knutselhoekje
kleurplaat je
/O*
f!3
HM EN ZOON
A
NAAR DE HEI
ALS T ZOMER IS
ik'
ar f"on
H""ck
1
Wolga en geste.
RaadtelHotkit
OPLOSSINGEN DER RAADSELS LIT T
VORIGE NUMMER.
Voor grooteren.
1. Valencia. Val, Lena, cel, vin, vaal.
2> a Aardappel,
jas
s p r e e
aardbei
Aardappel
karpers
peper
bek
1
3. Wang
Olie
Leus
Goot
Akte
4. Bloem, kool; bloemkool.
Voor kleineren.
1. Hanna, Anna.
2 Weet je ook, waar de kinderen zyn.
Neen, ik zag hen komen, maar weet
niet, waar ze gebleven zijn. (Henk).
Je kunt toch niet met alle ouders gaan
spreken! (Meta, Leo, Ans).
Je weet niet, hoe somber 't daar is!
(Bert).
Ik kon niet langer daar blijven wach
ten. (Gerda).
Moeder zal vanavond liever thuis
blijven. (Evert).
3. Zeehonden.
't Haantje van den toren.
Oogappels.
Muilperen.
4. Men moet het ijzer smeden, als het
heet is.
Eerlijk duurt het langst.
Een zwaluw maakt nog geen lente.
Men kan geen ijzer met handen breken.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn geheel wordt met 9 letters ge
schreven en noemt een dorp in de
provincie Utrecht.
7, 4, 5, 3, 9 is een kleur.
9, 5, 4, 7 ligt in Drente.
2, 8, 4, 7 is een zachte stof in beende
ren of hout.
7, 4, 1, 1, 9 is een landbouw-product.
2, 1, 7, 8, 4 is het tegenovergestelde
van dik.
6, 8, 7, 3, 9 is een getal.
2. Vul deze 16 vakjes in met:
6A 20 2G 1L 3N IR 1Z
Maar doe het zóó, dat je van links naar
rechts en van boven naa»- b?neden leest:
3.
2.
Ie rij timmermansgereedschap.
2e rij een rivier in Italië.
3e rij een meisjesnaam.
4e rjj een voetbalterm.
Mijn eerste is altijd donker, mijn
tweede moet den toevoer van het
water regelen en mijn geheel is een
plaats in Overijsel.
Verborgen steden in het buitenland.
Ik weet wat: Rie, stap in de tram, die
daar aankomt!
Je was immers liever onaardig be
handeld dan valsch?
Wij hebben geen zolder; ik zal Em
bergruimte voor die koffers vragen,
Kom, Annie, ik vul maar even de
suiker bij en je hoeft dus niet lang te
wachten!
Voor kleineren.
Welk dier is, omgekeerd, altijd dwaas?
Geeft men hetzelfde dier een ande
ren kop, dan moet het tegen hoog
water beschermen; verandert men
hiervan den staart, dan ligt het tus-
schen bergen of heuvels.
Ladderraadsel.
lo. (bovenste) sport een
boom.
X
X
X
X
X
X
X
2o. sport een onaangename
lach
3o. sport een leesteeken.
4o. sport iets wat door
een koetsier soms ge
bruikt wordt.
5o. sport een groot roof
dier.
6o. sport een zeevogel.
7o. sport een knaagdier.
De woorden bestaan alle uit 5 letters en
- 1
1
1
tri'
w
1
r
i
i
i
t
s
l
i
i
i
1
i
1
i
i
1
1
i
s
i
1
i
i
r»
i
_j
EEN PORTEFEUILLE.
Ditmaal maken we een portefeuille. Hoe
groot je die maakt, hangt er van af, wat er in
geborgen moet worden. Zoo'n portefeuille is
altijd langwerpig. Degene, die je hier afgebeeld
ziet, is in werkelijkheid 28 c.M. lang en 20 c.M.
breed.
Je hebt twee cartons noodig, die precies ge
lijk moeten zijn. Als je ze op elkaar legt, mag
er dus geen randje of hoekje uitsteken.
Aan de hoeken meet je 5 c.M. af op de lange
kanten en 2 c.M. op de korte kanten. De tee-
kening laat duidelijk zien, hoe dat moet. Die
punten worden verbonden met een dunne lijn.
Bij de vier kruispunten moeten nu met een
mesje insnijdingen gemaakt worden van 1 of
1% c.M. Het band, waar je de portefeuille
later mee dicht strikt, moet er door kunnen.
Elke insnijding loopt van een kruispunt langs
de lijn naar het midden van het carton, dus
niet naar den rand. In fig. I. zie je devier
streepjes.
Voor den buitenkant gebruik je marmer
papier. Je knipt twee stukken af, die 31 c.M.
lang en 23 c.M. breed zijn. Het carton bestrijk
je met plaksel, legt dat op een stuk marmer.
Het papier moet dan aan alle kanten evenveel
buiten het carton uitsteken, zie fig. II.
Aan de hoeken knip je een puntje af (het
donkere stukje in fig. II) en maak je een vouw
tje langs de punt van het carton, zooals de
stippellijn in fig. II laat zien. Dat strookje (a)
bestrijk je met plaksel, en dan vouw je het om
over de punt van het carton, fig. III. Zoo doe
je ook met de andere hoekjes.
Dan bestrijk je de papierstrook b met plak-
n
<f
r/
sel en vouwt deze om- De andere kanten 1
evenzoo. De hoeken zien er dan alle uit als
fig. IV.
Het tweede carton van de portefeuille beplak
je op dezelfde wijze met marmerpapier.
De binnenkant van de' cartons worden met
effen papier beplakt. Je kunt daarvoor kast
papier of kaftpapier gebruiken. Wit staat ffkel
mooi, maar het is gauw vuil. Soms al vóór
je werk af isl Een gekleurd velletje is daarom
wel beter. Bruin of blauw wordt er dikwijls
voor gebruikt.
Het papier, dal je er tegen plakt, moet klei
ner zijn dan het carton, dus 27 bij 19 c.M.
Het papier wordt met plaksel bestreken en I
op het carton gelegd. Vooral goed recht, dat er
overal een gelijk randje van het carton over
blijft. Als je papier goed op carton plakt, moet
het goed glad gestreken worden, zoodat er
geen plooien in blijven zitten. Niet hard wrij-
ven, want dan gaat vochtig papier héél gauw
stuk. Voorzichtig aandrukken met een doekje
is het beste.
Als de twee cartons goed gedroogd zijn,
moet je de insnijdingen even in het papier ma
ken. Het is altijd duidelijk te zien, waar ze in
het carton zitten. Daar doe je dan met behulp
van een mesje het band door. De lange einden
zitten aan den binnenkant, zie fig. V. Dan doe
je de portefeuille dubbel, en laat er de uitein
den bijhangen, (fig. VI), die lang genoeg zijn om
er een flinken strik van te maken. Reken er op,
dat de portefeuille een „dikken" rug krijgt,
als er veel papieren in zitten
INA VAN DEVENTER.
(Nadruk verboden).
de middelste van deze letters vormen, van
boven naar beneden gelezen, den naam
van een stad in Gelderland.
3. Spannen kan ik, maar niet weven,
Waar ik wel het liefst wil leven?
Op een blaadje, sappig, frisch!
En hoe of myn naam wel is?
Met acht letters schrijft men hem.
Maar al leef ik, 'k heb geen stem!
Heb je mij nog nooit gezien?
Dan is 't moeilijk, maar misschien
Wijst een ander mij wel aan
In een bosch, tuin, park of laan!
Mijn beide eerste deelen vormen samen
iets, dat nat is, mijn derde is rond
en mijn geheel kun je soms bewon
deren in al zijn kleurenpracht.
(Nadruk verboden).
117. En toen Vader Slim geen acht op hem sloeg en
verder vertelde, draaide Pietje zich doodeenvoudig om.
Dat was heel erg leelyk van Pietje. Het was niet alleen
erg oneerbiedig tegenover zijn geleerde vader, maar
bovendien hoogst onbeschoft.
118. Vader Slim wist niet beter te j
der te wandelen, in de hoop dat de k maaf Ver"
ZOU gaan. Maar nu ging PiSfe nog
Toen hij langs een vijver liep gooide hij de handschoe
doodeenvoudig m het water. Nou dat is geen werk.
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
We gaan een maand naar buiten:
Naar 'n huisje op de hei!
'k Kan van plezier wel dansen,
O, jongens, 'k ben zoo blij!
We gaan er met ons allen
Heusch op de fiets naar toe.
Klein Rietj'op Vaders fiets, want
Haar beentjes zijn gauw moe.
We slapen met ons tweeén
Gezellig in één bed
En stoeien 's morgens vroeg al
We hebben stellig pret!
't Zal er zoo heerlijk wezen!
We houden van de hei!
De hei en de vacantie,
Wie daarbij hooren? W ij'
Juist in de maand Augustus
Is onze hei zoo mooi.
Dan draagt de hei haar feestjurk.
Haar paarse-bloemen-tooil
(Nadruk verboden).
*k Mag een logé ook vragen
En k kina ik kina de Zon!
Hè. kwee, dat ia Augustus
Die met ons meegaan kon!
We maken mooie tochten
Te voet of op de fiets.
Maarals bet altijd regent.
Komt daarvan immers niets!
We nemen een paar boeken
En spelleties dus mee.
Moes vindt dat keel «er
Bepaald een goed idee.
Maar 't liefst laat *k s'in den koffer
En ben ik buiten, boor!
Want om „veel lucht te happen'
Daar gaan we immers voor!
Ik stuur je wel een ansicht
Van 't buisje op de bei
"k Kan van plezier wel dansen,
O. jongens, 'k ben zoo blij!
door
C E. DE LILLE HOGERWAARD.
Heel schter in ons tuintje,
U»ar woont... mevrouw de Pad
D.e kan geweldig springen,
tn niet graag wordt ze nat!
Al* wj) 't is zomerdag toch!
Druk h,t
GetT mij '''V*r dr00<' hoor!
mij maar zonneschijn!
Zij springt een> h.,1 ,ind v,rd.f
D.K„I.'
Jullie gieter zal ik
D«n zucht s. poo,,#1
ht ze weer: Is mii|
(Nadruk verboden).
Mevrouw de Pad, bet spijt ons.
Maar gjeten moeten wij.
De bloemen waren dorstig.
Nu beffen ze weer blij
Hun kopje op. 't Wil zeggen:
Ik dank je wel, hoor kind!
Maar laat een heel klein plekje
Toch droog! Wie 't prettig vindt.
Mevrouw de Padl k Weet 't zeker
Die kijkt je dankbaar aan,
Wanneer je met ja gieter
Haar juist voorbi| wilt gaan! -
Dat zullen we maar doen dus
Dan ia 't voor |ou geen straf.
Dat Moeder aan ons samen
Een mooien gieter gaf!