DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Onze ambulance in het Vaderland terug.
No. 118
Dinsdag 19 Mei 1936
138e Jaargang
Allerhartelijkste ontvangst in het restaurant
van de Rotterdamsche Lloyd
De „Palembang" op den Nieuwen Waterweg tegemoet.
Prinses Juliana bij ontvangst
aanwezig.
Overtocht kalm verloopen.
De strijd in Palestina.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bjj vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—
franco door het geheele Ryk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef- 3320, redactie 3330.
Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Hedenochtend is de „Palembang" van
de Rotterdamsche Lloyd, waarmee de
leden der Nederlandsche ambulance in
Abessinië in ons land teruggekeerd
zijn, bij Hoek van Holland den nieuwen
waterweg opgestoomd.
Een klein bootje, een tender van de
Rotterdamsche Lloyd, voer van de
Lloydkade te Rotterdam de „Palem
bang" tegemoet. Aan boord van dit
scheepje bevonden zich de doktoren van
Schelven, van der Does, Belmonte en
een redacteur van het A.N.P.
De genoemde leden der ambulance,
die reeds eerder in Nederland waren
aangekomen, wenschten de eersten te
zijn om hun collega's, met wie zij bijna
een half jaar lief en leed hadden ge
deeld, in de Nederlandsche wateren te
begroeten.
Dr. Veeneklaas loopt nog steeds in
Abessinisch uniform rond.
Met kijkers stond men te turen, of men
reeds bekende gezichten kon onderscheiden
en langzamerhand werden de figuren op het
schip duidelijker. Men herkende dr. Winckel
en even later verschenen ook de andere le
den der ambulance, allen in uniform, op het
dek. Dr. Veeneklaas wandelde nog steeds
rond in het uniform van Ethiopisch officier.
Alles was hem ontstolen en dank zij de
vriendelijkheid van een Ethiopisch krijgs
man was hij er in geslaagd, een costuum
machtig te worden.
Er werd natuurlijk hartelijk van beide
zijden gewuifd, en terwijl men nog langszij
lag, begon de conversatie al tusschen de
beide groepen der ambulance en werden
reeds enkele avonturen opgehaald.
Ter eere van de ambulance behoefden de
doktoren, die de „Palembang" tegemoet ge
varen waren, niet van een touwladder ge
bruik te maken, doch werd de statietrap
neergelaten, zoodat zij op zeer comfortabele
wijze aan boord van de „Palembang" kwa
men.
De begroeting was natuurlijk allerharte
lijkst en al spoedig zat men in een der hut
ten gezellig koffie te drinken en te genieten
van de echte Egyptische sigaretten, welke
dr. Winckel had meegebracht en waarmede
hij erg gul was, omdat hij bang was anders
moeilijkheden met de douane te krijgen.
Eindindrukken.
Gedurende het laatste gedeelte van de
vaart hadden wij met dr. Winckel en met
ir. de Vries, den administrateur en organi
sator der ambulance, een gesprek. Het
spreekt wel vanzelf, dat zij, na alles wat
hier reeds over is gepubliceerd, geen nieu
we avonturen konden vertellen. Dr. Winckel
zeide glimlachend, dat hij na de vele inter
views, rapporten en reisbrieven nog slechts
kon mededeelen, „dat de overtocht van Lon
den naar Rotterdam kalm verloopen was"
Hun eindindrukken over den arbeid der
ambulance samenvattend, zeiden dr. Winckel
en ir. de Vries:
De Nederlandsche ambulance was on
getwijfeld de beste. Wij hebben meer
kunnen doen, dan welke andere ambu
lance ook. Er waren dagen, dat onze
ambulance wel een groote stadszieken
huis geleek. Zevcn-en-dertig nieuwe op
namen per dag en soms twaalf opera
ties per dag, zijn heusch geen dingen,
waarover men licht moet denken.
Het kan niet ontkend worden, dat in
sommige opzichten wij ons er meer van
hadden voorgesteld, maar de arbeid in
een ongeorganiseerd en ongeciviliseerd
land, zonder communicatie en zonder
transportmogelijkheden, zal altijd groo
te moeilijkheden met zich brengen en
daarom zal het rendement altijd kleiner
zijn dan men met dezelfde capaciteit in
andere omstandigheden zou kunnen be
halen.
Wanneer wij onzen arbeid echter ver
gelijken met dien van andere ambulan
ces, zelfs met dien van Engeland, dan
zijn wij ver en ver in het voordeel
Een jaar is eigenlijk tekort.
Het spreekt van zelf, dat alle leden blij
waren, dat het avontuur achter den rug
was. Alleen ir. de Vries merkte nog op: Een
half jaar is eigenlijk te kort.
Aankomst te Rotterdam.
Even voor de aankomst aan de Lloydkade
te Rotterdam kwam een spido-bootje de
„Palembang" tegemoet. Een groep vroolijke
jongelui bevond zich aan boord en begon al
van verre te wuiven en te roepen. Het
bleek, dat het enkele familieleden en stu
dievrienden van dr. Veeneklaas waren, die
hem op deze wijze een eerste „welkom" in
Nederland toeriepen. Zij mochten natuurlijk
niet aan boord, doch voeren eenigen tijd
gelijk op met de „Palembang", en dr.
Veeneklaas hing in zijn tropenuniform met
tropenhelm op, heel genoeglijk over de ree-
ling en maakte een babbeltje met zijn
zusje.
Enorme belangstelling.
Langs de Lloydkade stond het zwart van
de menschen. In het restaurant bevond zich
een groot aantal genoodigden, terwijl tus
schen de aanlegplaats van het schip en het
restaurant de mobiele colonne van het Rot
terdamsche Roode Kruis stond opgesteld.
Prinses Juliana, met de leden van het
hoofdbestuur van het Roode Kruis, stond op
het balcon van het restaurant de aankomst
van het schip af te wachten. Het duurde
vrij lang, voordat de „Palembang" aan de
kade gemeerd lag, en ondertusschen was
het een gejuich en een geroep en gezwaai
van de talrijke familieleden en vrienden
van de doktoren en de beide verplegers.
Eindelijk konden zij het schip verlaten en
nu volgde allereerst een begroeting door de
familie.
Het hoofdbestuur van het Roode Kruis
had terecht gemeend, dat de mannen, die
zoolang van huis waren geweest, eerst door
hun verwanten begroet moesten worden.
Daarna pas kwam de officieele ontvangst.
Het eerste bloemstuk.
Tusschen de rijen der transportcolonne
door begaven onze landgenooten zich naar
het restaurant. Alom toegejuicht door de
tallooze belangstellenden. Een aardige at
tentie kreeg de verpleger Hagestein, die
deel uitmaakt van de Rotterdamsche
transportcolonne en door den leider dier
colonne op de kade werd toegesproken en
een prachtig bloemstuk ten geschenke
kreeg.
In het restaurant hadden zich tal van
autoriteiten verzameld. In de eerste plaats
was er de prinses als presidente van het
Nederlandsche Roode Kruis, voorts de
leden van het hoofdbestuur, de burgemees
ter van Rotterdam, tal van militaire autori
teiten, de directie van de Rotterdamsche
Lloyd en voorts tal van genoodigden.
Alle leden der ambulance, met dr.
Winckel in het midden, stelden zich op de
eerste rij op.
De prinses sprak vervolgens de welkomst
rede uit.
Prinses Juliana spreekt
dr. Winckel toe.
„Dr. Winckel,
Het is mij een groot voorrecht, U en
Uw mede-leden van de Ambulance
namens het hoofdbestuur van het Ne
derlandsche Roode Kruis hartelijk wel
kom te kunnen heeten by het betreden
van den Nederlandschen bodem.
Zeker ik weet, dat gij aan boord
Prinses Juliana
van de „Palembang" gastvrij opgeno
men en gekoesterd door de voorkomen
de zorgen van de Rotterdamsche Lloyd,
reeds het gevoel moet hebben gehad
„weer thuis" te zijn, maar toch neem
ik aan, dat het naderen van de Neder
landsche kust in U een zekere ontroe
ring moet hebben teweeggebracht, die
de natuurlijke reactie was op hetgeen
door U allen in de afgeloopen maan
den is doorgemaakt
Toen wij, nu bijna een half jaar geleden,
in deze haven van U afscheid namen, wa
ren wij er ons allen van bewust, dat er U
daarginds gevaren wachtten. Zelf hebt gij
dat ten volle beseft, en wij, die achterble
ven, niet minder. U noch ons heeft dat
ervan weerhouden, uitvoering te geven aan
een gedachte, die geacht moet worden, zoo
volkomen in de lijn te liggen van de beste
Nederlandsche tradities, zoowel als van de
grondbeginselen van het Roode Kruis.
Deze gevaren wij begrepen het uit
Uw rapporten en brieven zy'n in de wer
kelijkheid nog aanzienlijk grooter en me-
nigvuldiger gebleken dan aanvankelijk
kon worden vermoed. In velerlei vorm
hebben zy U dreigend omringd bij het ver
richten van Uw menschlievend werk, en in
zulke vormen, dat mijn verbeeldingskracht
en die van vele anderen verre tekort schiet,
wanneer men zich de gewaarwordingen
tracht in te denken. Maar dat heeft U niet
belet, de zware krachtproef ten einde toe
met eere te doorstaan. Dat U dat mogelijk
geweest is, schrijven wij in de eerste plaats
toe aan de groote mate van volharding in
de op U genomen taak, die ieder van U
blijkt te hebben gedreven en voorts aan
den uitgesproken geest van kameraadschap,
die U onderling al dien tijd heeft verbon
den en die U niet ongelijk aan de pijlen
van den Nederlandschen leeuw door
eendracht macht verleend heeft, macht om
weerstand te bieden aan alle ontberingen,
die zoo ruim Uw dagelijksch deel geweest
blijken te zijn.
Ook met name, dat Uw onderlinge ver
houding geweest is, zooals die was, is voor
het hoofdbestuur een bewijs geweest van de
hooge moreele eigenschappen van alle
leden der ambulance, die eiken dag op
nieuw blijk moesten geven van geduld,
moed, offervaardigheid, kameraadschap en
taaie volharding. Die eigenschappen heb
ben zeker in niet geringe mate de buiten
gewoon zware en verantwoordelijke taak
verlicht van den leider. Niettemin komt
aan hem zeer zeker een woord van bijzon
dere hulde toe, dat hij zich van die taak
onder alle omstandigheden op zoo uitne
mende wijze heeft weten te kwijten.
Een welkomswoord aan de andere
doctoren.
Leden van de Ambulance,
Het Nederlandsche Roode Kruis heeft
van verre Uw werk gevolgd met ge
spannen belangstelling, heeft gedeeld
in de beproevingen en ontberingen, die
gij had te doorstaan, en in de gevaren,
die U in zoo velerlei vorm hebben om
ringd. Moge de werkelijkheid in menig
opzicht ook anders geweest zijn dan
bij Uw uitzending werd verondersteld,
het is duidelijk geworden, dat uitne
mend werk door U is kunnen worden
verricht door verlichting van lijden te
brengen, waar zoovelen anders hulpe
loos aan hun lot zouden zijn overgela
ten en dat de wijze, waarop dat ge
schied is, den naam van het Nederland
sche volk en van het Roode Kruis niet
anders dan tot eere kan strekken.
Moge er in de rijke ervaringen, die door
U zijn opgedaan, en in de onverholen
vreugde, die U van alle zijden tegemoet
komen bij Uw terugkeer in het vaderland,
voor U een zeker tegenwicht zijn gelegen
voor al hetgeen door U in de afgeloopen
maanden is ten offer gebracht.
En hiermede eindig ik, om niet verder het
oogenblik te vertragen, dat U na deze
periode van spanning behouden aan den
kring van de Uwen gaat hergeven.
In hooge mate erkentelijk voor de gast
vrijheid, ook heden weer door de Rotter
damsche Lloyd aan ons verleend, hopen wy
U allen, die deel hebt uitgemaakt van de
Nederlandsche Roode Kruis-ambulance naar
Ethiopië, binnen niet zeer lagen tijd ten
gebouwe van het hoofdbestuur andermaal
vereenigd te zullen mogen zien.
Ik heb gezegd".
Na langdurig applaus nam hierop dr.
Winckel het woord.
Antwoord dr. Winckel.
Koninklijke hoogheid, voorzitster van
het Nederlandsche Roode Kruis, mijne
Dr. Winckel
heeren hoofdbestuursleden van dat
Roode Kruis.
Namens de leden der ambulance,
welke zooeven uit Ethiopië is terugge
keerd, zij het mij vergund, een woord
van dank uit te spreken voor de waar-
deerende woorden, welke Uw koninklij
ke hoogheid, tot ons gericht heeft en
in het algemeen voor de ontvangst,
welke ons thans bereid werd.
Inderdaad, koninklijke hoogheid, wij
hebben een veel bewogen tijd achter den
rug. U verwacht van mij thans geen be
knopt overzicht van de geschiedenis der
ambulance, dit zou mij te ver voeren. Mag
ik volstaan, met te memoreeren dat wij, le
den der ambulance, de een meer, de ander
in mindere mate, zijn komen te staan voor
onvoorziene moeilijkheden of gevaren. En
kele onzer zijn op een gegeven oogenblik
tot de ontdekking gekomen, dat hun leven
op het spel stond. Wij zijn dankbaar, dat
wij allen ten slotte in welstand hier weer
voor uwe koninklijke hoogheid, het hoofd
bestuur en onze verwanten geschaard mo
gen staan en dat U allen zich er van kunt
overtuigen, dat de tijd, in Ethiopië doorge
bracht, ons geen kwaad heeft gedaan. Met
God's hulp zijn de moeilijkheden overwon
nen, hebben wij het werk kunnen verrich
ten, waarvoor wij zijn uitgegaan, waartoe
het Nederlandsche Roode Kruis ons zoo
prachtig had uitgerust, hiertoe in staat ge
steld door de giften van het Nederlandscne
volk.
Ook toen door den overval van roovers
de geheele uitrusting van een voorpost ver
loren was gegaan, zelfs toen daarna de
tweede voorpost alleen het veege lijf kon
redden en zijn behouden uitrusting per
slot van rekening bleek afgeschreven te
moeten worden, kon in Dessié het werk
doorgaan, kon daar het basishospitaal zelfs
uitgroeien tot een groote chirurgische kli
niek, waar wij allen, ieder naar de male
van zijn krachten, kennen en kunnen, druk
werk hadden, om aan den stroom van ge
wonden de hulp te geven, die hen toekwam.
Dat bewijst, hoe deugdelijk de voorberei
ding voor onze expeditie was, hoe deskun
dig het Nederlandsche Roode Kruis ons
had uitgerust.
De loop der gebeurtenissen heeft
tenslotte aan ons werk en aan dat van
alle andere ambulances een te vroeg
en plotseling einde gemaakt. Met ver
slagenheid moesten wij vaststellen, dat
wij slechts met leege handen weer
voor U zouden moeten verschijnen. Wij
hopen, dat U onze verzekering wilt
aanvaarden, dat het eenvoudig niet
anders kon, dat wij niet bij machte
waren, ook maar een gering deel der
uitrustingen mede te nemen.
Koninklijke hoogheid, wij zijn 51/2
maand uit geweest, hebben ruim 5 weken
daarvan doorgebracht als gasten van den
Rotterdamsche Lloyd en in die ruim 5 we
ken was zeker geen sprake van ontbe
ring, integendeel, wij zy'n er behandeld op
een wyze, waarop alleen de nautische term
„grootscheepsch" van toepassing is. Na
mens alle leden der ambulance dank ik dan
ook de directie van den Lloyd, de gezag
voerders en de bemanningen van de „Ko-
ta Radja" en de „Palembang" voor de ons
verleende gastvrijheid.
Op verschillende wijzen hebben wij tij
dens ons verblijf in Ethiopië bemerkt, dat
men in het verre vaderland met ons me
deleefde, dat deed ons goed. Wij hebben
echter niet anders dan onzen plicht gedaan,
een plicht, ons niet van buiten opgelegd,
doch vrijwillig aanvaard. Dat besef deed
vanzelf de kameraadschap ontstaan, zonder
welke het onmogelijk zou zijn geweest, m
de afgeslotenheid van het kamp- of kara
vaanleven met opgewektheid onze taak te
vervullen.
Ten slotte nog dit: Voor ons, leden der
ambulance in Ethiopië, zullen de maanden,
daar doorgebracht, inderdaad onvergete
lijk blijven. Wy hebben er niet alleen hulp
verleend, wy hebben, ook al helpende, ge
leerd, al werkende ervaringen opgedaan,
ervaringen welke ons in ons verdere leven
van groot nut zullen zijn en nu de expedi
tie achter den rug is, achten wij ons ge
lukkig, tot de daarvoor uitverkorenen te
hebben behoord.
Mijne heeren, leden van het hoofdbestuur
van het Nederlandsche Roode Kruis, wij le
den der ambulance danken U hartelijk
voor het indertijd in ons gestelde vertrou
wen en voor de thans bereide ontvangst.
Dat U, koninklijke hoogheid, die ontvangst
niet alleen bijwoont, doch daarbij ook zul
ke vleiende woorden tot ons heeft willen
richten, is ons een groote eer. Wij danken
uwe koninklijke hoogheid daarvoor ten
zeerste. (Langdurig applaus).
Vervolgens had de prinses een lang ge
sprek met dr. Winckel, wien zij naar zijn
indrukken en bevindingen vroeg. Daarna
onderhield H. K. H. zich met elk der leden
der ambulance afzonderlijk. Ondertusschen
werden ververschingen rondgediend.
Hierna verliet, de prinses het restaurant
en begaf zich per auto naar Den Haag.
Vandaar is zij hedennamiddag naar 't Loo
teruggekeerd.
Eerst later gingen de leden der ambulance
en hun familie naar huis.
Wat de uitrusting der ambulance betreft,
deelde dr. Winckel nog mede, dat slechts
gered zijn geworden de geweren, de revol
vers en de munitie alsmede een schrijf
machine. Wat er van het overige terecht zal
komen is niet te zeggen. In elk geval be
staat er goede hoop, dat niet alles verloren
zal zijn. De inventaris is onder de hoede van
de Fransche paters in Dessié en men mag
aannemen, dat, zoodra de toestanden ge
regeld zijn, ook deze zaak weer in orde
gebracht zal kunnen worden.
Wederom een incident.
De teraardebestelling van den giste
ren vermoorden Oostenrijker heeft aan
leiding gegeven tot een nieuw incident.
Een duizendtal Arabieren, die den uit
vaartdienst waren komen bijwonen in de
katholieke kerk in de oude stad, raakten
in opgewondenheid, toen bleek, dat de
kist met het stoffelijk overschot recht
streeks van het doodenhuis naar het ka
tholieke kerkhof was gebracht. Zy bega
ven zich naar het kerkhof, waar zij de
kist weghaalden. Een afdeeling politie
trad daarop handelend op en joeg ze uit
een. Zij lieten toen de kist achter, welke
weer naar het reeds gedolven graf werd
teruggebracht.
Sedert het begin van de ongere
geldheden 25 joden gedood.
In verband met de spanning, welke in
Palestina heerscht, defileerde Britsche
infanterie, dikwijls vergezeld van pant
serwagens of kleine tanks, door de stra
ten van de stadjes en dorpen van het
land.
Sedert het begin van de onlusten zijn
25 joden gedood. Twee leiders van de
Arabische staking zijn gearresteerd, be
schuldigd van het verspreiden van pam
fletten, waarin wordt aangespoord tot het
niet-betalen van de belastingen. Beiden
werden veroordeeld tot 25 pond boete.
Beslag op huizen gelegd.
Volgens berichten uit Noord-Palestina
is daar op 163 huizen in Arabische dorpen
beslag gelegd, omdat de eigenaars wei
gerden belasting te betalen.
Met het oog op de staking in de haven
van Jaffa kan nog deze week de opening
van een noodhaven te Telaviv verwacht
worden.
Wederom een jood gedood.
Wederom is een jood te Jeruzalem ge
dood. Dit is de vijfde moord sedert Zater
dag j.1.
Speciale maatregelen worden genomen
om de spoorwegen te beschermen. Op den
weg Jeruzalem-Haifa worden de auto-
transporten begeleid door militairen, ter
wijl militairen patrouilleeren op den weg
Jeruzalem-Jaffa.
DE BOM ONDER DE ARMEENSCHE
KERK.
De kwestie van de bom, welke verleden
week in de kelder van de Armeensche kerk
te Istanboel werd gevonden, schijnt een
politiek religieusen achtergrond te hebben.
In deze kerk worden diensten gehouden
door Armeensche dissidenten, die zich
Turco-Gregorianen noemen. Zij zyn door
het patriarchaat geëxcummuniceerd. De
strijd tusschen de Armeensche kerk en de
ze Schismatieken is vrij fel en de autori
teiten stellen thans een onderzoek in om
te zien, of de ontdekking van de bom mis
schien in verband staat met dit schisma.