hoeveel Louisa haar moe
der had verteld en of die het geheim zou
blüven bewaren, zoo min als ze dit wist
van Rose Rollstone. Dus was ze zenuw
achtig, toen ze tot de ontdekking kwam,
dat haar oom was uitgegaan.
Toen hü thuis kwam voor het ontbüt.
zei hü enkel maar goeden morgen. Latei-
sprak hij büna in het geheel niet meer,
gaf alleen antwoord op een enkele opmer-
„'"8 vfn haar moeder; tot haar richtte hy
v»rti °f woord- maar toen mrs. Morton
verklaarde, dat hy er beter uitzag door zijn
ev™enwWandeling' glimlachte hü eens
steldé d,vr°P VFOeg ZiJ' wat hU zlch voor
stelde dien morgen te doen.
„Ik ga uit met mr. Deyncourt", luidde
het antwoord. uue
Het was Ida een opluchting, toen hü wee
was. Weinig vermoedde zü, dat de domi
nee naar Rose Rollstone was gegaan om
haar in tegenwoordigheid van haar vader
te vertellen van de onthullingen van mrs.
Hall en haar te vragen of dit de reden was
geweest van haar stilzwijgen. Zü moest
toen bekennen, dat zü en mr. Morton In
eens de waarheid gehoord hadden.
„Het zou zoo verschrikkelyk voor hen
allen zijn, als het bekend werd!" besloot zij.
„Mr. Morton dacht, dat, als hü het ventje
terugbracht, de rol die zyn zuster had ge
speeld, dan verborgen kon blyven".
„Dus dit was dan het geheim!" riep mm.
Rollstone. „Nu, ik kan het niet kwalük
nemen, kind, maar je hadt het ons toch
wel eens kunnen vertellen".
Geheimen waren veilig bü den ex-but
ler, maar niet zoozeer by zyn vrouw, of
schoon ze alle drie hun best deden haar op
de noodzakelykheid van stilzwügen te wü-
zen, eer mr. Deyncourt zich weer weg-
spoedde, om naar lord Northmoor te gaan.
Het navragen by de Jones nam veel lan
ger tyd in beslag dan zy hadden verwacht,
want het gezin woonde niet binnen het
ambtsgebied van den dominee en de hee
ren werden meer dan eens verkeerd inge
licht door menschen, die er zich eigenlük
eenigszins door beleedigd voelden, dat men
van hen verwachtte, hoe ze iets zouden af
weten van de familie van Rattler. Eindelyk
vonden ze dan toch een schoonzuster, die
verklaarde dat George Jones een goede
kerel was, voor zoover zy wist. Hy zond
geregeld wat aan zijn moeder en nu on-
Ï^SoZg„haduh<i Zijn br0er Sam laten
bUrt*°tad"J„""D8|hb"S' ZrMn""'
zün moeder, die 'm meegenomen hS naar
buiten, waar ze ergens was gaan logeeren
met haar dochter, maar waar dat wist zy
ook niet. En haar man kon ze het niet
vragen, want die was op zee.
Nu schoot er niet anders over dan de
moeder te volgen naar een dorpje, zoowat
een vüf mylen verder, waar zy met eenige
moeite gevonden werd, maar ook zy ver
telde, dat haar zoon George in zyn brief
wel melding maakte van de veilige aan
komst van mr. en mrs. Sam, maar dat er
met geen enkel woord van gerept werd,
dat ze een kind hadden meegebracht.
Dit scheen alle hoop bü Frank te ver
nietigen, want waarom zou Herbert dan
ook al niet hebben geschreven: er was im
mers ruimschoots tyd voor geweest, na
dat hü Toronto had bereiktl
Met dit bezoek was alleen die ééne stap
gewonnen, dat ze het adres wisten van
George Jones en hiermede keerden ze te
rug, terwyl lord Northmoor nu nog wilde
zien, of Ida ook eenig idee had van wat er
gedaan kon worden.
Het was avond, eer hij het huis van zün
schoonzuster bereikte. Zü was alleen en
toen ze opkeek, zag ze, dat hy teleurgesteld
het hoofd schudde.
„O, het is verschrikkelyk!" riep mrs.
Morton. „Het heele stadje weet het al. We
kwamen mr. Brady en zyn zusters tegen
en die hielden zich net of ze Ida niet za
gen Ze is kapot, wil je wel gelooven?"
„Heeft ze je dan alles verteld?"
„Ze kon niet anders. Mrs. Rollstone is
mij komen vragen- of het waar was als
een vriendin zei ze, maar ze had beter kun
nen zeggen: als een vüandln, en mrs. Ha
is er ook geweest, en die wilde Ida spre
ken, maar ik heb haar toen te woord ge
staan. Wat een slechte vrouw toch ook, da
zü haar toestemming heeft gegeven! Toen
zyn ze vertrokken en hebben het aan
iedereen verteld en nu zal de politie mün
arm kind komen halen!"
„Neen, dit zal niet gebeuren, tenzij i
een acte van vervolging Instel, wat ik zeke
nooit zal doen of het moest al de eenige
manier zyn om mün kind weer te krijg®"-
Ik wilde juist vragen of Ida nog enke
aanwyzingen zou kunnen geven. Het schyn
nu zeker, dat hü niet naar Toronto wer
gebracht".
„Laat ik nog eens met haar praten ga»
Ze is zoo van streek, dat ze je vanavon
onmogelyk te woord kan staan".
Mrs. Morton ging en kwam weldra terug
met de mededeeling, dat Ida ontzet wa
toen ze hoorde, dat kleine Michael ni
by de Jones zou zün. Ze had er vast 0
vertrouwd, dat Louisa hem vriendelijk*
behandelen en dat ze hem enkel zou a
staan aan een van de Canadeesche farme
die steeds zoo graag kinderen aanneme
De laatste hoop bleef nu, dat dit ook n
geval zou kunnen zyn, ofschoon de ge»
genheid daartoe op weg naar Toronto ni
groot was.
Ida had geschreid over die tyding
was niet haar bedoeling geweest, dat h®
kind ooit slecht behandeld zou worden e
de schok was groot, zoowel voor haar a
voor haar moeder. (Wordt vervolgd).