IN DONKER MARSEILLE. JlecfiU<zake*i LUCHTBESCHERMINGSDIENST ALKMAAR. HET WITTE POEDER; ALKMAAR8CHE COURANT van ZATERDAG 25 APRIL 1936 Een spannend avontuur dat bijna nog verkeerd afliep. GEHEIMZINNIG GEDOE. Kantongerecht te Alkmaar. WOEKERAARS EN HUN METHODEN. IV, (Van onzen R.-Redacteur). Schaduwen bewegen in de schaars ver lichte straten van de oude stad. Terwijl Ik in een hoekje van de Place Vivaux sta te wachten op myn vriend Le Bouru, kijk ik de menschen eens aan, die voorbij gaan: zeelieden die hier wellicht een belangrijk deel van hun gage zullen verliezen, man nen die nog nooit misschien gewerkt heb ben en leven van allerlei inkomsten die door duistere praktijken worden verkre gen, vrouwen die bereid zijn de vreemde bezoekers te helpen by het verteren van hun uitgaanskas. Daartusschen een enkele ggent van politie en misschien ook wel een rechercheur, die mij door zijn uiterlijk niet opvalt. Van welken kant zou Le Bouru nu komen? Zou hij me hier voor niets laten staan en was het plan niet gemeend? Ge lukkig, daar is hy. Spiedend kijkt hij rond en als hy me ontwaart staat hij een oogen- blik later naast me. Nu zal onze smokkel- tocht beginnen, door het duistere deel van de havenstad, die zoo veel ongerechtig heden in haar schuilhoeken verbergt. Een avond zal ik net zijn als zij, die hier leven van wat niet mag. Ik zal één avond deel hebben in de angst voor ontdekking, die aan het bestaan dezer lieden inhaerent is. Misschien zal ik ook de glorie meemaken van een geslaagde onderneming; misschien moet ik getuige zijn, of zelfs slachtoffer, van een mislukking, die immer dreigt. Hè, hè, Le Bouru, ik ben bly, dat je er bent. Ik voelde me hier in mijn eentje weinig op myn gemak en dacht er al over terug te gaan. Heeft hij de smokkelwaar soms al bij zich? Neen, we moeten het goedje eerst gaan halen. Ik zal dus de expeditie van het begin tot het einde mee maken, wat in ieder geval het voordeel heeft, dat ik een faze uit het smokkelbe drijf goed leer kennen. En daar is het me tenslotte ook om te doen. Een leeg huis. Aan den Noordelijken oever van de Oude Havei, de Quai du Port, ligt een huis, een van de vele oude gebouwen, die daar de omgeving zulk een schilderachtigen aanblik geven. Daarheen gaan we eerst. Het is niet ver en spoedig staan we voor de deur, die gesloten is. Het huis schijnt onbewoond, maar mijn gids gaat resoluut op de deur af, na eerst goed te hebben rond gekeken, of er ook onraad is. Niets te zien. Het is hier juist een donkere plek tusschen twee lantaarns in en rechts noch links schijnt gevaar te dreigen. Terwijl :k op den uitkijk sta, is Le Bouru al bij de deur. Hij belt niet, maar ik zie hem met zijn knokkels op 't hout trommelen, waar schijnlijk een afgesproken teeken. Na eenig wachten herhaalt hij het en dan gaat de deur ineens open. Mijn leidsman verdwijnt in het donkere gat, dat achter de deurope ning te zien is, en nu sta ik alleen. Ik heb beloofd op te letten, of de weg straks vrij is, als hij er weer uit komt, en in spanning sta ik te wachten. Daar komt iemand aangewandeld. Wat zou het we zen? Mijn hemel, wat een baantje heb ik hier, en die rustelooze angst hebben deze mannen dag-in dag-uit! Ik heb hier alleen maar op wacht te staan en nu begint mijn hart al sneller te kloppen. Ik zal er maar niets van aan mijn kameraad vertellen, als ik hem straks weer zie. De voorbijganger blijkt een gewone zee man te zijn. Hij is dus ongevaarlijk en spoedig is hij uit het gezicht verdwenen. Daar gaat de deur weer langzaam open en ik geef een teeken aan dengene, die er in het donker achter moet staan, dat de weg vrij is. Enkele oogenblikken later komt Le Bouru te voorschijn. Zijn jasje puilt iets meer uit dan tevoren, maar verder is er niets aan hem te zien, dat hij de verboden waar by zich heeft. Dezen kant op, zegt hy. En samen wandelen we zwijgend in de aangegeven richting. De haven langs tot aan den hoek, waar de breede Rue de la République op den Quai des Beiges aansluit. Instructies. Onderwijl begint Le Bouru mij nader instructies te geven. Als hij iemand tegen komt, van wien hij vermoedt, dat hij van de politie is (hy kan zoo iets beter zien dan ik), zal hy net doen, of hij me den weg wijst als aan een vreemdeling. In zooverre ligt mijn rol me dus wel. Maar als het ge vaar ernstige proporties aanneemt, moeten we er snel van door, ons niet om elkander bekommerend. Op de Place Marceau, ver der op, moeten we elkaar dan weer zien te treffen. Nu begrijp ik ineens de situatie. Ik werk tenslotte maar in een zeer lijdende rol aan het geval mee. In werkelijkheid ben ik een onderdeel van hun truc, doordat ik de aandacht van de politie moet afleiden en mij misschien door myn onhandigheid zal laten pakken, terwijl de ander vrij uit gaat. We gaan de Rue de la République op. De winkels zijn reeds lang gesloten en van de drukte van overdag is niet veel meer t e merken. Rustig wandelen we naast elkaar voort, alsof we niet bezig zijn ons aan een ergerlijke wetsovertredng schuldig te maken. Maar opeens begint mijn metgezel rad tegen me te praten. Hij legt me uit, hoe ik naar de Avenue de Paris moet komen, die overigens op onzen weg ligt, en gebruikt er een omhaal van woorden voor, dien ik nauwelijks meer kan volgen. Een voorbijganger kijkt ons wantrouwend aan, doch hij passeert ons, zonder iets te zeg gen. Dat was een „flic", fluistert myn makker me toe. Daar zijn we maar netjes aan een gevaar ontsnapt, vind ik. Te vroeg heb ik echter gejuicht. Le Bouru kykt eens om en meteen is hij er in snelle vaart vandoor. Natuurlijk kijk ik ook om en daar zie ik, dat de voorbijgan ger van zoo-even ons gevolgd is. Nu staat hy bij me. Ik loop door en tracht me goed te houden. Niet lang duurt zijn gezelschap, want plotseling neemt ook hij de beenen, achter myn metgezel aan, die een enor- men voorsprong heeft en spoedig om een hoek verdwijnt. Nog hijgend en wel komt zijn achtervol ger een tijdje later weer .naar me toe. Daar zul je het hebben! Kent u dien man, vraagt hij. Wel nee, hoe zou ik, probeer ik zoo flink mogelijk te antwoorden;- ik vroeg hem den weg en opeens is hij verdwenen. Ik begrijp er niets van! Vlucht in een taxi. De man gelooft me gelukkig en hy laat me verder gaan. ik vind het geval echter wel een beetje benauwend. Als die man my blijft volgen, zal Le Bouru wel heilig voor mijn gezelschap oppassen! Daar komt een taxi voorbij. Ik spring erin en roep luid het adres van mijn hotel, om allen argwaan den kop in te drukken. Word ik achtervolgd? Neen, het gaat goed. Bij het hotel doe ik net of ik iets moet halen en ik stap weer in, nu naar de Place Marceau. Deze heele episode zal misschien een kwartier geduurd hebben. Als ik met den chauffeur heb afgerekend staat plotseling iemand naast me. Toch weer onze achter volger? Neen, het is Le Bouru, die hier op me gewacht heeft. Hij wist wel, dat ik komen zou, zegt hij, en hij geeft me een pluimpje voor mijn escapads per auto. Daar ben ik waarempel nog trotsch op ook! Aan de Avenue de Paris, die we nu ver der afloopen, staan eenige krotwoningen op een open terrein. Hier moeten we blijk baar zyn. Daar zie ik Le Ré vérend staan, den leider van de bende, naast een onbe kende. Deze laatste moet de smokkelwaar hebben. Even een sluwe blik in het rond en het pak verwisselt van eigenaar. Tege lijkertijd krijgt Le Révérend een pakje ritselend bankpapier in handen. Men be taalt hier contant, want rekeningen worden niet uitgeschreven. Inmiddels is nu mijn smokkelavontuur geëindigd. Ik heb de spanningen meege maakt van dit beroep, waarin nog zooveel menschen werkzaam zyn in de havenstad. Het is tevens myn laatste dag geweest in Marseille. Onvergetelijke herinneringen draag ik eraan mee. Dag, mon ami, je bent een prettige kameraad geweest. Waar schijnlijk zal ik je wel nooit wéér zien. Dat spijt me (Zitting van 24 April). Tegen stilstaande auto gebotst. Op 15 Februari jl. wilde dr. L. uit Berk hout, die een auto-tochtje naar Alkmaar maakte met zijn gezin even wat in den hout, langs den Kennemerstraatweg onder Heiloo, gaan wandelen. Op dit moment naderde achter dr. L. een andere wagen en men wachtte met uitstappen tot deze gepasseerd zou zijn. Wie schetst hun ont steltenis toen de achterop rijdende wagen, bestuurd door J. P. M. uit Heiloo,- pardoes tegen hun auto opreed, waarbij de inzit tenden een niet onbelangrijke tuimeling maakten die niet geheel zonder gevolgen bleef. Op 3 April had M. zich terzake van dit feit te verantwoorden gehad doch was toen bij verstek veroordeeld tot 30 boete subs. 20 dagen hechtenis met intrekking van rij bewijs voor den tjjd van 4 maanden. Verd. was van dit vonnis in verzet ge komen en voerde heden aan dat hij de vo rige terechtzitting niet kon meemaken daar hij ziek was. M. zou niet hard gereden hebben en ver onderstelde op het moment dat hij dr. L. wilde passeeren te zijn geslipt waardoor hij diens auto niet meer kon ontwijken. Eisch: bevestiging vonnis van 3 April. Vonnis schriftelijk over één week. Van de karn die geen karn meer was. J. V. melkhandelaar te Alkmaar had op 9 September een tweetal ambtenaren der crisiscentrale aan de deur gekregen die hem vroegen of hy soms nog een karn in huis had. Hoewel het ding volgens V. ge heel onbruikbaar was hadden de ambtena ren van het feit toch procesverbaal opge maakt omdat verd. geen kaasproducent was en geen geiten e.d. hield. Als gemachtigde had V. afgevaardigd J. G. die verklaarde dat V. in geen 20 jaar gekarnd had en bevestigde dat de karn voor gebruik geheel ongeschikt was. Eisch 2 boete subs. 1 dag hechtenis en verbeurd-verklaring van de karn. De kan tonrechter achtte het relaas van den ge machtigde wel steekhoudend en besloot geen straf op te leggen doch de karn verbeurd te verklaren. Een habitué. A. K. een welbekend lid van het Eg- mondsche stroopers gilde had in de Berger duinen te zamen met zijn honden eenige konijnen het leven benomen en wandelde heden als iemand die zich volkomen „thuis" voelt op de groene tafel toe.' Na een gezellig praatje met den kanton rechter en den ambtenaar van het O. M. waarbij beide partijen het volledig met elkaar eens waren, besloot K. de straf van 3 dagen die hem werd opgelegd, maar meteen in aansluiting op te knappen met een serie andere. Dure uitjes. De groentenhandelaar L. H. O. uit Zuid- scharwoude had op 31 October in Alkmaar met zijn wagen met groenten, waaronder uien en bloemkool geloopen zonder dat hy in het bezit van een erkenning van de Den laatsten tijd h het publiek door middel van de Pers in verschiïtende toonaarden bekend gemaakt met het bestaan in verschillende gemeenten van Lucht beschermingsdiensten en de door deze te houden of gehouden oefeningen. Voor zoover de inwoners van Alkmaar hiermede nog niet bekend zouden zfjn, dlene alsnog, dat deze diensten plaatselijk door de Gemeentelijke Overheid georga niseerd worden om de burgerbevolking in tijd van oorlog zooveel mogelijk te be schermen tegen de gevaren, welke haar vanuit de lucht zullen bedreigen. De Lucht bescherming omvat alleen z.g. passieve maatregelen, door de burgerij zelve te nemen. Zij staat dus geheel buiten de militaire luchtverdediging, welke actieve middelen toepast. De door de gemeente tot stand te brengen organisatie omvat verschillende hulpdiensten, zooals Waarschuwings- en Alarmeeringsdienst, Opruimings- en Her- sfellingsdienet, Ontsmettingsdienst, Geneeskundige dienst, Brandweer, Politie, terwijl aan een goed georganiseerde verduistering, ingeval van eventueele aanvallen bij nacht, de grootste zorg moet worden besteed. Ook in onze gemeente heeft de Gemeentelijke Overheid te dien aanzien niet stil gezeten en is een Luchtbeschermingsdienst in het leven geroepen, bij de organisatie waarvan diverse hulpdiensten worden ingericht, onder bijstand van terzake kundige personen. Ofschoon van verschillende zijden medewerking wordt ondervonden, is het voor een goede organisatie onontbeerlijk, dat kan worden beschikt over een groot aantal personen, dat bereid is, één of andere functie bij één der hulpdiensten te bekleeden. Voor alle hulpdiensten is reeds een kern aanwezig, doch is aanvulling met personeel, dat zich vrijwillig voor een dergelijke functie aanbiedt, dringend noodzakelijk. Natuurlijk kan uitsluitend gebruik worden gemaakt van de diensten van hen, die in geval van oorlog niet onder de wapenen behoeven te komen. Een groot arbeidsveld ligt er uiteraard mede open voor vrouwelijke hulp. Waar een goede organisatie van den Luchtbeschermingsdienst alleen tot stand fom worden gebracht, wanneer men van veler medewerking verzekerd is, doet het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst, met inachtneming van het hiervoren bepaalde EEN ERNSTIG BEROEP, ZOOWEL OP HET MANNELIJK ALS HET VROUWE LIJK DEEL DER BURGERIJ, VAN ALLEN RANG OF STAND, VAN ALKMAAR OM ZICH VOOR EEN FUNCTIE BIJ DEN LUCHTBESCHERMINGSDIENST OP TE GEVEN. Waar het in de bedoeling ligt nog dit jaar een groote Luchtbeschermmgsoefte- ning in deze gemeente te houden, wordt spoedige aanmelding, in ieder geval vóór 15 Mei 1936, welke schriftelijk of mondeling aan het Hoofd van den Luchtbescher mingsdienst, Bureau van Politie alhier, kan geschieden, verzocht. Het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst, De Commissaris van Politie, WALRAVEN. groenten- en fruit-centrale was. Verd. maakte heden betere zaken aan gezien hij den kantonrechter wist te over tuigen dat hij op den dag der overtreding wel in het bezit van een vergunning was, doch deze niet by zich had gedragen. Wel licht was de kantonrechter mede verheugd door het feit dat O. intusschen in den echt was getreden, althans de eisch van den ambtenaar ad 4 subs. 4 dagen werd ge wijzigd in 2 subs. 1 dag. Een bank waarop men niet mag zitten. Ph. G. uit Egmond had voor het gemak op 25 November plaats genomen op de vensterbank van de étalage van den winkel van den heer Liefting uit Egmond. De winkelier die blykbaar de heeren al meer dere malen had gewaarschuwd haalde er in arremoede de politie by, die G., die een van de vaste klanten bleek te zyn, verba liseerde. G. die nogal bezwaar tegen het proces verbaal maakte, vertelde o.a. dat je nu in Egmond vrijwel heelemaal niets meer mocht. Eisch 5 boete of 5 dagen hechtenis. Uitspraak 2.50 boete of 2 dagen hechtenis. Parkeerweeën. De kruidenier C. B. uit Zype had op een Donderdagmorgen te Schagen eenige klan ten willen aandoen. Op dien dag is het te Schagen blykbaar markt en zijn de par keerplaatsen, die trouwens danig prijzig blijken te zijn, druk bezet. B. had het er dan ook maar op gewaagd om ondanks het parkeer-verbod zijn wagen voor de deur by een klant te laten staan en was vermoedelijk vanwege de gezellig heid wat al te lang binnen gebleven. Een proces-verbaal was hiervan het ge volg en verd. beklaagde zich erover wat hy eigenlijk met Vijn wagen moest beginnen, aangezien hy maar heel kort bij den klant geweest zou zyn. Zijn verweer vond blijkbaar goed gehoor by den kantonrechter die den eisch ad 4 en 4 dagen wijzigde in 1 boete of 1 dag hechtenis. Van remmen en een vreemden passagier. De koopman A. B. T. uit Zijpe had op 4 Maart met zyn auto op den West-Friesche dijk gereden toen voor hem een luxe auto stopte. Hieruit was een persoon gestegen die T. aanhield, instapte en hem toevoeg de: „trap eens op je rem". T. die blykbaar gewend is te gehoorzamen had zich toch door de vreemde houding van zijn onver- wachten passagier eenigszins zenuwachtig gemaakt en drukte zooals hy dat heden zelf ter terechtszitting aanvoerde by vergissing op het gaspedaal. Hieruit zou volgens hem het proces-verbaal zyn ont staan aangezien de controleerende ambte naar vastgesteld had de wagen wel 26 M. doorgereden was, toen T. bij een snelheid van 20 K. M. plotseling moest stoppen. T. die de wagen daarna naar de garage had gebracht vertelde hoe de reparateur ver klaard had dat de remmen heelemaal niet zoo slecht waren. Bovendien reed T. al ge- ruimen tyd en had nog nooit ongelukken gemaakt. De ambtenaar die speciaal de voetrem een zeer belangrijk onderdeel achtte eisch- te tegen T 15 boete subs. 15 dagen. Vonnis schriftelijk over 8 dagen. Aan vrachtauto vastgehouden. De ijzerwerker D. S. had zich op 4 Maart j.1., terwijl hij tegen 'n stijven noord-ooster Parijsche racketeers. (Van onzen correspondent). In een wereldstad als Parijs krioelt het van boeven. Ieder die op een eerlijke manier zyn brood verdient, wat in de tijden die we beleven al moeilijk genoeg is, en in het bijzonder zy die een sommetje hebben overge spaard voor den ouden dag, staan voortdurend bloot aan pogingen om hun goede geld afhandig te maken. En ze geven daarbij blijk van zulk een geraffineerde handigheid, bedenken zulke knappe combinaties, zulke on- weerstaanare verleidingen, dat ze heel dikwijls succes hebben. Over de „racketeers", dat speciale soort roaitres-chanteurs dat zich in het bijzon der toelegt op het afpersen van een schat ting van houders van bars en nachtcafé s, is vroeger al eens wat verteld, un corpo ratie is weer in het bijzonder naar voren gekomen by gelegenheid van een al zeer brutalen moord op den eigenaar van „Gerny's bar", die een bekend man in de Parijsche nacht-wereld moet zijn geweest, en dien vier jongelui (welke men nog steeds, na een week of drie, niet heeft kun nen terugvinden) 's morgens op klaar lichten dag in zyn bed zijn komen dood schieten. De politie, inziende dat dit nu toch een beetje al te gek werd, heeft thans een afzonderlijke brigade gevormd om dezen Amerikaanschen vorm van misda digheid wat in toom te houden. Ditmaal iets over een andere Parijsche plaag: de woekeraars. Er zijn vele graden van gemeenheid in de misdaad. Iemand die een groot lichaam een bank, een rijken financier besteelt, be kijken wij met andere oogen dan iemand die arme menschen berooft van het hoogst- noodige. Iemand die een kind mishandelt is oneindig veel minderwaardiger dan de gene die een ander aanvalt „van zijn portuur". De jury hier heeft terecht een zekere toegefelijkheid voor passionneele misdrijven al gaat ze daarin naar onze opvattingen veel te ver, maar is even te recht onverbiddelijk voor den sluipmoor denaar, wien het om den buit te doen is. Wat wij in den woekeraar zoo laag achten is dat hij, behoudens de zeldzame uitzon dering van den „fils de familie" die schulden gemaakt heeft of niet wachten kan op een toekomstige erfenis, zijn be roep uitoefent ten koste van de slechtst- bedeelden in onze maatschappij. Een geval van uitzuigery. Een geval uitzuigerij, dat zich hier om zoo te zeggen dagelijks voordoet is het volgende. Een kleine ambtenaar of employé, met een bescheiden salaris, staat voor een plot selinge uitgaaf die zijn budget te boven gaat. Bij voorbeeld zijn jonge vrouw wordt ziek; de dokter constateert tuber culose, en schrijft een verblijf in het Zui den of in de bergen voor. Aan een voor schot is niet te denken, maar een niet- uitvoeren van het medische voorschrift staat gelijk met een doodvonnis. De man gaat daarom op zoek naar iemand die hem het benoodigde geld bezorgen kan. Zijn oog valt op een van de talrijke adverten ties in de bladen, waarin een instelling met een veelbelovenden naam aankondigt dat ze voorschotten geeft aan ambtenaren en andere gesalarieerden, tegen een zeer lage rente, en zelfs zonder onderpand. Hij zoekt den weldoener op, en kom daarmee in het web van den woekeraar terecht. De heeren op het kantoor waar hy zich aanmeldt zijn vol begrip en mededoogen. Ze zijn volkomen bereid hem, te helpen, hem de zevenduizend francs te bezorgen, die zijn vrouw haar gezondheid moeten weergeven. Ze vragen de noodige bijzon derheden, laten hem een voorschot betalen voor hun onkosten. Een paar dagen later wordt hij opgeroepen, en hoort tot zijn on metelijke vreugde dat het wel gaan zal. Het geld is er. Dat de vriendelijke bemid delaars er duizend francs opleggen voor hun commissie mag als niet meer dan normaal beschouwd worden ze moeten óók leven. Wat de afbetaling betreft, ook daarin zijn ze geneigd zich toeschietelijk te toonen. Men zal hem twee jaar tijd geven. Hij moet zich verbinden gedurende die twee jaar maandelijks zeshonderd vijf- en-twintig frs. af te doen. De man maakt een berekening. „Maa' dat geeft een totaal van vijftienduizenc francs!" roept hij uit. „Dan betaal ik toch veel te veel! Meer dan het dubbele!" „Kijk eens, waarde heer", wordt hem geantwoord, „u moet niet vergeten dat wij zelf verplicht zijn het geld dat wij u geven te leenen, tegen een zeer hooge rente. Men rekent ons vijftien procent voor drie maanden. Als wij het dan terug geven hebben wy dus negentienhonderd francs uitgegeven, en wy hebben van u nog maar achttienhonderd vijfen-zeventig francs teruggehad. Ons risico is dus zeer groot, en u weet dat uw salaris als amb- tenar slechts voor een tiende in beslag genomen kan worden. Wy kunnen dus on mogelijk voordeeliger condities geven. Maar u bent vrij ze al of niet aan te nemen." De ongelukkige aarzelt nog maar er is geen andere uitweg. Hy kan by niemand anders terecht, en zyn vrouw ligt thuis naar adem te hijgenHij accepteert. „Daar doet u verstandig aan", zegt de vriendelijke directeur. „Alles is al gereed gemaakt. Wilt u maar teekenen? Hier zijn de vier-en-twintig accepten. Hier is het contract. En hier heb ik het geld." In het contract verklaart de leener dat hy een som van vijftienduizend francs schuldig is, waarvoor hij vier-en-twintig maandelijksche accepten teekent. Mocht een termijn op den vervaldag niet betaald worden, dan wordt na in gebreke stelling de geheele schuld binnen vier dagen opeischbaar, en draagt voortaan een rente van vyf-en-twintig procent De man teekent, teekent alles wat men wil. Hij krijgt 't geld, zevenduizend francs. Hij stuurt zijn vrouw naar buiten en leeft zoo zuinig mogelijk om zijn schuld gere geld te kunnen afdoen. Eenige maanden lang gaat het goed. Zijn vrouw komt te rug; ze is veel beter, maar moet nog een overvloedige voeding hebben. Omdat de niddelen daarvoor niet toereikend zijn komt het oogenblik waarop de woekeraar gewacht heeft de termijn kan niet be taald worden. Den dag daarna volgt de sommatie, die het volle bedrag opeischbaar maakt. De man gaat naar het bureau, pleit, smeekt. Men toont zich, nadat hij lang aan gehouden heeft, bereid hem één maand uitstel te geven, op voorwaarde dat hy er nóg een accept bijteekent. De vrouw wordt weer ziek, en sterft eindelijk. De kosten van de begrafenis brengen het ma gere budget heelemaal in de war. Maar nu zyn de schuldeischers volstrekt onverbid delijk geworden en eischen onmiddellijk het geheele bedrag. En met hun dreige menten, steunend op de wet en op de handteekening van den leener, maken ze het hem zóó ondragelijk, dat hij zijn oude moeder overhaalt het huisje te verkoopen waarin ze haar laatste dagen hoopte te slijten. Zoo krijgen de heeren geldschie ters, dank zij de voorzichtige bepaling, die ze in 't contract hebben gezet, hun vijf tienduizend francs, plus de kosten, heel wat gauwer dan in twee jaar binnen. Ze hebben in een maand of tien honderd twintig procent van hun geld gemaakt.... Andere manieren. Naast deze gevallen, die elkander in ein- delooze verscheidenheid opvolgen, maar waarbij de woekeraar althans nog een zeker bedrag geeft en een zeker risico loopt, zijn er nog veel meer waarbij hij volstrekt niets waagt, en zeker is van zijn winst. Het zijn die waarbij hij zich, op aandrang van zijn slachtoffer, verbindt pogingen te doen een anderen geldschieter te vinden, omdat het hemzelf op het oogenblik niet convenieert. Hij laat daartoe een provisie storten voor het plaatsen van advertenties in de daar voor geëigende bladen, waarvan het over schot zal worden terugbetaald indien er van de leening niets komen mocht. Inderdaad plaatst hij de advertenties maar hy plaatst ze in eenige kleine chantage-blaad- jes, die hier welig tieren, en die niemand leest. Het officieele tarief vermeldt: „Aan vragen van kapitaal, 20 francs per regel". Tegen dien prijs worden ze den candidaat- leener dan ook berekend, maar de woe keraar betaalt er zelf hoogstens drie francs per regel voor, meestal, als goede klant, nog minder. En als de provisie op die ma nier is opgebruikt, en voor vier-vyfden in den zak van den woekeraar terechtgeko men is, laat hij den ongeduldig wachtende weten, dat zich tót zijn leedwezen niemand heeft aangemeld om het geld te fournee- ren, dat de provisie verbruikt is de be- :js-exemplaren zyn erby maar dat hij zijn pogingen voortzet, en waarschuwen zal als er iets komt. En in het kantoor wordt het dossier van X. afgelegd. Een handige combinatie is ook die, waar bij twee banken, laat ons zeggen „De Voor zienigheid van den Burgerstand en e „Bank voor Ecot.omischen Bijstand sa menwerken. Ze behooren natuurlijk aan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 13