CHRISTELIJKE SCHOOLDAG.
8
aaea®®» jiadiopeoqea
23e Schooldag van den Bond van Chr. scholen
in Noordholland boven het IJ.
Bijzonder druk bezocht.
Glimlachje
Deze schooldag, gister gehouden in het
Gulden Vlies, was bijzonder druk bezocht;
zelden zagen wij de groote zaal zoo goed be
zet, zelfs op het balkon was geen plaats
meer te krijgen.
De voorzitter, de heer E. H. B o s, uit Den
Helder, liet vóór de officieele opening zin
gen Ps. 42 7, waarna hij voorlas Jeremia
7 17. Hierop hield hij een uitvoerige ope
ningsrede, waarin hij alle aanwezigen wel
kom heette, speciaal den burgemeester van
Alkmaar, jhr. van Kinschot, en de sprekers
van den dag, alsmede den inspecteur van
het l.o. in de inspectie Alkmaar, den heer G.
C. Dun. Met droefenis deelde spr. mede, dat
de bondsvoorzitter, de heer J. Ringers te
Alkmaar, door ziekte verhinderd was zijn
taak in deze vergadering te vervullen. Spr.
wenschte hem een spoedig algeheel herstel.
Een andere schaduw was op deze vergade
ring geworpen door het overlijden van den
tweeden voorzitter, den heer ten Hoeve,
schoolhoofd te St. Pancras, die het vorige
jaar, toen de heer Ringers door het vertoe
ven buitenslands verhinderd was den voor
zitterszetel te bezetten, diens functie waar
nam. Aan de nagedachtenis van den overle
dene wijdde spr. een hartelijk woord.
Voortgaande, noemde spr. het een plicht
van alle voorstanders van chr. onderwijs
om de principieele vragen van de christelij
ke opvoeding in de naaste toekomst ernstig
onder oogen te zien, mede ook in verband
met de thans urgente kwestie van den „bij
bel op de openbare school". De aldus ge
tooide school zal wel door slechts heel wei
nigen voor een christelijke school worden
versleten, maar daarom zal met te meer
klem de vraag moeten worden gesteld: wat
is, naar wezen en geschiedenis, de christe
lijke school? Ons volk moet zich weer inle
ven in de gedachtensfeer van de mannen
van voorheen, die, in gehoorzaamheid aan
dc doopsbelofte, de opvoeding hunner kin
deren voltooiden in waarlijk christeiijken
geest.
Maar er is meer dat ons tot ernst stemt,
vervolgde spr., en wees dan op het „starre,
brutale communisme in Rusland, dat in
Spanje en in Frankrijk hel-roode uitloopers
heeft, op het alles-absorbeerend nationaal-
socialisme in Duitschland en op het alle
geestelijk en maatschappelijk leven omvat
tend fascisme in Italië". Tegenover dit alles
dient waakzaamheid. Onze taak moet zijn
de vuren op onze altaren weer helderder te
laten branden. Er moet weer geestelijke
oefening komen, méér gebed en méér sa
menwerking van allen die betrokken zijn
bij de opvoeding van onze kinderen. In dit
verband veroordeelde spr. het particularis
me en individualisme, waarvan hij een
voorbeeld aanhaalde uit Waddinxveen. Vrij
heid is de zegen van het protestantisme,
maar, waarschuwde spr., wij mogen dien
nimmer omkeeren in een vloek.-Laten wij
de eenheid niet alleen zoeken wanneer de
strijd van buiten daartoe dwingt. De geest
van Farizeesche zelfvoldaanheid moet uit
ons schoolleven worden gebannen en daar
voor is noodig de inwerking van Gods geest
in ons hart en leven.
Na een verwijzing naar den eisch der
Katharsis voor den modernen mensch, zoo
als prof. Huizinga dien stelt in zijn ver
maard boek „In de schaduwen van mor
gen", noemde spr. de grootsche gedachte die
daaraan ten grondslag ligt, onbetwistbaar
juist. Er zal moeten zijn voor de chr. scho
len en voor onze kinderen een volkomen
overgave in allen ootmoed aan God.
Er is veel in de wereld wat niet één is, en
het typische is, dat men juist naar eenheden
zoekt. Spr. liet het marxisme, het Duitsch
nationaal-socialisme, het fascisme en de N.
S.B. de revue passeeren, die volgens hem
alle zoeken buiten den waren grond, waarin
alléén de eenheid kan wortelen. Dat is die
eenheid, die er zij het nu nog in zwak
ken vorm eenmaal komen zal, de eenheid
die er ligt in God. In verband hiermede
haalde spr. een uitlating aan van prof. Wol-
tjer op de jaarvergadering van de Vereen,
voor hooger onderwijs in 1902 te Utrecht,
waarna hij opmerkte, dat de eenheidsbelij
denis van Christus roept tot een heiliging
van ons bewustzijn en een overdenking van
cnze goddelijke roeping.
In deze stemming, zoo eindigde spr., zul
len wij onze eenheid heden belijden en
openbaren.
Hierna kreeg de eerste referent, ds. D. A.
va n d e n B o s c h uit Den Haag, het woord
voor zijn inleiding over het onderwerp:
„Om de ziel".
Ds. van den Bosch, herv. predikant
in de residentie, constateerde een geweldige
ontwikkeling in de natuurwetenschap in de
negentiende eeuw. Veel van wat tot dien
tijd een raadsel was, werd opgelost, gelijk
spr. aantoonde door te wijzen op stoom,
Röntgenstralen, chemische analyse, vlieg
machines enz. enz., die alle het aanzien der
wereld wijzigden. Men sprak met zelfvol-
vinTn,^", boogcultuur en hyperbescha-
r«W«. t. fu slechts den buitenkant
raakte, bedacht men niet. Wie daarop wees
werd uitgekreten voor een leerling der
nachtschool.
En toch had men juist met het woord be
schaving voorzichtig moeten zijn: er zat een
worm in de natuurwetenschap en deze vrat
voort, deed haar verwoestend werk; de oor
log kwam met al zijn verwoestingen, de cul
tuur is aan zich zelf te gronde gegaan.
En wie meende, dat na den oorlog de
klokken weer geluid en de banieren weer
ontplooid konden worden, is wreed teleur
gesteld: wel luidden weer de klokken, maar
het waren oorlogsklokken, en de banieren
welke werden geheschen, waren niet die
van den vrede, maar van den krijg. Er is
een benauwenis over de wereld, een vraag:
wat zal de toekomst brengen?
Wij meenden in het paradijs te komen,
maarWat heeft men verzuimd? Al
les werd voor den mensch ge
daan, maar om den mensch zelf
bekommerde men zich niet, men
vergat de ziel, en dat was de groote fout.
In de laatste decenniën zegt men, dat de
ziel weer is ontdekt. De zielkunde wordt
ijverig beoefend en de schrijvers spreken
ervan, maar is de ziel werkelijk weer ont
dekt? Spr. geloofde, dat men in breede krin
gen daartoe nog niet is gekomen, men
vraagt veel te veel naar brood en spelen
Er is een ontkenning en zeker een ver-
waarloozing van de ziel sterk merkbaar.
Spr. haalde een verhaal aan van een pro-
fesor, die het stervensproces nauwkeurig
gade sloeg en meende te mogen zeggen, dat
er van het bestaan van een ziel geen spra
ke is. Wat daartegen werd aangevoerd (als
de gedachten van den mensch dan, enz.)
werd door den geleerde een afscheiding uit
de hersenen genoemd.
Spr. nu ontkende de juistheid hiervan
Immers, zoo min als een muziekinstrument
uit zichzelf kan spelen, evenmin zullen de
hersenen van den mensch kunnen werken
zonder iets dat ze in beweging brengt. Er
moet iets zijn, dat dit werk doet, 't lichaam
kan dat niet zijn, want dat is slechts de kast
voor het instrument.
Hieruit meende spr. te mogen concludee-
ren tot het bestaan van de ziel als de be-
speelster van het instrument der hersenen
en de andere zintuigen. Mathematisch is het
bestaan van de ziel niet te bewezen, maar
wijsgeerig en historisch zeer zeker. Zoo min
als liefde tastbaar is en toch wel bestaat
en men ontkent dit bestaan niet evenzoo
is met zekerheid aan te nemen, dat de
mensch een ziel heeft.
Spr. wees op de vele martelaren, die een
vreeselijken dood vonden om een overtui
ging, welke zij trouw bleven ondanks alles.
Vanwaar die kracht? Er moest toch iets
geestelijks zijn, dat hun sterkte!
De vraag naar de ziel is de sleutel bij al
onzen arbeid, zei spr., in kerk en school en
leven. Het bestaan der ziel is geen geloofs
artikel, omdat haar bestaan te bewijzen is
uit tal van dingen: de mensch is ziel en
heeft een lichaam. De groote waarde van de
ziel werd door spr. belicht naar Jezus'
woord: „Wat baat het den mensch, al zou
hij de heele wereld winnen, maar schade
lijden aan zijn ziel?" En dan wees hij op
Jezus' kruisdood voor vreemdsoortige mis
daden: het opwekken van dooden, het terug
geven van het gezicht aan blinden, enz.
Volgens Jezus' eigen woord moest zijn ziel
strekken tot rantsoen voor de menschheid.
Hij betaalde den hoogst mogelijken prijs
voor der menschen ziel, die dus een zeer
groote waarde moet hebben, als Gods Zoon
tot redding ervan wordt geofferd. Ook uit
de gelijkenis van het verloren schaap blijkt
de buitengewone waarde van de ziel.
In onzen tyd let men niet veel meer op
den enkeling, het gaat alles om de gemeen
schap en toch heeft Jezus alles willen
doen om ook slechts één ziel te kunnen red
den.
Daarom moet het bij allen arbeid, die be
doeld is te worden verricht achter Jezus,
gaan om de ziel. Dus ook bij ons onderwijs,
dat toch wil zijn christelijk onderwijs. Wij
moeten de ziel van het kind in aanraking
brengen met Christus, den grooten redder
der zielen.
Het brengen van den bijbel op de school
stempelt haar nog niet tot een christelijke
school, het gaat om de vraag hoe de bijbel
zal worden gelezen en verklaard. Want men
vergete niet, dat het moet gaan om de ziel
van het kind en wie den bijbel slechts wil
kennen om kunst en geschiedenis te kunnen
beoordeelen, verlaagt dien zelfden bijbel
Waar het gaat om de ziel van het kind, moe
ten we het kind bij Jezus brengen, het is de
sfeer in de school die hierbij de voorname
factor is. De verantwoordelijkheid van het
onderwijzend personeel is bijzonder groot
in dezen: men is geen goed christelijk on
derwijzer indien men niet in persoonlijk
leven het contact met Jezus heeft ervaren.
Dat is het wat de ouders mogen en moe
ten eischen, want het moet in het gezin
gaan om de ziel ver boven alle andere
vraagstukken en men bedenke dat de
school het verlengstuk is van het gezin. De
ziel van het kind moet in de vroege jeugd
in aanraking komen met Jezus, en daarom
hebben wij het kind in de armen te nemen
en de wacht te betrekken bij het kruis.
De voorzitter bracht ds. v. d. Bosch
een hartelijk woord voor zijn bezielend
referaat.
Gedachtenwisseling.
Ds. v a n d e r D o e s uit Monnikendam
betuigde groote waardeering voor het door
den inleider gesprokene. Op vele gezegden
van dezen wilde spr. niet ingaan, maar toch
meende hij te mogen betwijfelen of het be
staan der ziel inderdaad bewezen is. Jezus
heeft wel veel gesproken over de ziel, maar
nooit een poging gedaan om haar bestaan te
bewijzen. Geven wij niet dikwijls de ziel in
te ruwe handen?
Ds. H o e k van Enkhuizen vroeg of het
heelemaal juist is, te zeggen, dat het alleen
gaat om de ziel. Spr. meende van niet, om
dat het evenzeer gaat om het kind, want.
het lichaam is een tempel van den Heiligen
Geest.
Onbeantwoord vond spr. de vraag: „Hoe
breng ik het kind tot Jezus?" En dan meen-
doorPde Schrït! 8881 d°°r maar
°\heer D e n H a r t o g uit Den Helder
had bezwaar tegen de uitdrukking: de
mensch is ziel en heeft een lichaam.
Verder zei hij, dat de ziel niet dood is
met het sterven van het lichaam. Hij vroeg
nog het verschil aan te duiden tusschen in-
dividueele ziel en volksziel.
Ds. vandenBosch meende mèt ds.
v. d. Does, dat het voor geloovigen niet noo
dig is het bestaan der ziel te bewijzen. Het
wordt alleen tegenover anderen gevraagd,
en spr. geloofde het woord „bewijzen"
genomen ook in den zin van historisch en
juridisch te zijn geslaagd in zijn verkla
ring. Zeer zeker is het onderwerp teer en
fijn en loopt men gevaar het te zwaar aan
te pakken en het te bezoedelen. Echter,
tegenover vele anderen is het noodig aan te
toonen, dat wij wel degelijk een bodem on
der de voeten te hebben.
Met ds. Hoek was spr. het volkomen eens,
mits men bedenkt, dat het lichaam slechts
een tempel des Heiligen Geestes is, als het
in contact is gebracht met Jezus en de ziel
gered is.
De sfeer in de school wordt slechts ge
maakt door het Woord Gods. Spr, erkende
dit, hij had gemeend dat niet nader te be
hoeven te zeggen.
Tegenover den heer Den Hartog zei spr.
dat hij geenszins had bedoeld te zeggen, dat
men het onderwijs buiten den bijbel zou
mogen verwaarloozen. Echter, uit den on
derwijzer moet bij elke les iets uitgaan als
christen, m.a.w. hij loopt gevaar iets bij het
kind te verknoeien, als hij niet een echt
christen is.
Een beschouwing over de individueele en
de volksziel zag spr. liever uitgesteld tot
een volgende vergadering, waar dan een
inleiding daarover zou kunnen worden ge
houden.
Een woord van den heer Dun.
De inspecteur 1. o. in de inspectie Alk
maar, de heer Dun, dankte voor de ont
vangen uitnoodiging voor het bijwonen van
deze vergadering, hem toegezonden in zijn
kwaliteit van inspecteur.
Voorts zei spr., dat het gesprokene hem
veel had gegeven en dat hij zich volkomen
met het referaat van ds. v. d. Bosch kon
vereenigen
Spr. geloofde, dat er voor het onderwijs
nog zeer moeilijke tijden zullen komen. Ook
de besturen van de chr. scholen zullen de
gevolgen van de bezuiniging ervaren, want
elke bezuiniging op het openbaar onderwijs
zal haar weerslag doen gevoelen ook op het
bijzondere. Spr. betreurde dit niet al te
zeer, want hij bedacht, dat de tijd, waarin
door de christenen vele offers moesten wor
den gebracht voor hun scholen, niet de
slechtste tijd voor hun onderwijs was.
Spr. wekte op zooveel mogelijk de geva
ren van individualisme en particularisme te
ondervangen in het belang van het christe
lijk onderwijs. Samen moet worden gestre
den voor het groote beginsel. Het onder
wijzend personeel heeft een schoone roe
ping om in samenwerking met de ouders te
werken in het belang van het kind. Hij
hoopte, dat de onderwijzers (essen) door
God gezegend zullen worden in hun taak.
Ten slotte wenschte spr. de vergadering
grooten zegen en onderschreef hij den
wensch tot spoedig herstel van den heer
Ringers.
De voorzitter verzekerde nog, dat
eventueel gevraagde offers met blijdschap
zullen worden gebracht.
Hierna werd de vergadering geschorst tot
des middags 2 uur.
De middagvergadering.
Precies 2 uur opende de heer Bos de
middagvergadering met het verzoek om ge
zamenlijk te zingen Gez. 194 1.
Daarna sprak de voorzitter een
speciaal woord van welkom tot dr. Dijk,
geref. pred. te Den Haag, den voorzitter der
landelijke organisatie.
Dr. D ij k hield hierop zijn aangekondigde
inleiding met als onderwerp
Bijbel en kind.
Hij begon met op te merken, dat vooral in
den laatsten tijd het vraagstuk van „bijbel
en kind" in het centrum der belangstelling
staat. Dit verheugde spr. zeer, vooral als hij
bedacht, hoe men een dertigtal jaren ge
leden dacht over het mededeelen van den
inhoud van den bijbel aan het kind. Men
stond daar toen zeer afwijzend tegenover,
„omdat het kind er toch niets van zou be
grijpen"; de voorstanders der chr. school
werden „dompers van het kinderleven" ge
noemd.
In onze dagen hoort men weer den roep
om den bijbel, zelfs in Het Volk werd be
pleit de kinderen in te leiden in hetgeen de
bijbel zegt. Nu wil men wel niet dat boek.
beschouwen zooals wij dat doen, maar men
erkent toch feitelijk, dat het beginsel der
hooggeroemde neutraliteit fiasco heeft ge
leden. Wij constateeren dat met dankbaar
heid, omdat het ook rechtvaardigt de hou
ding der voorstanders van de chr. school
van weleer.
Maar het dwingt ons meteen ons opnieuw
rekenschap te geven van ons eigen stand
punt. Spr. merkte op, dat de laatste jaren
wel wat veel in den ouden sleur is voort
gegaan. Het ging gemakkelijk een schooi op
te richten en het behoorde er zoo bij dc
kinderen naar de school met den bijbel tc
zenden. Maar leeft het ook in onze harten,
dat het eiken dag weer gaat om de ver
vulling van Gods wil?
Komende tot het verband tusschen bijbel
en kind, meende spr., dat men beginnen
moet vanuit den bijbel zelf het antwoord
te zoeken. Immers in den bijbel wordt een
groote plaats ingeruimd aan de kinderen.
Spr. toonde dit nader aan, constateercnde,
dat het zoowel in het Oude als het Nieuwe
Testament is: „God zal zegenen de kleinen
en de grooten". Voor ons zal het steeds
noodzaak zijn het kind te laten opgroeien
voor Gods altaar. Jezus heeft zich nooit te
hoog gevoeld voor het kind, bestrafte zelfs
de discipelen toen zij een breuk wilden
brengen tusschen Hem en de kinderen.
Wanneer wij den bijbel tot de kinderen
brengen, gaat dat allereerst om de groote
plaats, die zij zelf daarin innemen. Doen wij
het ook, omdat de bijbel zulk een groote
cultureele waarde heeft, een goeden zede
lijken invloed heeft en er een leemte zou
ontstaan in de opvoeding, als het kind on
bekend bleef met den bijbel?
Neen, althans spr. wilde dat alles niet op
de eerste en zelfs niet op de tweede plaats
stellen al wilde hij de waarden ervan
geenszins ontkennen maar voor ons gaat
het er om, dat wij den bijbel zien als Gods
w°n J°nS leert hoe w" ook het kind
hJLr? k"nnen brengen. De Schrift open-
be Tot^V^ Wij bren*en d«s den
bybel tot het kind, om dit te vormen tot
den dienst van God en dat kinderleven te
doen zyn een offerande Gode tot eer
Spr. herinnerde in dezen aan Paulus'
woord tot Thimotheus: „Dat gij van jongs
afaan de Schrift hebt gekend". Prof. Bavinek
heeft dit woord genomen als grondslag voor
Vrijdag 15 Mei.
HILVERSUM, 301 M. (8.—12.—
4.8.en 11.—12.— VARA, de
AVRO van 12.4.en de VPRO
van 8.11.uur). 8.Gr.pl. 10.
VPRO-morgenwyding. 10.15 Voor
dracht. 10.35 Gr.pl. 11.Voordr.
11.20 Gr.pl. 12.Kovacs Lajos'
orkest en gr.pl. 2.— Voordr. 2.30
Omroeporkest en solist. 4.Gr.pl.
5.Kinderuurtje. 5.30 Variatie
concert. 6.Gr.pl. 6.15 Verv. con
cert. 7.Religieus-socialistische
lezing. 7.20 Dansmuziek. 7.50 Ber.
8.Voor padvinsters. 8.05 Bijbel-
sche causerie. 8.30 Pianorecital.
9.Dr. H. Th. Fischer; Schepping.
9.30 Verv. concert. 10.Jong leven
in Artis. 10.45 Ber. 11.Jazzmu
ziek (gr.pl.) 11.30—12— Gr.pl.
HILVERSUM, 1875 M. (Alg. progr.
KRO). 8.—9.15 en 10— Gr.pl. 11.30
12.Voor zieken en ouden van
dagen. 12.15 KRO boys en gr.pl.
2.Gr.pl. 3.KRO-orkest en gr.
pl. 4.KRO-Kamerorkest. 4.45
Gr.pl. 6.Land- en tuinbouwcau-
serie. 6.20 KRO-orkest. 7— Ber.
7.15 Psychologische causerie. 7.35
Gr.pl. 7.50 Kath. muziek. 8— Ber.
8.10 KRO-Melodisten. 9— Cause
rie „Mooi Nederland". 9.15 Piano
recital. 9.35 KRO-Symph.-orkest en
pianist. 10.30 Ber. 10.35 Gr.pl.
10.45 KRO-boys. 11.15—12— Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 11.20—11.50
Orgelspel. 12.10 Gr.pl. 12.50 Dans
muziek. 1.35—2.20 Sopraan en
piano. 4.15 Populair concert. 5.05
Gr.pl. 5.35 „The Alphas". 6.20 Ber.
6.50 Cembalorecital. 7.10 Voortuin
liefhebbers. 7.30 Muzikale dialoog.
7.50 Zang. 8.20 Gevar. concert. 9.20
Gr.pl. 9.45 Causerie „I protest".
9.50 Ber. 10.20 Cyclus „Three Na-
tions". 10.40 Het Roth-strykkwar-
tet. 11.3512.20 Dansmuziek.
RADIO PARIS, 1648 M. 7.20 en 8.35
en 11.35 Gr.pl. 12.35 Nat. orkest.
2.50 Gr.pl. 4.20 Parysch strijk
kwartet. 5.50 Orkestconcert. 8.20
Zang. 8.50 Opera-uitz.
Orkestconcert.
H.351,05
KEULEN, 456 M. 6.50 en 12 20 Or
kestconcert. 1.35 Omroepklein*
orkest. 2.35 Gevar. concert 4 20
Viool en piano. 6.20 Dresd. Phiih
orkest en solisten. 7.20 Gr.pl 9_!
Koorconcert. 10.50 Pianorecital en
voordracht. 11.20—12.20 Omroep
orkest.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M
12.20 Gr.pl. 12.50 Salonorkest, l 50
2.20 Gr.pjl. 5.20 Dansmuziek
6.20 en 7.20 Gr.pl. 8.20 Dansmu-'
ziek. 9— Symph.-concert. 10.30—
11.20 Gr.pl. 484 M.: 12.20 Gr.pl.
12.50 Omroeporkest. 1.50—2.20*
Gr.pl. 5.20 Omroeporkest. 6.35 en
7.05 Gr.pl. 7.35 Zang. 8.20 Salon-
orkest en zang. 9.35 Dansmuziek.
9.50 Zang. 10— Dansmuziek. 10 30
—11.20 Gr.pl.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M
8.30 Gevar. progr. 10.20 Ber. 10.40
Rep. 10.50 Trioconcert. 11.05 Weer
bericht. 11.2012.20 Dansmuziek,
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 88.45, Nor-
mandië 8.50—10.05, Keulen 10.05
11.10, D. sender 11.10—11.35, Pa
rijs Radio 11.35—13.05, Brussel VI.
13.05—14.20, Keulen 14.2015.20,
Parijs Radio 15.20—17.20, Brussei
VI. 17.20-17.50, Parijs R. 17.50
18.20, Keulen 18.20—20.05, Droit-
wich 20.0521.50, Brussel Fr. 21.50
—22.20, Brussel VI. 22.20—22.30,
Brussel Fr. 22.3022.50, Berlijn
22.50—24.—.
Lijnu 4: Brussel VI. 8—10.35,
Lond. Reg. 10.35—11.20, Droitwich
11.20—13.35, Lond. Reg. 13.35
16.15, Droitwich 16.15—18.20, Lu
xemburg 18.20—18.50, Lond. Reg.
18.5020.40, Luxemburg 20.40-1-
22.40, Droitwich 22.40—24—,
zyn groote paedagogische werk en men
heeft wel terdege te bedenken, dat men het
met de kinderen lezen uit den bybel niet
alleen aan de school mag overlaten. Ook
thuis moet zulks gebeuren, maar daarbij
dient rekening te worden gehouden ook met
de christelijke paedagogiek. Evenwel, met
lezen alleen is men er niet, men moet de
kinderen gelegenheid geven er vragen over
te stellen en als zij eens eigenaardige op
merkingen maken, zegge men niet terstond
verschrikt: „O, die jeugd van tegenwoor
dig!"
En dan: bidt met uw kinderen.
Met deze beide zaken is de school ook ge
baat. By haar staat de bijbel op een cen
trale plaats, hy is bij alles de lamp voor den
voet, bij elk leervak een baken. Spr. zette
dit nader uiteen, wijzende o.a. op uitlatin
gen van Groen van Prinsterer.
Het verband tusschen kind en bijbel gaat
veel dieper dan de beteekenis van het cul
tureele, en zoo beschouwd, vragen wij ons
at of wij door de veelheid van boeken den
bybel niet te veel uit het oog verliezen. Wy
behoeven ons geenszins te beperken tot by-
belsche geschiedenis, maar kunnen de kin
deren ook zeker onder den indruk brengen
van de schoonheid van den bybel, die blijkt
uit zoovele andere hoofdstukken, gelijk spr.
nader aangaf.
Het bestaansrecht van de school met den'
bijbel blijkt uit een en ander zeer zeker,
maar hoe moeten wij dan staan tegenover
het streven tot het brengen van den bybel
op de openbare school? Wat in art. 26 der
onderwijswet hierover staat, heeft met de
school als zoodanig niets te maken. Wij heb
ben tegen dat artikel geen bezwaar, maar
ontkennen, dat wij zullen kunnen volstaan
met een school, binnen welker muren op
deze wijze de bijbel is gebracht. Een half
uurtje bijbelonderricht toch maakt de school
niet tot een chr. school, want na dat half
uurtje moet het onderwijs op die school
weer absoluut neutraal zijn.
Overigens had spr. ook wel bezwaar te
gen het brengen van den bijbel op de open
bare school, vooral omdat er geen middel
is om schampere woorden over de Schrift
te weren.
Alleen als het heele onderwijs op den bij
bel is georiënteerd en het doel is het kind
tot God te brengen, wilde spr. dat bock op
de school doen lezen. Op dit gebied heeft
de kerk d.w.z. wij zelf nog veel te
doen, zeer zeker in Noordholland, waar nog
zoovelen in duisternis zitten. De bijbel moet
voor ons zijn een boek voor eiken dag, wij
moeten geregeld omgang hebben met den
bijbel.
De voorzitter bracht dr. Dijk een
woord van dank voor de principieele wijze,
waarop hij het onderwerp had behandeld.
Vragen gesteld
De heer J. C. Boom uit Den Helder
sprak over het gebruik van handleidingen
bij het bybelonderwijs. Deze kunnen niet
mist worden, want het vertellen moet men
leeren. Daarnaast hechtte spr. echter groote
waarde aan het lezen van den bijbel. De
handleidingen alléén gelezen kunnen
aanleiding geven tot twijfel. Wat den kin
derbijbel betreft, waarschuwde spr. ertegen
zich daarmede tevreden te stellen.
De heer Groot Enzerink uit Koegras
vroeg zich af wat de oorzaak kan zijn van
het roepen om den bijbel op de openbare
school. Is het erkenning van mislukking van
de idealen, die men zich aan de overzijde
had gesteld, of willen zij ons den schat van
den bijbel ontrooven of misschien met ons
deelen? Er heerschen in vele dorpen wan
begrippen over de christelijke scholen, zelfs
in a.r. kringen, zooals spr. aangaf. Daarin
moet men opheldering zien te brengen.
De heer Den Hartog uit Den Helder
vroeg wat het beste uit den bijbel op schooi
gelezen kan worden.
De heer H u i z e r uit Bergen zeide, dat
vele menschen niet den weg weten in den
bybel en vroeg voorlichting daarbij.
Dr. Dijk beantwoordde de verschillende
sprekers. Hy had geen dogmatische bezwa
ren tegen de handleiding van v. d. Hulst;
spr.'s bezwaren gingen ertegen, dat de
schrijver er soms te veel poëzie van maakt.
Bezwaar had spr. ook tegen den naam kin
derbijbel, zooals hij die ook heeft tegen de
namen kinderkerk en jeugdkerk. Men mag
zeer zeker wel deelen van den bijbel ver
zamelen voor het mededeelen aan de kin
deren, maar deze mogen den bybel niet ver
dringen. Echter dit geldt voor alles wat
wij lezen; elk geschrift over bijbelsche ge
schiedenis moet aan den bybel getoetst wor
den.
De ouders moeten trachten méér thuis te
zijn in den bijbel, met het driemaal erin le
zen per dag zyn wij niet klaar; men heeft
zich rekenschap te geven van wat men leest.
Het is beter kort te lezen en er dan nog
even over te praten met de kinderen dan
dat men een langer hoofdstuk mechanisch
leest. Dat laatste is geen omgang zoeken
met den bijbel.
Wat de vraag betreft wat men heeft te
lezen, zei spr.: leest wat de kinderen brengt
onder den indruk van de majesteit van God.
Wel wilde spr. waarschuwen tegen al te
groote fantasie onder het lezen, de bijbel
is daarvoor te sober. De statenbijbel heeft
vaak prachtige kantteekeningen. Het bybe -
lezen moet weer worden een eeredienst in
huis in stede van een afjakkeren, waar oe
het nu vaak is verlaagd.
Tot den heer Groot Enzerink zei spr., dat
het terugdringen van den bijbel geduren e
tal van jaren zich thans wreekt. Alorn y
een ontstellende onkunde over den by e e
dat heeft men beschouwd als een cul uree-
tekortkoming; men kreeg een onbevreaiga
gevoel en riep weer om den bybel.
moet men toejuichen. Echter vestigde sp
er den nadruk op, dat men den rykdom
Gods geest nooit kan krijgen als men
bijbel slechts wil lezen in vrijzinnigen ge
Dat is een ontheiliging, waarmee wy ons op
geen voorwaarde kunnen vereenigen,
geeft ons den plicht onze krachten e
ven inspannen voor onze school me
b«beL Sluiting-
De voorzitter constateerde, dat de dag
een goede is geweest, die sterkt bij ne
verrichten werk en aanspoort tot he
noodig brengen van offers.
Nadat gezongen was Ps. 136 b weid
bijeenkomst besloten met dankzegg
waarbij dr. Dijk voorging.
De macht der gewoonte of de
fotograaf, die in dienst moes
komen.