DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Ho. 115
Vrijdag 15 Mei 1936
138e Jaargang
Onze Ambulance in Ethiopië
De laatste rapporten,
Italië en Abessinië.
De Italiaansche Kamer bijeen.
Dum-dum-kogels.
LORD ALLENBY. f
Veroveraar van Palestina. Hooge
commissaris in Egypte 1919-1925.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden by vooruitbetaling voor Alkmaar f 2.—
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE AD VERTENTIEN t
Van 15 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25, groota
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Het hoofdbestuur van het Roode Kruis
heeft dezer dagen de dagrapporten ont
vangen van dr. Winckel, den leider der
Nederlandsche ambulance, over het tijd
vak van Zondag 29 Maart, toen onze
ambulance nog in Dessie was, tot en met
Dinsdag 5 Mei, toen onze landgenooten
zich veilig en wel aan boord van de
„Aplembang" bevonden en in de Golf
van Suez voeren.
Tal van feiten, welke in deze rappor
ten omstandig worden verhaald, zijn in
middels reeds hier te lande bekend ge
worden.
Wij volstaan dan ook met enkele bij
zondere voorvallen nog aan die rappor
ten te ontleenen.
Hoe uitstekend onze ambulance inge
richt was blijkt uit de getuigenissen van
enkele autoriteiten.
Dr. Melly, de thans overleden leider der
Britsche ambulance, gaf duidelijk uiting aan
zy'n bewondering, toen hij na een bezoek aan
het kamp op Zondag 29 Maart tegen dr.
Winckel zeide: ik benijd U.
Later, op 15 April, toen dr. Winckel reeds
in Addis Abeba was aangekomen en aan het
Ethiopische Roode Kruis mededeelde, dat de
ambulance zich terug moest trekken uit
Dessie, trachtte de vertegenwoordiger dezer
organisatie hem daarvan af te brengen en
zeide, dat de Nederlandsche
ambulance de beste was, wel
ke in Ethiopië was.
Afgezien van deze vriendelijke opmerkin
gen blijkt uit de rapporten van dr. Winckel
wel duidelijk hoe weinig medewerking de
Ethiopische autoriteiten eigenlijk verleen
den.
Donderdag 9 April besloot dr. Winckel,
naar Addis Abeba te gaan om inlichtingen
in te Winnen omtrent ir. de Vries en de
beide vrachtauto's, van wie niets meer ver
nomen werd.
Het was weer de oude geschiedenis: uren
wachten om toegelaten te worden bij den
kroonprins of bij diens secretaris, allerlei
toezeggingen vernemen omtrent paspoorten,
welke niet nagekomen werden, om aan het
eind van den dag te constateeren, dat men
nog evenver was als bij het oegin.
Dinsdag 14 April, even voor donker, is dr.
Winckel in Addis Abeba aangekomen, waar
hij eenige dagen gebleven is. Op Zaterdag
18 April is hij vei trokken naar Sholameda
om de Nederlandsche ambulance op te ha
len, welke na zijn vertrek overhaast Dessie
moest verlaten.
De laatste dagen der ambulance was de
leiding by dr. Belmonte. Deze heeft over zijn
vertrek een rapport geschreven, dat dr.
Winckel in zijn rapport heeft gevoegd. Wij
nemen het volgende er uit over:
Maandag 13 April wordt de tolk naar
den kroonprins gezonden met een brief.
Hij blijft den heelen dag weg. Wij pak
ken en zoeken de kostbare particuliere
zaken, instrumenten en geneesmiddelen
by'een. De muild'eien komen niet, pa
tiënten vluchten weg en alleen met den
revolver is de orde op zaal te herstellen.
Ook verschijnen bombardeervliegtuigen.
Door een en ander wordt de algemeene
opwinding onhoudbaar. Ook enkelen on
zer zijn nerveus, doch zij blijven aan het
werk, verbinden alle patiënten, van wie
enkele eischen, dat hun verband defini
tief wordt verwijderd, terwijl vele nieu
we verwonden polikliniekbehandeling
krijgen en daarna overhaast weer ver
dwijnen.
De muildieren komen steeds maar niet,
zoodat wij zonder eenig vervoermiddel zijn.
Oogenblikkelijk ter audiëntie naar den
kroonprins. Ik word ontvangen door den
secretaris, die mij eerst geen passen wil
geven, omdat het alles maar loos alarm is.
Op mijn aandringen wil hij ze tenslotte wel
geven, doch talmt ermede, zoodat ik ze des
avonds om 9 uur nog niet heb, en de tolk
met hem mede moet gaan, omdat ze thuis
geschreven zullen worden.
Iemand uit de omgeving van den kroon
prins vertelt me, dat de prins des nachts zal
vluchten en in een kort onderhoud zon
tolk verzoekt de prins mij, zoo spoedig mo
gelijk te vertrekken. Ik ben er getuige van,
hoe onder de grootste wanorde 4000 gew
ren, patronen en geldsommen worden ui ge
deeld.
Vliegmachines verschijnen en in de P3/11®
glip ik achter den secretaris in diens schuu-
hol hier en daar hoor ik roepen: „a°o aa
de vreemdelingen". Mij wordt echter geen
haar gekrenkt.
Addis Abeba verlaten.
Op Vrijdag 24 April om 9 uur verlieten
allen Addis Abeba per trein, uitgeleide ge
daan door minder menschen dan verwach
was, daar een uur tevoren een paar Ita-
liaansche bombardementsvliegtuigen boven
de stad verschenen waren. Bij het vertrek
van den trein vloog er een boven het station
en een boven den trein.
Zondag 26 April arriveerden de Neder
landers in Tjibouti.
De stad was overvol van lieden, die uit
Ethiopië kwamen en naar Europa wilden,
zoodat de Nederlanders per slot van reke
ning wel een onderkomen vonden in hotel
Continental, doch met z'n zessen op een
kamer met bij behoorende voorgalerij moes
ten kampeeren.
Vrijdag 1 Mei scheepten zij zich in op de
„Palembang". De beide verplegers van der
Honing en Hagestein, zijn daar ziek gewor
den. Beide kregen een kininekuur van 7
dagen.
De rapporten van enkele dagen vermeld
den echter, dat zy weer beter waren en het
bed konden verlaten.
Aan boord houden zoo schrijft dr.
Winckel de berichten uit Addis Abeba
over het vertrek van den Negus, de plunde
ringen, enz. ons bezig.
Wij zijn zeer verontrust over het lot van
de Zweedsche, Noorsche en Finsche ambu
lances, welke nog aan het zuidfront stonden.
De Italiaansche kamer is gister in
buitengewone zitting bijeengekomen
voor de ratificatie van de decreten be
treffende de annexatie van Abessinië
en de instelling van het keizerrijk. Alle
afgevaardigden en het publiek qp de
tribune hadden zich in zwarte hemden
gekleed. Fascistische liederen werden
gezongen, terwijl men op de aankomst
van den duce wachtte. Op de tribune
van het corps diplomatique hadden de
ambassadeurs van Duitschland en Ja
pan en de Oostenryksche gezant plaats
genomen. De duce werd met luide toe
juichingen ontvangen.
Hij sprak de formule uit, waarmede het
eerste decreet betreffende de instelling van
het imperium werd ingediend. Vervolgens
las de voorzitter der kamer de tekst van het
decreet voor, waarna onmiddellijk een
commissie werd benoemd om rapport uit te
brengen. In afwachting van dit rapport
werd de zitting geschorst. Na de hervatting
zeide de rapporteur Delcroix, dat de defini
tieve en plechtige daad, die het gevolg is
van de overwinning, door geen enkel voor'
behoud verzwakt kan worden. De duce
diende daarop het tweede decreet, dat de
benoeming van Badoglio tot onderkoning van
Abessinië bevat, in. Een nieuwe schorsing
volgde, waarna opnieuw door Delcroix een
kort rapport werd uitgebracht. De voorzit
ter stelde voor, in de zaal van de kamer een
gedenkteeken aan te doen brengen met het
inschrift „Op den 9den Mei van het jaar
1914 van het jaar 14 van het fascistische tijd
perk stichtte Benito Mussolini het impe
rium".
Dit voorstel werd met stormachtig gejuich
begroet.
De stemming over de decreten had tot re
sultaat, dat alle 308 afgevaardigden, zich
voor goedkeuring uitspraken.
Daarmede was de zitting geëindigd.
Mysterieuze aangelegenheid der
levering van dum-dum kogels.
De Daily Herald vermeldt het verhaal
van de wijze, waarop dr. Martin, de Abes-
sinische gezant te Londen, door een zeke
ren kolonel Gustave Mezler werd overge
haald een machtiging te teekenen voor den
koop van drie millioen patronen met weeke
punt te Birmmingham.
Dr. Martin, die ziek is, geeft volgens zijn
secretaris toe een machtiging te hebben ge-
teekend. Hij is niet deskundig. Hij wist niet,
dat kogels met „weeke punt" dezelfde zijn
als „dum-dum" kogels en verboden zijn.
De kogels werden nimmer geleverd. Van
het oogenblik af dat hij de machtiging tee-
kende, heeft dr. Martin niets meer gezien
of gehoord van kolonel Mezler, noch van de
munitie.
Fotografische afschriften van de brief
wisseling tusschen den gezant en den kolo
nel kwamen in het bezit van de Italiaansche
regeering. Zij zijn een van de voornaamste
bewijzen van de beweringen, dat Groot
Brittannie dum-dum kogels aan Abessinië
zou hebben geleverd.
Voorts is er een foto van een „monster"
kogel met weeke punt, welke de legatie
werd geleverd door de firma George Bate
Co. te Birmingham.
George Bate en Co. zy'n geen munitie-
fabrikanten. Zij hebben een zaak in sport
en jachtgeweren en bijbehoorende munitie,
zoomede visschery-artikelen.
Niet lang geleden kwam een man de zaak
binnen met de mededeeling, dat hij munitie
van het nummer 303 wenschte te koopen
voor de jacht op luipaarden in Afrika. Hij
vroeg een monster van deze patronen, wel
ke een weeke punt hebben.
Aan 's mans verzoek werd voldaan. De
firma hoorde sindsdien niets meer van hem,
Wie is kolonel Mezler?
De vraag is nu: wie is kolonel Mezler?
Hij schreef in het begin naar de Abessi-
nische legatie het adres van een variété-
artist, die gisteravond vertelde eenige we
ken geleden kennis met den kolonel te heb
ben gemaakt. Bij hun gesprek bleek, dat zij
beiden belangstelling hadden voor het mijn
bedrijf. De kolonel vertelde pas van het
vasteland te zijn gekomen en te Londen
maar weinig menschen te kennen. De artist
nam den kolonel mee naar huis, waar de
kolonel eenige weken bleef logeeren. Drie
weken geleden is hij plotseling vertrokken
Hij liet een briefje achter, waarop stond
dat hij naar het vasteland was ontboden en
waarin hij de familie bedankte voor het ont
haal.
Hij gaf geen nieuw adres op en liet sinds'
dien niets meer van zich hooren. De secre
taris van de Abessinische legatie heeft den
verslaggever van de Daily Herald de cor
respondentie laten zien. De eerste brief is op
24 Maart 1936 gedateerd. Er stond in ver
meld, dat de kolonel op voorwaarde na het
eindigen der vijandelijkheden het recht, te
verkrijgen tot de vestiging van factoryen
in Abessinië op zich nam te leveren: 100
machinegeweren, 3 millioen bijpassende pa
tronen met weeke punt, 5000 mills bommen,
gevuld met toniet, twee bommenwerpers,
uitgerust met machinegeweren en het draag
vermogen van 5 bommen bij een snelheid
van 200 mijl per uur. 600 brandbommen en
bommen van Sterk explosief karakter. 1000
Lee Enfield-geweren van het kaliber 303.1
millioen patronen en drie volledige uitrus
tingen voor het leggen van rookgordijnen.
Dit materiaal zou volgens het voorstel on
der leiding van de legatie te Londen naar
Abessinië worden gezonden.
In een toevoeging stond, dat een officiee-
le door de legatie te verstrekken machti
ging Gustae Mezler zou machtigen het bo
vengenoemde materiaal te verkrijgen, op
dat een vergunning zou worden verkregen,
De gezant heeft kolonel Mezler op 31 Maart
gesproken.
De secretaris zeide, dat dr. Martin de
machtiging teekende. Als plaats van leve
ring stond vermeld de grens tusschen
Britsch Somaliland en Abessinië.
Er werd geen enkel document geteekend,
waarbij concessies werden toegestaan welke
de grondslag van de aanbieding waren.
Niets ontvangen.
Geen enkele soort munitie werd door ons
ontvangen en ons zijn evenmin „monsters"
toegezonden.
Het was»de eerste en de laatste maal, dat
wy kolonel Mezler hebben gezien, aldus be
sloot de gezantschapssecretaris.
DE TOESTAND IN OOSTENRIJK.
Bondskanselier Schuschnigg leider
der militie.
In een persconferentie heeft de leider van
het Oostenrijksche bondspersbureau minis
ter Ludwig verklaard, dat, daar de militie
een integreerend deel uitmaakt van het va-
derlandsche front, bondskanselier Schusch
nigg in zijn hoedanigheid van leider van dat
front ook het bevel der militie op zich
neemt. In antwoord op 'n vraag omtrent de
mogelijkheid van ontwapening van de
Heimwehren, zeide hij, dat men er op moest
rekenen, dat deze formaties nog langen tijd
zouden gehandhaafd blijven. De minister
kondigde de aanstaande afkondiging aan van
een constitutioneele wet tot hervorming van
het vaderlandsche front.
DE ONRUST IN PALESTINA.
De joodsche bevolking vlucht uit
oud-Jeruzalem.
De vlucht van de joodsche bevolking uit
Oud-Jeruzalem duurt voort. Onder be
scherming van de politie verlaten de joden
de Mohammedaansche wijk.
Gisterochtend werd het lijk van een ver
moorden Arabier gevonden, waardoor een
nieuwe spanning ontstond, de onrust on
der de Arabische bevolking stijgt. In een
vechtpartij werd een jood gewond. Ook in
de nieuwe wijken hebben verscheidene
joodsche winkels gestolen.
De orde wordt door een sterke troepen
macht gehandhaafd.
Pantserwagens patrouilleeren door de
straten. De straat van beleg in de oude
stad Jeruzalem en Jaffa duurt voort.
Hoewel elders slechts kleinere ongere
geldheden hebben plaats gehad, wordt ver
wacht, dat in geheel Palestina de staat van
geleg zal worden afgekondigd.
Toestand blijft gespannen.
De toestand in Palestina blijft gespan
nen. De Britsche hooge commissaris heeft
den oppersten Arabische raad bijeen geroe
pen, wien hy een oplossing van de joodsche
immigratie voorstelde, doch na een be
raadslaging van 5 uur wezen de Arabische
leiders deze voorstellen van de hand.
JAPANSCH GARNIZOEN IN
NOORD-CHINA VERSTERKT.
De eerste Japansche versterking van het
garnizoen in Noord-China is te Tientsin
aangekomen. Via Tsjing Wang Tao trok
ken 1700 man de stad binnen. Het grootste
deel blijft te Tientsin gestationeerd, doch 'n
deel gaat door naar Peiping.
Het Japansche ministère van oorlog ver
klaarde, dat besloten is de Japansche troe
pen in Noord-China te versterken. Hieraan
werd toegevoegd, dat de Japansche autori
teiten sterk geinteresseerd blijven bij den
toestand in Noord-China, vooral door de
activiteit van de communistische troepen
en de anti-Japansche organisaties in het
gebied van Peiping en Tientsin.
DE ZAAK-THAELMANN.
De Daily Herald meldt, dat Ernst Inael-
mann, de leider der communisten in
Duitschland, die reeds 3 jaren lang door de
nationaal socialisten wordt gevangen ge
houden, pas zal terecht staan „wanneer de
zaak voldoende zal zijn voorbereid".
Men zegt, dat een nieuwe beschuldiging
tegen Thealmann is ingediend, n.1. zijn
„intellectueele verantwoordelijkheid voor
den moord op 400 nationaal-socialisten".
Het blad voegt hier aan toe, dat daarop
de doodstraf staat, hetgeen de correspon
dent in strijd noemt met de onlangs aan
Britsche Lagerhuisleden bij hun bezoek aan
Berlijn gegeven verzekering.
DE „NORTH SEA" ZINKENDE.
Het Marine-radiostation te Washington
heeft een mededeeling van de „North Sea"
opgevangen, waarin gezegd wordt, dat het
schip zich bij Dixons entrance aan de kust
van Aiaska in zinkenden tostand bevindt.
Alle 180 opvarenden hebben het schip ver
laten.
De bemanning in de booten.
'Te Bremerton (Washington) werd een
draadloos bericht ontvangen van de
„North, Sea", luidend als volgt: „Wij zin
ken".
De 180 passagiers en bemanning van de
„North Sea" gingen in de reddingbooten
en bevinden zich op het oogenblik voor de
wateren van Alaska.
De „North Sea" was nabjj de kust van
Alaska aan den grond geloopen, doch later
weder vlot gekomen.
Kotter neemt passagiers van de
North Sea" over.
Naar de kustwacht mededeelt, neemt
een kotter de passagiers van de „North
Sea" over.
Enkele leden der bemanning zijn aan
boord van het schip gebleven, dat snel
water maakt en waarschijnlijk weder aan
den grond zal worden gezet.
VOEDSELVERGIFTIGING.
Reeds vijftig dooden.
Van de 1750 menschen, die bij een school
feest te Hamamatsoe bij Nagoya (Japan)
door rijstkoeken vergiftigd zijn, zijn er tot
dusverre 50 overleden. Bovendien zijn 127
personen buitengewoon ernstig ziek.
De directeur der school lijdt aan een ze
nuwcrisis en heeft getracht, de hand aan
zichzelf te slaan, hij is onder bewaking
gesteld. Het schijnt hier een daad van
wraak van een ontslagen bediende te zijn,
deze man is reeds gearresteerd.
ONTMOETING MET BUFFALO BILL.
De herinneringen van een Zweedschen
pionier in het wilde westen zijn onlangs ge
publiceerd.
Zij vermelden, dat in de jaren 1870 dui
zenden families uit verschillende deelen van
Zweden de lange en ongerieflijke reis over
den Atlantischen Oceaan ondernamen, naar
het beloofde land in het Westen. Tot hen
behoorde een 11-jarig knaapje: Nils Fredrik
Norlin. De vader van Nils liet zijn vrouwe
lijke familieleden en kleine kinderen te
Kansas City achter en begaf zich met Nils,
twee grootere zoons en een paar landge
nooten naar een streek, welke, volgens het
zeggen „van Indianen gezuiverd" zou zijn.
Daar bouwden zij een huisje en begonnen
zij den grond te bebouwen. Op een goeden
dag begaf de oude Norling zich met een zij
ner landgenoten naar een gebied dat een 25
K.M. van hun huis verwijderd was.
Nils en zijn broertjes bleven in de buurt
van hun woning. Zij speelden „verstopper
tje", dat wil dan zeggen, zij verborgen zich
voor de Indianen, hoewel zij geen Indianen
verwachtten.
Plotseling hoorden zij een Indiaanschen
strijdkreet en voor zy het goed begrepen
was het huis omring. De knecht van hun
vader werd voor hun oogen doodgeschoten.
Een Indiaan werd op hen afgestuurd. Een
van de jongens, die in het bezit was van een
geweer, zag kans den Indiaan schrik in te
boezemen, zoodat de man naar zyn stam-
genooten terugkeerde om hulp te halen. In-
tusschen konden de jongens zich verbergen
voor de „echte" Indianen, die de hoeve in
brand staken en den dooden Scandinaviër
scalpeerden. Deze aanval en andere overval
len werden aan de autoriteiten gemeld en
korten tyd later kwam generaal Custer met
een troep, waarbij zich Buffalo Bill bevond
op de farm. De jongens werden onder
vraagd. Zy moesten de oorlogskreten van
de aanvallers nabootsen. Toen vertrokken
de soldaten, die den Indianen opspoorden
en gevoelig straften.
Lord Allenby, een der leidende Britsche
figuren uit den grooten oorlog, is gister
middag te zijnen huize aan hartverlam
ming overleden.
Veldmaarschalk Lord Allenby, aldus
Reuter aan het Hbld., zal bekend blijven
als een van de mannen, die in de laatste
jaren van den wereldoorlog de macht van
Engeland hebben gevestigd in het Nabije
Oosten. Na een zeer eervolle militaire
loopbaan van meer dan dertig jaren werd
de 55-jarige Edmund Allenby in 1917
benoemd tot opperbevelhebber van het
expeditieleger in Egypte. Hij wist met zijn
troepen in Palestina door te dringen, dat
de Turken, ondanks den Duitschen steun,
niet konden verdedigen en trok op 9 De
cember 1917 Jeruzalem binnen. In de
maanden die volgden dwong hy de Turken
steeds verder terug te trekken, zoodat zijn
leger, toen de centrale mogendheden hun
tegenstand moesten opgeven, Palestina en
een groot deel van Syrië veroverd had.
Na den wereldoorlog in 1919 werd
Allenby als opvolger van Sir Reginald
Wingate benoemd tot Hoogen Commissa
ris in Egypte, dat nog onder Britsch
protectoraat stond. Hij was intusschen tot
veldmaarschalk benoemd en in den adel
stand verheven als Viscount Allenby of
Megiddo and of Felixstowe.
Het was in zijn ambtsperiode als Hooge
Commissaris, dat na een tijd van onlusten
en felle nationalistische propaganda het
Britsche protectoraat over Egypte, dat 7
jaren geduurd had, werd opgeheven. In
Maart 1922 werd de onafhankelijkheid van
Egypte geproclameerd en werd Sultan
Foead tot koning uitgeroepen. De door de
eischen der nationalisten, die bij de eerste
verkiezing de meerderheid verkregen, ver
oorzaakte onrust, de moord op den Brit-
schen gouverneur-generaal van den Soe
dan door Egyptische nationalisten en de
militaire maatregelen die daardoor nood
zakelijk werden, maakten het werk van
Lord Allenby zeer moeilijk en eischten
van hem behalve de eigenschappen van
een militair leider ook die van een subtiel
staatsman.
In 1925 verliet Allenby dezen post en
keerde hij terug naar Londen waar hij zich
weer kon wijden aan actueele problemen
der weermacht, in welks dienst deze sol
daat van het Britsche Rijk zijn geheele
leven had gesteld.
Reeds in 1884'85 nam de nauwelyks
23-jarige Allenby die de militaire school
van Sandhurst verlaten had, deel aan de
expeditie naar Betsjoeanaland als officier
van de Tumskilling dragonders. In den
Zoeloe-oorlog (1888) en in den Boeren
oorlog onderscheidde hij zich. Van 1910 tot
1914 was hij inspecteur der Britsche cava
lerie en in het begin van den wereldoorlog
was hij bevelhebber van de cavalerie aan
het front, later commandant van het 5de
legercorps en vervolgens van het 3de leger
in Frankrijk.
Kort na Allenby's vertrek naar Egypte
vond zijn eenige zoon den dood aan het
front.
Een tweetal jaren geleden bracht Lord
Allenby een bezoek aan Nederlandsch-
Indië, waarbij zich een incident voordeed,
dat velen zich zullen herinneren: nadat de
Britsche veldmaarschalk door den G.-G.
in audiëntie was ontvangen, werd er plot
seling niets meer omtrent zijn verdere reis
vernomen. Hij zag af van het plan om zich
naar Bali te begeven en vertrok naar later
bleek in allerijl per vliegtuig naar Suma-
tra, waar hy zich inscheepte naar Colom
bo. De terugtocht was veroorzaakt door
een bericht uit Washington aan de Indi
sche recherche, waarin werd gemeld dat
een aantal lieden van buitenlandsche na
tionaliteit een aanslag hadden beraamd op
het leven van Lord Allenby: Dat deze
waarschuwing niet voorbarig was bleek
uit het feit, dat in het hotel te Buitenzorg,
waar Allenby en zijn gezelschap logeer
den, drie buitenlanders van de door
Washington opgegeven nationaliteit hun
intrek hadden genomen.
„Och, waren aha menschen wijs
(Dat is hoelemaal niet noodig, als
ze achter het stuur maar n klein
beetje beter wMden opletten, dan
konden wo al h*d tevreden zyO