Die NACHT-HOEST zal ophouden! akker s Abdijsiroop verordening pensionneering wethouders enz. het beproefde hoest-geneesmiddel I distributie goedkoope groenten. ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 23 SEPTEMBER 1936 Stad e* Omgeving. ■a en W. schrijven in bijlage no. 114: Bij de wet van 9 Jan. 1936 S 300 de z.g. •nti-cumulatiewet in werking getreden o 1 April 1936, is ook artikel 101 der ge meentewet, hetwelk de gemeenten de be voegdheid toekent bepalingen vast te stel len omtrent de pensionneering van wethou ders en hun weduwen en weezen, belangrijk gewijzigd. Wij laten hierna volgen den ouden en den nieuwen tekst van dit artikel- Oude tekst: Aan hem, die ophoudt wethouder te zijn, glsmede aan weduwen en weezen van wet houders of gewezen wethouders kan pen sioen worden verleend ten laste der gemeen tekas, volgens regelen, door den raad .onder goedkeuring van Ged. Staten te stellen. De artikelen 230, 231, 232, 235, 236 en 237 rjjn ten deze van toepassing. Indien hij, die pensioen geniet, als in h°t vorig lid bedoeld, weder het wethouder schap aanvaardt, wordt het pensioen gedu rende den tijd van dat wethouderschap ge- schorst". Nieuwe tekst: Aan hem, die ophoudt wethouder te zijn, kan met ingang van den datum van aftre ding als zoodanig, voorzoover hij alsdan niet den 65-jarigen leeftijd heeft bereikt, wacht geld en, voorzoover hij op dien datum dien leeftijd heeft bereikt, zoomede bij het be reiken van dien leeftijd na genoemden da tum, ouderdomspensioen worden verleend ten laste van de gemeente. Het wachtgeld wordt genoten gedurende een tijdvak ten hoogste gelijk aan den diensttijd tot een maximum van 3 jaar. Het bedraagt ten hoogste gedurende het eerste jaar 75 pCt., gedurende het tweede jaar 50 pCt. en gedurende het derde jaar 25 pCt. van de laatstelijk genoten wedde. Het wacht geld vervalt, indien de gewezen wethouder 4 in de termen valt om ouderdomspensioen te genieten. Indien de gewezen wethouder, die wacht geld geniet, toegekend met ingang van of na 1 April 1936, inkomsten gaat genieten uit ef in verband met een ambt of betrekking in dienst van een der lichamen genoemd in artikel 3 en artikel 4 der Pensioenwet, uit bet bekleeden van een wethouderschap of van een lidmaatschap van Ged. Staten of van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. met ingang van of na den dag van aftre ding als wethouder ter hand genomen of aanvaard, dan wordt, indien over eenig ka lenderjaar het wachtgeld, vermeerderd met die inkomsten de laatstelijk genoten wedde zou overschrijden, het wachtgeld met het bedrag dier overschrijding verminderd. Het ouderdomspensioen bedraagt niet meer dan de helft van de laatstelijk genoten wedde. Het wordt geschorst, wanneer de rechthebbende weder als wethouder op treedt in de gemeente, ten laste waarvan hü als zoodanig pensioen geniet. Wordt naast het wethouderspensioen, toe gekend met ingang van of na 1 April 1936. op grond van een andere regeling een eigen pensioen genoten ten laste van het Rijk, ten laste van Ned.-Indië. van Suriname of van Curacao, ten laste van een publiekrechtelijk lichaam in een dezer gebieden, of ten laste van een door t' openbaar gezag ingesteld fonds, dan wordt, indien het totaal dezer pensioenen meer zou bedragen van f 4'X)0, of is een dezer pensioenen een ministers pensioen, dan 6000, het wethouderspensioen op den voet van het volgend lid beperkt. Deze beperking geschiedt aldus, dat het ingevolge de betreffende verordening toe te kennen pensioen wordt gesteld op een zoo danig gedeelte van 4000, onderscheidenlijk 6000, als evenredig is aan de verhouding, waarin dat pensioen, indien het niet beperkt werd, zou staan tot het totaal der pensioe nen, hetwelk den gewezen wethouder, afge scheiden van eventueele beperkende bepa lingen, zou toekomen. Aan de weduwe en weezen van een wet houder of van een gewezen wethouder kan pensioen worden verleend ten laste van de gemeente, tenzij de wethouder in het huwe lijk is getreden na het bekleeden van het wethouderschap of na het bereiken van den 65-jarigen leeftijd. Het weduwepensioen bedraagt niet meer <&n de helft van het pensioen, dat de wet houder of gewezen wethouder na pension neering, zonder toepassing van het vijfde lid van dit artikel, zou hebben genoten of genoot, tot een maximum van f 1400; het gezinspensioen of het pensioen der volle Weezen bedraagt niet meer dan het dubbele Van het weduwepensioen tot een maximum Van 2400. De verordeningen betreffende de pension- Beering van wethouders en van hunne we duwen en weezen worden door den Raad "ader goedkeuring van Ged. Staten vast- Msteld. De artikelen 230, 231, 232, 235, 236 €il 237 zijn ten deze van toepassing. Bij algemeenen maatregel van bestuur Worden bepalingen vastgesteld ter verzeke- r'ng van de controle op inkomsten en pen noen, als bedoeld in het derde en vijfde lid". Volgens artikel 10 der wet van 9 Januari l936, S 300, moeten de gemeenten, welke op 1 April 1936 voor haar wethouders wacht geld- of pensioen verordeningen hebben, wel- ke hoogere aanspraken geven, deze herzien vóór l October 1936, met dien verstande, dat Voor hem, die op 1 April 1936 in het genot Was va» wachtgeld of pensioen en voor hem d'e op 13 Junj j 935 het wethouderschap be- 'eedde en voor wien de bekleeding van dat ®mbt daarna niet werkelijk is onderbroken, de tot 13 April '36 bestaande verordeningen kracht blijven, voor zoover zij in ver- nd met de tijdsomstandigheden niet zul- en worden gewijzigd. Ue datum van inwerkingtreding van de J,?!ene verordening moet ingevolge dat- lfde artikel worden gesteld op het tijdstip yan inwerkingtreding der wet, derhalve op 1 £pril 1936. De thans in deze gemeente bestaande ver- (gemeenteblad nr. 1149) vastge steld by raadsbesluit van 19 December 1929, Nauwelijks hebt Ge U ter ruste begeven, of die kwellende nachthoest begint weer I Neem daarvoor nu de vanouds beproefde Akker s Abdijsiroop, welke dooreen nieuwe toevoeging van Apotheker Dumont thans nog sneller en nóg krachtiger werkt. Begin vandaag nog en vannacht reeds zult Ge rustig kunnen slapen dooT de bekende Verlóógde prijzen f 0.75, f 1.25, f 2.. per flocon. geeft in verschillende opzichten hoogere aanspraken dan volgens het nieuwe artikel 101 der gemeentewet toelaatbaar is. Zij zal derhalve moeten worden herzien. Aange zien daarin een groot aantal wijzigingen zouden moeten plaats hebben, achten wij het gewenscht, dat de materie in haar geheel opnieuw wordt geregeld, 'n Ontwerp-besluit tot vaststelling dier regeling bieden wij u hierbij aan. Hoewel op sommige punten ook uitbrel ding van de bij de bestaande verordening gegeven aanspraken mogelijk zou zijn, mee- nen wij, dat van die bevoegdheid in de te genwoordige omstandigheden geen gebruik moet worden gemaakt. Ons ontwerp be paalt zich derhalve tot verlaging der aan spraken, voor zoover die thans hooger zijn dan de wet toelaat. Ter toelichting van de ontwerp-verorde- ning diene overigens het volgende: Het wachtgeld. Aangezien het wachtgeld, volgens het 2e lid van artikel 101 der gemeentewet, gedu rende een tijdvak ten hoogste gelijk aan den diensttijd mag worden genoten, kan de ga rantie, dat het wachtgeld tenminste voor den duur van een jaar wordt verleend, voorkomende in de bestaande verordening (artikel 14) niet worden overgenomen. Arti kel 5 van het ontwerp is gelijkluidend aan het 3e lid van artikel 101 der gemeentewet. Artikel 17, juncto artikel 13, van gemeente blad nr. 1149 bepaalt dat het wachtgeld o.m. vervalt, wanneer de betrokkene een betrek king in dienst der gemeente aanvaardt. Aan gezien artikel 5 van het ontwerp (artikel 101, 3e lid, der gemeentewet) in dit geval voorziet, kan die bepaling niet worden over genomen. Het ouderdomspensioen. De pensioengerechtigde leeftijd moet vol gens de wet van 60 jaar worden verhoogd tot 65 jaar. j De bestaande verordening kent naast het ouderdomspensioen nog een invaliditeits pensioen. Naar ons voorkomt laat de wet de toekenning van laatstbedoeld pensioen niet meer toe. Het bedrag van het ouderdomspensioen moet worden beperkt tot de helft der laat stelijk als wethouder genoten wedde. Tot dusver was het maximum 2/3 dier wedde. Het systeem der berekening van het pen- sioen kan intusschen worden gehandhaafd. Artikel 9 van het ontwerp is gelijkluidend aan het 5e en 6e lid van artikel 101 der ge meentewet. Het weduwen- en weezen pensioen. De thans bestaande verordening geeft recht op weduwenpensioen aan de weduwe van een wethouder, van een gepensionneer- den wethouder of van een met aanspraak op pensioen afgetreden, doch nog niet ge- pensionneerden wethouder, met uitzonde ring nochtans indien het huwelijk werd ge sloten nadat de wethouder of oud-wethou der den SC-jarigen leeftijd bereikte. Artikel 101, 7e lid der gemeentewet breidt het aan tal uitzonderingen uit tot die gevallen, waar in de wethouder in het huwelijk is getreden na het bekleeden van het wethouderschap of na het bereiken van den 65-jarigen leef tijd. De berekening van het weduwenpensioen is in de bestaande verordening o.m. geba seerd op het invaliditeitspensioen, dat de wethouder of de met aanspraak op pensioen afgetreden, doch nog niet gepensionneerde wethouder zou hebben genoten, wanneer hij het ingang van den datum van overlijden of van het aftreden ontslag had genomen ten gevolge van ziekten, ziels- of lichaamsgebre ken. Overeenkomstig artikel 101, 8e lid der gemeentewet is in het ontwerp de bereke ning gebaseerd op het ouderdomspensioen, dat de wethouder genoot of zou hebben ge noten. De weduwenpensioenen en ae weezen- pensioenen zullen volgens het ontwerp over het algemeen lager zijn dan krachtens de bestaande verordening, aangezien het maxi mum van het pensioen voor de wethouders, waarop de weduwen- en weezenpensioenen zijn gebaseerd, thans wordt beperkt tot de helft der laatstgenoten wedde Overgangsbepaling. Overeenkomstig «.rtikel 10 der wet van 9 Januari 1936, S 300, blijft de bestaande verordening van kracht voor hem, die >p 1 April 1936 in net genot is van een krach tens die verordening toegekend penoioen, en voor hem, die op 13 Juni 1935 het wet houderschap bekleedde en voor wien He be kleeding van dat ernbt daarna niet werke lijk is onderbroken, althans voor zoover zij niet in verband met de tijdsomstandigheden wordt gewijzigd, waartoe de bevoegdheid uitdrukkelijk in die wet is gegeven. De op 1 April 1933 reeds toegekende pen sioenen zullen derhalve geen verandering ondergaan. Ook worden gehandhaafd de rechten van de wethouders, die op 13 /uni 1935 als zoodanig zitting hadden en nadien zonder werkelijke onderbreking dat ambt blijven bekleeden. Wij merken op, dat hiermede niet alle verkregen rechten worden beschermd. Im mers ten aanzien van de niet gepensionneer de, doch vóór 13 Juni 1935 met aanspraak op pensioen afgetreden wethouders, is voor melde overgangsbepaling niet van toepas sing. Volgens de bestaande verordening hebben deze reeds recht op pensioen bij het bereiken van den 60-jarigen leeftijd. Dit recht wordt niet gehandhaafd. Wg hebben hierover een briefwisseling gevoerd met den minister van binnenlandsche zaken, welke wij voor u ter inzage leggen. Hun aanspraken richten 'zich derhalve naar de nieuwe regeling. Daartoe is even wel noodig een bepaling, zooals die is opge nomen in het voorgestelde 3e lid van arti kei 21. B. en W. stellen thans voor de verordening in den hierboven aangegeven geest te wij zigen. In bijlage No. 116 schrijven B. en W.: Het voorstel om de distributie van groen ten voort te zetten tot 1 Januari 1937 (bij lage nr. 71) werd door Uwe Vergadering op 25 Juni j.1. aangehouden. Wij hebben inmiddels bij den minister van Landbouw en Visscherij geïnformeerd, of de Groenten Centrale te 's-Gravenhage ten be hoeve van de groentendistributie groenten op de vrije markt bijkoopt. De minister deelde ons blijkens het bij de stukken ter inzage gelegde schrijven d.d. 21 Juli j.1. mede, dat dit inderdaad gebeurt om de dis tributie regelmatig te kunnen laten func- tionneeren. Overeenkomstig de onzerzijds gedane toe zegging is nog een bespreking gehouden met de beide vereenigingen van groenten- handelaren hier ter stede. Uit het verslag, dat wij voor U ter inzage leggen, blijkt dat de beide vereenigingen niet eenstemmig zijn omtrent de wijze, waarop de handel dient te worden ingeschakeld. Voorts achten zij de administratie der groentendistributie, die door de vele door de Groenten Centrale te 'S-Gravenhage gegeven voorschriften ver van eenvoudig is, zoo veelomvattend, dat daarvoor naar haar meening een afzonder lijke werkkracht noodig is, die door den groentenhandel zou moeten worden be taald, wanneer zij de distributie zouden krijgen. Voorts vragen de beide vereenigingen van groentenhandelaren boven de bestaande marge van 1/2 cent per K.G. nog een sur plus van de gemeente van 3 a 4 cent per K.G. Dit is belangrijk meer dan de gemeente op de distributie toelegt, hetgeen uit onder staand exploitatie-overzicht van het eerste halfjaar der groentendistributie moge blyken. Exploitatierekening 28 Febr.—13 Sept. '36. Salaris administrateur 587.75 ld. 2 helpers f 1.per week 26. Inrichting lokaal (2/3 der kosten) 80. Aanschaffing inventaris 2/3 der kosten 47.21 Onkosten groentenverkoop 4.13 Bureaukosten enz. 42.43 787.52 Bate wegens verkoop 1/2 cent per K.G. 145.50 Kosten groentendistributie voor de gemeente 642.02 787.52 Zooals uit bovenstaande exploitatiereke ning valt op te merken, zijn de kosten van inrichting van het lokaal en van de aan schaffing van den inventaris voor 2/3 mede- geteld. Huur is voor het distributielokaal niet berekend, omdat dit lokaal ook voorheen niet verhuurd was maar gratis in gebruik was gegeven aan het Natuurhistorisch Museum, dat het lokaal als toegang bezigde voor zijn museum. Van het begin der distributie tot 13 Sep tember j.L is ongeveer 31000 K.G. groente verkocht of per week ongeveer 1192 K.G. In de eerste 12 weken der distributie be droeg de omzet 887 K.G.; er is dus een stij ging waarneembaar, hetgeen nog meer blijkt uit de resultaten over de beide afge- loopen maanden. De omzet bedroeg toen gemiddeld 1336 K.G. per week. De kosten heben dus voor de gemeente bedragen per K.G. f 642.02 31000 of 2.07 cent per K.G. Hierbij dient niet uit het oog te worden verloren, dat de kosten van de distributie over de laatste drie maanden ge rekend belangrijk lager zijn, aangezien het salaris van den administrateur, die slechts 's morgens voor de groentendistributie werkt, sedert 1 Juli j.1. voor de helft ten laste komt van de distributie. Naar aanleiding van een en ander geven wij U opnieuw in overweging de groenten distributie tot 1 Januari a.s. voort te zetten. VERHUUR BOERDERIJ AAN DE NOORDERKADE. B. en W. schrijven in bijlage No. 97: De huurder van de aan de gemeente in eigendom toebehoorende boerderij aan de Noorderkade, de heer Th. Smit, is op 14 Juni 1936 overleden. Van deze boerderij is het land tot Kerstmis 1936 en de woning tot 30 April 1937 verhuurd. De Weduwe G. Smit Blaauw heeft verzocht de loopende huur overeenkomst met ingang van 1 September 1936 te willen ontbinden. Wij hebben hier tegen geen bezwaar, daar de heer W. Hop man, alhier, ons heeft verzocht de hierbe- doelde ooerderij met ingang van 1 Septem ber 1936 tot Kerstmis 1937 voor wat betreft het land en tot 30 April 1938 voor wat be treft de woning, tegen den zelfden huurprijs van de gemeente te mogen huren. B. en W. stellen den raad voor het desbe treffend besluit te nemen. WIJZIGING SALARISVERORDENING KEURINGSDIENST EN INSTRUCTIE PERSONEEL VAN DIEN DIENST. B. en W. schrijven in bijlage No. 111: Bij raadsbesluit van 11 December 1924 werd de aftrek op de jaarwedde van den amanuensis van den keuringsdienst voor waren wegens vrije woning bepaald op 150 per jaar. In dit bedrag was verdis conteerd de vergoeding voor de hem opge dragen concierge-werkzaamheden ad f 150; de huur van de woning was geschat op 300 per jaar. De conciergewerkzaamheden bestaan blij kens het raadsbesluit van 15 Januari 1925 uit: a. het toezicht op en de bewaking van de dienstgebouwen, overeenkomstig de aan wijzing van den directeur; b. het houden van toezicht op de schoon maak van het laboratorium; c. de zorg voor en de bediening van de centrale verwarming en d. hetgeen den conciërge alszoodanig ver der door den directeur wordt opge dragen. In verband met de opheffing van de be trekking van amanuensis wegens reorgani satie van den dienst werd aan den bediende Veen op diens verzoek opgedragen de con cierge-werkzaamheden te vervullen op de zelfde voorwaarden, als waaronder zij door den amanuensis werden verricht. In ver band hiermede werd met ingang van HJanu- ari 1935 in de verordening, regelende de be zoldiging der ambtenaren, verbonden aan den keuringsdienst voor waren in het ge bied Alkmaar, het volgende bepaald: „De ambtenaar, aan wien de concierge- diensten zijn opgedragen, geniet een jaar- lijksche toelage van 135. Wegens het be wonen van de voor hem bestemde dienst woning wordt een aftrek toegepast van 285 per jaar". De afwijkende bedragen hielden verband met de met ingang van dien datum plaats gehad hebbende salarisverlaging. Deze be dragen werden intusschen weer verlaagd tot respectievelijk 130 en 280. Hoewel dus een splitsing werd gemaakt tusschen huur en toelage, bleef de eigenlijke aftrek be paald op 150 per jaar. Nu het salaris van den bediende Veen met ingang van 1 Augustus j.1. volledig aan de rijksregeling is aangepast, zouden wij deze aanpassing ook willen doorvoeren met betrekking tot den voor hem geldenden huuraftrek, welke zou zijn te bepalen op 12 pet. van zijn jaarwedde met inbegrip van de toelage, overeenkomstig het be paalde in den tweeden zin van het 2e lid van artikel 6 van het ryksbezoldigingsbe- sluit. De derde zin van dat lid kan naar ons voorkomt geen toepassing vinden, omdat in de toelage als conciërge, blijkens de hier voor vermelde taakomschrijving, reeds is begrepen een vergoeding voor de bewaring of bewaking der gebouwen, terwijl overi gens de woning niet dienstbaar wordt ge maakt aan de uitoefening van den dienst van den ambtenaar. Deze regeling zouden wij willen doen in gaan op 1 Augustus 1936. Voorts ware artikel 11a le lid der in structie voor het personeel van den keu ringsdienst voor waren in het gebied Alk maar (gemeentebladen nrs. 789, 964 en 1264), thans luidende: „De amanuensis-concierge is verplicht als amanuensis de werkzaamheden te verrich ten, die hem door of namens den directeur worden opgedragen. Als conciërge is hy be last met het toezicht op en de bewaking van de dienstgebouwen overeenkomstig de aanwijzing van den directeur, het houden van toezicht op de schoonmaak van het la boratorium, de zorg voor en bediening van de centrale verwarming en de werkzaam heden, die hem verder als zoodanig door of namens den directeur zullen worden opge dragen" in verband met de plaats gehad hebbende wyziging in de personeelsvoorziening als volgt vast te stellen: „De ambtenaar, aan wien de concierge- diensten zijn opgedragen, is alszoodanig be last met het toezicht op en de bewaking van de dienstgebouwen overeenkomstig de aanwijzing van den directeur, het houden van toezicht op de schoonmaak van het la boratorium, de zorg voor en de bediening van de centrale verwarming en de werk zaamheden, die hem verder alszoodanig door of namens den directeur zullen worden op gedragen. Hy is verplicht te wonen in de conciërgewoning van den dienst". B. en W. stellen voor het desbetreffend besluit vast te stellen. AANSTELLING HOOFDCONTROLEUR. B. en W. schrijven in bijlage Nr. 99. In de raadsvergadering van 14 Mei j.1. is onderzyds medegedeeld, dat de hoofdcontro leur en de controleurs voor de steunverlee- ning in dienst zullen worden genomen op arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht. De vervulling der vacature van hoofdcon troleur zal evenwel, naar gebleken is, ge makkelijker aan het doel beantwoorden wanneer aan die functie een definitief ka rakter wordt gegeven en aan den te benoe men ambtenaar derhalve uitzicht kan wor den gegeven op een vaste aanstelling. Aan gezien deze betrekking naar alle waarschijn lijkheid wel een blijvend karakter zal dra gen, meenen wij, dat het aanbeveling ver dient, althans den hoofdcontroleur niet op arbeidsovereenkomst in dienst te nemen doch hem een aanstelling uit te reiken. INVORDERING VAN GELDEN VOOR GEBRUIK GEMEENTEGROND EN -WATER. In bijlage Nr. 109 schrijven B. en W.: Bij de invordering van staangelden voor het hebben van een vasten standplaats met een woonwagen in het woonwagenpark welke 5 cent per dag bedragen voor eiken dag, dat de woonwagens langer dan 14 dagen per jaar in het woonwagenkamp verblijven worden groote moeilijkheden ondervon den. Er zijn uiteraard bewoners, die een be drag van 0.35 per week niet kunnen be talen, maar by de meesten stuit de betaling af op onwil. Executie op de wijze, als dat is aangege ven in de artikelen 291 tot en met 295 der gemeentewet heeft weinig zin, daar de in boedel en verdere eigendommen van de woonwagenbewoners bij verkoop in het al gemeen weinig zullen opbrengen, zoodat de kosten, aan de executie verbonden, door gaans hooger zullen zijn dan de opbrengst daarvan. Wij hebben daarom overwogen, of het niet op andere wijze mogelijk zou zijn om de be woners van woonwagens te noodzaken aan hunne geldelijke verplichtingen tegenover de gemeente te voldoen. Het komt ons ge wenscht voor het toonen van de kwitantie voor het betaald staangeld (voor hen, die langer dan 14 dagen in een jaar aanwezig zijn) dwingend voor te schrijven en de overtreding van dit gebod strafbaar tè stel* len. Daarnaast zou by eventueele wanbeta ling aan de betrokken woonwagenbewoner! het verder verblijf in het woonwagenpark kunnen worden ontzegd. Wij zyn van oordeel, dat door deze beide dwangmiddelen, waarvan gebleken is, dat ze bij de Kroon geen bezwaar ontmoeten, een meer geregelde toestand wordt verkre gen en een einde wordt gemaakt aan den tegenwoordigen toestand, waarbij praktisch niemand de verschuldigde staangelden be taalt. B. en W. stellen voor de verordening op de invordering van gelden voor het gebruik van openbaren gemeentegrond en -water aan te vullen. BENOEMING LEERAREN GEMEENTE LIJKE AVONDSCHOOL VOOR LAGER NIJVERHEIDSONDERWIJS. In bijlage no. 100 bieden B. en W. de volgende voordrachten aan ter benoeming van leeraren aan de Gemeentelijke Avond school voor lager nijverheidsonderwijs: a. voor den duur van den cursus 1936/ 1937: 1. voor bouwkundig teekenen, de heeren A. Rauwerda en R. Rau- werda, beiden leeraren aan de Ambachtsschool alhier, en H. Tauber, wonende te Oudorp, die ook reeds den vorigen cursus werkzaam waren, alsmede den heer C. D. van Reijendam, wonen de alhier; 2. voor werktuigkundig- en smids teekenen, de heeren J. Jongens en J. Wiegers, beiden leeraren aan d« Ambachtsschool alhier, die ook reeds den vorigen cursus werkzaam waren; 3. voor electro-techniek en electro- technisch teekenen, den heer D. C. van Reijendam, wonende alhier; 4. voor materialen- en gereedschaps kennis, verband houdende met electro-techniek, den heer G. Vis- schers, leeraar aan de Ambachts school alhier, die ook reeds den vo rigen cursus werkzaam was; 5. voor natuurkunde, stoomwerktuig kunde en motorenkennis, den heer D. W. Abelskamp, wonende alhier, die reeds als vast leeraar aan deze school is verbonden; 6. voor wiskunde, den heer W. A. Barten, wonende alhier. b. voor vast, ingaande 1 October a.s.! voor hand- en decoratief teekenen, den heer J. F. Kuijper, wonende alhier, sedert 22 October 1934 tijdelijk als zoo danig werkzaam. WIJZIGING ALGEMEENE salaris VERORDENING. In bijlage Nr. 106 schrijven B. en W.: Op 19 December 1935 besloot de raad In de algemeene salaris verordening de volgen de bepaling op te nemen: „Het salaris van den ambtenaar ter secretarie, die tevens ver vult de betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand, belast met alle andere werkzaamheden dan het voltrekken van huwelijken, wordt verminderd met een be drag, gelijk aan de jaarwedde, welke hij in de laatstgenoemde betrekking geniet". Ged. Staten hebben tegen deze bepaling bezwaar. De bezoldiging toch van een amb tenaar van den burgerlijken stand is, naar Ged. Staten opmerken, in het algemeen te beschouwen als een vergoeding voor de aan die functie verbonden verantwoordelijkheid, zoodat het onjuist moet worden geacht, dat zy in mindering komt op het salaris dat de betrokkene als secretarie-ambtenaar geniet. Bovendien achten Ged. Staten het niet juist, dat een door hun college onder koninklijke goedkeuring vastgestelde bezoldiging, door een gemeentelijke verordening feitelijk wordt te niet gedaan. Het college geeft ors derhalve in overweging de intrekking van genoemde bepaling te bevorderen. B. en W. stellen U voor het desbetreffend besluit vast te stellen. BEGROOTING 1936 KEURINGSDIENST VOOR WAREN. In bijlage No. 113 stellen B. en W. den Raad voor: I. in te trekken zyn besluit van 23 Decem ber 1935 tot vaststelling van de begroo ting voor 1936 van den keuringsdienst voor waren in het gebied Alkmaar; II. vast te stellen de begrooting van voor noemden dienst: a. voor het tijdvak 1 Januari tot en met 29 Februari 1936 met een totaal aan baten en lasten van 9300.een totaal aan kapitaalsinkomsten en -uit gaven en een totaal van met het rijk te verrekenen baten en lasten van 5140.—; b. voor het tijdvak 1 Maart tot en met 31 December 1936 met een totaal ean baten en lasten van 51.500.eej) totaal aan kapitaalsinkomsten en uit gaven van 1488.30 en een totaal aan met het ryk te verrekenen baten en lasten van 24.305.12. WIJZIGING bouwverordening^ In bijlage No. 103 schrijven B. en W.l De in de vergadering van 20 December 1934 vastgestelde bouwverordening heeft bij Gedep. Staten van Noordholland eenige be denkingen ontmoet, welke aanleiding heb ben gegeven tot een uitvoerige briefwiasa- ling, welke wy by de stukken ter inzage leggen. In verband met den brief van den voor zitter van Gedep. Staten van 4 September 1936, waaruit blijkt, dat overeenstemming is verkregen tusschen Gedep. Staten en ooS college, geven wy U in overweging de zigingen, die bij het gepleegde overleg weij schelijk werden geacht, in het raadsbesluR van 20 December 1934, nr. 6, aan te brengeiv. (De wijzigingen worden in de bijlage na der aangegeven).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 5