Wat is zoo'n kruiser eigenlijk? DE GEBROEDERS „GOCHEM" isxïssrjs. «s Jkauutciaai Uieuws fxuuL: en 'Juin bouw TlationaA ïiaAumüimA hef th»ue°ht *a het ware thuis- maar daar m dan hiér nen ™rlneman °P het water meThTntkenTenUidt' k3n redel*k BERGEN ZUIDSCHARWOUDE BEVERWIJK IV. Overtuigd zijnde, dat de lezer belang stelling zal koesteren voor de huishouding cp dit schip, zal ik daarvan in een volgend hoofdstukje een uiteenzetting geven. Ik stap dan af van het specifiek militaire gedeelte, doch wil dit eerst beëindigen met het geven van een kort overzicht van de posteering der mannen tijdens het gevecht. Op het onheilspellend alarmsignaal, de korte, snelopvolgende stooten op de trom pet, Ijlt een ieder naar zijn gevechtspunt. Veel waterdichte deuren worden gesloten, de voorzieningen tegen brand genomen, de werking van alle apparaten nog even ge controleerd, en terwijl het wriemelt van mannen op hun ongenaakbare plaatsen achter pantsers en onder water, is het dek als uitgestorven, leeg, kaal, schootsvrij. In den commandotoren tuurt de commandant door de smalle kijkspleten in het pantser, bijgestaan door eenige officieren, waaronder de officier van administratie, die behalve ais verbindingsofficier ook wel, der traditie getrouw, het verloop van den strijd zal no- teeren; verder zijn hier roergangers, uit kijken voor vliegtuigen en de tamboers en pijpers geposteerd. Dor middel van spreek buizen, telegrafen en telefonen heeft de commandant verbinding met alle belangrijke gevechtsposten in het schip. De comman dant beschikt op zijn verheven post over den z.g. vuurleider, een luitenant ter zee le klasse, met een speciale artilleristische op leiding, die de man is, die voor den juisten vuurstand der kanonnen zorgt en het tijd stip van cifvuren vaststelt. W^L zullen den lezer niet bezigheden met een nauwkeurige beschrijving van wat iedere man op iedere post verricht tijdens een gevecht. Men heeft aan boord een z.g. alarmrol, een tableau van alle gevechtspos ten met aanduiding van de namen der man nen, die daar hun plicht vervullen moeten. Uiteraard is de oefening geheel gesplitst op deze taken, en de in een bepaald détail op geleiden staan bij de onderdeelen en instru menten, waar zij vertrouwd mee zijn en blijven. De kanonniers bemannen het geschut, de waarnemers de afstandmeters, de monteurs staan bij de schakelborden en de electro- motoren, de telegrafisten arbeiden in de radiohutten, de seiners zijn geposteerd op de brug enz., enz. Doch er zijn ok posten, welke geen spe ciale vaklieden vereischen, zooals het mu nitietransport, de telefonen en dergelijke. Wat aan reserve over is, wordt tenslotte ingedeeld bij de z.g. herstellingsbrigade en de brandweer, die onder de directe bevelen van den eerste officier staan. Het behoeft geen betoog, dat waar gehakt wordt, spaan ders vallen en heel wat wonden van het schip geheeld en plotseling uitbrekende branden direct gcbluscht moeten worden. Overigens is natuurlijk de eerste officier de man, die tijdens het gevecht „op stootgazen" leeft, dat is, dat hij elk oogenblik geroepen kan worden zijn commandant op te Volgen. Hoewel, gelijk wij reeds zeiden, de vuur leider centraal zijn stukken bedient, eischen deze bovendien zooveel zorg en kennis, dat in elke toren een luitenant ter zee het com mando voert. De taak der onderofficieren is in het al gemeen, dat zij het toezicht voeren op be paalde groepen, dus de intermediair zijn tusschen den officier en de manschappen en opletten op de stipte uitvoering der orders. In een centrale, in een ketelruim, in muni tiebergplaatsen of bij het munitietransport verzorgen de onderofficieren dus den gere- gelden en ononderbroken gang van zaken. De eenigen, die geen bepaalde post be dienen, zijn de dokter en zijn ziekenver plegers. Zy bieden hulp, waar bloed vloeit, snel, voorloopig, want men begrijpt wel, dat in de practyk van het gevecht de minutieuze doktershulp eerst na den strijd mogelijk is, of in een gevechtspauze. Toen ik de ziekenboeg en de operatie kamer zag ingericht waren zij nog niet dacht ik even aan den zeer ouden tijd van De Ruyter. Toen hadden de barbiers chirurgijns wel een vaste post, namelijk bij de kombuis, want daar lagen de ijzers in het vuur om de wonden der gekwetsten en geamputeerden dicht te schroeien. In oorlogstijd vaart een schip steeds in den toestand, „gereed voor het gevecht. Alle schootsvelden zijn daar vrij gemaakt, de tenten zijn weggenomen, de waterdichte deuren en luiken gesloten, de munitie staat gereed voor het gebruik, alle electrische apparaten zijn ingeschakeld, in alle ketels is stoom. Wordt dan alarm geslagen, dan zijn eigen lijk al vele posten permanent bezet, zoodat niet de meeste tijd verloren gaat bij het in actie komen. In het kort: op een goed ge commandeerd oorlogsschip is de outillage en de organisatie zoo gemaakt en wordt dusdanig gehandhaafd, dat het in tijd van °°rlog, tot in de kleinste puntjes verzorgd cn paraat is om den eersten stoot, zoo snel m°gelijk te kunnen geven. Ik laat verder aan de verbeeldingskracht van den lezer over om zich het gevecht zelf voor te stellen. Laat hij daarbij denken aan de twee soorten krijgslieden op een oorlogsschip: de actieve strijders en de Passieven. Voor deze laatsten is ook het zeegevecht geen sinecure. Zij zien niets, zij hooren, zonder te weten wat angstwek kende geluiden bettekenenéén kort bevel en zij staan voor een daad, het stop- Pen van een lek, het blusschen van een and, het invallen voor gevallen maats. Er zijn dan ook geen noncombattanten op een oorlogsschip; als het er op aankomt, blazen de kok en de schoenmaker en de schrijver hun partij mee, net zoo goed als de kanon nier. De huishouding. VI. Ergens zeide ik reeds, dat een der mar kante dingen van den zeestrijd is, dat men zoo uit zijn warme kooi, van den welvoor- zienen disch of van zijn romannetje kan worden weggehaald, om enkele minuten later het gruwelijkst denkbare vuur te on dergaan. trSien l I' aar' men z,ch niet ver- eden kan door een wandelingetje of een lea"? zhf l bioscoop' en men er last not steeds réken h heele toer' er zich steeds rekenschap van te geven, dat dit iÏatfOrm0rnaTlijk m°et Zijn en blijven een kfn d7hetn»wn0nn?n' en men niet eischen met eei tn ni °P gezellig huisie gaat gedij ken. huisVrouw isfJTdff r°£ dezen kruiser alles gedaan detfrit1^ ir\°nZe Marine- evenals in de marines van andere beschaafde mogend- of hu^nT18" dat' 81 m°ge het fr°ndeeren, of huiselyker gezegd, het kankeren den zeeman in het bloed zitten, men niettemin die eigenschappen sterk kan temperen als men inzicht toont in het vele, wat' de mensch op zee ontbeert. tni\WiLhiCr geen paralIel met den ouden tyd trekken, vooral niet omdat naar mijn meening de jongste officieren, relatief be- d«n X wT aan boord eerder slechter an beter hadden dan de minderen en ook niet, omdat ik dan ongelijksoortige groot heden vergelijken zou, want in dien ouden t Jd werd een tienmaal zwaardere ontbering dan tegenwoordig mogelijk is, aanvaard, als de zoute smaak van het zeewater; die hoorde nu eenmaal bij het varen op zee. Wet men niet voelt, is niet erg, en super- sensitiviteit is een akelige ziekte. Voordat ik vermeld, wat van dit moderne ?Cbip "ee" scheepje voor je leven" gemaakt ÏÏfJj"?. .e?rf een korte uiteenzetting van het dienstelyk bestaan aan boord geven. Als een schip vaart, wordt zeewacht ge- oopen; ligt het in een haven, dan is het reewacht. Zeewachten duren vier uren of acht giazen; een glas was het zandglas, dat in een half uur leeg liep. De scheepsklok slaat dan ook geen uren, maar glazen en komt niet verder dan acht. De Hondewacht duurt van middernacht tot 4 uur s morgens, dan volgt de Dagwacht van 4 tot 8 uur, daarna de Voormiddag tot 12 uur, dan de Achtermiddag tot 4 uur 's middags, gevolgd door de Platvoet tót 8 uur en eindelijk de Eerste wacht tot mid- dernacht. Dikwerf loopt men tweemaal per etmaal, twee wachten: „wacht op, wacht af heet dat en om de mannen van de nachtwachten niet te veel slaap te ont nemen, verdeelt men de Platvorm dikwijls in twee deelen, waardoor ieder op zün beurt over alle wachten rouleert. De ree- wacht duurt een etmaal; niet, dat men dan 24 uur achtereen op zijn beenen moet staan, maar men blijft ter beschikking aan boord. Deze twee soorten wachten beheerschen de huishouding. In Indië bijvoorbeeld, waar de De Ruyter dienen zal, is het op de zee- wacht ten 6.30 over (reveille); men ontbijt ten 7 ure, dan is het z.g. zindelijkheids inspectie, daarna wordt van 8.30 tot 11.30 geoefend en scheepswerk verricht. Ten 12 uur wordt middag geschaft, dan rust men tot 2.30, werkt van 2.30 tot 4 uur en geniet om 5 uur theewater (avondbrood). Bij reewacht is men een uur vroeger uit kooi en nuttigt men ten 6 ure een licht eerste ontbijt. Bij de zindelijkheidsinspectie van 6.30 worden de werkzaamheden ge regeld, onderbroken door het tweede ontbijt ten 8 ure. Tot half twaalf wordt gewerkt ten 12 ure geschaft, tot 2.30 gerust en daar na, tot 4 uur, voornamelijk verplegingsdienst verricht: plunjewasschen, aardappelen jas sen, enz. Ten 4.30 is het theewater, ten 5 ure passagieren. Bij de beoordeeling van dezen korten werkduur vergete men echter de werk zaamheden der wacht niet, welke een groot deel der equipage in touw houden, want een schip is een levend wezen, dat den heelen dag bezig gehouden moet worden. Het lichte ontbijt bestaat uit brood en kof fie, doch de zeeman met overleg houdt iets van de aankleeding van zijn avondboterham over: kaas, worst, tweemaal vleesch, rook- vleesch, jam of gehakt, (voor eiken week dag dus variatie) om er de morgensnede mee te beleggen. Het tweede ontbijt bestaat uit rijst en rot- mok. Rotmok (het woord is heusch offi cieel) is een haché van vleesch, uitjes, een blaadje laurier en een korreltje peper. In mijn jongen tijd vond ik rotmok afschuwe lijk of zalig; afschuwelijk, als een ouder- wetsche snërtkok de bullebief mishandeld had; zalig, als de kabelgast in zijn blikje op z'n particulier plekje in de kombuis zijn rotmok gaar had laten sudderen op de Dag- wacht, en mij van zijn „prakkie" mee ge nieten liet. Ik hoop op den proeftocht ook te probeeren, of ik op myn ouden dag nog lyrisch kan worden by het eten van moder ne rotmok, boontjes met spekkanen en snert. De menu's van het middagschaften zijn: driemaal in de week vleesch, groente en aardappelen, ééns boontjes met spek, ééns snert, ééns rijst met ragout (niet te ver warren met rotmok). Bovendien wordt 10 cents per man per dag uitgetrokken, om te besteden aan toespijzen, b.v. een toetje of een soepje, specerijen en vruchten. Uit de menschen is een commissie gekozen, die met het noodige overleg, deze 10 cents naar eigen inzicht zeer goed besteden voor het aangegeven doel. Toen de opperschipper en de majoor- bottelier mij over de menu's inlichten, dacht ik even met weemoed terug aan de blijk baar uit het rantsoen geschrapte stokvisch; maar het deed my groot genoegen, dat de ellendige stamppot, de rats, verdwenen is. Rats is een puik eten, maar eischt enorme zorg; daarzonder is het een nattige poespas met een zure of aangebrande smaak en vooral: je zag nooit goed, wat je at ten minste je vleesch niet; maar een groote niet vermorzelde aardappel wei degelijk. In den ouden tyd was er een leuze „alles amparté (apart) en de moderne techniek, welke betere kombuizen en fornuizen mo gelijk maakte, heeft haar kunnen verwezen lijken. Volledigheidshalve vermeld ik nog, dat de oorlam eveneens ter ziele is, trouwens al lang. Hij hoorde bij de romantiek van den zeiltyd; maar de lezer, die nooit getuige was van het oorlam slaan aan de klok en de techniek van het kauwen van den dagelijk- schen borrel, kan niet begrijpen, wat met den oorlam verloren is gegaan en blyve beter overtuigd, dat zyn afschaffing de maats „mirakel" veel goed heeft gedaan. Behalve de rantsoenen kunnen de schepe lingen op eigen kosten het verhemelte streelen met wat de scheepstoko biedt: bier, melk, limonade, koek, snoeperijen, blikjes sardines, enz.; ook zijn daar tabak, sigaren, sigaretten, veters, naalden, garen en zeep te koop. Door de aanwezigheid van koelcellen worden in zee gedeeltelijk versche bullen opgeschaft; niet alles, want de oorlogsvoor- raad blikken moet natuurlijk geregeld worden geconsumeerd, opdat periodiek deze met verschen voorraad aangevuld kunne worden. Een zegen is het, ook alweer aan de techniek te danken, dat men in Indië zijn dranken koel te genieten krijgt. Oef! hoe akelig lauw smaakte daar het water, vooral 's nachts, als men lag te bezwijmen in kooi en snakte naar een koelen dronk. (Wordt vervolgd). Werkloozen-comité te Bergen. De heer J. H. Elfring schrijft ons: Zoudt U het onderstaande, een gedeelte van mijn brief aan B. en W. van Bergen willen plaatsen in uw blad? Bij voorbaat mijn dank. Op dit oogenblik heb ik kennis kunnen nemen van de krantenberichten en het be zoek van heeren verslaggevers aan den heer burgemeester en dan moet mij de opmerking van het hart, dat daarin wel wat te veel naar voren wordt gebracht het feit, dat de voorzitter het antwoord van B. en W. niet heeft voorgelezen. Met een en ander is echter het mee- ningsverschil niet verklaard. De menschen hebben een lijst overge legd van winkeliers, die hun streven naar lotsverbetering ondersteunen (ongev. 100). Ze hebben tevens overgelegd een paar in der haast opgemaakte lijstjes van norm- loonen. Hun bedoeling was toen met den Minister van Sociale Zaken een bespre king te verkrijgen. Die bespreking is aangevraagd en de heer Macdonald, de waarnemend burge meester vertelt hen, dat er afwijzend is beschikt en ook wordt hun verteld, dat de bedoelde minister slechts voor georgani- seerden te spreken zou zijn. Hun verzoek om het antwoord van den minister te mo gen lezen wordt niet ingewilligd, want dat antwoord is uitsluitend gericht aan B. en W. van Bergen Deze menschen hebben zich te goeder trouw op het standpunt gesteld: samen uit, samen thuis. Ze vergaten, dat er ook een formalistisch stndpunt is, dat zij den brief aan den minister niet mede-onder teekend hebben en dat het antwoord aan B. en W. is gekomen. Dat zij echter dien brief niet zouden mogen lezen heeft hen verbaasd en verbaast mij ook. De krantenberichten doen met vrij groo te zekerheid vermoeden, dat de pers dit schrijven heeft mogen lezen. De pers heeft dan ook kunnen constateeren, dat de brief van den minister en het antwoord van B. en W. aan het comité vrijwel ge lijkluidend zijn. Maar men vergete niet, dat de menschen van het comité die ver gelijking niet konden maken, omdat hun de inzage werd geweigerd. Wanneer het comité, evenals de pers, had mogen vergelijken zou er geen wan trouwen bestaan hebben. Wanneer men nu ook de pers eens inzage had geweigerd zou die waarschijnlijk precies zoo geoor deeld hebben als de voorzitter van het comité. Op de vergadering heb ik gezegd, dat ik deze heele kwestie van ondergeschikt be lang acht en ik blijf daar bij. Nu ze een maal is aangesneden moet ik echter op merken, dat ik de wijze, waarop B. en W. hun verzoek aan den minister hebben in gekleed zeer onpractisch vind. Een be spreking met den minister was van zroot belang vooraf, als tpelichting op de cijfers en de eigenaardige loontoestanden te Ber gen in verband nvt het feit, dat het een seizaenplaats is en de bedrijven en in dustrieën niet zijn te vergelijken met die in andere plaatsen. Hier zijn de bedrijven vaak belangrijke bijzaakjes, het pension- bedrijf of kamerverhuren de hoofdzaak. Dit reeds drukt de loonen. Nu blijkt het mij uit de bladen, dat de gemeente Bergen als volgt geschreven heeft „mochten wij Uwe Excellentie hier mee niet hebben overtuigd en U geen aan leiding ziet aan de hand van onze ver strekte gegevens aan ons verzoek te vol doen, dan verzoeken wij U beleefd doch dringend ons in de gelegenheid te stellen deze zaak op Uw departement mondeling te komen toelichten en toe te staan, dat een door de plaatselijke afdeelingen der vakorganisaties aangewezen afgevaardigde bij dit onderhoud tegenwoordig is." Ik vind dezen brief verkeerd, omdat er om een bespreking wordt verzocht bij eventueele weigering en omdat B. en W. zich blijkbaar op het standpunt stellen> dat het voor de hand zou liggen, dat juist iemand van een „organisatie" zou worden ontvangen. Indien de minister de dwaze on-grondwettigen eisch stelt, dat niet- aangeslotenen zoo ver beneden zijn stand liggen, dat hij die menschen niet kan ontvangen, dan ligt het nog niet op den weg van B. en W. om met dergelijke op vattingen rekening te houden. Ten slotte nog een kort persoonlijk woord. Op de gehouden vergadering bood niemand den werkeloozen de gevraagde intellectueele hulp. Zoolang ze willen moe ten ze het nu maar met mij doen. De goed willende elementen en de burgerij konden het naar mijn meening slechter treffen want, hoe onberekenbaar mijn denkbeelden en daden ook zijn, van mij is niet te ver wachten, dat ik ze zal raden tot commu nistische of fascistische (neen, ook dat niet) of stakingsavonturen. Wel moet men rekenen op openbaarheid en nog eens openbaarheid en ik verkondig de meening, dat een regeering, die nu plotseling wel geld kan krijgen voor bewapening dat geld maar moet opnemen waarna het be steed moet worden voor de behoeftigen totdat de handelsbelemmeringen op inter nationaal gebied voorbij zijn. Want om nu de millioenen te besteden op grond van het geheime Belgische contract voor een volkomen kanslooze weerbaarheid is on zin. Dit en ander hiermee samenhangende onderwerpen zal ik in een uitvoerig schrij ven aan B. en W. van Bergen en aan den minister-president voorstellen. Ik hoop (het zal wel weer mislukken) een en an der in brochurevorm te kunnen uitgeven. Zoo niet dan krijgen de kranten toch een exemplaar. (Ook wij nemen aan, dat de menschen ter goeder trouw waren. Wij blijven het echter een verzuim oor- deelen dat de voorzitter ter vergadering geen voorlezing heeft gedaan van de door B. en W. an het comité gezonden brief. Uit het door ons gepubliceerde schrijven is gebleken, dat er van een gezamelijk op treden bij den minister geen sprake is en dat B. en W. zich in een zelfstandig schrij ven tot den minister hadden gericht. Hoofdzaak is, dat vast staat, dat er geen reden is om in deze het college te wan trouwen. Met den inzender zijn wij echter van oordeel, dat dit geschilpunt van onderge schikt belang is. Ook wij hopen dat een betere regeling verkregen zal worden. Red. Alkm. Crt.) Naar wij vernemen, is voor de arbei ders, welke naar de werkverschaffing gaan, thans een regeling getroffen voor het ver voer, waardoor een verbetering is ingetre den. Gladiolen. Aan de Beverwijksche bloemenmarkt werden Woensdag door de gebr. van Brug- genum te Wijk aan Zee en Duin de eerste bloemen van gladiolen van de soort Allard Pierson ingebracht. Spinaziemarkt. Spinazie per 100 fust 2030. Witlof per 100 pond 3.507.75. Ra barber per 100 bos 58.50. LANGENDIJK. De Koophandel in vergadering bijeen. De vereeniging De Koophandel heeft Woensdag haar jaarvergadering gehouden in café De Roode Leeuw te Zuidschar- woude. Een 50-tal leden waren aanwezig, alsmede eenige vertegenwoordigers van de veilingsvereenigingen de L.G.C. e Broek op Langendijk, Noordermarktbond te Noord- scharwoude en Warmenhuizen en Omstre ken te Warmenhuizen. De voorzitter, de heer C. Wagenaar Kz., heeft in zijn upeningsrede op de moeilijke tijden gewezen en gezegd, dat het jaar 1935 geen aangename herinnering zal achter laten, hierby een overzicht gevende van den handel in tuinbouwproducten, zoowel over het binnenland als het buitenland. Als twee lichtpunten werden genoemd de ver laging der invoerrechten in Amerika en de verbetering der bepalingen voor den uit voer naar Polen. Spr. wees er op, dat men het afzetgebied moet trachten te behouden door de levering van de beste kwaliteit Het financieel beheer van den heer J. Kramer werd keurig in orde bevonden. Het "voordeelig saldo was '455,89, hetgeen een vooruitgang van ruim 100 beteekende. Uit het verslag van de sociale verzekeringen bleek, dat in totaal 45526,18 aan loon is uitgekeerd. In Noordscharwoude hebben 21 arbeiders van de ziekenkas getrokken, te Broek negen. Totaal was het aantal zieken dagen duizend. In het jaarverslag, dat de secretaris, de heer P. F. Slot, hierna uitbracht, werd wij len de heer K. van der Molen herdacht, die in het afgeloopen jaar is overleden. De ver slaggever hoopte, dat spoedig een uniforme regeling zou zijn getroffen voor de garan deering van het gewicht door de tuinders. Adhaesie zal worden betuigd aan een ver zoek van de Beurtbevrachting om meer vrijheid te verleenen voor de schepenbe neden de 50 ton. Dit betreft de evenredige vrachtverdeeling. De heer J. N. Otto te Noordscharwoude werd als lid toegelaten met26 tegen 19 stemmen, terwyl de heer.P. Hart te Kopdijk niet werd toegelaten, omdat zijn hoofdbe drijf niet de handel is. De heer P. F. Slot werd als bestuurslid herkozen met 43 stemmen, terwy-1 in de vacature P. Deutekom, die niet herkiesbaar was, de heer C. Keeman te Noordschar woude werd gekozen. Deze heer behaalde 30 stemmen. Na eenige besprekingen werd besloten, aan het borgstellingsfonds voor den mid denstand een bijdrage te verleenen van 100. Het bestuursvoorstel luidde 50 te geven, doch de heer J. Hoogland stelde 100 voor. Dit laatste werd aangenomen met 25 tegen 21 stemmen, De werk- en loonregeling met de transportarbeiders was hierna aan de orde. Verscheidene heeren voerden het woord over deze regeling,' welke is opgezegd ge worden, omdat een der leden het gewer.scht achtte, dat een koopman gerechtigd werd, vijf ton zelf te laden eiken dag. Diverse meeningen werden ten beste gegeven. Verder werd voorgesteld, de arbeiders, die in Alkmaar en Oudorp 'wonen, uit te sluiten. Na velerlei besprekingen werd be sloten, een commissie in het leven te roe pen, welke zal trachten met de arbeiders tot een regeling te komen. Men kon zich er mee vereenigingen, dat de Langendijker tuinbouwproducten werden gesteld onder de Landbouwuitvoerwet. Voorts werd het aanbevelenswaardig ge vonden, een aanvoerregeling te maken, waardoor het mogelijk werd op zes dagen te verladen inplaats van zooals nu op drie dagen. Een regeling werd de veilingbestu- ren aanbevolen, zoo noodig in overleg met De Koophandel. Nadat nog eenige zaken waren besproken, o.m. de distributie van goedkoope groen ten, waarvoor een audiëntie is aangevraagd by den minister en een eventueel toe te passen regeling voor de vroege aardappe len werd de vergadering gesloten, waarbij door den voorzitter nogmaals het garan deeren door de tuinders van het gewicht werd aanbevolen. 253. Zoo zaten ze nog een poosje bij elkaar, toen de deur opeens open ging en éénoog binnenkwam, die ze vertelde dat ze zich gereed moesten houden, want dat er merkwaardige dingen gingen gebeuren. Hij bracht hen voor den kapitein, die een raar taaltje sprak en op i en Pat wees. 254. Ze werden daarop door éénoog geboeid, die ze daarop beduidde dat ze op een houten kist moesten gaan zitten, waarvan ze niet mochten opstaan. Ze keken nu eens rond, terwijl iedereen aan dek op zenuwachtige wijze rondrende. Aan den ecnen kant van het schip za gen ze een rotsachtige kust voor zich.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 7