DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Herziening van de Grondwet,
Verschillende wetsontwerpen bij de
Tweede Kamer ingediend.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIENi
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Ne. 183
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
138e Jaargang
Ds voornaamste voorstellen van de regeering zyn:
Het voorstel inzake de
vrijheid van drukpers is
niet overgenomen.
Inkomen der Kroon.
Schadeloosstelling en
pensioen van leden
der Tweede Kamer.
Ministers zonder
portefeuille.
Kiesrecht.
Revolutionnaire vertegen
woordigers.
Een communistische revo
lutie in Griekenland
mislukt.
Staat van beleg afgekondigd;
de kamer ontbonden.
Dynamiet-depót in de lucht
gevlogen.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Woensdag 5 Augustus 1936
Verlaging van het inkomen der kroon;
Idem van de schadeloosstelling en pensioenen van leden der Tweede Kamer;
idem van de toelage van den voorzitter der Tweede Kamer;
mogelijkheid van benoeming van ministers zonder portefeuille door den koning;
een bepaling, waarhij de uitwerking van het evenredig kiesrecht gewijzigd wordt
soodanig, dat de gewone wetgever méér armslag krijgt;
mogelijkheid van vervallen-verklaring van revolutionnairen van hun lidmaatschap
van Kamer, Staten of Gemeenteraad;
het scheppen an gelegenheid tot vorming van openbare lichamen voor het beroeps-
eo bedrijfsleven;
een beperking van den termijn van verlenging van het mandaat der Staten-
Generaal bij Kamer-ontbinding;
een wijziging van de bepalingen ten aanzien van verkiesbaarheid tot lid van een
vertegenwoordigend lichaam;
ten aanzien van opruiing of schending van geheimen een uitzondering te maken op
het beginsel van parlementaire onschendbaarheid.
In de Memorie van Toelichting tot het
wetsontwerp inzake het inkomen der Kroon
geeft de regeering eenige
algemeene beschouwingen
over de voorstellen tot grondwetsherziening.
Na herinnerd te hebben aan de instelling
der staatscommissie en een opsomming ge
geven te hebben van de voornaamste on
derwerpen, welke in behandeling zouden
komen, merkt de regeering op, dat zij zich
met de positieve voorstellen, waartoe de
commissie is gekomen, in het algemeen ver-
eenigen kan.
Een uitzondering vormt hierop het
voorstel inzake de vrijheid van druk
pers, dat de regeering niet heeft over
genomen. Ook is de regeering van de
voorstellen der staatscommissie afge
weken ten aanzien van het orgaan dat
geroepen zal worden tot het vervallen
verklaren van het lidmaatschap van een
vertegenwoordigend lichaam van per
sonen, die revolutionnaire strevingen tot
uitdrukking brengen en voorts ten aan
zien van het maximum-pensioen, dat
een oud-lid der Tweede Kamer zal kun
nen genieten.
By de toelichting op de verschillende
wetsontwerp is door de regeering van het
verslag der staatscommissie een dankbaar
gebruik gemaakt.
Wat de vrijheid van de drukpers aangaat,
heeft de staatscommissie voorgesteld, aan
artikel 7 der grondwet een lid toe te voegen,
luidende:
„De wet kan regels stellen, volgens welke
eene bepaalde uitgave wegens nader by de
wet te omschrijven grove inbreuk p
openbare orde tijdelijk kan wor
^Na"ampele overweging heeft de regeering
gemeend, ^ïet voorstel der staatscommissie
n i e t te moeten overnemen.
Zii was van oordeel, zich ervan te moe
ten onthouden een bepaaid mld^el,^n
heidsbeperking met zooveel wo con_
grondwet op te nemen. Zy is o vraag„
clusie geleid uit overweging, a sterk
stuk van de vrijheid van de pe hreede
politieken inslag heeft, dacht Het
kringen verschillend wordt g
scheen haar niet wenschehjk, vo siechts
huidige tijdsomstandigheden, krach
door samenwerking van alle nationale kracn^
ten de moeilijkheden kunn®" k van dezen
wonnen, een politiek vraagstuk van a
aard op te werpen. te de
Ten aanzien van den Raad va e'dure
Algemeene Rekenkamer en regeering
van grondwetswijziging heeft aan.
het standpunt van de staöU"c'°"lllen tot wii-
vaard en gemeend geen vooirstellerii
«ging met betrekking tot deze
te moeten doen. der
Terwijl bij vroegere herziening
grondwet de desbetreffende voor tellen
ontwerpen van wet waren vervat, verD«m
houdende met de hoofdstukken van de
grondwet, is thans ter bevordering van een
grootere overzichtelijkheid het systeem ge
volgd, dat de onderscheidene onderwerpen
van de herzieningen in aparte ontwerpen van
wet zijn geregeld. Enkele wijzigingen van
meer ondergeschikt belang zijn in een ver-
zamelontwerp ondergebracht.
Ingediend is een wetsontwerp, waarbij de
volgende wijzigingen worden voorgesteld:
Het inkomen van den koning bedraagt in
plaats van 1.200.000 1.000.000.
De koning en de leden van het koninklijk
huis, genoemd in de artikelen 26, 28 en 28a,
zijn vrij van alle personeele lasten.
De gemaal van eene regeerende koningin
geniet uit 's rijks kas een jaarlij ksch inko
men van 200.000, hij blijft in het genot van
dit inkomen na overlijden van de koningin,
zoolang hij weduwnaar is en Nederlander
blijft.
Een koningin geniet, na overlijden van
den koning, uit 's rijks kas een jaarlijksch
inkomen van 200.000 gedurende haar
weduwlijken staat.
De Prins van Oranje geniet van zijn 18e
jaar af uit s rijks kas een jaarlijksch inko
men van 200.000; dit inkomen wordt ge
bracht op 400.000 na het aangaan van een
huwelijk, waartoe bij de wet toestemming
is verleend.
Na artikel 28 worden twee artikelen in
gevoegd, luidende:
Artikel 28a. De dochter des konings, die
de vermoedelijke erfgenaam is van de
kroon, geniet uit 's rijks kas een jaarlijksch
inkomen van f 200.000, te rekenen van den
tijd, dat zij den ouderdom van achttien jaar-
heeft vervuld. Indien zij een huwelijk aan
gaat, waartoe bij de wet toestemming is ver
leend, geniet haar gemaal uit 's rijks kas
eveneens een jaarlijksch inkomen van
200.000, hij blijft in het genot hiervan na
overlijden van de prinses, zoolang hij
weduwnaar is en den staat van Nederlander
behoudt. Na het overlijden van haar ge
maal geniet de prinses zoolang zij ongehuwd
blijft, een jaarlijksch inkomen van 400.000.
De inkomens, bedoeld in dit artikel, blij
ven bestaan, ingeval later een prins van
Oranje geboren wordt.
Artikel 28b. De bedragen, vastgesteld in
deze afdeeling, kunnen worden gewijzigd
bij een wet.
De Kamers der Staten-Generaal kunnen
het ontwerp eener zoodanige wet niet aan
nemen dan met de stemmen van twee der
den van het aantal leden, waaruit elk der
Kamers bestaat.
Toelichting.
In de memorie van toelichting op dit wets
ontwerp wijst de regeering erop, dat, indien
wijziging van het grondwettelijk bedrag van
het jaarlijksche inkomen der kroon wen-
schelijk is, het geheele stroeve apparaat van
een grondswetherziening in werking moet
worden gesteld.
In verband met de stijging van de koop
kracht van het geld is het niettemin wen-
schelijk, het bedrag van het jaarlijksche in
komen uit 's ryks kas zoowel van den ko
ning als van de koningin-weduwe te ver
lagen. Een zoodanige verlaging behoort niet
te worden toegepast op het jaarlijksche in
komen van den prins van Oranje en de
sinds 1922 met dezen gelijk gestelde dochter
des konings, die de vermoedelijk erfgename
is van de kroon.
In verband met het voorgestelde jaarlijk
sche inkomen van haar gemaal, behoort de
bepaling uit de bestaande grondwet te ver
vallen, dat het inkomen der prinses, ver
moedelijke troonopvolgster, bij huwelijk,
waartoe bij de wet toestemming is ver
leend, verdubbeld wordt.
Bij het ingediende wetsontwerp wordt
voorgesteld de schadeloosstelling te bepalen
op 4000. Zij zal niet worden genoten door
de leden, die het ambt van minister beklee-
den, noch door hen, die gedurende een ge
heele zitting afwezig bleven, noch ook door
hen, die ingevolge het reglement van orde
der Kamer zijn uitgesloten van het bijwo
nen harer vergaderingen.
Aftredende leden ontvangen een pensioen
van 120 's jaars voor elk jaar, gedurende
hetwelk zy lid derVCamer waren, tot een
maximum van 2800. Het pensioen wordt
niet genoten, zoolang een afgetreden lid, na
herkiezing, de bovengenoemde schadeloos
stelling ontvangt.
De bedragen, hierboven genoemd, kunnen
worden gewijzigd bij een wet, die zoowel
door de Tweede Kamer als door de Eerste
Kamer der Staten-Generaal moet zijn aan
genomen met de stemmen van twee derden
van het aantal leden, waarut de Kamer be
staat.
Na additioneel artikel 12 wordt aan para
graaf 3 een artikel 12a ingevoegd, luidende:
„Het derde lid van artikel 90 laat de pen
sioenen van reeds afgetreden leden onver
kort.
Aftredende leden ontvangen een pensioen
van 150 's jaars voor elk jaar, gedurende
hetwelk zij vóór de afkondiging van de be
paling lid der Kamer waren, tot een maxi
mum van 3000. Is het aldus verkregen be
drag lager dan 2800, zoo wordt voor elk
volgend jaar 120 toegevoegd, totdat 2800
is bereikt.
De pensioenen, bedoeld in dit artikel, kun
nen worden gewijzigd by een wet, die door
de Kamers der Staten-Generaal niet worden
aangenomen dan met de stemmen van twee
derden van het aantal leden, waaruit elk der
Kamers bestaat."
Toelichting.
In de toelichting op dit wetsontwerp
wordt gezegd, dat de regeering zich ten
aanzien van het bedrag der schadeloosstel
ling aangesloten heeft by het advies van de
staatscommissie.
Zij heeft een schadeloosstelling van 4000
in haar voorstellen aanvaard, omdat zij zich
vleit met de verwachting, dat de burgerzin
in ons volk nog groot genoeg is, dat niet
dan in uiterste noodzaak personen, wegens
hun bekwaamheid aangezocht, zich niet be
schikbaar zullen stellen met het oog op het
bedrag der schadeloosstelling. Dat het lage
bedrag zal leiden tot cumulatie van functies,
acht de regeering geen ernstig bezwaar,
mits de cumulatie binnen redelijke grenzen
beperkt blijft.
De regeering is van oordeel, dat het be
drag in de grondwet behoort te worden ge
handhaafd, maar dat wijziging zal moeten
kunnen plaats hebben, zonder ontbinding
van de beide Kamers der Staten-Generaal,
bij een wet, die in elk der Kamers met een
meerderheid van twee derden van het aan
tal leden dier Kamer wordt aangenomen.
De staatscommissie had voorgesteld, het
maximum pensioen te stellen op 2400. De
regeering heeft gemeend dit bedrag te moe
ten verhoogen tot 2800. Door deze wijzi
ging zal het pensioen der Kamerleden, even
als zulks ten aanzien van de wedden der
ambtenaren het geval is, in maximum 70
percent kunnen bedragen van hun schade
loosstelling.
Op denzelfden grond, waarop voorgesteld
wordt, de schadeloosstelling aan de leden
der Tweede Kamer te verlagen de stij
ging van de koopkracht van het geld be
hoort de jaarlijksche toelage van den voor
zitter een daarmede overeenkomende ver
laging te ondergaan. (Deze bedraagt thans
10.000 en wordt nu voorgesteld op 8000.)
Bij de behandeling van het ontwerp der
cumulatiewet is de vraag gesteld, of niet
een regeling behoorde te worden getroffen
nopens de cumulatie van de wedde der mi
nisters en hun pensioen als lid van een der
Kamers van de Staten-Generaal in dier
voege, dat dit pensioen zou worden opge
schort gedurende het ministerschap.
De staatscommissie beantwoordde deze
vraag bevestigend en nam een daartoe strek
kende bepaling op in den tweeden volzin
van het nieuwvoorgestelde derde lid van
artikel 90. De regeering heeft echter ge
meend, deze bepaling niet te moeten over
nemen, uit overweging, dat het niet rationeel
zou zijn, een minister zijn pensioen als ge
wezen Kamerlid te onthouden, zoolang deze
pensioenen bij het aanvaarden van alle an
dere ambten onverkort worden uitgekeerd.
Ingediend is een wetsontwerp, waarbij in
artikel 77 de volgende wijzigingen worden
gebracht:
het eerste en tweede lid worden vervan
gen door de volgende drie leden:
„De koning stelt ministerieele departe
menten in.
Hij benoemt ministers en ontslaat hen naar
welgevallen. Hij kan ministers benoemen,
die niet belast zijn met de leiding van een
ministerieel departement.
De ministers zorgen voor de uitvoering
der grondwet en der andere wetten, voor
zooverre die van de kroon afhangt".
Het laatste lid wordt gelezen:
Alle koninklijke besluiten en beschikkin
gen worden door één of meer van de mi
nisters mede-onderteekend.
Na het eerste lid van art. 97 wordt een lid
ingevoegd, luidende:
Nochtans kan een minister, bij eene ver
kiezing tot lid der Staten-Generaal gekozen,
ten hoogste drie maanden na zijn toelating
als lid het ambt van minister en het lid
maatschap der Staten-Generaal vereenigen.
Bij de toelichting op deze wijziging van
artikel 97 merkt de regeering op, dat een
uitzondering op de onvereenigbaarheid van
het ministerschap en het lidmaatschap van
een der Kamers van de Staten-Generaal zal
moeten worden gemaakt. Regelmatig komt
het voor, dat bij een Kamer-verkezing mi
nisters in functie tot lid worden gekozen.
Na een Kamer-ontbinding komt dan gewoon
lijk de Kamer bijeen, en worden dus de
nieuwgekozen leden toegelaten, voordat het
nieuwe kabinet is gevormd. Dit heeft zich
voorgedaan in 1922 en in 1933. Daarom be
hoort de mogelijkheid te worden geopend,
dat gedurende korten tijd het ministerschap
en het lidmaatschap van de Kamer vereenigd
worden. Immers de bewindslieden, die tot
Kamerlid gekozen zijn, kunnen hun mi
nistersambt bezwaarlijk neerleggen vóórdat
het nieuwe kabinet optreedt.
Ingediend is een wetsontwerp, waarbij
voorgesteld wordt in de artikelen 82, 83, 128
en 143 de woorden „evenredige vertegen
woordiging" te vervangen door: evenredige
vertegenwoordiging binnen door de wet te
stellen grenzen.
Deze voorgestelde wijziging beoogt den
gewonen wetgever iets meer armslag te
geven bij de uitwerking van het evenredig
kiesrecht, in dien zin, dat hij niet verplicht
zal zijn, de wiskundige evenredigheid zoo
dicht mogelijk te benaderen.
Voorgesteld wordt in paragraaf 2, ar
tikel 86, te lezen, dat leden der Tweede
of der Eerste Kamer tusschentyds door
die Kamers van hun lidmaatschap ver
vallen worden verklaard, indien zij een
streven tot uitdrukking brengen, ge
richt op verandering van de be
staande rechtsorde met toepassing of
bevordering van onwettige middelen,
Een voorstel tot vervallenverklaring kan
niet worden aangenomen dan met de
stemmen van twee derden van het aan
tal leden, waaruit de Kamer bestaat.
De gevolgen van vervallenverklaring
kunnen mede het lidmaatschap betref
fen van de andere vertegenwoordigende
lichamen, in de grondwet genoemd. De
plaats van het vervallen verklaarde lid
blijft gedurende de loopende periode
onbezet.
Ditzelfde geldt voor de Statenleden
en de leden van gemeenteraden.
Ten aanzien van gemeenteraadsleden
wordt bepaald, dat van de beslissing van
den raad beroep open staat op Gedeputeerde
Staten; de wet geeft regels omtrent dit be
roep en omtrent de macht des konings om
de uitspraken van Gedeputeerde Staten,
die met de wet strijdig zijn, te schorsen en
te vernietigen.
Toelichting.
Ten aanzien van de aanwijzing van de af
deeling voor de geschillen van bestuur van
Het Atheensch Telegraafagentschap
meldt: „de regeering heeft met toestem
ming van den koning den staat van beleg
afgekondigd, daar zij zich geplaatst zag
tegenover een ernstige opstandige bewe
ging, welke door de communisten was ge
organiseerd en tot bloedige gevolgen aan
leiding dreigde te geven. Dit bericht >s
door de openbare meening met opluchting
ontvangen. Overal in het land heersoht
volmaakte orde.
Georg. v. Griekenland
De Kamer ie ontbonden, doch de datum
voor de nieuwe verkiezingen is nog niet
vastgesteld.
Maatregelen met het oog op de van
nacht begonnen staking. De ministe
ries door cavalerie-afdeelingen be
waakt.
De regeering heeft buitengewone maatrege
len getroffen voor de handhaving der orde ge
durende de vannacht ingaande staking.
Alle ministeries worden door cavalerie-afdee
lingen bewaakt, teneinde een eventueelen aan
val der stakers op deze gebouwen het hoofd
te kunnen bieden.
Zal de algemeene staking mis
lukken?
De bond van conservatieve arbeiders heeft
zijn leden aangespoord niet aan de algemeena
staking van 48 uur deel te nemen. Men ver
wacht dat de door de linksche vakbonden
afgekondigde staking zal mislukken.
Tweehonderd dooden.
Een opslagplaats van dynamiet, dat ge
bruikt werd bij den aanleg van een weg
tusschen Szetsjoean en Hoenan in China, te
in de lucht gevlogen. Deze ontploffing
heeft 200 slachtoffers geëischt.
den Raad van State als orgaan, dat de ver
vallenverklaring van het lidmaatschap zou
moeten uitspreken, is de regeering van oor
deel, dat het meer in overeenstemming met
het karakter van een volksrepresentatie is,
de vervallenverklaring te leggen in handen
van het betreffende vertegenwoordigende
lichaam zelf. Bij de wet zal nader kunnen
worden geregeld aan wie het beroepsrecht
zal toekomen, binnen welken termijn van
dit recht zal moeten worden gebruik ge
maakt en al wat verder op dit beroep be
trekking heeft.
In de minderheidsnota van de leden der
commissie voor de grondwetsherziening, de
heeren Albarda, van den Bergh, Joekes en
Kranenburg, hebben deze leden als hun
meening ontwikkeld, dat voor een regeling
als de onderhavige in de grondwet geen aan
leiding bestaat, omdat de repressie van on
toelaatbare uitingen van de zijde van leden
der volksvertegenwoordiging thans reeds op
tweeërlei wijze doeltreffend geschiedt, na
melijk in de Kamer door den voorzitter als
handhaver van de orde in de vergadering
en daarbuiten door den strafrechter.
De regeering deelt op dit punt de ziens
wijze van de staatscommissie, dat met dezen
tweeërlei vorm van repressie niet kan wor
den volstaan. Het gaat niet alleen om op
ruiing en andere strafbare feiten, in welker
repressie inderdaad de rechterlijke macht
kan voorzien. Er is een breed terrein, waar
tot uitdrukking kan worden gebracht een
streven om politieke denkbeelden met on
wettige middelen te verwezenlijken, zonder
dat een strafbaar feit wordt gepleegd. In
toenemende mate wordt dit terrein betreden
door, zij het dan ook slechts enkele, leden
der vertegenwoordigende lichamen. Dat
aan deze onduldbare gedragingen een halt