Wat is zoo'n kruiser eigenlijk?
DE GEBROEDERS „GOCHEM"
isxïssrjs. «s
Jkauutciaai Uieuws
fxuuL: en 'Juin bouw
TlationaA
ïiaAumüimA
hef th»ue°ht *a het ware thuis- maar daar
m dan hiér nen ™rlneman °P het water
meThTntkenTenUidt' k3n redel*k
BERGEN
ZUIDSCHARWOUDE
BEVERWIJK
IV.
Overtuigd zijnde, dat de lezer belang
stelling zal koesteren voor de huishouding
cp dit schip, zal ik daarvan in een volgend
hoofdstukje een uiteenzetting geven. Ik stap
dan af van het specifiek militaire gedeelte,
doch wil dit eerst beëindigen met het geven
van een kort overzicht van de posteering
der mannen tijdens het gevecht.
Op het onheilspellend alarmsignaal, de
korte, snelopvolgende stooten op de trom
pet, Ijlt een ieder naar zijn gevechtspunt.
Veel waterdichte deuren worden gesloten,
de voorzieningen tegen brand genomen, de
werking van alle apparaten nog even ge
controleerd, en terwijl het wriemelt van
mannen op hun ongenaakbare plaatsen
achter pantsers en onder water, is het dek
als uitgestorven, leeg, kaal, schootsvrij. In
den commandotoren tuurt de commandant
door de smalle kijkspleten in het pantser,
bijgestaan door eenige officieren, waaronder
de officier van administratie, die behalve
ais verbindingsofficier ook wel, der traditie
getrouw, het verloop van den strijd zal no-
teeren; verder zijn hier roergangers, uit
kijken voor vliegtuigen en de tamboers en
pijpers geposteerd. Dor middel van spreek
buizen, telegrafen en telefonen heeft de
commandant verbinding met alle belangrijke
gevechtsposten in het schip. De comman
dant beschikt op zijn verheven post over
den z.g. vuurleider, een luitenant ter zee le
klasse, met een speciale artilleristische op
leiding, die de man is, die voor den juisten
vuurstand der kanonnen zorgt en het tijd
stip van cifvuren vaststelt.
W^L zullen den lezer niet bezigheden met
een nauwkeurige beschrijving van wat
iedere man op iedere post verricht tijdens
een gevecht. Men heeft aan boord een z.g.
alarmrol, een tableau van alle gevechtspos
ten met aanduiding van de namen der man
nen, die daar hun plicht vervullen moeten.
Uiteraard is de oefening geheel gesplitst op
deze taken, en de in een bepaald détail op
geleiden staan bij de onderdeelen en instru
menten, waar zij vertrouwd mee zijn en
blijven.
De kanonniers bemannen het geschut, de
waarnemers de afstandmeters, de monteurs
staan bij de schakelborden en de electro-
motoren, de telegrafisten arbeiden in de
radiohutten, de seiners zijn geposteerd op
de brug enz., enz.
Doch er zijn ok posten, welke geen spe
ciale vaklieden vereischen, zooals het mu
nitietransport, de telefonen en dergelijke.
Wat aan reserve over is, wordt tenslotte
ingedeeld bij de z.g. herstellingsbrigade en
de brandweer, die onder de directe bevelen
van den eerste officier staan. Het behoeft
geen betoog, dat waar gehakt wordt, spaan
ders vallen en heel wat wonden van het
schip geheeld en plotseling uitbrekende
branden direct gcbluscht moeten worden.
Overigens is natuurlijk de eerste officier de
man, die tijdens het gevecht „op stootgazen"
leeft, dat is, dat hij elk oogenblik geroepen
kan worden zijn commandant op te Volgen.
Hoewel, gelijk wij reeds zeiden, de vuur
leider centraal zijn stukken bedient, eischen
deze bovendien zooveel zorg en kennis, dat
in elke toren een luitenant ter zee het com
mando voert.
De taak der onderofficieren is in het al
gemeen, dat zij het toezicht voeren op be
paalde groepen, dus de intermediair zijn
tusschen den officier en de manschappen en
opletten op de stipte uitvoering der orders.
In een centrale, in een ketelruim, in muni
tiebergplaatsen of bij het munitietransport
verzorgen de onderofficieren dus den gere-
gelden en ononderbroken gang van zaken.
De eenigen, die geen bepaalde post be
dienen, zijn de dokter en zijn ziekenver
plegers. Zy bieden hulp, waar bloed vloeit,
snel, voorloopig, want men begrijpt wel, dat
in de practyk van het gevecht de minutieuze
doktershulp eerst na den strijd mogelijk is,
of in een gevechtspauze.
Toen ik de ziekenboeg en de operatie
kamer zag ingericht waren zij nog niet
dacht ik even aan den zeer ouden tijd van
De Ruyter. Toen hadden de barbiers
chirurgijns wel een vaste post, namelijk bij
de kombuis, want daar lagen de ijzers in
het vuur om de wonden der gekwetsten en
geamputeerden dicht te schroeien.
In oorlogstijd vaart een schip steeds in
den toestand, „gereed voor het gevecht. Alle
schootsvelden zijn daar vrij gemaakt, de
tenten zijn weggenomen, de waterdichte
deuren en luiken gesloten, de munitie staat
gereed voor het gebruik, alle electrische
apparaten zijn ingeschakeld, in alle ketels
is stoom.
Wordt dan alarm geslagen, dan zijn eigen
lijk al vele posten permanent bezet, zoodat
niet de meeste tijd verloren gaat bij het in
actie komen. In het kort: op een goed ge
commandeerd oorlogsschip is de outillage
en de organisatie zoo gemaakt en wordt
dusdanig gehandhaafd, dat het in tijd van
°°rlog, tot in de kleinste puntjes verzorgd
cn paraat is om den eersten stoot, zoo snel
m°gelijk te kunnen geven.
Ik laat verder aan de verbeeldingskracht
van den lezer over om zich het gevecht zelf
voor te stellen. Laat hij daarbij denken
aan de twee soorten krijgslieden op een
oorlogsschip: de actieve strijders en de
Passieven. Voor deze laatsten is ook het
zeegevecht geen sinecure. Zij zien niets,
zij hooren, zonder te weten wat angstwek
kende geluiden bettekenenéén kort
bevel en zij staan voor een daad, het stop-
Pen van een lek, het blusschen van een
and, het invallen voor gevallen maats. Er
zijn dan ook geen noncombattanten op een
oorlogsschip; als het er op aankomt, blazen
de kok en de schoenmaker en de schrijver
hun partij mee, net zoo goed als de kanon
nier.
De huishouding.
VI.
Ergens zeide ik reeds, dat een der mar
kante dingen van den zeestrijd is, dat men
zoo uit zijn warme kooi, van den welvoor-
zienen disch of van zijn romannetje kan
worden weggehaald, om enkele minuten
later het gruwelijkst denkbare vuur te on
dergaan.
trSien l I' aar' men z,ch niet ver-
eden kan door een wandelingetje of een
lea"? zhf l bioscoop' en men er last not
steeds réken h heele toer' er zich
steeds rekenschap van te geven, dat dit
iÏatfOrm0rnaTlijk m°et Zijn en blijven een
kfn d7hetn»wn0nn?n' en men niet eischen
met eei tn ni °P gezellig huisie
gaat gedij ken. huisVrouw
isfJTdff r°£ dezen kruiser alles gedaan
detfrit1^ ir\°nZe Marine- evenals in
de marines van andere beschaafde mogend-
of hu^nT18" dat' 81 m°ge het fr°ndeeren,
of huiselyker gezegd, het kankeren den
zeeman in het bloed zitten, men niettemin
die eigenschappen sterk kan temperen als
men inzicht toont in het vele, wat' de
mensch op zee ontbeert.
tni\WiLhiCr geen paralIel met den ouden
tyd trekken, vooral niet omdat naar mijn
meening de jongste officieren, relatief be-
d«n X wT aan boord eerder slechter
an beter hadden dan de minderen en ook
niet, omdat ik dan ongelijksoortige groot
heden vergelijken zou, want in dien ouden
t Jd werd een tienmaal zwaardere ontbering
dan tegenwoordig mogelijk is, aanvaard, als
de zoute smaak van het zeewater; die
hoorde nu eenmaal bij het varen op zee.
Wet men niet voelt, is niet erg, en super-
sensitiviteit is een akelige ziekte.
Voordat ik vermeld, wat van dit moderne
?Cbip "ee" scheepje voor je leven" gemaakt
ÏÏfJj"?. .e?rf een korte uiteenzetting
van het dienstelyk bestaan aan boord geven.
Als een schip vaart, wordt zeewacht ge-
oopen; ligt het in een haven, dan is het
reewacht.
Zeewachten duren vier uren of acht
giazen; een glas was het zandglas, dat in
een half uur leeg liep. De scheepsklok slaat
dan ook geen uren, maar glazen en komt
niet verder dan acht.
De Hondewacht duurt van middernacht
tot 4 uur s morgens, dan volgt de Dagwacht
van 4 tot 8 uur, daarna de Voormiddag tot
12 uur, dan de Achtermiddag tot 4 uur
's middags, gevolgd door de Platvoet tót
8 uur en eindelijk de Eerste wacht tot mid-
dernacht. Dikwerf loopt men tweemaal per
etmaal, twee wachten: „wacht op, wacht
af heet dat en om de mannen van de
nachtwachten niet te veel slaap te ont
nemen, verdeelt men de Platvorm dikwijls
in twee deelen, waardoor ieder op zün
beurt over alle wachten rouleert. De ree-
wacht duurt een etmaal; niet, dat men dan
24 uur achtereen op zijn beenen moet
staan, maar men blijft ter beschikking aan
boord.
Deze twee soorten wachten beheerschen
de huishouding. In Indië bijvoorbeeld, waar
de De Ruyter dienen zal, is het op de zee-
wacht ten 6.30 over (reveille); men ontbijt
ten 7 ure, dan is het z.g. zindelijkheids
inspectie, daarna wordt van 8.30 tot 11.30
geoefend en scheepswerk verricht. Ten 12
uur wordt middag geschaft, dan rust men
tot 2.30, werkt van 2.30 tot 4 uur en geniet
om 5 uur theewater (avondbrood).
Bij reewacht is men een uur vroeger uit
kooi en nuttigt men ten 6 ure een licht
eerste ontbijt. Bij de zindelijkheidsinspectie
van 6.30 worden de werkzaamheden ge
regeld, onderbroken door het tweede ontbijt
ten 8 ure. Tot half twaalf wordt gewerkt
ten 12 ure geschaft, tot 2.30 gerust en daar
na, tot 4 uur, voornamelijk verplegingsdienst
verricht: plunjewasschen, aardappelen jas
sen, enz. Ten 4.30 is het theewater, ten 5 ure
passagieren.
Bij de beoordeeling van dezen korten
werkduur vergete men echter de werk
zaamheden der wacht niet, welke een groot
deel der equipage in touw houden, want een
schip is een levend wezen, dat den heelen
dag bezig gehouden moet worden.
Het lichte ontbijt bestaat uit brood en kof
fie, doch de zeeman met overleg houdt iets
van de aankleeding van zijn avondboterham
over: kaas, worst, tweemaal vleesch, rook-
vleesch, jam of gehakt, (voor eiken week
dag dus variatie) om er de morgensnede
mee te beleggen.
Het tweede ontbijt bestaat uit rijst en rot-
mok. Rotmok (het woord is heusch offi
cieel) is een haché van vleesch, uitjes, een
blaadje laurier en een korreltje peper. In
mijn jongen tijd vond ik rotmok afschuwe
lijk of zalig; afschuwelijk, als een ouder-
wetsche snërtkok de bullebief mishandeld
had; zalig, als de kabelgast in zijn blikje
op z'n particulier plekje in de kombuis zijn
rotmok gaar had laten sudderen op de Dag-
wacht, en mij van zijn „prakkie" mee ge
nieten liet. Ik hoop op den proeftocht ook te
probeeren, of ik op myn ouden dag nog
lyrisch kan worden by het eten van moder
ne rotmok, boontjes met spekkanen en
snert.
De menu's van het middagschaften zijn:
driemaal in de week vleesch, groente en
aardappelen, ééns boontjes met spek, ééns
snert, ééns rijst met ragout (niet te ver
warren met rotmok). Bovendien wordt 10
cents per man per dag uitgetrokken, om te
besteden aan toespijzen, b.v. een toetje of
een soepje, specerijen en vruchten. Uit de
menschen is een commissie gekozen, die met
het noodige overleg, deze 10 cents naar
eigen inzicht zeer goed besteden voor het
aangegeven doel.
Toen de opperschipper en de majoor-
bottelier mij over de menu's inlichten, dacht
ik even met weemoed terug aan de blijk
baar uit het rantsoen geschrapte stokvisch;
maar het deed my groot genoegen, dat de
ellendige stamppot, de rats, verdwenen is.
Rats is een puik eten, maar eischt enorme
zorg; daarzonder is het een nattige poespas
met een zure of aangebrande smaak en
vooral: je zag nooit goed, wat je at ten
minste je vleesch niet; maar een groote niet
vermorzelde aardappel wei degelijk.
In den ouden tyd was er een leuze „alles
amparté (apart) en de moderne techniek,
welke betere kombuizen en fornuizen mo
gelijk maakte, heeft haar kunnen verwezen
lijken.
Volledigheidshalve vermeld ik nog, dat de
oorlam eveneens ter ziele is, trouwens al
lang. Hij hoorde bij de romantiek van den
zeiltyd; maar de lezer, die nooit getuige
was van het oorlam slaan aan de klok en de
techniek van het kauwen van den dagelijk-
schen borrel, kan niet begrijpen, wat met
den oorlam verloren is gegaan en blyve
beter overtuigd, dat zyn afschaffing de
maats „mirakel" veel goed heeft gedaan.
Behalve de rantsoenen kunnen de schepe
lingen op eigen kosten het verhemelte
streelen met wat de scheepstoko biedt: bier,
melk, limonade, koek, snoeperijen, blikjes
sardines, enz.; ook zijn daar tabak, sigaren,
sigaretten, veters, naalden, garen en zeep te
koop.
Door de aanwezigheid van koelcellen
worden in zee gedeeltelijk versche bullen
opgeschaft; niet alles, want de oorlogsvoor-
raad blikken moet natuurlijk geregeld
worden geconsumeerd, opdat periodiek deze
met verschen voorraad aangevuld kunne
worden. Een zegen is het, ook alweer aan de
techniek te danken, dat men in Indië zijn
dranken koel te genieten krijgt. Oef! hoe
akelig lauw smaakte daar het water, vooral
's nachts, als men lag te bezwijmen in kooi
en snakte naar een koelen dronk.
(Wordt vervolgd).
Werkloozen-comité te Bergen.
De heer J. H. Elfring schrijft ons:
Zoudt U het onderstaande, een gedeelte
van mijn brief aan B. en W. van Bergen
willen plaatsen in uw blad? Bij voorbaat
mijn dank.
Op dit oogenblik heb ik kennis kunnen
nemen van de krantenberichten en het be
zoek van heeren verslaggevers aan den
heer burgemeester en dan moet mij de
opmerking van het hart, dat daarin wel
wat te veel naar voren wordt gebracht
het feit, dat de voorzitter het antwoord
van B. en W. niet heeft voorgelezen.
Met een en ander is echter het mee-
ningsverschil niet verklaard.
De menschen hebben een lijst overge
legd van winkeliers, die hun streven naar
lotsverbetering ondersteunen (ongev. 100).
Ze hebben tevens overgelegd een paar in
der haast opgemaakte lijstjes van norm-
loonen. Hun bedoeling was toen met den
Minister van Sociale Zaken een bespre
king te verkrijgen.
Die bespreking is aangevraagd en de
heer Macdonald, de waarnemend burge
meester vertelt hen, dat er afwijzend is
beschikt en ook wordt hun verteld, dat de
bedoelde minister slechts voor georgani-
seerden te spreken zou zijn. Hun verzoek
om het antwoord van den minister te mo
gen lezen wordt niet ingewilligd, want
dat antwoord is uitsluitend gericht aan B.
en W. van Bergen
Deze menschen hebben zich te goeder
trouw op het standpunt gesteld: samen
uit, samen thuis. Ze vergaten, dat er ook
een formalistisch stndpunt is, dat zij den
brief aan den minister niet mede-onder
teekend hebben en dat het antwoord aan
B. en W. is gekomen. Dat zij echter dien
brief niet zouden mogen lezen heeft hen
verbaasd en verbaast mij ook.
De krantenberichten doen met vrij groo
te zekerheid vermoeden, dat de pers dit
schrijven heeft mogen lezen. De pers heeft
dan ook kunnen constateeren, dat de
brief van den minister en het antwoord
van B. en W. aan het comité vrijwel ge
lijkluidend zijn. Maar men vergete niet,
dat de menschen van het comité die ver
gelijking niet konden maken, omdat hun
de inzage werd geweigerd.
Wanneer het comité, evenals de pers,
had mogen vergelijken zou er geen wan
trouwen bestaan hebben. Wanneer men
nu ook de pers eens inzage had geweigerd
zou die waarschijnlijk precies zoo geoor
deeld hebben als de voorzitter van het
comité.
Op de vergadering heb ik gezegd, dat ik
deze heele kwestie van ondergeschikt be
lang acht en ik blijf daar bij. Nu ze een
maal is aangesneden moet ik echter op
merken, dat ik de wijze, waarop B. en W.
hun verzoek aan den minister hebben in
gekleed zeer onpractisch vind. Een be
spreking met den minister was van zroot
belang vooraf, als tpelichting op de cijfers
en de eigenaardige loontoestanden te Ber
gen in verband nvt het feit, dat het een
seizaenplaats is en de bedrijven en in
dustrieën niet zijn te vergelijken met die
in andere plaatsen. Hier zijn de bedrijven
vaak belangrijke bijzaakjes, het pension-
bedrijf of kamerverhuren de hoofdzaak.
Dit reeds drukt de loonen.
Nu blijkt het mij uit de bladen, dat de
gemeente Bergen als volgt geschreven
heeft „mochten wij Uwe Excellentie hier
mee niet hebben overtuigd en U geen aan
leiding ziet aan de hand van onze ver
strekte gegevens aan ons verzoek te vol
doen, dan verzoeken wij U beleefd doch
dringend ons in de gelegenheid te stellen
deze zaak op Uw departement mondeling
te komen toelichten en toe te staan, dat
een door de plaatselijke afdeelingen der
vakorganisaties aangewezen afgevaardigde
bij dit onderhoud tegenwoordig is."
Ik vind dezen brief verkeerd, omdat er
om een bespreking wordt verzocht bij
eventueele weigering en omdat B. en W.
zich blijkbaar op het standpunt stellen>
dat het voor de hand zou liggen, dat juist
iemand van een „organisatie" zou worden
ontvangen. Indien de minister de dwaze
on-grondwettigen eisch stelt, dat niet-
aangeslotenen zoo ver beneden zijn stand
liggen, dat hij die menschen niet kan
ontvangen, dan ligt het nog niet op den
weg van B. en W. om met dergelijke op
vattingen rekening te houden.
Ten slotte nog een kort persoonlijk
woord. Op de gehouden vergadering bood
niemand den werkeloozen de gevraagde
intellectueele hulp. Zoolang ze willen moe
ten ze het nu maar met mij doen. De goed
willende elementen en de burgerij konden
het naar mijn meening slechter treffen
want, hoe onberekenbaar mijn denkbeelden
en daden ook zijn, van mij is niet te ver
wachten, dat ik ze zal raden tot commu
nistische of fascistische (neen, ook dat
niet) of stakingsavonturen. Wel moet men
rekenen op openbaarheid en nog eens
openbaarheid en ik verkondig de meening,
dat een regeering, die nu plotseling wel
geld kan krijgen voor bewapening dat
geld maar moet opnemen waarna het be
steed moet worden voor de behoeftigen
totdat de handelsbelemmeringen op inter
nationaal gebied voorbij zijn. Want om nu
de millioenen te besteden op grond van
het geheime Belgische contract voor een
volkomen kanslooze weerbaarheid is on
zin. Dit en ander hiermee samenhangende
onderwerpen zal ik in een uitvoerig schrij
ven aan B. en W. van Bergen en aan den
minister-president voorstellen. Ik hoop
(het zal wel weer mislukken) een en an
der in brochurevorm te kunnen uitgeven.
Zoo niet dan krijgen de kranten toch een
exemplaar.
(Ook wij nemen aan, dat de menschen
ter goeder trouw waren.
Wij blijven het echter een verzuim oor-
deelen dat de voorzitter ter vergadering
geen voorlezing heeft gedaan van de door
B. en W. an het comité gezonden brief. Uit
het door ons gepubliceerde schrijven is
gebleken, dat er van een gezamelijk op
treden bij den minister geen sprake is en
dat B. en W. zich in een zelfstandig schrij
ven tot den minister hadden gericht.
Hoofdzaak is, dat vast staat, dat er geen
reden is om in deze het college te wan
trouwen.
Met den inzender zijn wij echter van
oordeel, dat dit geschilpunt van onderge
schikt belang is. Ook wij hopen dat een
betere regeling verkregen zal worden.
Red. Alkm. Crt.)
Naar wij vernemen, is voor de arbei
ders, welke naar de werkverschaffing gaan,
thans een regeling getroffen voor het ver
voer, waardoor een verbetering is ingetre
den.
Gladiolen.
Aan de Beverwijksche bloemenmarkt
werden Woensdag door de gebr. van Brug-
genum te Wijk aan Zee en Duin de eerste
bloemen van gladiolen van de soort Allard
Pierson ingebracht.
Spinaziemarkt.
Spinazie per 100 fust 2030.
Witlof per 100 pond 3.507.75. Ra
barber per 100 bos 58.50.
LANGENDIJK.
De Koophandel in vergadering
bijeen.
De vereeniging De Koophandel heeft
Woensdag haar jaarvergadering gehouden
in café De Roode Leeuw te Zuidschar-
woude. Een 50-tal leden waren aanwezig,
alsmede eenige vertegenwoordigers van de
veilingsvereenigingen de L.G.C. e Broek op
Langendijk, Noordermarktbond te Noord-
scharwoude en Warmenhuizen en Omstre
ken te Warmenhuizen.
De voorzitter, de heer C. Wagenaar Kz.,
heeft in zijn upeningsrede op de moeilijke
tijden gewezen en gezegd, dat het jaar 1935
geen aangename herinnering zal achter
laten, hierby een overzicht gevende van
den handel in tuinbouwproducten, zoowel
over het binnenland als het buitenland. Als
twee lichtpunten werden genoemd de ver
laging der invoerrechten in Amerika en de
verbetering der bepalingen voor den uit
voer naar Polen.
Spr. wees er op, dat men het afzetgebied
moet trachten te behouden door de levering
van de beste kwaliteit
Het financieel beheer van den heer J.
Kramer werd keurig in orde bevonden. Het
"voordeelig saldo was '455,89, hetgeen een
vooruitgang van ruim 100 beteekende. Uit
het verslag van de sociale verzekeringen
bleek, dat in totaal 45526,18 aan loon is
uitgekeerd. In Noordscharwoude hebben 21
arbeiders van de ziekenkas getrokken, te
Broek negen. Totaal was het aantal zieken
dagen duizend.
In het jaarverslag, dat de secretaris, de
heer P. F. Slot, hierna uitbracht, werd wij
len de heer K. van der Molen herdacht, die
in het afgeloopen jaar is overleden. De ver
slaggever hoopte, dat spoedig een uniforme
regeling zou zijn getroffen voor de garan
deering van het gewicht door de tuinders.
Adhaesie zal worden betuigd aan een ver
zoek van de Beurtbevrachting om meer
vrijheid te verleenen voor de schepenbe
neden de 50 ton. Dit betreft de evenredige
vrachtverdeeling.
De heer J. N. Otto te Noordscharwoude
werd als lid toegelaten met26 tegen 19
stemmen, terwyl de heer.P. Hart te Kopdijk
niet werd toegelaten, omdat zijn hoofdbe
drijf niet de handel is.
De heer P. F. Slot werd als bestuurslid
herkozen met 43 stemmen, terwy-1 in de
vacature P. Deutekom, die niet herkiesbaar
was, de heer C. Keeman te Noordschar
woude werd gekozen. Deze heer behaalde
30 stemmen.
Na eenige besprekingen werd besloten,
aan het borgstellingsfonds voor den mid
denstand een bijdrage te verleenen van
100. Het bestuursvoorstel luidde 50 te
geven, doch de heer J. Hoogland stelde
100 voor. Dit laatste werd aangenomen
met 25 tegen 21 stemmen,
De werk- en loonregeling met de
transportarbeiders was hierna aan de orde.
Verscheidene heeren voerden het woord
over deze regeling,' welke is opgezegd ge
worden, omdat een der leden het gewer.scht
achtte, dat een koopman gerechtigd werd,
vijf ton zelf te laden eiken dag. Diverse
meeningen werden ten beste gegeven.
Verder werd voorgesteld, de arbeiders,
die in Alkmaar en Oudorp 'wonen, uit te
sluiten. Na velerlei besprekingen werd be
sloten, een commissie in het leven te roe
pen, welke zal trachten met de arbeiders
tot een regeling te komen.
Men kon zich er mee vereenigingen, dat
de Langendijker tuinbouwproducten werden
gesteld onder de Landbouwuitvoerwet.
Voorts werd het aanbevelenswaardig ge
vonden, een aanvoerregeling te maken,
waardoor het mogelijk werd op zes dagen
te verladen inplaats van zooals nu op drie
dagen. Een regeling werd de veilingbestu-
ren aanbevolen, zoo noodig in overleg met
De Koophandel.
Nadat nog eenige zaken waren besproken,
o.m. de distributie van goedkoope groen
ten, waarvoor een audiëntie is aangevraagd
by den minister en een eventueel toe te
passen regeling voor de vroege aardappe
len werd de vergadering gesloten, waarbij
door den voorzitter nogmaals het garan
deeren door de tuinders van het gewicht
werd aanbevolen.
253. Zoo zaten ze nog een poosje bij elkaar, toen de
deur opeens open ging en éénoog binnenkwam, die ze
vertelde dat ze zich gereed moesten houden, want dat er
merkwaardige dingen gingen gebeuren. Hij bracht hen
voor den kapitein, die een raar taaltje sprak en op i
en Pat wees.
254. Ze werden daarop door éénoog geboeid, die ze
daarop beduidde dat ze op een houten kist moesten gaan
zitten, waarvan ze niet mochten opstaan. Ze keken nu
eens rond, terwijl iedereen aan dek op zenuwachtige
wijze rondrende. Aan den ecnen kant van het schip za
gen ze een rotsachtige kust voor zich.