^fchaakcuêtiek
99
Raadselhoekie
KLEINE JANNEMAN EN DE GROOTE PAN
MIJN VIERVOETIG VRIENDJE
DE GEBR
OEDERS
„GOCHEM
De volgende partij werd gespeeld in
Weenen in Februari '36 tegelijk met 5 an
dere partijen met tydcontróle.
Wit: Aljechine.
Zw.: Kovacs en Keiler.
ZOU T HfcLPEN
5. 72 en wint. Men bestudeere het
maar eens!
In den tweeden stand:
Zw. 14 sch. op: 2, 3, 7, 9/13, 16, 18, 19,
23, 24, 25.
W. 14 sch. op: 27, 28, 32, 33, 36/39,
42/45, 47, 48.
kan wit op fraaie wijze winnen door:
1. 27—22
2. 32 21
3. 39—34
4. 42—37
5. 43—39
6. 36—31
7. 47—41
8. 44—40
9. 34: 5
10. 40 20
11. 5:6
Ter oplossing voor deze week:
1.
18:27
2.
23 :41
3.
16 27
4.
41 :32
5.
32 :43
6.
27 36
7.
3C 47
8.
47 :29
9.
43 34
10.
25 :14
Probleem 1434 van A. Mantel, te Hengelo.
Zk. 11 sch. op: 10/14, 17, 20, 21, 24, 27,
30.
W. 10 sch. op: 23, 28, 29, 32, 36/39, 43,
45.
Een fijn probleem!
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Correspondentie.
J. S. te W. Uw oplossing was volkomen
correct. 21 had evengoed een schijf kun
nen zijn.
C. Th. H. d. H. Dank voor 't gezondene.
De eerste stand leek ons niet correct, als
wit eerst 27 16 slaat. Zullen 't verdere
nazien.
Probleem 592.
H. Schmutzer, Weenen.
Driezet.
1. Pc3.
Eindspel 978
(als 956)
abcdetg h
Wit speelt en wint.
1. Tg3 Kh2 2. Kf2 La2 3. Ta3 Lbl 4. Tb3
Lc2 5. Tb2 Ld3 6. Ke3t enz.
Eindspel 979
(als 956>1
a bcdeigh
Wit speelt en wint.
1. Tc3 Lb5 2. Tb3 Lc4 3. Tb4 Ld3 (Ld5)
4. Ke3f (Ke5f) enz.
Fransche partij.
1. e e6 2. d4 d5 3. Pc3 Pf6 4. Lg5 Le7
5. ed5 ed5 6. Ld3 c6 7. h4 0—0 8. Pge2 Te8
9. Dd2 (Wit wil lang rocheeren en zwart
EEN HOBBELPAARD.
De plaatjes, behalve het voorbeeld, dat
alleen maar dient om naar te kijken, op
dun, doorzichtig papier overtrekken.
Dit daarna op dun karton plakken en
de plaatjes uitknippen of -snijden.
bereidt reeds een aanval, voor op deze
rochadevleugel) 10. Kfl! (Echt iets voor
Aljechine; 't paard op e2 staat middellijk
gepend en daarvoor is deze zet). 10. Pa6
11. a3 (om Pb4 te verhinderen en daar
voor de afruil van Ld3) Pc7 12. Pg3 Pe6
13. Pce2 h6. Lokt het volgende offer uit.
Of het correct is? In alle gevallen brengt
het goede hoop op winst aan. Immers zoo
wat alle witte stukken staan op de ko
ningsvleugel gericht!) 14. Lh6 gh6 15.
Pf5! (Beter dan direct Dh6) Lf8 16. Ph6
Lh6 17. Dh6 Pf8 18. Pg3 Pg4! (Wat heeft
wit nu voor zijn geofferden Looper?) 19.
Dg5!| Dg5 20. hg5 (Iets anders zat er wel
niet op. Zwart zou zijn Dame op f6 planten
na een retirade van de witte dame naar
d2 terwijl na 19. Df4 volgen zou Pe6).
20Pg6. 21. f3 Pe3t 22. Kf2. Pf4
(Na 22Pc4 volgt 23. Ph5f. enz.) 23.
Tael! Pfg2 24. Te2 Kf8 (om Te8 te dekken
en bovendien dreigt zeer onaangenaam
Ph5 en Pf6.) 25. Ph5 Ke7. 26. Pf6. Tf8 27.
Te3t Pe3 28. Ke3 Le6 (Beter ware Ld7.)
29. f4 Th8 30. Ph7. (Geen toren afruil of
indringen der zwarte Torens toelaten)
Tag8 31. f5 (Had de L. op d7 gestaan dan
was deze zet fout wegens Tg5!) 31
Ld7 32. Kf4 Kd6. 33. Th6f Kc7 34. Pf6!
Th6 35. gh6 Th8 36. h7.
De tegenstanders hadden den tijd over
schreden en gaven dus op. De partij was
eenwei toch verloren. ZZwart kan Kg5-
Kh6-Kg7 niet beletten b.v. 36Kd6
37. Kg5 Ke7 38. Pd7. Kd7 39. Kh6 of
38. Th6. 39. f6f. en wit wint.
Oplossing der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Van al die kinderen zal Meta, de
kleinste, u raadseltjes opgeven.
(zalm en steur).
Wist je, dat deze soort dahlia al heel
vroeg bloeit? (aai)
Hij was bang, dat Piet ongeduldig zou
worden. (tong).
Ik geloof, dat de helf' van de wortels
meer dan genoeg is. (elft).
Na een kwartier loopen zag Rie twee
torens en wist zij, dat zij den ver
keerden weg ingeslagen had. (griet)
2. Regen Roermond
Olie
Eerbeek
Roodvonk
Model
Oder
Nooddeur
Dokter.
3. Dolfijn. Nijl, lof, fijn, nijd, dof.
4- D Delfzijl
zee
Delft
D e 1 f z ij I
K a z a n
d ij k
1
Voor kleineren.
1. Mei, Doorn; meidoorn.
2. Barend en Arend.
3.- Een paardenbloem.
4. Het licht van een lantaarn.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
Mijn geheel wordt met 11 letters ge
schreven en noemt een bekend
spreekwoord.
Een 3, 10, 1, 7, 2 ontstaat soms, als men
zich brandt.
Een 2, 4, 9 is een schuchter, viervoetig
dier.
Een 6, 4, 10, 11, 1 is een riviermond.
•j I' a' *s een i°ngensnaam.
5> 4, 2 is een drank.
2 vpri?8 kan verfrisschend zijn.
Hü weet ®n in het buiteflland.
Ik ben niet zeker, dat deze weg ons in
X brengen zal. U? Ik zal het eens
informeeren.
Zullen wij de mooie pop door Eva
laten halen?
Vul deze 16 vakjes in met:
2 A 2 E 20 1B 1D 2K 1L4N IR
maar doe het zóó, '.at je van links
naar rechts en van boven naar be
neden leest:
De allernieuwste d4nsen toch
Doet 't tweetal oU zoo graag
Of ik zou willen meedoen? Ha!
Dat is me ook een Vraag!
Ik zou het dolgraag 4fi)en maar
Een kikker ben ik ij,t»
Zoo komt het, dat j'in Slootland siert»*.
Dit leuke schouwspel Slechts
C. E. DE LILLE HüGERWAARD
(Nadruk verboden1.
Dansen.
Twee kikkerkleuters dansen hier
Heel sierlijk in de maat.
Goed kun je op het plaatje zien,
Hoe het in Slootland gaat!
Nu de ruggen en koppen van de paar
den tegen elkaar plakken. De pooten
niet plakken, zoodat het staan en hob
belen kan.
Want Rond-Oog speelt een leuke wijs
Op zijn harmonika.
Kijk, Spring-in-'t Veld en vriendje
Groen
Doen juist de menschen na!
ti-zv. i_iil.iil iiuuveu uuuue hij voor geen jg ge-
en op den tast sloop hij naar den wand toe, waar
heime bergplaats was van de schatten. Hij s*°°
een geweldige manier zijn schenen tegen de tafe
eindelijk stond hij toch voor den wand. Gelukkig
de maan een beetje door, zoodat hij alles iets dui
kon onderscheiden.
(Nadruk verboden).
't Klokje slaat. Moes roept de kind'ren.
Hoor je 't wel. 't Is juist half acht!
't Uur, dat menig ledikantje
Op een kleinen kleuter wacht.
Maar er is één stoute dreumes
En haar naampje, dat is Jet!
Die moet altijd tegenstribb'len,
Nooit gaat zij eens zoet naar bed.
Nee, nee, Jetje! zegt nu Moeder,
Kindje, 't helpt je toch geen zier:
't Liedje van verlangen zingen!
Uit is voor vandaag 't plezier!
D'and'ren: Dora, Jaap en Arinie,v
Hebben 'tallen goed verstaan
En zijn als heel lieve kind'ren
Naar hun bedje vlug gegaan.
Eén dag latei-,.Bedtijd! Dora
Valt op eens iets grappigs in,
Want ook z ij heeft in naaT bed gaan
Heelemaal nog niets geen zin.
Ernstig vraagt ze: Moes, zou 't helpen,
Als 'k een lied van heimwee
zong?
Heimwee naar mijn poppen, boeken?
En zij neuriet: di-di-dong!
nadat hij goed had uU« vT®61" 0pen met zijn looper en
hij ijlings naar do kaoton w °f hij niemand za8- liep
Na eenige moeite geluktJ7. v Waar nu niemand was.
zijn looper open te makon e °°k bier de deur met
nen. n en vlug wipte hij naar bin-
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Janneman kan nog niet loopen,
Janneman is nog maar klein,
Maar je weet niet, hoe nieuwsgierig
Onze Janneman kan zijn!
Moeder zette op het grasveld
Eens een groote, oude pan
Met wat water voor de vogels.
Wat deed toen de kleine man?
Met nieuwsgierig snuitje kroop hij
Er naar toe. Wat was dat daar?
Moeder was al weer naar binnen,
Met haar werk nog lang niet klaar!
Janneman moest onderzoeken,
Wat voor ding Mam staan daar liet.
Keek met d'oogjes ende handjes!
Hoe het kwam, hij wist het niet!
Maar op. eens lag daar te spartlea
In de groote, oude pan,
Angstig schreeuwend: Mammie!
Mammie!
Onze kleine Janneman.
Moeder kwam vlug aangeloopen,
Nam het ventje in haar arm,
Gaf het schoone, droge kleertjes
En wat drinken, lekker warm.
Voortaan, als Jan weer een pan ziet,
Kruipt hij ver er steeds vandaan
En hij zal 'twel laten op een.,.
Onderzoekingstocht te gaan!
(Nadruk verboden).
4.
Ie een zitplaats.
2e een stad in het Zuiden van Azië.
3e een hondennaam.
Wie kan bewijzen, dat de helft van
13 is 8?
Voor kleineren.
1. Waardoor kom je op school?
2. Mijn eerste wordt zoowel in de bak
kerij als in de keuken gebruikt,
mijn tweede wordt bij elk handwerk
gebruikt en mijn geheel maakt deel
uit van een bloem.
3. Maak bloemen van:
Mena Ono
Loes Mudbog
Saar Mondo
Leo Burmum
4. Zwart ben ik, maar keert
men mij om,
Dan klopt men mij soms
in een kom,
Den meesten smaak ik wondergoed,
Soms ben ik zuur
en soms ook zoet!
(Nadruk verboden).
Mag 'knu langer spelen blijven?
Oolijk staat heusch Do's gezicht,
Moeder glimlacht, zegt: Nee Dora,
Ook jouw oogjes moeten dicht!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
Als ik 's morgens ga naar school,
Komt een vreemde hond
Kwispelstaartend naar mij toe.
Eerst keek ik eens rond,
Naar zijn baasje of zijn vrouw,
Maar hij 's steeds alleen!
Soms stoot hij mij met zijn snuit
Tegen arm of been.
(Nadruk verboden).
'k Weet heel goed, dat het beduid
Haal mij toch eens aan!
Zonder dat wou je toch niet
(Is 'twel?) verder gaan.
Moes zegt: Aardig is het, hoo
Dat hij je zoo kent.
Dieren weten altijd gauw,
Of j'een vriendje bent!
C. E. DE LILLE HOGERWAAB