8
8
8
KaasgerechtenGezond - Gemakkelijk - Goedkoop
De proeftocht van H.M. Kruiser „De Ruyter".
n.
DE VADER VAN DEN KRUISER.
ALKMAARSCHE COURANT van MAANDAG 27 APRIL 1936
«oeoeee jT{adiopcoqtamma Meeo®!
O
NEERLANDS ZUIVEL VOEDT U GOEDI
HeuilCetoH
(Slot).
Stil zat hu echter lang niet in de vredes
jaren 1667 tot 1672. Onweer zat er genoeg in
de lucht, er was heel wat te reorganiseeren
aan 's Lands vloot en gemakkelijk ging dat
niet; de politieke wind was binnenslands al
even tegen als buitenlands. Te Amsterdam
zag men hem niet anders dan als een hoogst
eenvoudig man, te voet, nooit in een karos.
jXij leefde als een eenvoudig zeekapitein,
,een spiegbel van allerley christelijke deug
den". Zijn lectuur was de Bijbel; hij had in
dat boek leeren lezen in menig uur van
grooten nood en met zijn luide doch niet on
aangename stem zong hij thuis de psalmen
voor. Ook verleidde zijn aanmerkelijk for
tuin hem niet tot verwelijkende luxe; moe
der de vrouw schafte zeemans-kost op, niets
anders.
Toen ons land zijn vreeselijken kamp,
rlo be or not to be", moest strijden in 1672
JJjet Engeland, Frankrijk, Munster en
Keulen, heeft het lot van het vaderland in
De Ruyter's handen gelegen.
De admiraal was gereed, maar wegens de
politieke verdeeldheid was de vloot onvol
doende toegerust. Kans op vernietiging der
door het wanbeheer van Karei II slecht ge
organiseerde Engelsche zeemacht hadden
wij dus niet, maar tegen de overmacht van
Engelschen en Franschen tezamen toonde
De Ruyter zich door geniaal beleid en in
tuïtieve strategie volkomen opgewassen
Den 7den Juni 1672 werd den vijand bij
Solebay in een onbeslist gevecht verreweg
de grootste schade toegebracht.
Het was in dezen slag, dat De Ruyter, zijn
trouwen stuurman op de Royal Prince
wijzend, toeriep: „Stuurman Zeger, dat is
onze man", en deze gemoedelijk antwoord
de: „Mijnheer, dat zal je gebeuren!" De
poppen gingen aan het dansen. Een Engel
sche gevangene schreef daarover: „Is dat
een admiraal? Dat is een admiraal, een ka>
pitein, een stuurman, een matroos en een
soldaat, alles tegelijk!"
Strategisch hadden wij gewonnen, onze
kust was vrij gemaakt, het volk ademde op.
Het oprukken der Franschen echter
maakte de regenten radeloos, het land red
deloos en het volk redeloos! Groote beroe^
ringen traden op; De Wit viel, de Prins werd
in zijn waardigheid hersteld en op de steeds
Oranjegezinde vloot had de admiraal groote
moeite den partijstrijd te weren. Ook dreig
de verraad; de vijand heeft niet alleen den
Prins, maar ook De Ruyter trachten los te
maken van de heilige zaak des Vaderlands.
Willem III's trotsche antwoord, dat hij den
ondergang van zijn leven niet beleven zou,
De Ruyter's rustige woorden: „Ik zou niet
weten waarheen liever te zeilen, dan mijn
vloot over te geven aan den Engelschen ko
ning", bewijzen wel, dat het roer van staat
en vloot in goede handen lag.
De Ruyter's reputatie van staatsgezind te
zijn, berokkende hem de antipathie van het
plebs; den 6den September 1672 is zijn huis
belegerd. Het bericht daarvan stemde hem
droef.
„Het is mij leedt", schreef hij, „dat daar
valsche menschen in ons vaderlandt syn,
dije sulcken quaden vertrouwen op mij
hebben, daer ick het nochtans met goed
ende bloet anders betoone".
Ja, vond men, maar waarom ook zoo
vriendelijk aan den in ongenade gevallen
Cornelis de Wit geschreven?
Wat antwoordde De Ruyter?
„Indien het hier int vaderland zoo ge
legen is, dat men de waarheid niet mag
spreken, zoo ist er allendig gesteld, noch
tans zal ik die spreken zoo lang als mijn
oogen open staan".
Over de zwarte bladzijde in onze Historie,
den moord op de De Witten, zullen wij
zwijgen, ook over den schandelijken aan
slag op De Ruyter's woning, ook over de
bovenmenschelijke inspanning van den ad-
van
miraal om de kustverdediging en die
de stelling Amsterdam te verzekeren.
Prettig voor den admiraal was Tromp's
herstel in diens ouden rang ook niet. Hij zag
in hem een vaillant en braaf soldaat, maar
niet „bequaem" om een vloot te comman-
deeren of gecommandeerd te worden, „alsoo
hij te furieus is".
De verzoeningspogingen van den Prins
richtten, n' en déplaise de schoolboekjes,
niet veel uit; eerst in het volgend jaar,
waarin De Ruyter twee trotsche konink
rijken tot driemaal toe de trotsche vlag deed
strijken, werden beide mannen vrienden.
In 1673 trok De Ruyter met zijn „kleyn
hoopkende vijanden tegemoet, emt de ver
manende woorden aan het adres van weife
lende kapiteins: „Voor lafaards zijn niets
gevaarlijker dan de havens van den Staat".
Op den 7den en 14den Juni, beide malen
bij Schooneveld, kon De Ruyter uitroepen:
„De vijand heeft nog ontzag voor De Zeven
Provinciën", daarbij doelend zoowel op
zijn schip als op den Staat en de vecht
lustige Tromp haalde zijn hart weer eens
op als een „Geuningh".
Goede kameraden waren die twee nu.
Toen De Ruyter op kwam dagen om Tromp
te ontzetten, riep deze vlootvoogd zijn
mannen toe: „Kinderen, daar is Bestevaer,
die komt ons helpen. Ik zal hem ook niet
verlaten, zoolang ik adem scheppen kan",
Na den tweeden slag dreven de onzen
den vijand tot Solebay terug, waardoor het
dreigende gevaar van een landing op de
kust was afgewend.
Den 21sten Augustus 1673 trachtte een
groote Engelsch-Fransche vloot ten derden
male een landing te bewerkstelligen. In
dezen slag bij Kijkduin heeft De Ruyter
misschien wel het beste gegeven, wat in
hem was; zijn overtuiging redde het land,
In het bloedige gevecht verloor de Admi
raal zijn voorzoon Jan van Gelder: „dat is
het lot van den oorlogh", zei hij, „heden
sijn en morgen onze beurt".
Karei II had genoeg van den oorlog, hij
sloot vrede in 1674 en voor ons bleef over,
le Roi Soleil tot rede te brengen.
Op zijn 67ste jaar is toen De Ruyter be
last geworden met een expeditie naar Mar-
tinique. Als adviseur had hij een Franschen
edelman, die zich zeer gechoqueerd toonde
over de burgerlijkheid van den grooten man.
Stel U voor", schreef deze, „dat toen ik
hem hoffelijk de hand wilde kussen, hij deze
schielijk terug trok; ce rustre était tout
fait insensible a la civilité comme si j' eusse
été un ours qui avec sa patte lui out saisi la
main pour la lui mordre". (Die vlegel is
geheel ongevoelig voor goede manieren;
alsof ik een beer ben, die met zijn klauw
hand hand greep om er in te bijten).
De expeditie naar de Fransche Antillen
mislukte, de vijand had er bijtijds de lucht
van gekregen
Wij naderen nu het einddrama van De
Ruyter's leven. De Spanjaarden riepen onze
hulp in om Sicilië op Frankrijk te herove
ren en De Ruyter werd aangewezen om
met een veel te kleine macht den sneven-
den, maar ter zee niets beteekenenden Span
jool te steunen tegen de in dezen tijd uit
stekend aangevoerde Franschen (Duquesne).
De Ruyter voelde niets voor deze op
dracht, hetgeen een stuurman aan den wal,
vanuit zijn leuningstoel deel vragen, of de
admiraal op zijn ouden dag bang werd.
„Neen", antwoordde De Ruyter, „ik laat
den moed niet vallen. Ik heb mijn leven veil
voor den Staat, maar ik ben verwonderd en
het is mij leed dat de heeren de vlag van
den Staat zoo veil hebben en wagen. Al
werd mij bevolen 's Lands vlag op één
enkel schip te voeren, ik zou daarmede in
zee gaan".
De Ruyter's gezondheid was er ook niet
beter op geworden; na een aanval van het
graveel te hebben doorstaan, zei hij wel:
„Ik zal dezen tocht doen, al zou men mij
naar het schip moeten dragen, doch som
bere voorgevoelens ontloken. Tegen een
vriend verzuchtte hij: „Ik zeg U adieu, en
niet alleen adieu, maar voor eeuwig, want
ik denk niet meer te komen. Ik zal op dezen
tocht blijven, ik voel het".
De Ruyter heeft zijn laatste reis niet op
zijn brave Zeven Provinciën gemaakt; dat
schip was niet gereed voor den dienst, hi
moest zich tevreden stellen met de half
versleten Eendracht.
Hij ging; den 8sten Januari 1675 had hi
zijn eerste ontmoeting met Duquesne bi
Stromboli. Het gevecht bleef onbeslist, maar
de Franschen bewerkten de vereeniging van
twee hunner eskaders.
In Napels ververschend (Februari 1676)
hopend teruggeroepen te worden, verloste
hfj 23 Hongaarsche predikanten van de
galeien; hij gaf den heeren de wijze les
mee: „Weest één in den vervolge, dat zou
mij de aangenaamste dank zijn",
De Spaanscche koning overlaadde hem
met eerbewijzen: een gouden keten, een
met juweelen bezetten commandostaf, een
eeredegen, een jaargeld uit het revenu der
nog te veroveren landen op Sicilië... later
zelfs den hertogstitel, doch De Ruyter heeft
van deze onderscheiding geen kennis meer
gekregen
In April 1675 zeilde hij andermaal naar
Palermo kort na zijn 69sten jaardag, die
feestelijk was gevierd aan boord, op welken
dag De Ruyter bad: „God, laat mij het
zeventigste jaar beleven tot mijner ziele
zaligheid". Hij schreef zijn zoon om toch
voort te maken met trouwen» opdat hij nog
„sijn saet mocht sien herleven".
Op den 22sten April viel een 29 schepen
tellende Fransche vloot zijn 17 bodems aan
Een half uur na het eerste schot trof een
kanonskogel den op het zonnedek (kam
panje) in een stoel gezeten admiraal, ver
brijzelde zijn linkervoet en de beide pijpen
van het rechterbeen boven den enkel. Door
den schok viel hij van zeven voet hoogte op
het dek, maar liep daarbij slechts een lichte
hoofdwonde op.
Redelijk bij kennis blijvend, vuurde hij
zijn volk nog aan: „Houdt moed, mijn kin
deren; houdt moed, zoo moet men doen om
de zege te verkrijgen!"
De Ruyter had Duquesne wel een uur ver
volgd, maar tactisch en strategisch bleef het
voordeel aan den vijand.
Onze vloot liep in Syracuse binnen en
hoewel De Ruyter veel pijn leed, scheen
zijn toestand in den aanvang hoopvol. Hij
was een en al berusting. „Het is mij goed,
dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uwe
inzettingen leerde", sprak hij den psalmist
na en hij bad: „Heer, spaar genadiglijk onze
officieren, matrozen en soldaten, die voor
een klein geld zooveel ongemak en gevaar
uitstaan".
Helaas, den 26sten trad wondkoorts op;
den 29sten begon de doodstrijd, dapper ge
dragen; dien dag is hij „seer sachtjens op 't
bedde van eer ontslapen".
Natuurlijk was het moreel op de vloot j
volkomen geschokt
De Haen heeft den 31sten Mei het onder
spit gedolven tegen de Franschen en is zelf
gesneuveld, maar Callenburgh wist de Een
dracht met De Ruyter's gebalsemd lijk aan
boord te behouden en heeft dat den 30sten
Januari 1677 in het vaderland gebracht.
Van Hellevoetsluis binnendoor is het den
5den Februari in Rotterdam aangebracht en
eerst den 12den Februari in Amsterdam aan
gekomen, waar de groote zeeheld den 18den
Maart met groote praal in de Nieuwe Kerk
is bijgezet.
Eerst in 1681 is het monument van Rom-
bout Verhulst en de gebroeders De Keyser
boven het graf geplaatst.
Dit is de geschiedenis van den peetvader
van onzen nieuwen kruiser en eer wij dezen
op zijn proeftocht aan den tand gaan voelen,
of hij zijn naam met eere draagt, willen wij
zeer in het kort een schets geven van De
Ruyter's beroemd admiraalschip De Zeven
Provinciën; de vergelijking van beide
schepen zal den lezer beter dan wat ook, het
verschil tusschen een oorlogsschip uit den
Gouden Eeuw en van den modernen tijd
duidelijk maken.
De Zeven Provinciën dan, is evenals onze
gloednieuwe De Ruyter aan de Maze ge
bouw door twee „bijzondere" scheepstim
merlieden, de voorloopers dus van de twee-
Dinsdag 28 April.
HILVERSUM, 301 M. (AVRO-uitz.)
8.Gr.pl. 10.Morgenwijding en
gr.pl. 10.30 Ensemble Jetty Cantor.
11.Knipcursus. 11.30 Ensemble
Jetty Cantor. 12.30 De Minstreels.
2.Orgelconcert en Cello-recital.
3.Huish. wenken. 3.30 Gr.pl. 4.
Piano-recital. 4.30 Kinderkoorzang.
5.Voor de kinderen. 5.30 De
Octophonikers. 6.30 Gr.pl. 6.45
Voor de kinderen. 6.50 Dansmu
ziek. 7.20 Zang en piano. 7.45 Dia
loog. 8.Ber. 8.10 Omroeporkest.
8.55 Radio-tooneel. 9.30 Operette
concert mmv. solisten, koor en
orkest. 10.25 Schaakles. 11.Ber.
11-1012.Dansmuziek.
HILVERSUM, 1875 M. (Alg. progr.
KRO). 8.—9.15 en 10.— Gr.pl.
11.3012.Voor zieken en ouden
van dagen. 12.15 Gr.pl. 12.30 KRO-
orkest. 1.Gr.pl. 1.20 KRO-boys.
2.Gr.pl. 3.10 KRO-orkest, piano
recital en gr.pl. 6.C5 Lezing. 6.25
KRO-boys. 7.Ber. 7.15 Lezing.
7.35 Gr.pl. 8.Ber. 8.10 Muzik.
causerie. 8.25 KRO-Symph.-orkest.
9.30 Gr.pl. 9.45 KRO-Melodisten.
10.30 Ber. en gr.pl. 10.45 KRO-
Melodisten. 11.1512.Gr.pL
DROITWICH, 1500 M. 10.20—10.50
Orgelspel. 11.10 Het Fol-kwintet.
11.50 BBC-Northern-Oreland-
orkest. 12.50—1.20 Gr.pl. 2.10—2.55
Het Stanley-Sextet. 3.20 Lezing.
3.40 Bariton en strijkkwartet. 4.35
De „Continentals". 5.20 Ber. 5.50
Koorconcert. 6.156.45 Fransche
les. 6.50 Lezing. 7.20 Zang. 7.50
Gev. progr. 8.50 Ber. 9.20 Lezing.
9.40 BBC-orkest. 10.3511.20 Dans
muziek.
RADIO PARIS, 1648 M. 6.20 en 7.20
Gr.pl. 10.20 Orkestconcert. 1.50
Gr.pl. 3.20 Oratorium-uitz. 4.50
Orkestconcert. 7.50 Operette-uitz.
10.5011.35 Pascal-orkest.
KEULEN, 456 M. 5.50—7.20 Popu
lair concert. 11.20 Verzoekprogr.
12.35 Concert. 1.35 Orgelspel. 3.20
Solistenconcert. 4.05 Gevar. progr.
5.20 Blaasconcert. 6.50 Concert. 7.30
Kwintetconcert m. m. v. Balalaika.
8.209.20 Het Omroeporkest en
solisten.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
11.20 Gr.pl. 11.50 Klein-orkest. 12.50
1.20 Gr.pl. 4.20 Omroeporkest.
5.20 Dansmuziek. 6.20 Gr.pL 7.20
Klein-orkest. 7.50 Hoorspel. 8.50
Klein-orkest. 9.3010.20 Dansmu
ziek. 484 M.: 11.20 Gr.pl. 11.50 Zi-
geunermuziek. 12.501.20 Gr.pl.
4.20 Zigeunermuziek. 5.25 Cabaret.
6.05 Gr.pl. 7.20 Radiotooneel. 8.05
Omroeporkest, m. m. v. zangsoliste.
9.30—10.15 Gr.pL
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
7.30 Dansmuziek. 9.20 Ber. 9.50
Kwartetconcert. 10.05 Weerbericht.
10.20—11.20 Gr.pL
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Brussel VI. 8.9.05, Keu
len 9.059.50, D.sender 9.50—10.20
Parijs R. 10.20—11.20, Keulen 11.20
—12.20, Brussel VI. 12.20—14.05,
Keulen 14.0514.20, Parijs Radio
14.20—16.20, Brussel (VI.) 16.20—
17.20, Keulen 17.20—17.50, Parijs
Radio 17.5018.50, Keulen 18.50—
19.20, Berlijn 19.2021.20, Brussel
VI. 21.20—21.30, Weenen 21.30
22.20, Berlijn 22.2023.20, Weenen
23.20—24.—.
Lijn 4: Normandië 8.9.35, Lond.
Reg. 9.3511.50, Droitwich 11.50
13.25, Lond. Reg. 13.25—16.35,
Droitwich 16.3517.20, Brussel VI.
17.20—17.50, Lond. Reg. 17.50—
18.50, Boedapest 18.5019.20, Droit
wich 19.2020.50, Lond. Reg. 20.50
21.40, Droitwich 21.4022.50, Ka-
lundborg 22.5024.
eenheid WiltonFeyenoord.
Het schip was ongeveer 55 Meter lang, 14
Meter breed, 5 Meter hol en viel „treffelijk
van maaksel en uitermate wel bezeild" uit;
het zal met harden wind misschien wel 9
knoopen hebben geloopen.
Het was bemand met 475 koppen en met
80 bronzen kanonnen bewapend. Het borg
44000 Amsterdamsche ponden buskruit, zijn
zware 36 ponders verschoten 15 pond kruit
per schot.
In den zomer van 1666 kreeg het schip met
De Ruyter aan boord zijn vuurdoop in den
Vierdaagschen Zeeslag.
In den ongelukkigen tweedaagschen slag
verloor het al zijn zeilen en masten, maar
het droeg De Ruyter de Medway binnen in
het volgend jaar.
Het werd zwaar lek geschoten en deerlijk
gehavend bij Solebay in 1672 en na den
slag bij Kijkduin viel het de Maze binnen,
versierd met zijden vlaggen en wimpels,
wapperend van top.
In 1683, het heeft zijn Meester lang ovtr-
leefd, toonde het teekenen van ouderdom,
de bewapening werd verminderd en het
werd tot gewoon oorlogsschip gedegradeerd.
Wij Hollanders waren blijkbaar te nuchter
om het evenals Nelson's Victory voor den
nazaat te behouden.
De Zeven Provinciën heeft zijn laatsten
strijd gestreden bij Kaap La Hogue (1694),
aan het hoofd van de Linie; na de over
winning is het vrijwel ontredderd Ports-
mouth binnengesleept en na gerepareerd te
zijn in Holland teruggekomen en toen.,,
voor „sleet" verkocht.
Hoe anders dan dit slagschip der 17e
eeuw ziet er onze kleine kruiser uit.
Deze is 170.8 M. lang, meer dan 3 maal
zoo lang als de Zeven Provinciën, maar on
geveer even breed (16-6 M.) en steekt even
diep (4.9 M.). Maar de De Ruyter wint het
met de vaart, die 32 knoopen worden moet.
Hij zal bemand worden met 432 koppen en
zijn 7 kanonnen van 15 c.M. zouden de 80
van de Zeven Provinciën binnen de minuut
het zwijgen kunnen opleggen, om maar te
zwijgen van zijn 10 mitrailleurs van 40 m.M.
en 8 mitrailleurs van 12.7 m.M., waartegen
onze met entelbylen en corteelassen gewa
pende voorvaderen, die zoo op enteren be
lust waren, geen „slag aan den bak" zouden
krijgen.
Aan munitie draagt de De Ruyter rond
130.000 K.G. mede, enfin tusschen snelvuur
patronen en kogels en kruit gaat de verge
lijking heelemaal niet op.
En dan... alles op de Zeven Provinciën,
behalve de mannen, was van hout, alles op
de De Ruyter is van staal en ander hard
metaal.
Nu ja, de De Ruyter is een weerloze baby
tegen de vechtmonsters der groote mogend
heden, maar als zijn mannetjes bekeerd zijn
tot het ijzer hunner voorvaderen en zijn
commandant en officieren inspiratie putten
uit de prachtige kopergravure van den Zee
held in de kajuit, het werk van twee oud
zeeofficieren, dan kan het Ruytertje ten
minste een insect met een scherpen angel
worden, die als hij maar genoeg broertjes
krijgt, den bullebak, die onze mierenhoop
wil verstoren, pijnlijke builen kan bezorgen.
Volledigheidshalve vermelden wij nog
even de andere naamgenooten-voorgangers
van onzen nieuwen kruiser. Bekend zijn een
„Daarover wilde ik juist met U komen
praten", zei hij onhandig, „U moet we
ten
„Maar waarom heb je daar tot nu toe
mee gewacht?" Deze vraag deed Erik ver
stijven. „Als je er maanden geleden met
mij over gesproken had, dan zouden wij 't
nooit tot een verloving hebben laten ko
men".
De handpalmen van Erik werden beur
telings koud en warm. Met een zenuwach
tige beweging streek hij met zijn vinger
langs den binnenkant van zijn boord. Als
hij tegenover het noodlot had kunnen
staan, dan zou hij tenminste het hebben
kunnen uitvechten, maar nu was hij mach
teloos.
„Graaf Thomson, ik had geen idee van
mijn toestand", zei hij somber.
„Ik ben juist een uur geleden uit de stad
terug gekomen. Nu weet ik dat ik niet meer
ben dan een bedelaar, maar ik kon niet eer
der bij U komen, omdat ik niet wist hoe het
met de zaken van mijn vader stond. De ad
vocaten konden mij vanmorgen daarom
trent pas de juiste gegevens verstrekken".
„Dan is het toch.eigenlijk niet heelemaal
h1 orde, dat je, zonder begrip te hebben
van je eigen financieelen toestand, de hand
van Suzy hebt gevraagd, vindt je wel?"
Graaf Thomson gaf hem geen centimeter
toe.
„Je kon toch wel begrijpen dat de zaken-
toestand van je vader niet alleen tot het
familiebezit beperkt kon blijven, vooral
waar je toch wel geweten zult hebben, dat
je vader de laatste vijf jaren groote klap
pen heeft gehad".
„Ja, dat wist ik wel, maar ik stond al
dien tijd buiten de zaken. Ik heb gestu
deerd en ben toen een half jaar in Austra
lië geweest, zooals U weet. Suzy en ik had
den toen reeds beloofd elkaar te zullen
trouwen. Wij kennen elkaar toch al langer
dan vijf jaar en wij houden toch ook eigen
lijk van elkaar. Daarbij kwam dat ik in de
overtuiging verkeerde, dat de financieele
toestand van mijn vader zoo sterk was, dat
hij niet met gemak de groote deblacles kon
weerstaan. Als ik van den werkelijken toe
stand op de hoogte was geweest, zou ik
het natuurlijk niet hebben gewaagd haar
met een enkel woord over mijn liefde te
spreken. „En", zoo ging hij verbitterd
voort, „als dit er niet tusschen was geko
men, zouden wij ons vanavond hebben ver
loofd".
Graaf Thomson keek hem onderzoekend
aan. Er waren bittere lijnen om den jongen
mond en zijn oogen hadden een tragische
uitdrukking .Thomson zag dit en begreep
het.
„Ik zou graag met Suzy de zaak bepra
ten en probeeren haar uit te leggen, dat er
van een verloving niets kan komen. Het
spijt mij heel erg, dat ik U mijn woord te
rug moet vragen".
Graaf Thomson zweeg een oogenblik en
vroeg toen: „En wat ben je van plan te
gaan doen?"
„Als ik met Suzy gesproken heb, ga ik
naar de stad terug en dan ga ik weer wer
ken".
„Het spijt me, dat je dit slechte nieuws
tot het laatste oogenblik hebt moeten be
waren", zei de Graaf. „Staan de zaken er
werkelijk zoo slecht voor?"
Er klonk iets van deelneming in zijn
stem.
Erik keek hem recht in de oogen. „Ik
vrees van ja", zei hij rustig. „Ik ben nog
armer dan een bedelaar, want deze bezit
niets, maar hij heeft tenminste geen groote
drukkende schulden en die heb ik wel.
Staat U mij een uur toe, voor een onder
houd met Suzy?"
De witte lippen van Erik Hansley had
den een pijnlijke trek, toen hij dit vroeg.
De graaf knikte toestemmend. „Natuur
lijk", zei hij.
„Het zal niet gemakkelijk voor jullie
zijn, en het spijt me oprecht, dat het zoo
geloopen is. Ik zal er wel met mijn vrouw
over spreken, want er zal natuurlijk veel
te regelen zijn, nu de verloving niet door
gaat".
Hij stak Erik zijn hand toe, die hem ste
vig drukte en met een diepe rimpel tus
schen zijn oogen de kamer verliet.
Graaf Thomson, die beter op de hoogte
was van de familieomstandigheden dan
Erik zelf, aanvaardde den toestand met
stoicijnsche kalmte. Hij had het allang zien
aankomen. Met een paar woorden stelde
hij zijn vrouw op de hoogte. Een oogenblik
leek het of zij haar zelfbeheersching zou
verliezen, maar met inspanning van al haar
krachten beheerschte zij zich en keek haar
man koud aan.
„Richard", sprak ze, „wij moeten er van
avond tegen de gasten niet over spreken.
Je zei toch, dat Erik straks nog vertrekt?"
„Zoo gauw hij met Suzy gesproken heeft,
vrouwtje. Het eenige wat wij te doen heb
ben is ons te houden, alsof er niets aan de
hand is".
„Zal ik vanavond nu toch de robijnen
dragen, wat denk je er van?"
„Natuurlijk. Je draagt ze toch omdat
Suzy vandaag een en twintig wordt en
niet omdat zij zich tegelijkertijd had wil
len verloven?"
„Wil je ze dan even uit de safe halen?
James moet ze schoonmaken en wij heb
ben niet zooveel tijd meer".
Graaf Thomson drukte op de schel. De
butler kwam binnen en samen met hem
ging Graaf Thomson naar de safe, waaruit
hij de étui's te voorschijn haalde en bracht
ze samen met James naar het boudoir. De
Gravin stond er reeds te wachten, nam de
juweelen in ontvangst en zei tegen James,
dat hij het blad met poetsgerei moest gaan
halen om de juweelen schoon te maken.
James, die reeds tientallen jaren in dienst
van de familie Thomson was, had het ab
solute vertrouwen van de familie. Graaf
Thomson opende de étui's en legde de stee-
nen op de waschtafel.. Daar lagen ze, de
heele collectie, flonkkerend en glinsterend
in het zonlicht.
De Graaf verliet nu het boudoir om zich
te gaan verkleeden, terwijl de gravin al
leen achterbleef' met de beroemde collec
tie, terwijl zij op James wachtte.
Het boudoir lag op de derde étage, hee
lemaal aan het eind van de breede gang.
Het was 'n kamer, waar zij zelden, behalve
dan bü gelegenheden als deze kwam,
zü profereerde haar andere boudoir, dat in
haar eigen slaapkamer uitkwam. Maar nu
het kasteel vol gasten was, waren alle
bruikbare kamers voorzien van tijdelijke
logeergelegenheden en Gravin Thomson
had geen keuze, want zy had zelfs twee
van haar eigen vertrekken moeten afstaan.
In het boudoir waren twee vensters met
aan de buitenzijde een smalle vensterbank.
Onder deze vensterbanken tot beneden in
den tuin was niets anders dan een kale
muur. Alleen op den beganen grond was
nog een venster, dat echter meer opzij lag
en vlak daarboven was een ventilator. Dat
was alles. Op dat punt was er van buiten
af dus niets te vreezen, geen enkele inbre
ker zou kans zien om langs den rechten
muur naar boven te klimmen, dat zou
hoogstens een vlieg kunnen, maar een vlieg
wandelt meestal niet naar beneden met
zware juweelen in zijn mond.
Daarenboven hadden de vensters aan de
binnenzijde een dubbele sluiting, dat was
al jaren lang zoo. En deze vensters werden
alleen gebruikt om er licht door te laten
vallen. Frissche lucht kwam er voldoende
binnen door de kleine ventilator, die hoo-
ger in den muur was aangebracht en vijf
en twintig centimeter in diameter was.
De kamer was tamelijk druk gemeubi
leerd. Er stond een toilettafel met aan
weerszijden een spiegel, verder nog twee
stoelen, een divan en een Queen-Anne
waschtafel. Rondom waren hooge sniegels
aangebracht, zoodat men den indruk^
in een reusachtige zaal te zijn beland,
vin Thomson kon in het midden van
mer staande, zichzelf van alle kanten goed
zien, en ieder onderdeel van haar toilet
vanuit verschillende gezichtshoeken opne
men. Daarom gebruikte zij bij het passen
van haar kleeren steeds deze kamer, maar
voor een inbreker was deze kamer volko
men onbereikbaar. Zelfs een kat zou
onopgemerkt door de kamer hebben
nen loopen, laat staan een mensch.
niet
kun-
(Wordt vervolgd).