Die Houten Klaas Op een congres bij de negers in New-York. Puêlicaties UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN. SeuMSeton Buitenland. In een were\d\e, waar de neger zich over-gelukkig voelt. Indrukken van een blanken toeschouwer. GEBROEDERS TER LAAN. sfeer. steunen, op dat de kostbare en keurige uitgave mogelijk worde, maar, dat ik mij zeer zal verblijden, zoo de uitgever in de zen gelijk krügt tegen mij, Voor dat geval wordt er aan ml) een eiseh gesteld, die ganacb niet licht is, Er wordt dan op gere kend, dat de belangstelling in 't werk zich zal uitstrekken tot den persoon der schrijf ster, en de gewoonte brengt dan ook me de, dat er een en ander over deze en ha ren arbeid wordt bijgevoegd, hetzij als in termezzo, hetzij als besluit, In den regel ge schiedt een complete uitgave eerst na den dood van den betrokkene en dan, zooals Da Costa het deed voor Bilderdijk, zooal» Hasebroek het deed voor Potgieter, om alleen maar voorbeelden te nemen uit het laatste tijdperk, en zooals ik gewensch' had dat de een of andere letterkundige vriend het gedaan, zou hebben voor mij''. Dat klinkt anders, gemoedelijker dan de inleiding, die zli, nadat aij haren laatsteu arbeid had voltooid, in 1882 schreef bij de volksuitgave van haar „Pelftsphen Won derdokter". Zij had dezen aan het echt paar Groen van Prinsterer, waarmede su zeer bevriend was, willen opdragen, maar zet in den breede uiteen, dat zü het niet gedaan heeft om het algemeen karakter, dat zü haren Delftsehen Wonderdokter toe kent, zooveel mogelijk te handhaven, Maar zü zegt het zelf, in iets, dat als een ser moen gelijkt, trekt «ij te velde tegen wat haar ongewenschte nieuwigheden in het leven schünen. Zij houdt het Nederland- sche volk voor wat het goeds heeft van ouds en wat de nieuwe tüd het goeds brengt. Zij spreekt voor de Zondagsheili ging; voor de eerste gedachte „aan dien God, dien U leven en kraohten schonk; dan aan de verademing die gij noodig hebt een wandeling in de frissche lucht, een ge zellig onderhoud met de Uwen en met vrienden; een opgewekt boek Of welk an der onschadelijk vermaak, dat U van de dagelijksche zorgen ontspanntpg en afwis seling geeft en voor U is te bekomen", En zij voegt er als het ware hoofdschuddend aan toe: „Genieten, genieten js het wacht woord van onzen tijd, en er wordt vee) ge daan, veel uitgedacht om die genotzucht te prikkelen en ei aan te voldoen", Mag men het een sermoen heeten, van een vrouw van dezen leeftijd, die een zoo eerbied waardig stuk werk achter zich liet, viel dit sermoen te verdragen! Puim drie jaren is Louise Geertruida BosboomToussaint haar man in het graf voorgegaan. Het is, naar de schildering van degenen, die tot hun kring behoorden, een gelukkig huwelijksleven geweest, op gaande in beider, in vele opzichten ver wante kunst. En het is weer Maclaine Pont, die ons bij zün bezoek aan dat huis aan de Toussaintkade, waar zoo velen te gast kwamen en hartelijk welkom waren, het verschil doet zien tusschen het meer statige atelier van Bosboom en de eenvou dige, doch gezellige werkkamer van zijn vroyw, vol met herinneringen uit haar le ven, Tot op het laatste toe is zij werk zaam gebleven, belangstellend in haar om geving. Dat zij, al zijn haar letterkundige verdiensten erkend, het lang niet altüd ge makkelijk heeft gehad, komt wel naar vo ren uit de herinneringen van Maclaine Pont, wien zij in 1882 het geld gaf om voor haar vader, wiens nagedachtenis zü zoo veel eerbied toedroeg, de grafsteen te koo- pen, dien het gezin bij zün overlijden niet, althans niet gemakkelijk kon aanschaffen. Te harer eere hebben Nederlandsche vrou wen, reeds het jaar na haar dood, een ge- denkteeken opgericht op haar graf, dat men, haar geteekend ziende in haar omge ving, eerder wat eenvouder gewenscht had! Alkmaar heeft haar ook na haar dood niet vergeten, en de letterkundige beteekenis, die haar wordt toegeschreven blijkt uit datgene wat een Busken Huet, een Johan- nes Dyserinck, een Jo de Vries en anderen over haar hebben geschreven. Haar per soonlijkheid komt in de brieven, die «ij aan Potgieter schreef of aan Busken Huet, wellicht het beste uit. En het moge dan zün, dat voor het jongere geslacht van de zen tyd mevrouw Bosboom—Toussaint vooral breedsprakig en ouderwets is, de plaats, die zü zich met zoo groote eere ln de Nederlandsche letterkunde heeft ver overd, ontneemt men haar daardoor niet! Van een bijzonderen correspondent. „Father Divine is God" «eggen de ne gers en zoo beschouwen ze Hem. En met die „spirit" werd het driedaagsche con gres gehouden. 'tWas de laatste dag ervan, dat ik des avonds om 0 uur 't gebouw binnen kwam. Een vreemde, zware lucht, die er altüd is waar een menigte kleurlingen bij elkaar is, kwam me in de hall al tegemoet, De zaal was stampvol, door de openstaande deuren liep men in en uit. Een paar dui zend negers waren hier verzameld, de rest wachtte beneden, lachend, pratend, brood etend in krantenpapier meegebracht, sla pend op een bank, kinderen renden ach ter elkaar door de hall, „Peaee" (vrede) «eg ik tot een langen neger, die aan den ingang staat, „Kan ik een plaats vinden?" „Peace" antwoordt hij (dit is de dagelijksche groet van Fa ther Divines volgelingen). „You want to see my Father?" vraagt hij dan met stra lende oogen en brengt me tot vlak voor aan; mompelt dan „Thank you Father" en gaat terug naar z'n plaats (het „thank you Father zeggen «e bij alles, want «e gelooven het: Fathers spirit is die alles dC2t en dus ook m(j hier bracht); Een orkest, bestaande uit mannen en vrouwen, zit onder het podium dat ook geheel vol is. Iemand speelt. Ik kijk rond, zie- bijna geen blanken, heb 't gevoel of heel Harlem (de negerstad in New-York) hl', bijeen gepakt is. Er heerscht een be paalde stemming ;men voelt het, men ziet het op de gezichten, die in een soort span ning naar het tooneel gericht zijn. Boven het podium hangen drie enorme, rood met ziiver gekleurde letters, „G. O. D." In het midden van de O is het portret van Father Divine. Ook rondom in de zaal hangen teekeningen en spreuken, alles in bonte kleuren met veel goud en zilver. De teekeningen zijn (volgens ons begrip) primitief maar fantastisch. Ik kyk maar steeds rond naar al die mannen, vrouwen, jongens, meisjes, kin deren, grootvaders en grootmoeders, die zich hier alleen een voelen en met groote, donkere oogen staren naar het tooneel, waar «traks hun Father God ver schenen zal. Ze zien hem wel iederen dag op hun dagelüksche bijeenkomsten, maar nu, ter eere van 't congres, kwamen er volgelingen uit al de streken van het land en dit is dus iets speciaals, iets grootsch. Vele van hen zijn gekleed in wit, glim mend satijn met gekleurde banden om het gitzwarte kroeshaar. Sommige mannen hebben witte linten om met regels uit verzen er op geschilderd; anderen dragen armbanden, dasspelden, of knoopen met Father's portret er op. De spreker is klaar; er volgt er nog één en nog één, meest blanken, politieke sprekers, die van de massabijeenkomst gebruik willen ma ken. Dan komt er iemand naar voren, die blijkbaar meer bekend is. Hij is groot en heel donker, z'n oogen schitteren. „Peace" klinkt z'n zware stem, terwijl hü z'n lin kerhand opsteekt. „Peace!" brult de me nigte; men rekt zich uit om goed te zien, de spanning wordt grooter. Het orkest zal spelen. Nauwelijks klinken er twee tonen of de heele zaal staat op, zingt mee, iedereen heeft opeens een witte zakdoek of lap en zwaait er mee, stampend op de maat van de muziek. Ze stampen, zwaai en, zingen; 'tdoet me denken aan een troep militairen, die op de meest enthou siaste wijze hun lievelingsmarsch zingen voor hun vaderland. Zij zingen het lied voor hun „Father". Dan breekt er een donderend gejuich los, armen vliegen de lucht in, hoeden, dassen, men springt, gilt. Father Divine komt naar voren door de menigte op het tooneel. 'kRek me uit, zie een kleinen, bijna kalen, donkeren man in een grijs pak met blauw shirt en roode das, zooals ik er dagelüks niet één maar wel honderd door alle deelen van New-York zie loopen, Hij knikt, glim lacht, gaat zitten, ergens willekeurig tus schen de andere sprekers. Een negerin in een witte jurk met wijde rok en mouwen en een corsage van gekleurde bloemen zit achter hem. „Zijn vrouw? Is that his wife?", vraag ik voor de zekerheid aan m'n buurman. „God has no wife", fluistert hij terug en kijkt me een beetje medelij dend aan. Een „divine" koor zal zingen. Twaalf vrouwen staan op, Zonder begeleiding zingen ze, langzaam en diep met diq eigenaardig heersche stemmen, 't Is dood stil, men leeft mee met de „song", die men eentonig zou kunnen noemen, doch die de tegenovergestelde uitwerking heeft. Het maakt de atmospheer benauwend, span nend. Ik voel nu hoe warm 'thier is en het lijkt nóg warmer te worden. Het zingen wordt harder, vlugger, het imbliek wordt onrustig; één zingt er al- een met een héél vreemde, schorre stem. Dan valt het koor in met de muziek en meteen de heele zaal. Het tempo wordt vlugger en vlugger; niemand kan meer blijven zitten, armen vliegen weer de lucht in, de handen uitgestrekt naar het podium, het hoofd achterover gooiend, Sommigen loopen van hun plaats; dansen, bewegen hun lichaam in allerlei bochten, kunnen niet stilblüven. Op de galerij bo ven worden stoelen opgenomen en neer- gestampt. 'k Zie hoe een oude man springt als een kind dat nauwelijks uiting kan geven aan z'n vreugde. Kreten worden uitgestooten. Sommigen winden zich op tot een trance-toestand, vallen neer, ren nen rond, loopen tegen den muur of val len neer op een stoel, waar ze voor uren half zingend, half biddend blijven liggen. Anderen stooten rauwe kreten uit; huilen met het geluid van het jungledier. Men beheerscht zich niet en ongelooflijk is het om te zien hoe ieder uiting geeft aan z'n vreugde, ieder op zün manier. Ik zie hoe willekeurige buren elkaar omhel zen met stralende gezichten. Een ander grijpt een viool, valt in roet de muziek. Een vrouw neemt haar beurs en gooit, zonder te zien aan wie, den inhoud op iemands schoot. Men is volmaakt geluk kig. 'k Krijg een vreemd gevoel; een gevoel van ontzaggelijk respect voor deze natu ren, die in staat zijn zich zóó te uiten; die zoo absoluut blijk geven van hun gevoe lens en die in staat zijn zoo intens geluk kig te zijn. 'k Krijg een gevoel van schaamte; schaamte, omdat ik blank ben. En al dien tyd staat Father Divine tusschen zijn menigte en zingt mee en weer vraag ik mezelf af hoe deze in mijn oogen zoo weinig zeggende man een wereldvermaardheid heeft gekregen, bü de negers, een reputatie van goddelij ke macht. Zijn gezicht blijft onbewogen, alleen z'n oogen bewegen, kijken van links naar rechts en zijn geen moment in rust. Onverwacht begint hij te spreken, 't Is moeilijk te verstaan hoewel 't nu weer doodstil is. „Waarom?" vraagt Father Divine, „waarom nog langer wachten op een he mel waar men al eeuwen op wacht? Ik geef jullie hier den hemel. Nu, op dit moment zijn we er en we zün er altüd door. 'k Geef jullie gezondheid, huizen en goed voedsel, en wü zelf maken de hemel hier op aarde!" Iedereen knikt toestemmend en prevelt. „Thank you Father". Dit is hun hemel en ze hebben niets meer te wenschen en als ik hun stralende gezichten zie, betwijfel ik of er, behalve negers en kinderen, mensehen zün, die zich zóó kunnen ge voelen. Voor hen, die misschien nog nooit over „Father Divine" gehoord of gelezen heb ben, is 't goed te weten, dat deze man (een neger) zich in den loop der jaren een beroemdheid onder z'n raaganooten heeft weten te verwerven. In de buurt van l20th stroet ln New-York heeft hü een paar huizen, bestaande uit zalen voor da gelijksche büeenkomsten, binderüen, drukkerü. restaurant, winkels, etc. Iede ren dag kunnen die dat willen, er voor bijna niets of niet» een maaltüd krij gen, en ook verschaft hü hun woningen, voedsel, kleeren etc. Tot heden heeft men alles in 'twerk gesteld om uit te vinden hoe hu dit alles bekostigt, maar men i» niets wlizer ge worden. Verleden jaar heeft hü stukken land aangekocht in de „Catskill moun- tains", waar hü ook zün „children" van alles voorziet. Z'n discipelen leven in één groote gemeenschap, maar moeten zich houden aan afgepaste regels, voorgeschre ven voor lichaam en geest. In z'n redevoeringen of artikelen heb ik nooit kunnen opmerken, dat hü zelf ook maar één oogenblik beweert „God" te zijn- Dat de negers hier hem daartoe ver heffen is uit hun oogpunt gezien geen wonder. Als de meeting afgeloopen is stroomt de menigte de trappen af naar „Father's heeven", bestaande uit eindeloos lange, gedekte tafels, waar iedereen kan aanzit ten en eten. Voortdurend wordt er gezongen; 't ge zang stopt eigenlyk nooit. Vooral speciale „songs" worden steeds herhaald, zooals o,a. die op de wüs van de foxtrot; „Happy days are here again" en deze woorden maken dan ook 't refrein uit. Verder het repeteeren van één en denzelfden zin, zooals b.v.; „Father Divine heeft de we reld in een flesch en houdt de kurk in z'n hand". Iedereen is dankbaar wanneer hü over zün of haar Father vertellen kan, Ik blijf nu de maaltijd begint. Met tientallen schuiven ze aan terwül de anderen, die op hun beurt wachten, in dichte rijen achter de stoelen staan en hun Father toezingen, 'k Sta achteraf, ben duizelig van dit alles, ook van de vreemde lucht, die zich nu nog mengt met de geuren van het eten. Toch ga ik op m'n teenen staan om Father Divine van dichtbij te zien. „Kom mee", zegt een vrouw, die naast me staat, „je kunt zóó m'n Father plet zien". Dan spreekt ze tot alle ruggen, waarachter we staan: „Peace, thank you Father" en men gaat op zij. „Look there is Father" en ik ontdek tusschen de tafels de kleine ge stalte, die zingend met alle anderen, van stoel tot stoel gaat, en uit een koffiekan z'n „children" bedient. Nog even blijf ik kijken; loop dan terug naar de gangen waar 'tkoel is om even by te komen op een van de banken. Een oude neger komt naast me zitten en begint te praten. Ik hoor nauwelüks wat hü zegt, moet steeds naar hem kijken, want nog nooit zag ik by iemand zoo'n uitdrukking van liefde. Lang grüs haai' kroest ovof hoofd en een baard bedekt een doel het biina zwarte ffeyieht het byna zwarte gezicht vol rim«,n waarin, als hü glimlacht, twee rijen en S mond witte tanden zichtbaar w«„j Heel donker zün z'n oogen en een om, gelüke liefde spreekt er uit tot de h wereld en alles wat zich daarop voomu weegt. °°rtbe- 'kKük de voorovergebogen figUur als hij weg schuifelt de straat op en "a lautste woorden realiseer ik nu „Iedere dag is een Zondag en Zondm,P0S: eon feestdag!" ls Uit de zalen klinkt do rx>ep- p, every one!, Righteousness, Justicê Truth!" 't Motto van Father Djvine's Aan den uitgang is New-York- iil.IT' reclames, auto's, lawaai. Een andere reld gaat binnen verder. Een goeie' T!" verkeerde? In ieder geval één wé,,!!! men gelukkig is. POLITIEMAATREGELEN TIJDENS m"*" MOTORWEDSTRIJDEN OP MAANDAG 13 APRIL 1938 (8e Paasuhdag). De toegang tot het Sportpark is alW vanaf Kennemcrstraatweg via ZulderhoT. laan en Sportlaan, u De auto's en motorrijwielen kunnen ald.», tevens worden geparkeerd. Voorts is stalling voor rijwielen aanwezig, Het loopende publiek kan vla het rechter trottoir langs dien toegangsweg het Smt-i park bereiken. pert" Het tarief voor stalling is: voor auto's 30 cent. voor motorrijwielen 20 cent en rywlelen 10 cent Vanaf 12 uur des middags zün de Nieuw- poortslaan, Nieuwpoorteteeg en de Regu. lierslaan, aan de Kennemerstraatwegzijse voor alle verkeer afgesloten. De ingangen aan de Nieuwpoortslaan blij ven bü het aangaan gesloten. Alleen de tweede ingang van het Sportpark aan de Nleuwpoortalaan is bestemd voor motorren- ners en vrachtauto's met rennersmateriaa1 Op het middenterrein wordt niemand toe gelaten. die niet vooralen is van een daar voor geldige kaart, welke strikt persoon lijk ia. Yoor rytulgen en auto's bestaat wachtge- legenheid langs het trottoir in de Coman- straat. Het is verboden in de Nieuwpoortslaan, ep den Kennemergtraatweg en hierop uitkomen de zystraten tusschen de Juliana van Stol berglaan en Heilooërdijk en in de Zuider- houtlaan motorrytuigen en andere voertui gen te parkeeren. Vruchten- en üswagens worden bij de Vier Staten niet toegelaten. Het einde der motorraces wordt door bel- luiden bekend gemaakt. Na afloop kan het publiek door den uit gang van het Sportpark aan de Nieuw poortslaan vertrekken. De uitgang via de Sportlaan ia alleen be stemd voor degenen, die hun auto's of motor rijwielen op dien weg hebben geparkeerd cf rijwielen hebben gestald. Alle ryverkeer vanaf de Sportlaan wordt by afloop via Zuiderhoutlaan naar den Ken- nemerstraatweg geleid. „Gebroeders K. en J. ter Laan. In rede voeringen, moties en interpellaties. Spe cialiteit in militaire en financieele speechen. Aan huis te ontbieden. Feest redenaars voor politieke bruiloften en partijen". Zoo af en toe treft men onder hen, die in het parlement hun evoluties verrichten, relaties van bloedverwant schap aan. Het meest curieuze voorbeeld daarvan is misschien het geslacht-Fran sen van de Putte. Toen de bekende staatsman van dezen naam optrad als Mi nister van Koloniën, vond hij in de Eerste Kamer zyn zoon als afgevaardige van Zeeland. De zoon tegen den papa-minis ter in oppositie!, is dat geen pikant ge val? Twee broeders, die in hetzelfde ka binet minister waren, is ook voorgeko men: de beide knappe en welsprekende Regout's, de van Wynbergen's en de Van Nispen tot Sevenaer's bestonden ook on derling allerlei familie-banden, die ik niet in staat ben te ontwarren, zooiets als van zwager tot zwager en van neef tot neef. Neven waren ook de twee Staatlie- den, Abraham en A. P„ maar helaas viel hier de familie-harmonie ver te zoeken. Toen Heemskerk (Theo) voor de eerite maal minister was, zat z(jn jongere broer in de Tweede Kamer. En gevallen, dat twee broers tegelük afgevaardigde waren, kwamen meer dan eens voor; de van de Berghen, de Heemskerk's, de CoHjn's en de ter Laan's. Thans wensch ik tot U te spreken over de parlementaire familie Ter Laan. Doen vereenigen wij ons vooraf in een gemeen- schappelyk gezang, door met elkander aan te heffen het eerste lied van de Interna tionale: Ontwaakt, verworpenen der aarde, Ontwaakt, verdoemde' in hongers Reedlijk willen stroomt over de aarde, En die stroom rü»t al meer en meer, en wat daar verder volgt Aan de „verworpenen der aarde" hebben de ter Laan's heel hun hart gegeven Spreek wien ge wilt over Kornelis en over Jan, spreek Hagenaars, Zaandammers en Naar het Engolsch ▼au CHAULOTTE M. YONGE 57) „door J. L en E. A. li. heihar W6lke Plaat8?" Vroeg de vader „Dat kan ik u niet zeggen, mylord. Loui- sa heeft my nooit geschreven en ik weet er dus niets van. Ze is geen heel dankbare dochter voor mü, terwyl ik toch alles voor haar gedaan heb". Meer was er niet uit mrs. Hall te krijgen, dus gingen de heeren weg. „Er bestaat geen twijfel aan, dat het ventje nog in leven is", zei mr. Deyncourt. „Wie weet wat die ellendelingen met hem gedaan hebben", antwoordde lord Northmoor. „Niet dat ik ondankbaar ben voor dat mogelykhoopvol vooruitzicht, maar ik ben ten hoogste verbaasd door die...." ,,'t Zal een verzinsel zyn van die vrouw", zei mr. Deyncourt „Ik hoop het". „Zou miss Rollstone het hebben vermoed? Ze was zoo anders dan gewoonlijk". De heeren gingen nu ieder ontbijten en spraken af, om later gezamenlijk de fami lie Jones te gaan opzoeken. Ida had er steeds over betobd wat wel de gevolgen van haar bekentenis zouden zün voor haarzelve. Als Herbert schreef, zou hy haar aandeel in de zaak zeker ge heim houden en in ieder geval was aan haar dan de eer van het haar oom al mon deling te hebben meegedeeld, maar ander- zyds wist zy niet, hoeveel Louisa haar moe der had verteld en of die het geheim zou blüven bewaren, zoo min als ze dit wist van Rose Rollstone. Dus was ze zenuw achtig, toen ze tot de ontdekking kwam, dat haar oom was uitgegaan. Toen hü thuis kwam voor het ontbüt. zei hü enkel maar goeden morgen. Latei- sprak hij büna in het geheel niet meer, gaf alleen antwoord op een enkele opmer- „'"8 vfn haar moeder; tot haar richtte hy v»rti °f woord- maar toen mrs. Morton verklaarde, dat hy er beter uitzag door zijn ev™enwWandeling' glimlachte hü eens steldé d,vr°P VFOeg ZiJ' wat hU zlch voor stelde dien morgen te doen. „Ik ga uit met mr. Deyncourt", luidde het antwoord. uue Het was Ida een opluchting, toen hü wee was. Weinig vermoedde zü, dat de domi nee naar Rose Rollstone was gegaan om haar in tegenwoordigheid van haar vader te vertellen van de onthullingen van mrs. Hall en haar te vragen of dit de reden was geweest van haar stilzwijgen. Zü moest toen bekennen, dat zü en mr. Morton In eens de waarheid gehoord hadden. „Het zou zoo verschrikkelyk voor hen allen zijn, als het bekend werd!" besloot zij. „Mr. Morton dacht, dat, als hü het ventje terugbracht, de rol die zyn zuster had ge speeld, dan verborgen kon blyven". „Dus dit was dan het geheim!" riep mm. Rollstone. „Nu, ik kan het niet kwalük nemen, kind, maar je hadt het ons toch wel eens kunnen vertellen". Geheimen waren veilig bü den ex-but ler, maar niet zoozeer by zyn vrouw, of schoon ze alle drie hun best deden haar op de noodzakelykheid van stilzwügen te wü- zen, eer mr. Deyncourt zich weer weg- spoedde, om naar lord Northmoor te gaan. Het navragen by de Jones nam veel lan ger tyd in beslag dan zy hadden verwacht, want het gezin woonde niet binnen het ambtsgebied van den dominee en de hee ren werden meer dan eens verkeerd inge licht door menschen, die er zich eigenlük eenigszins door beleedigd voelden, dat men van hen verwachtte, hoe ze iets zouden af weten van de familie van Rattler. Eindelyk vonden ze dan toch een schoonzuster, die verklaarde dat George Jones een goede kerel was, voor zoover zy wist. Hy zond geregeld wat aan zijn moeder en nu on- Ï^SoZg„haduh<i Zijn br0er Sam laten bUrt*°tad"J„""D8|hb"S' ZrMn""' zün moeder, die 'm meegenomen hS naar buiten, waar ze ergens was gaan logeeren met haar dochter, maar waar dat wist zy ook niet. En haar man kon ze het niet vragen, want die was op zee. Nu schoot er niet anders over dan de moeder te volgen naar een dorpje, zoowat een vüf mylen verder, waar zy met eenige moeite gevonden werd, maar ook zy ver telde, dat haar zoon George in zyn brief wel melding maakte van de veilige aan komst van mr. en mrs. Sam, maar dat er met geen enkel woord van gerept werd, dat ze een kind hadden meegebracht. Dit scheen alle hoop bü Frank te ver nietigen, want waarom zou Herbert dan ook al niet hebben geschreven: er was im mers ruimschoots tyd voor geweest, na dat hü Toronto had bereiktl Met dit bezoek was alleen die ééne stap gewonnen, dat ze het adres wisten van George Jones en hiermede keerden ze te rug, terwyl lord Northmoor nu nog wilde zien, of Ida ook eenig idee had van wat er gedaan kon worden. Het was avond, eer hij het huis van zün schoonzuster bereikte. Zü was alleen en toen ze opkeek, zag ze, dat hy teleurgesteld het hoofd schudde. „O, het is verschrikkelyk!" riep mrs. Morton. „Het heele stadje weet het al. We kwamen mr. Brady en zyn zusters tegen en die hielden zich net of ze Ida niet za gen Ze is kapot, wil je wel gelooven?" „Heeft ze je dan alles verteld?" „Ze kon niet anders. Mrs. Rollstone is mij komen vragen- of het waar was als een vriendin zei ze, maar ze had beter kun nen zeggen: als een vüandln, en mrs. Ha is er ook geweest, en die wilde Ida spre ken, maar ik heb haar toen te woord ge staan. Wat een slechte vrouw toch ook, da zü haar toestemming heeft gegeven! Toen zyn ze vertrokken en hebben het aan iedereen verteld en nu zal de politie mün arm kind komen halen!" „Neen, dit zal niet gebeuren, tenzij i een acte van vervolging Instel, wat ik zeke nooit zal doen of het moest al de eenige manier zyn om mün kind weer te krijg®"- Ik wilde juist vragen of Ida nog enke aanwyzingen zou kunnen geven. Het schyn nu zeker, dat hü niet naar Toronto wer gebracht". „Laat ik nog eens met haar praten ga» Ze is zoo van streek, dat ze je vanavon onmogelyk te woord kan staan". Mrs. Morton ging en kwam weldra terug met de mededeeling, dat Ida ontzet wa toen ze hoorde, dat kleine Michael ni by de Jones zou zün. Ze had er vast 0 vertrouwd, dat Louisa hem vriendelijk* behandelen en dat ze hem enkel zou a staan aan een van de Canadeesche farme die steeds zoo graag kinderen aanneme De laatste hoop bleef nu, dat dit ook n geval zou kunnen zyn, ofschoon de ge» genheid daartoe op weg naar Toronto ni groot was. Ida had geschreid over die tyding was niet haar bedoeling geweest, dat h® kind ooit slecht behandeld zou worden e de schok was groot, zoowel voor haar a voor haar moeder. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 12