DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Uit den Alkmaarschen Raad. Ho. 228 138e Jaargang Het verbod van „Allerzielen". Wethouder Bonsema heeft tevergeefs steun bij den Raad gezocht. Een Alkmaarsch Plan van den Arbeid. ALKMAARSCHE URANT Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIENs Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Dit nummer bestaat uit vier bladen. Directeur: C. KRAK. Zaterdag 26 September 1936 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA, eele dan het Er prijkten ditmaal op de gemeentelijke spijskaart eigenlijk maar twee gerechten, die een copieusen maaltijd beloofden en dat waren de kwestie van het verbod van Allerzielen" en de brief van wethouder Bonsema, waarin hij den Raad verzocht de uitoefening van zijn functie te willen be- oordeelen. De rest was toespijs alhoewel er nog heel wat voedzame schoteltjes onder waren, die het edelachtbaar gezelschap langen tijd aan tafel hebben gehouden. Er was een hors d'oeuvre van ingekomen stukken, zoo om vangrijk, dat het eigenlijk al een middag maal op zich zelf was, er was nog een toe-tje in den vorm van een reorganisatie van onze bedrijven dat men voorloopig maar weer in de ijskast gezet heeft en er waren ook nog wat kliekjes in den vorm van herstem ming over diverse voorstellen waarover in een vorige zitting de stemmen gestaakt heb ben. Wanneer wy allereerst de belangrijkste punten bespreken dan beginnen wy met het adres van den schouwburgdirecteur Dassi, die door het verbod van de opvoering van ^Allerzielen" schade had geleden en het onrechtmatig optreden van het gemeentebe stuur geconstateerd wilde zien door een principieele schadevergoeding van 1 te verzoeken. Zooals wy de zaak bezien, zal de heer Dassi geen oogenblik verwacht hebben, dat Bfem deze schadevergoeding werkelijk zou worden uitgekeerd. Het ging dan ook niet allereerst om de kwestie van schade en ver goeding, maar om een modus te vinden, dat ook de Raad in het verbod van dit tooneel- stuk betrokken zou worden. De burgemeester of loco-burgemeester is volgens artikel 221 tweede lid, der ge- meenewet bevoegd een tooneelstuk te ver bieden wanneer hy verstoring vreest van de openbare orde of in het stuk een met de zedelijkheid strijdige vertooning ziet. Hij is daarvoor geen verantwoording aan den Raad schuldig en alleen een verzoek om schade loosstelling gaf dus de zekerheid, dat ook onze stedelijke volksvertegenwoordiging gelegenheid zou krijgen zich over dat verbod uit te spreken. Wethouder Klaver heeft de motieven, die hem geleid hebben uitvoerig naar voren ge bracht en het is te begrijpen, dat hij weinig verrassende mededeelingen gedaan heeft. Bet stuk „Allerzielen", aldus de wethouder, heeft een voor de katholieken grievenden inhoud, het tast niet alleen de in die krin gen heerschende begrippen van zedelijkheid, maar bovendien den geestelijken stand aan, het geeft doordat de schrijver terzake niet onderlegd was een carricatuur van kerk en leer en het kwetst, wanneer het wordt opgevoerd, onnoodig meer dan een derde deel van de bevolking onzer gemeente. De heer Venneker heeft dit nog eens on derstreept, de heer Van de Vall heeft van ®en geheel andere beoordeeling van des schrijvers bedoelingen getuigd en van een hoogstaand stuk gesproken en de heer Appel beeft het ontactische van het plotseling ver bod betreurd en tevergeefs getracht te weten te komen wat de burgemeester zelf zou heb ben gedaan. De heer Hoytink heeft er op gewezen, dat de grootte van een gegriefde bevolkings- 8roep niet ter zake doet, de heer Bonsema beeft het betreurd, dat de loco-burgemeester °ok het college, den commissaris van Politie en den gemeentesecretaris had geraadpleegd er> men heeft daarnaast betoogd, dat er in e'k stuk wel eens iets zit dat voor sommi gen aanstootelijk kan zijn, maar dat men in bet algemeen niet afhankelijk moet zijn van de Politieke of godsdienstige inzichten van dengene, die toevallig een aanvrage te be- °°rdeelen en te beslissen zal krijgen. Bet heeft ons daarbij getroffen, dat de meeste raadsleden zich niet in het debat ge- m«ngd hebben, dat men blijkbaar min of meer bevreesd was de katholieke groep te °?tstemmen en dat men de kwestie in het (Jemeen beschouwde als iets dat uitslui- d tot de competentie van den burgemees- behoorde en waaraan toch niets meer te ^anderen viel, zoodat men, ook met het W °p bet reeds vergevorderde uur de ^westie stond als laatste punt op de agenda er verder maar over moest zwijgen. Waar Wy geenszins den schijn willen wek ênaJr een bepaalde bevolkingsgroep vraaof(ei!aa!n willen zijn, zouden wij het b in meer algemeenen zin willen bespreken en dus deze vraag stellen: is het tactisch en aanbevelnswaardig, dat een wet houder van de omstandigheid, dat hij als burgemeester kan optreden gebruik maakt cm een tooneelstuk te verbieden, dat door een deel der bevolking veroordeeld wordt, dat door een ander deel juist bijzonder ge apprecieerd wordt en dat hier reeds meer malen is opgevoerd zonder dat van eenig incident is gebleken? In antwoord daarop meenen wy een ver bod als dit te moeten betreuren. Allereerst omdat dit niet uitgaat van den burgemeester, maar van dengene, die hem tijdelijk vervangt en daarom by zijn afwe zigheid geen conflicten moet uitlokken wel ke den burgemeester by zijn terugkomst voor onaangename verrassingen kunnen stellen. Burgemeester Ripping was een figuur, die onder alle omstandigheden voor zijn liberale levensopvatting uitkwam, bur gemeester Wendelaar trachtte de kool en de geit te sparen door het stuk eenerzij ds niet te verbieden maar anderzijds invloed op den zaalhouder uit te oefenen. Maar van een verbod was nimmer sprake en er is geen enkele reden te veronderstellen, dat de te genwoordige burgemeester dat wèl zou hebben uitgevaardigd. Onder deze omstandigheden mag van een loco-burgemeester verwacht worden, dat hij het algemeene bestuursbeleid zal volgen en niet van zijn tijdelijke macht gebruik zal maken om naar eigen inzicht in afwijkenden zin te handelen. De practische waarde van een verbod lijkt ons zeer problematisch. In Amsterdam en in Haarlem waren kort geleden groote bil jetten opgehangen waarin een opvoering van „Allerzielen" werd aangekondigd. „Het stuk" zoo stond daar voor ieder te lezen „dat men in Alkmaar verboden heeft". In derdaad een allerbedroevendste reclame voor onze gemeente waarvan men den in druk van een achterlijk stadje heeft moeten krijgen. Dank zij deze reclame waaraan Alk maar onvrijwillig medewerkte, hebben wel licht honderden, die het nog niet kenden, dit stuk willen zien en heeft men elders een grooter toeloop veroorzaakt dan de onder nemer hier ooit had kunnen krijgen. Daarbij komt, dat de burgemeester, of zijn plaatsvervanger, volgens de gemeentewet slechts de bevoegdheid tot verbod heeft als er gevaar dreigt voor de openbare orde of er van een met de zedelijkheid strijdige vertooning sprake is. Er was geen enkele reden om ditmaal verstoring -van de openbare orde te vreezen en wat de zedelijkheid betreft, daarmede heeft de wetgever klaarblijkelijk niets an ders bedoeld dan dat gewaakt zal worden tegen opvoering van stukken met een min of meer pornografisch karakter, wat volko men begrijpelijk is. De vraag mag evenwel gesteld worden of dat verbod ook mag slaan op stukken, die wellicht juist om een moreele strekking door velen gewaardeerd zullen worden, al brengen zy anderzijds opvattingen naar vo ren waaraan een andere bevolkingsgroep zich zal kunnen ergeren. Laten wij er dadelijk by zeggen, dat wy zulke stukken in het algemeen liever niet opgevoerd zien omdat er voldoende goede tooneelwerken zijn, welke de waardeering van de geheele bevolking kunnen wegdra gen. Maar er is o.i. hier van een principieele kwestie sprake, die wij aldus zouden kunnen formuleeren: is de afkeer van een deel der bevolking welk gedeelte zich niet be hoeft te ergeren omdat het niet verplicht is de voorstelling bij te wonen van vol doende beteekenis om een verbod uit te lok ken waardoor een ander bevolkingsdeel een door haar wellicht juist gewaardeerde op- En dan kunnen wy als voorstanders van het vrije woord een verbod van opvoering niet anders dan betreuren. Wy leven in een tijd, dat de meest ver schillende politieke groepen in hun vergade ringen geen blad voor den mond nemen. Wat b.v. op een communistische vergade ring gezegd wordt zal een fascistisch deel der ingezetenen van beleedigenden aard schijnen en omgekeerd. Is dat voldoende reden voor een commu nist of fascist, die tijdelijk als burgemeester optreedt, om hem niet welgevallige bijeen komsten te bemoeilijken? cu ook in onze gemeente ten tooneele gebracht is zonder dat men hier ooit de noodzakelijk heid van een verbod heeft begrepen. De tijd, dat Speenhof „Zyn Edelachtbare" opvoerde als parodie op de censuur van zoo vele plattelandsburgemeesters ligt al ver achter ons. Er zijn tegenwoordig heel wat tooneel- stukken met propagandistische of politieke strekking waaraan andersdenkenden zich kunnen ergeren en het is zeker niet ge- wenscht hun verbod afhankelijk te maken van het persoonlijk inzicht van den een of anderen wethouder, die zich tijdelijk met den ambtsketen getooid heeft. Het wordt meer dan tijd, dat artikel 221 niet in diverse gemeenten verschillende ge ïnterpreteerd wordt, dat niet iedere autori teit gelegenheid krijgt de daarin aangege ven normen naar eigen inzicht te vermeer deren. Wij gelooven, dat wij dan een geheel ver keerden kant op gaan. En nu weten wy wel, dat wie een tooneelstuk vertolkt niet zyn eigen woorden kiest en dus eigenlijk niet verantwoordelijk voor zijn uitlatingen zou --- maar in een tijd, dat er ongestraft zoo- mag gezegd worden, dat anderen kan grieven, in een tijd ook, dat men over sexu- 00,0 kwesties zooveel gemakkelijker spreekt vroeger het geval was, past niet meer verbod van een tooneelstuk, dat al hon- v v-i. -vmvvwiua, udt ai non- derden malen in den lande is opgevoerd en Dat het stuk eerst op het laatste oogen blik is verboden, zoodat de schouwburg directeur in groote moeilijkheden gebracht werd, dat de wethouder, die nu als censor mores optrad het stuk niet eens bleek te kennen en dus door anderen waarschijnlijk tot zyn verbod is overgehaald, zijn ten slotte bijkomstige kwestie». Waar het op neer komt is dit, dat het in een tijd waarin zelfs de regeering afwijkt van het voorstel der grondwetscommissie en de vrije meenings- uiting wenseht teTOrtdhaven, in hef alge meen ongewenscht Is, dat gemeentelijke functionarissen kunnen decreteeren, dat de bevolking geen kennis mag nemen van wat zy of hun geestverwanten ongewenscht achten. Wij kunnen er ten slotte slechts onze teleurstelling over uitspreken, dat met name de liberale fractie in onzen Raad het niet de moeite waard achtte de censuur van den loco-burgemeester ook maar met een enkele opmerking te veroordeelen. Daarmee stappen wy van dit onderwerp af om nog even de kwestie-Bonsema te be kijken. Wat hem en den heer Bakker overkomen is, hebben wij dezer dagen uiteen gezet en behoeven wij dus niet uitvoerig te memoree- ren. Volgens hun fractiegenooten vertegen woordigden zij nu al niet meer het soc.-dem. deel onzer bevolking en zaten zij dus ten on rechte in de ry der stedelijke edelachtbaren. De heer Bakker, wiens veroordeeling uit sluitend op zijn onorganisatorisch optreden berust, heeft dit erkend, maar hij was om tweeërlei reden aanwezig, allereerst omdat hy nog in hooger beroep gaat en dan ge rehabiliteerd denkt te worden en daarnaast omdat hij deel wilde nemen aan de bespre kingen welke de Raad zou voeren over het adres-Bonsema en waarin deze soc.-dem. wethouder onze vroedschap wilde doen uit spreken, dat hy zich als wethouder aan geen enkele corruptieve handeling heeft schuldig gemaakt. De Raad heeft zich ten slotte met een Jantje van Leiden van de kwestie afgemaakt en zich met algemeene stemmen met een motie-Govers vereenigd, waarin geconsta teerd wordt, dat hét adres van den heer Bon sema geen onderwérp van bespreking in den Raad behoort uit fe makèn, waarom het schrijven voor kennisgeving kan worden aangenomen. Ziedaar een o.i. zeer zonderlinge opvatting. De wethouder wordt o.a. door twee raadsleden van corruptie beschuldigd en, na een zonderlinge procedure, wel niet schuldig verklaard, maar toch gekenschetst als een man, die zich in zijn functie aan zulke ontoelaatbare practijken heeft schul dig gemaakt, dat hij als wethouder niet ge handhaafd kan blyven en zelfs als een zwart schaap uit de kudde moet worden gestooten. Wat is er natuurlijker dan dat de aldus ge- teekende zich wendt tot degenen, die hem benoemd hebben en hem dus als wethouder hun vertrouwen hebben geschonken! „Zijt gij, raadsleden, het met deze be schuldigingen eens?", heeft de wethouder gevraagd. En de Raad antwoordt: „dat gy U als wet houder onmogelijk zoudt hebben gemaakt, gaat ons niet aan" en wekt daarmede den schijn, dat dit interne aangelegenheden van de S.D.A.P. zouden zijn. t Wy kunnen ons voorstellen, dat de Raad een zoodanig standpunt ten opzichte van de kwestie-Bakker wenseht in te nemen, maar het geval-Bonsema draagt o.L een geheel ander karakter. Laat de partij zijn politiek beleid veroor deelen, vast staat toch, dat het hoofdmotief voor zijn vonnis de niet bewezen aantijging is, dat hij zich als wethouder aan ontoelaat bare handelingen zou hebben schuldig ge maakt en dan heeft de veroordeelde niet al leen het recht zich om een uitspraak te wenden tot hen, die hem een blijk van ver trouwen of wantrouwen te geven. Hoe rijmt zich de houding van den Raad met het reeds ingestelde onderzoek en de uitspraak van den loco-burgemeester? Hoe rijmt zich met de ook door hen aan genomen motie de houding van de R.K., die bij monde van den heer Venneker verklaard hebben, dat zij zich refereeren aan het on derzoek van wethouder Klaver en van oor deel zijn, dat de zaak dus blijkbaar wel bij den Raad thuis behoort? Hoe rijmt zich de door den heer van de Vall, namens zijn fractie voorgelezen verkla ring, dat gebleken is, dat van eenige cor ruptieve handeling door den wethouder geen sprake was en deze ten onrechte was beschuldigd, met het rapport zelf, waarin geenszins dit vrijspreken vonnis tot uiting komt, en integendeel verklaard wordt, dat de heer Bonsema de grenzen van wat een wethouder zich kan veroorloven verre heeft overschreden en het aanzien der partij daar door in zoo groot gevaar heeft gebracht, dat de zwaarste straf hem zal moeten treffen. En waarom hebben de heeren Bakker en Bulens, die daar toch als aanklagers zaten, geen enkele poging gedaan den Raad tot een nader onderzoek te bewegen? Het is alles volkomen onbegrijpelijk. Wanneer de Raad den indruk had, dat een wethouder zich aan in zijn functie ontoelaat bare handelingen had schuldig gemaakt, dan was het zyn plicht dit te onderzoeken. Wanneer de Raad de overtuiging had, dat deze beschuldigingen juist waren, dan had hy den wethouder moeten schorsen. Blijft dus slechts de mogelijkheid, dat de Raad tegen de moeite van een onderzoek op zag of dat hy van de onschuld van den wethou der overtuigd was en in beide gevallen had de heer Bonsema recht op de uiterlijke ver klaring, dat den Raad van eenige corruptieve handeling niets was gebleken. Hoewel de houding van den Raad onge twijfeld het karakter van een vrijsprekend vonnis draagt, is de vorm van het thans ge nomen besluit toch een zoodanige, dat men blijkbaar den wethouder van alle kanten in den steek laat en hij, na onbewezen beschul digingen, gedwongen wordt een functie neer te leggen, die hy uitsluitend door de benoe ming en het vertrouwen van den Raad heeft kunnen bekleeden. Wij hebben dezer dagen onze groote ver wondering uitgesproken over de wijze waar op het geval-Bonsema in de S.D.A.P. is be handeld. Wij kunnen er nu slechts aan toe voegen, dat de houding van den Raad in deze kwestie ons nog veel zonderlinger is geble ken. Van de overige punten willen wij aller eerst de aandacht vestigen op het gevaar waarmee het hewaarschoolonderwijs te deze stede bedreigd wordt. De gemeente krijgt plotseling bericht, dat op de kosten van dat onderwijs voor dit jaar 25 bezuinigd zal moeten worden en omdat er reeds drie vierde deel van het jaar is ver- loopen, is het duidelijk, dat er aan de diverse scholen over het laatste kwartaal niets meer zal worden uitgekeerd. Wie geen reserves heeft, kan dus de kin deren naar huis sturen, de onderwijzeressen ontslaan en de deuren sluiten, zoodat de heer Venneker zeide het zeer terecht het bewaarschool-onderwijs met één slag kapot wordt gemaakt. De Alkmaarsche Fröbelschool zal, dank zy een kleine reserve, het verlies van 1600 subsidie te boven kunnen komen, zij het dan door groote offers van het personeel, dat een vaste aanstelling moet missen, dat opnieuw 10 loonsverlaging krijgt en welks pen sioenen geannuleerd worden. Men begrijpt wel, dat een dergelijke rechtsonzekerheid niet bestendigd kan blij ven en dat het ondoenlijk is een korting van 25 van de geheele subsidie alleen op het laatste kwartaal te laten drukken. Een verzoek van de Fröbelschool om in dit geval van de huur der gemeentelijke gebou wen te worden vrijgesteld, is aangehouden omdat B. en W. alsnog een poging willen doen den aanval op ons hewaarschoolonder wijs een minder dreigend karakter te geven Het is te vreezen, dat deze poging weinig resultaat zal hebben en wij zullen ons te zyner tijd gaarne bezig houden met de vraag wat er dan zal moeten gebeuren. Uitvoerig is gediscussieerd over de vraag of de directeur van het Grondbedrijf het recht heeft een perceel grond aan een ge gadigde te weigeren, wanneer een later ko mende candidaat een voordeeliger aanbod doet door tegelijkertijd de twee naast ge legen perceelen te willen koopen. De be wering, dat de directeur uit schoonheids oogpunt liever een gebouw van het type drie onder den kap" zag en daarom be zwaren tegen den aankoop van één perceel moest maken, werd weerlegd door het feit. dat hij den candidaat voor dit perceel toch de vereischte verklarng had laten teeke nen. De heeren juristen bemoeiden zich met dit aantrekkelijke gevalletje, zoodat er al spoedig over juridisch recht en over moreel recht werd gesproken. Er werd nog eens den nadruk op gelegd, dat men niet door de ambtenaren geregeerd wenschte te worden en anderzijds werd het beleid van een direc teur geprezen, die niet alleen een handeltje in grond heeft, maar ook de architectuur en de schoonheid niet uit het oog had verloren. Ten slotte kreeg de billykheidsfactor in zooverre den voorrang, dat den laatsten der overgebleven candidaten de vraag ge steld zal worden of hy misschien drie hui zen inplaats van één wil bouwen in welk geval hy den voorrang boven den thans voorgestelden kooper zal kunnen krijgen. De vaste aanstelling van een hoofdcontro leur alleen omdat men dan een geschik ter candidaat zou kunnen benoemen werd door alle raadsleden als zijnde duur en on tactisch van de hand gewezen en de nieuwe straatklinkers waarop de bewoners van het Zeglis zich al verheugd hebben, werden door elf raadsleden naar het Kerkplein overgebracht en zullen weldra de straat rondom het nieuwe politiebureau versieren. Zelfs op het daar vrijkomende materiaal behoeven de Zeglisbewoners het eerste jaar niet te rekenen. De heer Appel beklaagde zich over het fokken van steeds nieuwe ambtenaren en sprak blijkbaar nog onder den indruk van den landbouwdag zelfs van een stamboek- nummer, maar wethouder van Slingerland bleek er evenmin iets van te weten als van de plaats waar de 400 K.G. groenten van de Exportveiling naar toe gaan, die elke week bjj de groentendistributie meer aangevoerd dan verkocht worden. Hij kon alleen maar vertellen, dat hy al die uien niet in zijn hoofd had en dat de overtollige groenten niet naar V. en D. gingen. De heer Stoutjesdijk wist het blijkbaar wel, maar vertelde het niet en drong alleen op scherpe controle aan en het is inderdaad gewenscht, dat men van deze groenten niet straffeloos gebruik maakt om er te eigen bate inwoners mee te bevoordeelen, die er geen recht op hebben. De handelaren worden door de gemeentelijke concurrentie al ge noeg gedupeerd en hoewel men tot 1 Januari met de distributie besloot door te gaan, zul len opnieuw pogingen aangewend worden daarin voortaan ook den handel te betrek ken. Met 12 tegen 9 stemmen werd thans tot salariskorting voor het politiepersoneel be sloten en het vraagstuk der steunverlaging welke op de huiseigenaren verhaald dreigt te worden, lokte een uitvoerige bespreking uit. Wethouder Van Slingerland moge aan- toonen, dat men in gezinnen met twaalf en veertien kinderen thans meer steun dan vroeger ontvangt, er zijn gelukkig in onze gemeente ook nog gezinnen met een nage slacht van bescheidener afmetingen en het overgroote deel daarvan wordt door een mindere uitkeering getroffen. B. en W., die zelfstandig al geprotesteerd hebben, zullen al het mogelijke doen om voor de woningen bij welker bouw Rijk en gemeente zyn be trokken een zoo groot mogelijke huurver- laging te krijgen in de hoop, dat particu liere huiseigenaren noodgedwongen dit goe de voorbeeld zullen volgen. De voorgestelde concentratie van bedrij ven welke eerst practisch mogelijk zal wor den als eenige directeuren den pensioenge rechtigden leeftijd bereiken, werd voorloo pig maar opgeborgen, omdat dit toch van daag of morgen niet aan de orde zal komen en het uitbreidingsplan „Overdie en Achter- meer" met de daarbij gebruikelijke adressen van de N.V. „Nooit Gedacht" werd naar de commissie van Publieke Werken verwezt r, waardoor de raadsleden minstens een half uur eerder thuis kwamen dan anders het geval zou zijn geweest. Wethouder Klaver beloofde de groot?: mogelijke clementie als het door den direc teur van „Nooit Gedacht" in uitzicht geste'm plan er zou voor een half millioen ver werkt worden werkelijk levensvatbar- zou blijken. Naar wij van den directeur vernemen, is hy tot zyn berekening gekomen door 800.000 uit te trekken voor grond werk en het bouwen van 1600 woningen van 3000 per stuk op een gebied van 20 be bouwbare Hectaren. Dan komen wy al ovf i de vijf millioen, maar omdat men die hu - zen waarschijnlijk niet binnen afzienbaivn tijd zal bouwen, heeft de directeur den Raad voorloopig op een project van niet meer dm een half millioen willen wijzen. Dat begint al aardig op een tweede PIp" van den Arbeid te lijken en het is alleen ïr maar te hopen, dat Alkmaar zich zoo sr zal uitbreiden, dat al die huizen ook werk' lijk bewoond zullen worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 1