De nieuwe voorzitter geïnstalleerd.
De proeftocht van de „De Ruyter".
HOOFD tot
VOETEN!
^Buitenland
ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 8 MEI 1930
Tweede Kamer
Het ontwerp voor industrie-financiering
aangenomen, de liberalen bij vergissing
vóór, - Een knipoogje van de r.k. naar
de soc.-dem.?
Tot 26 Mei vacantie.
De politiek der kleine
Entente.
Den Haag, 7 Mei.
Toen de bel klonk, was de voorzitterszetel
nog niet ingenomen. Op een bankje vooraan
zat prof. Aalberse, in rok met witte das.
Toen de Kamerleden gezeten waren, trad de
waarnemend voorzitter, de heer Van Dijk,
binnen, gevolgd door den griffier, mr. Kes
pen Aldus werden van den aanvang af een
zekere rust en plechtigheid verkregen. Ook
de heer Van Dijk was in rok met witte das.
De voorzitter der Kamer is meestal gekleed
jn rok met zwarte das, een combinatie,
welke, naar wij meenen, buiten het parle
ment maar weinig gedragen wordt. Alleen
bü plechtige gelegenheden draagt de Ka
merpresident een witte das. Thans deed zich
zulk een gelegenheid voor; prof. Aalberse
moest worden geïnstalleerd als voorzitter.
Ongewoon snel is het Koninklijk besluit af
gekomen, waarbij hij benoemd werd. Het
draagt de dagteekening van gisteren, den
zelfden dag, waarop de Kamer de nomina
tie voor het voorzitterschap opmaakte,
welke aan de Koningin schriftelijk is aan
geboden, omdat Hare Majesteit niet in Den
Haag vertoeft.
De heer van Dijk heeft er in zijn vriende
lijke toespraak tot den heer Aalberse op ge
wezen, dat diens benoeming de instemming
heeft van bijna alle partijen. Het blanco
stemmen der communisten, al had het tut
den aard der zaak geen positief karakter,
behoeft overigens niet eens als een gebrek
aan vertrouwen in den heer Aalberse te
worden uitgelegd. Gisteren hebben wij ge
schreven, dat de heer Aalberse een zwak
stemgeluid heeft, maar zijn installatierede
sprak hij duidelijk uit. Bijzonderen nadruk
legde hij op de passage, waarin hij den
leden op het hart drukte, dat alleen een
parlement, dat zelf nauwgezet al zijn plich
ten vervult, de moreele kracht heeft, zijn
grondwettige rechten te handhaven tegen
over ieder, die ze miskent. Waar is, wat hij
zeide, namelijk dat de Kamer tegenwoordig
beter en sneller werkt dan vroeger, dank zij
eenigen wijzigingen, in het reglement van
orde aangebracht, waardoor het parlement
heeft getoond, den eisch der nieuwe zake
lijkheid te verstaan. En ieder, die het met
het parlementaire stelsel wel meent, zal
met voorzitter Aalberse hopen, dat deze de
grootere bevoegdheden, welke de voorzitter
den laatsten tijd heeft gekregen, om de orde
te handhaven, niet zal behoeven te gebrui
ken. Bedoeld wordt bijvoorbeeld de be
voegdheid, om aan de Kamer voor te stel
len, een lid onder bepaalde omstandigheden
den toegang tot het Kamergebouw te ont
zeggen.
Het applaus der Kamer, die de redevoe
ringen staande aanhoorde, was hartelijk.
Het parlement heeft opnieuw getoond,
zich beperking te willen opleggen, door bij
de industriefinanciering van replieken af
te zien. Aanstonds na minister Gelissen's
rede heeft het het wetsontwerp aangeno
men, zonder stemming, met aanteekening,
dat de communisten en de heer Sneevliet
(r.s.) tegen waren. De liberalen, namens
wie mr. Wendelaar het ontwerp, zooals men
weet, principieel had bestreden, verzuim
den, tjjdig eveneens aanteekening te vra
gen. Dat het wetsontwerp in stemming
kwam, scheen niet dadelijk tot hen door te
dringen. Goed opletten is noodig in de Ka
mer. De perstribune weet ervan mee te
praten.
Minister Gelissen is stellig een bekwaam
man, maar zijn talenten liggen niet In de
eerste plaats op het gebied der welspre
kendheid. Herhaaldelijk was hij niet te vol
gen. Onmiddellijk na hem sprak, over een
ander wetsontwerp, minister Colijn. Wat
een verschil! Intusschen heeft minister
Gelissen op een alleraardigste manier voor
zitter Aalberse geluk gewenscht met diens
benoeming, verklarende, dat hij ook reeds
vroeger tegenover hem was geplaatst, name
lijk als student in de collegezaal te Delft,
waar de tegenwoordige president professor
is geweest. De heer Gelissen zeide, met
evenveel belangstelling naar den heer Aal
berse te zullen luisteren, als hij dit vroeger
had gedaan.
Hij heeft geen gevolg gegeven aan dr.
Lovink's wenk om aan het wetsontwerp een
tijdelijk crisiskarakter te geven of om er
een bepaling in op te nemen, dat het over
eenigen tijd zou moeten worden herzien. En
dr. Van den Tempel's scherpe critiek heeft
hij op een tegemoetkomende manier be
antwoord, opmerkende, dat het door hem
voorgestane solidarisme en het socialisme,
als men den geestelijken inhoud even ter
zijde laat, meer gemeen hebben, dan alleen
de beginletters en dat hij in de praktijk met
dr. Van den Tempel samen een heel eind
door het leven zou kunnen wandelen. Is
dit een „invitation a la valse"? Wel, wel!
Men heeft wel eens gezegd, dat de S.D.A.P.
de katholieken achterna liep om met hen sa
men te kunnen regeeren, maar bij dit debat
scheen de S.D.A.P. de onverschillige partij,
wier koelheid de genegenheid der andere
partij aanwakkerde. Zoo gaat het vaak in
de liefde. Wel liet minister Gelissen den
geestelijken inhoud van solidarisme en
socalisme „even" terzijde, maar zijn vier
jaren niet als „even" in den eindeloozen
loop des tijds?
's Ministers verklaring, dat hij aan en
rendabelen industrie-export de voorkeur
gaf boven een onrendabelen landbouwuit-
voer, was te redelijk, dan dat zij baron vart
Voorst tot Voorst, welk een agrariër hij ook
zij, tot tegenstemmen kon bewegen. Overi
gens zal er in de eerste plaats worden ge-
industraliseerd voor de binnenlandsche
markt en slechts voor het overige voor den
export.
Bij een aanvullende Defensie-begrooting
heeft de katholiek Schaepman geklaagd,
dat de regeering al pantserwagens had
aangeschaft, voordat de Kamer er crediet
voor had toegestaan. Minister Colijn heeft
duidelijk gemaakt, dat die pantserwagens
aanvankelijk vielen onder een, door de
Kamer goedgekeurden post voor aanschaf
fing van artilleriemateriëel, maar dat er uit
dezen post ook ander materiëel onver
wachts moest worden betrokken. Zoo was
de post met drie ton overschreden. Dit be
drag werd thans aangevraagd, maar daar
tegenover werden andere artikelen der
Defensiebegrooting met een dergelijk be
drag verminderd. Toen de communisten
stemming vroegen over dit wetsontwerp,
vroeg men zich af, hoe de sociaal-democra
ten zouden stemmen, van wie, zonderling
genoeg, niemand het woord voerde. Maar
er kwam aanstonds aan deze onzekerheid
een einde, want de eerste afgevaardigde,
wiens naam afgelezen werd, was de sociaal
democraat Hiemstra, die een „tegen" liet
hooren. Zoo keurde de Kamer met 49 tegen
19 stemmen dit wetsontwerp goed.
Vermeld worde nog, dat minister Colijn
meedeelde, den chef van den generalen staf
te hebben verzocht, voorstellen te doen, op
dat er voldoende geoefende dienstplichtigen
voor de grensbewaking beschikbaar zullen
komen, waardoor er op de militaire politie
zal kunnen worden bezuinigd.
Met de gebruikelijke aanteekening, dat
de communisten en de heer Sneevliet (r.s.)
tegen waren, heeft de Kamer een uitbrei
ding van het korps politietroepen goedge
keurd.
Tot 26 Mei is zij nu op reces.
28 April. Een korte nacht en slaperige
burgers aan het vroege ontbijt, want al
mogen de hutten ruim zijn en de kooien
goed, toch mist de verwende man van den
wal zijn ruimte en zijn doodstillen nacht.
De proeven van heden spreken weinig
tot de verbeelding der lezers. Zij zijn het
best te vergelijken met de training van
een hardlooper voor de Olympische spe
len. Wij hebben gisteren eigenlijk geen
tegenslag gehad en zullen nu deze week
verder besteden aan het opvoeren der
Vaart voorzoqver dit eerst met éen, dan
tot en met vier ketels geschieden kan. Met
dit viertal kunnen 45.000 P.K. ontwikkeld
worden, een energie, voldoende om mis
schien wel 30 mijlen in het uur te loopen.
Een natuurwet zegt, dat bij groote snel
heid de weerstand van het water tegen
het schip in de derde macht rijst in ver
houding tot de vermeerdering van snel
heid. Daaruit volgt wel, dat een 30.000
P.K. noodig zijn om de laatste paar mijl
tjes uit de machines te halen.
Eer men tot deze krachtproef kan over
gaan, moet in de praktijk bewezen zijn, dat
geen enkel orgaan van het geheel, hoe
klein ook, ons in den steek kan laten en
daarom trainen wij en maken de spieren
van den kruiser gewend aan de sport zon
der ze over te vermoeien. De tallooze
metingen van het olie- en stoomverbruik
en andere ter controle van hetgeen ge
schiedt in de besloten ruimten van ketels
en machines eischen bovendien een snel
heid en ervaring, die slechts verkregen
kunnen worden door ijverig te repeteeren.
Een serie metingen bij een bepaalde
krachtontwikkeling kostte gisteren nog
5Jrie kwartier en behoort in een kwartier
III.
te worden klaargespeeld en met dit werk
vullen de specialisten alle dagen van deze
week.
Dan blaast de kruiser even uit in Nieu-
wediep gedurende het weekend en de vol
gende week staan behalve de nooit onder
broken machine- en vaartproeven de be
proevingen van het geschut en het uitslin-
geren van vliegtuigen met de catapult op
het programma. Over die proeven hoop ik
mijn lezers te schrijven, maar zij zullen
mij verschoonen van de m. i. niet uitvoer
bare taak om smeuïg te vertellen over
diverse drukken van vele kilogrammen
per cM2, over de ankerproeven, de draai-
cirkels, de destillatie-apparaten en de
duizend-en-één toestellen en toestelletjes,
die alle een beurt krijgen.
Vanmorgen had ik mij op de brug zeker
gemaakt van het programma van den dag;
wij zouden de eenzame kusten der Wad
deneilanden de eer van onze aanwezigheid
aandoen, maar toen ik in de commande-
mentshut mijn typist, een braven milicien,
die zijn uitstapje op de De Ruyter dankt
aan zijn gave te kunnen typen, in wanhoop
met mijn handschrift en de scheepsschrijf-
machine had zien worstelen, zag ik plot
seling Lange Jari, den vuurtoren van den
Helder en de bekende „kapen" voor mij en
de tonnen, het schuim van den wervel-
stroom en het aloude wier op de bewogen
vlakte van het Marsdiep. „Alweer wat an
ders", dacht ik en jawel, er was ook iets
gebeurd, een kwartiermeester had bij het
ankerlichten een klap van een stopper
zwengel gekregen, een leelijken klap tegen
zijn kaak, gelukkig niet tegen de slaap.
Het roer óm dus, de radio aan het werk
en de De Ruyter naar den Helder om den
gekwetste naar het hospitaal te brengen.
Van de hooge brug van den kruiser, over
den zeedijk heen kijkend, lijkt het, of het
achterliggende iand ver onder het zeepeil
ligt en wy door de schoorsteenen in de hui
zen kUnnen kijken. Snel schuift het land
schap langs ons heen, de marinelui her
kennen natuurlijk alles, want het wemelt
op de reede van oefenende oorlogsscheep
jes: ondérzeebootjes, kanonneerbootjes, die
dappere knapen, die ouder in jaren zijn
dan welk actief zeeman ook aan boord, en
torpedobooten, terwijl in de haven de
masten en schoorsteenen van oude beken
den, de Gelderland en het wachtschip wa
zig boven <jen dijk en de fortwallen uit
steken. Ik hoor achter mij zeggen: ,,'t Lij
ken wel Chineesche forten, dat oude Kijk
duin, Erfprins en de Harsens met zijn
zuurpotten." „Dat denk je maar", is het
antwoord, „zij hebben daar modernere".
Zoo is het helaas, wat moet er nog veel ge
beuren, eer Nederland zich verdedigen
kan tegen modern geschut en ander nieu-
werwetsch oorlogstuig.
Onze bemanning wordt slechts een blik
op het beloofde land gegund, wij komen
zelfs niet ten anker. Een snelle barkas
stoomt de haven uit, ons tegemoet, de val
reep wordt gevierd, de eerste maal, en deze
proef slaagt na een paar rake klappen op
een onwilligen bout; ik zie uit den barkas
een draagbaar opmannen en den korpo
raal-ziekenverpleger aanstalten maken om
over te komen. Doch hij wordt afgewenkt.
Een paar maats brengen de kooi en de
plunjezak van den gekwetsten kameraad
in de barkas, dan volgt de jonge kerel
zelf; zijn kleur is gelukkig goed en hij
draagt zijn pijn mannelijk
Los de vanglijn! de barkas spoedt zich
naar de haven, op de brug rinkelen de
telegrafen en wy varen het Marsdiep uit
Zou nu de pech beginnen? de zeeman is
wat bijgeloovig. Je zou zoo zeggen van ja,
want het aspect van den wal is veranderd.
Het is heiïg geworden, eenmaal buiten
omhult ons lichte mist, maar toch dik ge
noeg om de mistfluit te laten bassen, elke
minuut vijf seconden lang. Met hardloopen
is het natuurlijk uit bij mist, dus afwach
ten, halve kracht varend en de ijverige
technici zonder eenig ander amusement
dan hun wijzerplaten en hopelijk den
troost van het nakend middagschaften,
want op deze kalme zee heeft de zeeziekte
nog geen slachtoffer geëischt. De eenige
afleiding op dezen eentonigen dag bieden
de capriolen van een watervliegtuig, dat
ons rakelings langs stuur- en bakboord
passeert, boven ons cirkelt en verdwijnt
den nevel in. Ik hoor, dat het één van de
twee is, welke op den kruiser thuis hooren
en het dartel ding zijn vader is komen be
groeten.
Mist werkt onbehaaglijk op de stem
ming, op die wijze kunnen wij niet voort
met onze belangrijkste proeven, maar zie
daar, nauwelijks zitten wij aan den mid-
dagdisch en happen in de boontjes met
spekkazen met een glaasje ijskoud bier, of
daar hccien we het vermeerderen der
slagen en zien een zilveren zomerscheme-
ring door de longroompoorter.. En zoo
biijft bet, net helder genoeg om volle
kracht te mogen loopen. Volle kracht is al
wat vandaag!
Op de brug wijst de mechanische log
ten 4 u. al 15 mijl, dat is toch het vaartje
van de mailboot naar Indië en de 17 halen
wij vandaag zeker, want beneden loopt al
les gesmeerd. Op de brug valt het my op,
hoe buitengewoon het navigeeren vereen
voudigd is in dezen modernen tijd. Vroe
ger hing de log aan een lang touw achter
het schip en moest de adelborst van de
wacht de aanwijzing een of twee malen
per wacht gaan aflezen of zooveel maal
meer, als vaart gewijzigd werd. Nu staat
er een.klokwerk op de brug, één blik is
voldoende om op elk gewenscht moment
de vaart en den afgelegden afstand af te
lezen.
Ook het looden gaat mechanisch. Al zal
men bij het aanloopen van een ondiepe
haven het oude handlood wel in eere hou
den, is het nu toch wel een buitengewoon
gemak om te allen tijde op de brug
te
kunnen zien, hoeveel water er onder de
kiel staat. Het loodingapparaat berust op
het gebruik maken van de echo! Het diep
onder in het schip gelegen echolood stoot
klanken uit, de zeebodem weerkaatst deze.
men kent de voortplantingssnelheid van
het geluid in het water en vindt uit den
tijd, dien het geluid noodig heeft voor
gaan en terug komen op welke diepte men
is. Op de brug wappert een lichtstreepje
langs een wijzerplaat en vertelt ons, dat
wij nu op 24 M. diepte varen en mocht bij
een of andere eventualiteit twijfel optre
den over het beleid der navigatie, dan
wijst een diagram uit op welke diepten ge
varen is.
Wij hebben gedurende den achtermiddag
(12-4) om de Zuid gevaren tot een 20 mijl
benoorden het lichtschip Maas, daarna
koers veranderd om de Noord en zoeken
nu met 1 mijl ons oppertje (schuilplaats)
voor den nacht in het Schulpengat, het
zelfde als van gisteren, op.
Ah, ha, daar krijg ik het uitgebreide
weerbericht uit Engeland; dat is alles wat
wij aan wereldnieuws hooren, heerlijk
rustig. „Oostelijk gedeelte", daar varen
wij, „Zuiwestelijke wind, eerst matige, dan
frissche bries en daarna krachtige; plaat
selijk zicht redelijk." Nu, daar kunnen wy
het mee doen, niets is beroerder dan mist,
al is voor de proefneming een slingerend
en stompend schip ook geen pretje.
Te vroeg gejuicht, tegen zessen van
avond is het potdicht van mist geworden
en we zijn langzaam gekropen tot ter
hoogte van Egmond en ten anker geko
men: jammer, wij schoven al zoo aardig
door het water.
Nu liggen wij in een zeer stille zee en
de scheepsbel in den mast laat zijn gelui
hooren: het mistsein voor geankerde
vaartuigen is namelijk bellen. Als dat weer
zoo blijft, wordt het een taaie dag morgen.
Ik schreef over de drie sluittoestanden,
weinig denkend sluittoestand B aan den
ly've te ondervinden. Doch nu is het zoo
ver, als ik nu naar myn hut wil, moet ik
acht knevels met mannenmacht open
draaien voor ik door de waterdichte deur
kan komen ern ik heb deze weer secuur
achter my te sluiten en zoo zullen wij pas
sagiers achter schot 12 vannacht zitten als
een muis in de val, want naar boven is hier
geen vluchtluik; 't is maar goed, dat men
in den slaap niet aan gevaar kan denker:.
29 April. 6 u. 's morgens. Potdicht van
mist, de zon doet haar best wel om door den
nevel te breken, maar of het haar lukken
zal? De mistbel heef? niet stil gestaan, Je
commandant heeft geen oog geloken, want
al had hy' gezorgd niet in den trek der
schepen uit iJmuiden voor anker te komen,
toch werd vannacht dikwijls het geloei van
de mistfluit van varende schepen ge
hoord, ja, eenmaal heeft hy op stel en
sprong gestaan om „overal (reveille) te
maken.
Mist is een veel grooter gevaar dan
storm, men staat er betrekkelijk zoo mach
teloos tegenover en men weet niet, of een
naderend schip ons hoort en bijtijds zal
zien. Vannacht b.v. werd een schip ge
hoord, duidelijker en duidelijker en steeds
in dezelfde richting. Dat kwam dus recht
op ons af, dus wel heel langzaam, het hield
zich dus aan den eisch om in mist weinig
vaart te loopen, maar zelf lig je voor an
ker, weerloos. Niets kan je doen, je kunt
niet uit den weg, als daar plotseling de
onbestemde vorm uit den nevel opduikt,
vlakbij.... Gelukkig, het geluid van de
mistfluit begon door te zetten, m. a. w.
het schip had ons gehoord en koers ver
anderd en de slaap van de equipage is niet
gestoord en wij, achter schot 12, water
dicht opgesloten, hébben rustig „ge
piept", alsof er geen vuiltje aan de lucht
was. Maar toen ik in den vroegen, killen
morgen den eenigszins schorren morgen
groet van den commandant beantwoord
de, hoefde ik hem niet te vragen, of ook
hij goed geslapen had, want de „witte
nacht" had zijn stempel op zijn gezicht
gedrukt.
Gelukkig, daarop kan men in de Hol-
landsche Marine en bij de Hollandsche
Koopvaardij rekenen, dat nog steeds ons
spreekwoord geldt „Wie varen wil, zy
onvervaard, doch wake voor gevaar."
8 u. 15 m. Wij gaan onder stoom, koers
op den Helder, loopen langzaam door den
dikken mist. Klaart het op, dan loopen wij
binnen, om enkele passagiers aan wal te
brengen, zoo niet, dan zit er niets anders
op dan aan boord te bly'ven. Iedereen
heeft het land, al toont niemand het, wij
spreken elkaar maar moed in, dat de zon
den nevel nog wel opzuigen zal; men staat
in groepen naar dat rijzend waterzonnetje
te turen „op stootgaren", (klaar om op
het eerste commando aan den slag te
gaan), want die lamme mist maakt na
tuurlijk vaartproeven onmogelijk.
9 u. Aan bakboord twee schepen, op de
brug een ingespannen luisterspel, waar
aan onwillekeurig iedereen aan dek mee
doet. Die met de basfluit baart al spoedig
geen zorg meer, het geluid mindert en
zakt naar achteren, maar de andere, de
bariton nadertnu gaat zij over tot
twee lange stooten, dat beteekent, dat dit
schip gestopt is gaan liggen, denkelijk tot
wij uit de buurt zijn. Op die wijze kan men j
elkaar op zee, in den mist, begrijpen.
Nu wij slechts 5 mijl loopen en het water
zoo kalm en helder is, ben ik eens naar
de schroeven gaan kijken. Ik kan ze zien
wentelen en het water in groene mooten
zien snijden, eerst meters achterlijker
wellen de waterkolken op.
10 u. 15 m. Het blijft huilen, het zicht is
abominabel. In de longroom hokken de
specialisten samen, contempleeren, discus
sieeren, schetsen elkaar situaties voor
halen herinneringen van vroegere proef
tochten op, soms zucht er een en bestelt
een kop koffie, of werpt een ongeduldigen
blik door een poortje en boort zijn oogen
in den melkwitten sluiter, welke het schip
omhult, 't Lijkt langzamerhand wel, of de
kruiser zelf landerig wordt en de fluit
schorrer bast.
Op de brug turen en luisteren! De radio
is in werking, niet voor mopjes, maar voor
de radiopeiling. Wat zijn wij menschen
technisch toch vooruitgegaan: Maassluis
Nieuwediep, IJmuiden sturen hun licht
pijlen naar het schip en terwijl wij niets
zien, weten wij toch vrijwel precies, waar
wij staan en kunnen zonder vrees het
Schulpengat binnen koersen.
11 u. 30 m. Na een kort, ietwat helder
vleugje, trekken wij de deken van mist
weer over ons heen. Er zit niet anders op
dan het anker te laten vallen en al bel
lend af te wachten, of Neptunus ons nog
genadig wil zyn. Voor verstrooiing hebben
wij echter de courant gekregen en wy we
ten nu, dat er staking is in Wieringen, Ba-
doglio voorwaarts trekt, Goering Schacht
de baas wordt, Japan het China lastig
maakt en koning Foead het hoofd heeft
neergelegd. Overal strubbeling, streven
naar machtkruisertje doe je best!
Naar den eeuwigen vrede en den heilstaat
ziet het er nog lang niet uit!
12 u. Ten anker gekomen, en toen trok
de mist warempel op. Na het schaften
onder stoom naar de reede van den Helder
en de hoop om na het afzetten der passa
giers met dit goede zicht weer zee te kie
zen en de proeven te hervatten.
Succes ermee! Mijn lezers weten, wat
men doen gaat en ik hoop hen nog bezig
te houden met de artillerie en de vliegerij
aan boord.
Tegen revisionisme, voor eerbiedi
ging der verdragen.
Belgrado, 7 Mei 1936.
De permanente raad der Kleine Entente
heeft na de bijeenkomst op 6 en 7 Mei een
communiqué gepubliceerd, waarin een uit
eenzetting wordt gegeven van de beginselen
der gemeenschappelijke politiek.
Sedert zestien jaar, aldus het communiqué,
doen de Staten der Kleine Entente al het
mogelijke, om den vrede in het kader van
den Volkenbond en de eerbiediging der in
ternationale verplichtingen te verdedigen.
Waar zy den vrede, de grootste weldaad
voor alle volkeren, willen handhaven, heb
ben zij zich zeer energiek verzet tegen alles,
wat den tegenwoordigen stand van zaken
in midden-Europa zou kunnen verstoren.
Daarom hebben zy de politiek der westelijke
mogendheden, ter verdediging van de zelf
standigheid van Oostenrijk, gesteund. Zij
Verzetten zich tegen grensaanwijzingen door
het revisionisme en tegen den terugkeer tot
den troon van de Habsburg-dynastie, die on
vermijdelijk een conflict van ernstigen aard
in het Donaubékken zou veroorzaken. Deze
politiek zullen zy krachtiger dan ooit blijven
volgen in het belang van den Europeeschen
vrede.
De gemeenschappelijke vitale belangen en
het begrip voor de historische noodzakelijk
heden van gisteren, heden en morgen, dwin
gen de Staten der Kleine Entente er toe, een
onverbrekelijke eenheid te bly'ven vormen.
Om misverstanden te voorkomen verklaren
zy, dat hun internationale politiek, hetzij
die betreft den Volkenbond, de Oostenrijk-
sche kwestie, de eerbiediging der grenzen,
hetzij zij betrekking heeft op de verhouding
tot Rusland, Frankrijk, Engeland, de Balkan-
Entente, Hongarije, Bulgarije, of welk land
ook, altijd gelijk, gemeenschappelijk en vol
komen solidair zal zyn.
De Kleine Entente zal den Volkenbond
bly'ven steunen, zy' hoopt, dat hy de tegen
woordige crisis te boven zal komen. De Sta
ten der Kleine Entente huldigen het begin
sel van een daadwerkelijke collectieve vei
ligheid. Ten aanzien van het Locarno-con-
flict zouden zy' gaarne zien, dat de voor
bereidende besprekingen tusschen de Locar-
no-mogendheden spoedig beëindigd zijn, op
dat ook de Kleine Entente haar aandeel kan
bijdragen in de consolidatie van den alge
menen vrede.
Eerbiediging der verdragen.
De Staten der Kleine Entente leggen er
den nadruk op, dat zy' het grootste belang
hebben by' de eerbiediging der verdragen
van St. Germaine, Trianon en Neuilly. Zij
zullen alles doen om hun rechten uit deze
verdragen te handhaven. Zij zullen er nooit
in toestemmen, dat een bepaling van een
verdrag, dat tusschen hen en anderen be
staat, gewijzigd wordt of dat een wijziging
gewettigd wordt zonder dat met hen overleg
wordt gepleegd.
Deze houding ten aanzien van de on
schendbaarheid der verdragen sluit geens
zins uit, dat de Kleine Entente energieke
pogingen in het werk blijft stellen om tot
een vreedzame, economische samenwerking
met de andere Staten van het Donaubekken
te geraken. Reeds meermalen hebben zij te
kennen gegeven, in te stemmen met de ge
dachte van economische samenwerking met
het blok van Rome en met Duitschland.
De Staten der Kleine Entente zijn zich er
van bewust, dat de internationale toestand
zeer ernstig is. Zij zyn verknocht aan den
vrede en weten, waar zij in den wereld
oorlog betrokken zijn geweest, wat de vrede
voor de volkeren beteekent. Niettemin zyn
zy gereed om in samenwerking alle maat
regelen te treffen, die noodig zijn om den
vrede en hun nationaal erfdeel te verdedi
gen.
Het communiqué, dat in elf punten ver
deeld is, sluit met de mededeeling, dat de
drie ministers van buitenlandsche zaken in
permanente verbinding met elkaar zullen
blijven met het oog op de belangrijke kwes
ties, die binnenkort ter sprake zullen komen,
hetzij te Genève, hetzij langs dipiomatieken
weg.
SCHEEPSBOTSING IN HET KANAAL.
Het Italiaansche s.s. „Antonietta Lauro"
(5.400 ton) is vannacht in het kanaal, ten
zuiden van Goodwins, tijdens een dikken
mist in botsing gekomen met het 32.565
ton metende Duitsche mailschip „Colum-
bus" van den Norddeutscher Lloyd.
De „Antonietta Lauro" die averij aan
den voorsteven heeft gekomen, heeft
koers gezet naar Dover, en vervolgens
naar Rotterdam, in plaats van haar reis
naar Napels voort te zetten.
De Columbus is op weg van New-York
naar Bremen.
MOLENAARSKNECHT GERADBRAAKT.
Gister heeft zich in de graanmolen in het
Duitsche plaatsje Brenken bij Paderborn
een afschuwelijk ongeluk voorgedaan. De
molenaarsknecht, die alleen in de molen
kamer was, werd op onbekende wijze door
de machinerie gegrepen en vele malen rond
geslingerd. De te hulp snellende molenaar
kwam te laat. De ongelukkige moest uit het
raderwerk gesneden worden en overleed
nog tijdens deze hulppogingen.