IN DONKER MARSEILLE.
JlecfiU<zake*i
LUCHTBESCHERMINGSDIENST ALKMAAR.
HET WITTE POEDER;
ALKMAAR8CHE COURANT van ZATERDAG 25 APRIL 1936
Een spannend avontuur dat bijna nog verkeerd afliep.
GEHEIMZINNIG GEDOE.
Kantongerecht te Alkmaar.
WOEKERAARS EN HUN
METHODEN.
IV,
(Van onzen R.-Redacteur).
Schaduwen bewegen in de schaars ver
lichte straten van de oude stad. Terwijl Ik
in een hoekje van de Place Vivaux sta te
wachten op myn vriend Le Bouru, kijk ik
de menschen eens aan, die voorbij gaan:
zeelieden die hier wellicht een belangrijk
deel van hun gage zullen verliezen, man
nen die nog nooit misschien gewerkt heb
ben en leven van allerlei inkomsten die
door duistere praktijken worden verkre
gen, vrouwen die bereid zijn de vreemde
bezoekers te helpen by het verteren van
hun uitgaanskas. Daartusschen een enkele
ggent van politie en misschien ook wel een
rechercheur, die mij door zijn uiterlijk niet
opvalt.
Van welken kant zou Le Bouru nu
komen? Zou hij me hier voor niets laten
staan en was het plan niet gemeend? Ge
lukkig, daar is hy. Spiedend kijkt hij rond
en als hy me ontwaart staat hij een oogen-
blik later naast me. Nu zal onze smokkel-
tocht beginnen, door het duistere deel van
de havenstad, die zoo veel ongerechtig
heden in haar schuilhoeken verbergt. Een
avond zal ik net zijn als zij, die hier leven
van wat niet mag. Ik zal één avond deel
hebben in de angst voor ontdekking, die
aan het bestaan dezer lieden inhaerent is.
Misschien zal ik ook de glorie meemaken
van een geslaagde onderneming; misschien
moet ik getuige zijn, of zelfs slachtoffer,
van een mislukking, die immer dreigt.
Hè, hè, Le Bouru, ik ben bly, dat je er
bent. Ik voelde me hier in mijn eentje
weinig op myn gemak en dacht er al over
terug te gaan. Heeft hij de smokkelwaar
soms al bij zich? Neen, we moeten het
goedje eerst gaan halen. Ik zal dus de
expeditie van het begin tot het einde mee
maken, wat in ieder geval het voordeel
heeft, dat ik een faze uit het smokkelbe
drijf goed leer kennen. En daar is het me
tenslotte ook om te doen.
Een leeg huis.
Aan den Noordelijken oever van de
Oude Havei, de Quai du Port, ligt een huis,
een van de vele oude gebouwen, die daar
de omgeving zulk een schilderachtigen
aanblik geven. Daarheen gaan we eerst.
Het is niet ver en spoedig staan we voor
de deur, die gesloten is. Het huis schijnt
onbewoond, maar mijn gids gaat resoluut
op de deur af, na eerst goed te hebben
rond gekeken, of er ook onraad is. Niets te
zien. Het is hier juist een donkere plek
tusschen twee lantaarns in en rechts noch
links schijnt gevaar te dreigen. Terwijl :k
op den uitkijk sta, is Le Bouru al bij de
deur. Hij belt niet, maar ik zie hem met
zijn knokkels op 't hout trommelen, waar
schijnlijk een afgesproken teeken. Na eenig
wachten herhaalt hij het en dan gaat de
deur ineens open. Mijn leidsman verdwijnt
in het donkere gat, dat achter de deurope
ning te zien is, en nu sta ik alleen.
Ik heb beloofd op te letten, of de weg
straks vrij is, als hij er weer uit komt, en
in spanning sta ik te wachten. Daar komt
iemand aangewandeld. Wat zou het we
zen? Mijn hemel, wat een baantje heb ik
hier, en die rustelooze angst hebben deze
mannen dag-in dag-uit! Ik heb hier alleen
maar op wacht te staan en nu begint mijn
hart al sneller te kloppen. Ik zal er maar
niets van aan mijn kameraad vertellen, als
ik hem straks weer zie.
De voorbijganger blijkt een gewone zee
man te zijn. Hij is dus ongevaarlijk en
spoedig is hij uit het gezicht verdwenen.
Daar gaat de deur weer langzaam open en
ik geef een teeken aan dengene, die er in
het donker achter moet staan, dat de weg
vrij is. Enkele oogenblikken later komt Le
Bouru te voorschijn. Zijn jasje puilt iets
meer uit dan tevoren, maar verder is er
niets aan hem te zien, dat hij de verboden
waar by zich heeft.
Dezen kant op, zegt hy. En samen
wandelen we zwijgend in de aangegeven
richting. De haven langs tot aan den hoek,
waar de breede Rue de la République op
den Quai des Beiges aansluit.
Instructies.
Onderwijl begint Le Bouru mij nader
instructies te geven. Als hij iemand tegen
komt, van wien hij vermoedt, dat hij van
de politie is (hy kan zoo iets beter zien
dan ik), zal hy net doen, of hij me den weg
wijst als aan een vreemdeling. In zooverre
ligt mijn rol me dus wel. Maar als het ge
vaar ernstige proporties aanneemt, moeten
we er snel van door, ons niet om elkander
bekommerend. Op de Place Marceau, ver
der op, moeten we elkaar dan weer zien
te treffen.
Nu begrijp ik ineens de situatie. Ik werk
tenslotte maar in een zeer lijdende rol aan
het geval mee. In werkelijkheid ben ik
een onderdeel van hun truc, doordat ik de
aandacht van de politie moet afleiden en
mij misschien door myn onhandigheid zal
laten pakken, terwijl de ander vrij uit gaat.
We gaan de Rue de la République op. De
winkels zijn reeds lang gesloten en van de
drukte van overdag is niet veel meer t e
merken. Rustig wandelen we naast elkaar
voort, alsof we niet bezig zijn ons aan
een ergerlijke wetsovertredng schuldig te
maken. Maar opeens begint mijn metgezel
rad tegen me te praten. Hij legt me uit,
hoe ik naar de Avenue de Paris moet
komen, die overigens op onzen weg ligt, en
gebruikt er een omhaal van woorden voor,
dien ik nauwelijks meer kan volgen. Een
voorbijganger kijkt ons wantrouwend aan,
doch hij passeert ons, zonder iets te zeg
gen. Dat was een „flic", fluistert myn
makker me toe. Daar zijn we maar netjes
aan een gevaar ontsnapt, vind ik.
Te vroeg heb ik echter gejuicht. Le
Bouru kykt eens om en meteen is hij er in
snelle vaart vandoor. Natuurlijk kijk ik
ook om en daar zie ik, dat de voorbijgan
ger van zoo-even ons gevolgd is. Nu staat
hy bij me. Ik loop door en tracht me goed
te houden. Niet lang duurt zijn gezelschap,
want plotseling neemt ook hij de beenen,
achter myn metgezel aan, die een enor-
men voorsprong heeft en spoedig om een
hoek verdwijnt.
Nog hijgend en wel komt zijn achtervol
ger een tijdje later weer .naar me toe. Daar
zul je het hebben!
Kent u dien man, vraagt hij.
Wel nee, hoe zou ik, probeer ik zoo
flink mogelijk te antwoorden;- ik vroeg
hem den weg en opeens is hij verdwenen.
Ik begrijp er niets van!
Vlucht in een taxi.
De man gelooft me gelukkig en hy laat
me verder gaan. ik vind het geval echter
wel een beetje benauwend. Als die man
my blijft volgen, zal Le Bouru wel heilig
voor mijn gezelschap oppassen! Daar komt
een taxi voorbij. Ik spring erin en roep
luid het adres van mijn hotel, om allen
argwaan den kop in te drukken. Word ik
achtervolgd? Neen, het gaat goed. Bij het
hotel doe ik net of ik iets moet halen en
ik stap weer in, nu naar de Place Marceau.
Deze heele episode zal misschien een
kwartier geduurd hebben. Als ik met den
chauffeur heb afgerekend staat plotseling
iemand naast me. Toch weer onze achter
volger? Neen, het is Le Bouru, die hier op
me gewacht heeft. Hij wist wel, dat ik
komen zou, zegt hij, en hij geeft me een
pluimpje voor mijn escapads per auto.
Daar ben ik waarempel nog trotsch op ook!
Aan de Avenue de Paris, die we nu ver
der afloopen, staan eenige krotwoningen
op een open terrein. Hier moeten we blijk
baar zyn. Daar zie ik Le Ré vérend staan,
den leider van de bende, naast een onbe
kende. Deze laatste moet de smokkelwaar
hebben. Even een sluwe blik in het rond
en het pak verwisselt van eigenaar. Tege
lijkertijd krijgt Le Révérend een pakje
ritselend bankpapier in handen. Men be
taalt hier contant, want rekeningen worden
niet uitgeschreven.
Inmiddels is nu mijn smokkelavontuur
geëindigd. Ik heb de spanningen meege
maakt van dit beroep, waarin nog zooveel
menschen werkzaam zyn in de havenstad.
Het is tevens myn laatste dag geweest in
Marseille. Onvergetelijke herinneringen
draag ik eraan mee. Dag, mon ami, je bent
een prettige kameraad geweest. Waar
schijnlijk zal ik je wel nooit wéér zien.
Dat spijt me
(Zitting van 24 April).
Tegen stilstaande auto gebotst.
Op 15 Februari jl. wilde dr. L. uit Berk
hout, die een auto-tochtje naar Alkmaar
maakte met zijn gezin even wat in den
hout, langs den Kennemerstraatweg onder
Heiloo, gaan wandelen. Op dit moment
naderde achter dr. L. een andere wagen
en men wachtte met uitstappen tot deze
gepasseerd zou zijn. Wie schetst hun ont
steltenis toen de achterop rijdende wagen,
bestuurd door J. P. M. uit Heiloo,- pardoes
tegen hun auto opreed, waarbij de inzit
tenden een niet onbelangrijke tuimeling
maakten die niet geheel zonder gevolgen
bleef.
Op 3 April had M. zich terzake van dit
feit te verantwoorden gehad doch was toen
bij verstek veroordeeld tot 30 boete subs.
20 dagen hechtenis met intrekking van rij
bewijs voor den tjjd van 4 maanden.
Verd. was van dit vonnis in verzet ge
komen en voerde heden aan dat hij de vo
rige terechtzitting niet kon meemaken daar
hij ziek was.
M. zou niet hard gereden hebben en ver
onderstelde op het moment dat hij dr. L.
wilde passeeren te zijn geslipt waardoor
hij diens auto niet meer kon ontwijken.
Eisch: bevestiging vonnis van 3 April.
Vonnis schriftelijk over één week.
Van de karn die geen karn meer
was.
J. V. melkhandelaar te Alkmaar had op
9 September een tweetal ambtenaren der
crisiscentrale aan de deur gekregen die
hem vroegen of hy soms nog een karn in
huis had. Hoewel het ding volgens V. ge
heel onbruikbaar was hadden de ambtena
ren van het feit toch procesverbaal opge
maakt omdat verd. geen kaasproducent
was en geen geiten e.d. hield.
Als gemachtigde had V. afgevaardigd J.
G. die verklaarde dat V. in geen 20 jaar
gekarnd had en bevestigde dat de karn
voor gebruik geheel ongeschikt was.
Eisch 2 boete subs. 1 dag hechtenis en
verbeurd-verklaring van de karn. De kan
tonrechter achtte het relaas van den ge
machtigde wel steekhoudend en besloot geen
straf op te leggen doch de karn verbeurd
te verklaren.
Een habitué.
A. K. een welbekend lid van het Eg-
mondsche stroopers gilde had in de Berger
duinen te zamen met zijn honden eenige
konijnen het leven benomen en wandelde
heden als iemand die zich volkomen „thuis"
voelt op de groene tafel toe.'
Na een gezellig praatje met den kanton
rechter en den ambtenaar van het O. M.
waarbij beide partijen het volledig met
elkaar eens waren, besloot K. de straf van
3 dagen die hem werd opgelegd, maar
meteen in aansluiting op te knappen met
een serie andere.
Dure uitjes.
De groentenhandelaar L. H. O. uit Zuid-
scharwoude had op 31 October in Alkmaar
met zijn wagen met groenten, waaronder
uien en bloemkool geloopen zonder dat hy
in het bezit van een erkenning van de
Den laatsten tijd h het publiek door middel van de Pers in verschiïtende
toonaarden bekend gemaakt met het bestaan in verschillende gemeenten van Lucht
beschermingsdiensten en de door deze te houden of gehouden oefeningen.
Voor zoover de inwoners van Alkmaar hiermede nog niet bekend zouden zfjn,
dlene alsnog, dat deze diensten plaatselijk door de Gemeentelijke Overheid georga
niseerd worden om de burgerbevolking in tijd van oorlog zooveel mogelijk te be
schermen tegen de gevaren, welke haar vanuit de lucht zullen bedreigen. De Lucht
bescherming omvat alleen z.g. passieve maatregelen, door de burgerij zelve te nemen.
Zij staat dus geheel buiten de militaire luchtverdediging, welke actieve middelen
toepast.
De door de gemeente tot stand te brengen organisatie omvat verschillende
hulpdiensten, zooals Waarschuwings- en Alarmeeringsdienst, Opruimings- en Her-
sfellingsdienet, Ontsmettingsdienst, Geneeskundige dienst, Brandweer, Politie, terwijl
aan een goed georganiseerde verduistering, ingeval van eventueele aanvallen bij
nacht, de grootste zorg moet worden besteed.
Ook in onze gemeente heeft de Gemeentelijke Overheid te dien aanzien niet stil
gezeten en is een Luchtbeschermingsdienst in het leven geroepen, bij de organisatie
waarvan diverse hulpdiensten worden ingericht, onder bijstand van terzake kundige
personen.
Ofschoon van verschillende zijden medewerking wordt ondervonden, is het voor
een goede organisatie onontbeerlijk, dat kan worden beschikt over een groot aantal
personen, dat bereid is, één of andere functie bij één der hulpdiensten te bekleeden.
Voor alle hulpdiensten is reeds een kern aanwezig, doch is aanvulling met personeel,
dat zich vrijwillig voor een dergelijke functie aanbiedt, dringend noodzakelijk.
Natuurlijk kan uitsluitend gebruik worden gemaakt van de diensten van hen, die in
geval van oorlog niet onder de wapenen behoeven te komen. Een groot arbeidsveld
ligt er uiteraard mede open voor vrouwelijke hulp.
Waar een goede organisatie van den Luchtbeschermingsdienst alleen tot stand fom
worden gebracht, wanneer men van veler medewerking verzekerd is, doet het Hoofd
van den Luchtbeschermingsdienst, met inachtneming van het hiervoren bepaalde
EEN ERNSTIG BEROEP, ZOOWEL OP HET MANNELIJK ALS HET VROUWE
LIJK DEEL DER BURGERIJ, VAN ALLEN RANG OF STAND, VAN ALKMAAR
OM ZICH VOOR EEN FUNCTIE BIJ DEN LUCHTBESCHERMINGSDIENST OP
TE GEVEN.
Waar het in de bedoeling ligt nog dit jaar een groote Luchtbeschermmgsoefte-
ning in deze gemeente te houden, wordt spoedige aanmelding, in ieder geval vóór
15 Mei 1936, welke schriftelijk of mondeling aan het Hoofd van den Luchtbescher
mingsdienst, Bureau van Politie alhier, kan geschieden, verzocht.
Het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst,
De Commissaris van Politie,
WALRAVEN.
groenten- en fruit-centrale was.
Verd. maakte heden betere zaken aan
gezien hij den kantonrechter wist te over
tuigen dat hij op den dag der overtreding
wel in het bezit van een vergunning was,
doch deze niet by zich had gedragen. Wel
licht was de kantonrechter mede verheugd
door het feit dat O. intusschen in den echt
was getreden, althans de eisch van den
ambtenaar ad 4 subs. 4 dagen werd ge
wijzigd in 2 subs. 1 dag.
Een bank waarop men niet mag
zitten.
Ph. G. uit Egmond had voor het gemak
op 25 November plaats genomen op de
vensterbank van de étalage van den winkel
van den heer Liefting uit Egmond. De
winkelier die blykbaar de heeren al meer
dere malen had gewaarschuwd haalde er
in arremoede de politie by, die G., die een
van de vaste klanten bleek te zyn, verba
liseerde.
G. die nogal bezwaar tegen het proces
verbaal maakte, vertelde o.a. dat je nu in
Egmond vrijwel heelemaal niets meer
mocht.
Eisch 5 boete of 5 dagen hechtenis.
Uitspraak 2.50 boete of 2 dagen hechtenis.
Parkeerweeën.
De kruidenier C. B. uit Zype had op een
Donderdagmorgen te Schagen eenige klan
ten willen aandoen. Op dien dag is het te
Schagen blykbaar markt en zijn de par
keerplaatsen, die trouwens danig prijzig
blijken te zijn, druk bezet.
B. had het er dan ook maar op gewaagd
om ondanks het parkeer-verbod zijn wagen
voor de deur by een klant te laten staan
en was vermoedelijk vanwege de gezellig
heid wat al te lang binnen gebleven.
Een proces-verbaal was hiervan het ge
volg en verd. beklaagde zich erover wat hy
eigenlijk met Vijn wagen moest beginnen,
aangezien hy maar heel kort bij den klant
geweest zou zyn.
Zijn verweer vond blijkbaar goed gehoor
by den kantonrechter die den eisch ad 4
en 4 dagen wijzigde in 1 boete of 1 dag
hechtenis.
Van remmen en een vreemden
passagier.
De koopman A. B. T. uit Zijpe had op 4
Maart met zyn auto op den West-Friesche
dijk gereden toen voor hem een luxe auto
stopte. Hieruit was een persoon gestegen
die T. aanhield, instapte en hem toevoeg
de: „trap eens op je rem". T. die blykbaar
gewend is te gehoorzamen had zich toch
door de vreemde houding van zijn onver-
wachten passagier eenigszins zenuwachtig
gemaakt en drukte zooals hy dat heden
zelf ter terechtszitting aanvoerde by
vergissing op het gaspedaal. Hieruit zou
volgens hem het proces-verbaal zyn ont
staan aangezien de controleerende ambte
naar vastgesteld had de wagen wel 26 M.
doorgereden was, toen T. bij een snelheid
van 20 K. M. plotseling moest stoppen.
T. die de wagen daarna naar de garage had
gebracht vertelde hoe de reparateur ver
klaard had dat de remmen heelemaal niet
zoo slecht waren. Bovendien reed T. al ge-
ruimen tyd en had nog nooit ongelukken
gemaakt.
De ambtenaar die speciaal de voetrem
een zeer belangrijk onderdeel achtte eisch-
te tegen T 15 boete subs. 15 dagen.
Vonnis schriftelijk over 8 dagen.
Aan vrachtauto vastgehouden.
De ijzerwerker D. S. had zich op 4 Maart
j.1., terwijl hij tegen 'n stijven noord-ooster
Parijsche racketeers.
(Van onzen correspondent).
In een wereldstad als Parijs krioelt
het van boeven. Ieder die op een
eerlijke manier zyn brood verdient,
wat in de tijden die we beleven al
moeilijk genoeg is, en in het bijzonder
zy die een sommetje hebben overge
spaard voor den ouden dag, staan
voortdurend bloot aan pogingen om
hun goede geld afhandig te maken.
En ze geven daarbij blijk van zulk een
geraffineerde handigheid, bedenken
zulke knappe combinaties, zulke on-
weerstaanare verleidingen, dat ze heel
dikwijls succes hebben.
Over de „racketeers", dat speciale soort
roaitres-chanteurs dat zich in het bijzon
der toelegt op het afpersen van een schat
ting van houders van bars en nachtcafé s,
is vroeger al eens wat verteld, un corpo
ratie is weer in het bijzonder naar voren
gekomen by gelegenheid van een al zeer
brutalen moord op den eigenaar van
„Gerny's bar", die een bekend man in de
Parijsche nacht-wereld moet zijn geweest,
en dien vier jongelui (welke men nog
steeds, na een week of drie, niet heeft kun
nen terugvinden) 's morgens op klaar
lichten dag in zyn bed zijn komen dood
schieten. De politie, inziende dat dit nu
toch een beetje al te gek werd, heeft thans
een afzonderlijke brigade gevormd om
dezen Amerikaanschen vorm van misda
digheid wat in toom te houden. Ditmaal
iets over een andere Parijsche plaag: de
woekeraars.
Er zijn vele graden van gemeenheid in
de misdaad. Iemand die een groot lichaam
een bank, een rijken financier besteelt, be
kijken wij met andere oogen dan iemand
die arme menschen berooft van het hoogst-
noodige. Iemand die een kind mishandelt
is oneindig veel minderwaardiger dan de
gene die een ander aanvalt „van zijn
portuur". De jury hier heeft terecht een
zekere toegefelijkheid voor passionneele
misdrijven al gaat ze daarin naar onze
opvattingen veel te ver, maar is even te
recht onverbiddelijk voor den sluipmoor
denaar, wien het om den buit te doen is.
Wat wij in den woekeraar zoo laag achten
is dat hij, behoudens de zeldzame uitzon
dering van den „fils de familie" die
schulden gemaakt heeft of niet wachten
kan op een toekomstige erfenis, zijn be
roep uitoefent ten koste van de slechtst-
bedeelden in onze maatschappij.
Een geval van uitzuigery.
Een geval uitzuigerij, dat zich hier om
zoo te zeggen dagelijks voordoet is het
volgende.
Een kleine ambtenaar of employé, met
een bescheiden salaris, staat voor een plot
selinge uitgaaf die zijn budget te boven
gaat. Bij voorbeeld zijn jonge vrouw
wordt ziek; de dokter constateert tuber
culose, en schrijft een verblijf in het Zui
den of in de bergen voor. Aan een voor
schot is niet te denken, maar een niet-
uitvoeren van het medische voorschrift
staat gelijk met een doodvonnis. De man
gaat daarom op zoek naar iemand die hem
het benoodigde geld bezorgen kan. Zijn
oog valt op een van de talrijke adverten
ties in de bladen, waarin een instelling met
een veelbelovenden naam aankondigt dat
ze voorschotten geeft aan ambtenaren en
andere gesalarieerden, tegen een zeer lage
rente, en zelfs zonder onderpand. Hij zoekt
den weldoener op, en kom daarmee in het
web van den woekeraar terecht.
De heeren op het kantoor waar hy zich
aanmeldt zijn vol begrip en mededoogen.
Ze zijn volkomen bereid hem, te helpen,
hem de zevenduizend francs te bezorgen,
die zijn vrouw haar gezondheid moeten
weergeven. Ze vragen de noodige bijzon
derheden, laten hem een voorschot betalen
voor hun onkosten. Een paar dagen later
wordt hij opgeroepen, en hoort tot zijn on
metelijke vreugde dat het wel gaan zal.
Het geld is er. Dat de vriendelijke bemid
delaars er duizend francs opleggen voor
hun commissie mag als niet meer dan
normaal beschouwd worden ze moeten
óók leven. Wat de afbetaling betreft, ook
daarin zijn ze geneigd zich toeschietelijk
te toonen. Men zal hem twee jaar tijd
geven. Hij moet zich verbinden gedurende
die twee jaar maandelijks zeshonderd vijf-
en-twintig frs. af te doen.
De man maakt een berekening. „Maa'
dat geeft een totaal van vijftienduizenc
francs!" roept hij uit. „Dan betaal ik toch
veel te veel! Meer dan het dubbele!"
„Kijk eens, waarde heer", wordt hem
geantwoord, „u moet niet vergeten dat
wij zelf verplicht zijn het geld dat wij u
geven te leenen, tegen een zeer hooge
rente. Men rekent ons vijftien procent
voor drie maanden. Als wij het dan terug
geven hebben wy dus negentienhonderd
francs uitgegeven, en wy hebben van u
nog maar achttienhonderd vijfen-zeventig
francs teruggehad. Ons risico is dus zeer
groot, en u weet dat uw salaris als amb-
tenar slechts voor een tiende in beslag
genomen kan worden. Wy kunnen dus on
mogelijk voordeeliger condities geven.
Maar u bent vrij ze al of niet aan te
nemen."
De ongelukkige aarzelt nog maar er
is geen andere uitweg. Hy kan by niemand
anders terecht, en zyn vrouw ligt thuis
naar adem te hijgenHij accepteert.
„Daar doet u verstandig aan", zegt de
vriendelijke directeur. „Alles is al gereed
gemaakt. Wilt u maar teekenen? Hier zijn
de vier-en-twintig accepten. Hier is het
contract. En hier heb ik het geld."
In het contract verklaart de leener dat
hy een som van vijftienduizend francs
schuldig is, waarvoor hij vier-en-twintig
maandelijksche accepten teekent. Mocht
een termijn op den vervaldag niet betaald
worden, dan wordt na in gebreke stelling
de geheele schuld binnen vier dagen
opeischbaar, en draagt voortaan een rente
van vyf-en-twintig procent
De man teekent, teekent alles wat men
wil. Hij krijgt 't geld, zevenduizend francs.
Hij stuurt zijn vrouw naar buiten en leeft
zoo zuinig mogelijk om zijn schuld gere
geld te kunnen afdoen. Eenige maanden
lang gaat het goed. Zijn vrouw komt te
rug; ze is veel beter, maar moet nog een
overvloedige voeding hebben. Omdat de
niddelen daarvoor niet toereikend zijn
komt het oogenblik waarop de woekeraar
gewacht heeft de termijn kan niet be
taald worden. Den dag daarna volgt de
sommatie, die het volle bedrag opeischbaar
maakt.
De man gaat naar het bureau, pleit,
smeekt. Men toont zich, nadat hij lang aan
gehouden heeft, bereid hem één maand
uitstel te geven, op voorwaarde dat hy
er nóg een accept bijteekent. De vrouw
wordt weer ziek, en sterft eindelijk. De
kosten van de begrafenis brengen het ma
gere budget heelemaal in de war. Maar nu
zyn de schuldeischers volstrekt onverbid
delijk geworden en eischen onmiddellijk
het geheele bedrag. En met hun dreige
menten, steunend op de wet en op de
handteekening van den leener, maken ze
het hem zóó ondragelijk, dat hij zijn oude
moeder overhaalt het huisje te verkoopen
waarin ze haar laatste dagen hoopte te
slijten. Zoo krijgen de heeren geldschie
ters, dank zij de voorzichtige bepaling, die
ze in 't contract hebben gezet, hun vijf
tienduizend francs, plus de kosten, heel
wat gauwer dan in twee jaar binnen. Ze
hebben in een maand of tien honderd
twintig procent van hun geld gemaakt....
Andere manieren.
Naast deze gevallen, die elkander in ein-
delooze verscheidenheid opvolgen, maar
waarbij de woekeraar althans nog een zeker
bedrag geeft en een zeker risico loopt, zijn
er nog veel meer waarbij hij volstrekt niets
waagt, en zeker is van zijn winst. Het zijn
die waarbij hij zich, op aandrang van zijn
slachtoffer, verbindt pogingen te doen een
anderen geldschieter te vinden, omdat het
hemzelf op het oogenblik niet convenieert.
Hij laat daartoe een provisie storten voor
het plaatsen van advertenties in de daar
voor geëigende bladen, waarvan het over
schot zal worden terugbetaald indien er van
de leening niets komen mocht. Inderdaad
plaatst hij de advertenties maar hy
plaatst ze in eenige kleine chantage-blaad-
jes, die hier welig tieren, en die niemand
leest. Het officieele tarief vermeldt: „Aan
vragen van kapitaal, 20 francs per regel".
Tegen dien prijs worden ze den candidaat-
leener dan ook berekend, maar de woe
keraar betaalt er zelf hoogstens drie francs
per regel voor, meestal, als goede klant,
nog minder. En als de provisie op die ma
nier is opgebruikt, en voor vier-vyfden in
den zak van den woekeraar terechtgeko
men is, laat hij den ongeduldig wachtende
weten, dat zich tót zijn leedwezen niemand
heeft aangemeld om het geld te fournee-
ren, dat de provisie verbruikt is de be-
:js-exemplaren zyn erby maar dat hij
zijn pogingen voortzet, en waarschuwen
zal als er iets komt. En in het kantoor wordt
het dossier van X. afgelegd.
Een handige combinatie is ook die, waar
bij twee banken, laat ons zeggen „De Voor
zienigheid van den Burgerstand en e
„Bank voor Ecot.omischen Bijstand sa
menwerken. Ze behooren natuurlijk aan