DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uit den Alkmaarschen Raad.
Ho. 228
138e Jaargang
Het verbod van „Allerzielen".
Wethouder Bonsema heeft tevergeefs steun
bij den Raad gezocht.
Een Alkmaarsch Plan van den Arbeid.
ALKMAARSCHE
URANT
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIENs
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Dit nummer bestaat uit vier bladen. Directeur: C. KRAK. Zaterdag 26 September 1936
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA,
eele
dan
het
Er prijkten ditmaal op de gemeentelijke
spijskaart eigenlijk maar twee gerechten,
die een copieusen maaltijd beloofden en dat
waren de kwestie van het verbod van
Allerzielen" en de brief van wethouder
Bonsema, waarin hij den Raad verzocht de
uitoefening van zijn functie te willen be-
oordeelen.
De rest was toespijs alhoewel er nog heel
wat voedzame schoteltjes onder waren, die
het edelachtbaar gezelschap langen tijd aan
tafel hebben gehouden. Er was een hors
d'oeuvre van ingekomen stukken, zoo om
vangrijk, dat het eigenlijk al een middag
maal op zich zelf was, er was nog een toe-tje
in den vorm van een reorganisatie van onze
bedrijven dat men voorloopig maar weer
in de ijskast gezet heeft en er waren ook
nog wat kliekjes in den vorm van herstem
ming over diverse voorstellen waarover in
een vorige zitting de stemmen gestaakt heb
ben.
Wanneer wy allereerst de belangrijkste
punten bespreken dan beginnen wy met het
adres van den schouwburgdirecteur Dassi,
die door het verbod van de opvoering van
^Allerzielen" schade had geleden en het
onrechtmatig optreden van het gemeentebe
stuur geconstateerd wilde zien door een
principieele schadevergoeding van 1 te
verzoeken.
Zooals wy de zaak bezien, zal de heer
Dassi geen oogenblik verwacht hebben, dat
Bfem deze schadevergoeding werkelijk zou
worden uitgekeerd. Het ging dan ook niet
allereerst om de kwestie van schade en ver
goeding, maar om een modus te vinden, dat
ook de Raad in het verbod van dit tooneel-
stuk betrokken zou worden.
De burgemeester of loco-burgemeester
is volgens artikel 221 tweede lid, der ge-
meenewet bevoegd een tooneelstuk te ver
bieden wanneer hy verstoring vreest van
de openbare orde of in het stuk een met de
zedelijkheid strijdige vertooning ziet. Hij is
daarvoor geen verantwoording aan den Raad
schuldig en alleen een verzoek om schade
loosstelling gaf dus de zekerheid, dat ook
onze stedelijke volksvertegenwoordiging
gelegenheid zou krijgen zich over dat verbod
uit te spreken.
Wethouder Klaver heeft de motieven, die
hem geleid hebben uitvoerig naar voren ge
bracht en het is te begrijpen, dat hij weinig
verrassende mededeelingen gedaan heeft.
Bet stuk „Allerzielen", aldus de wethouder,
heeft een voor de katholieken grievenden
inhoud, het tast niet alleen de in die krin
gen heerschende begrippen van zedelijkheid,
maar bovendien den geestelijken stand aan,
het geeft doordat de schrijver terzake
niet onderlegd was een carricatuur van
kerk en leer en het kwetst, wanneer het
wordt opgevoerd, onnoodig meer dan een
derde deel van de bevolking onzer gemeente.
De heer Venneker heeft dit nog eens on
derstreept, de heer Van de Vall heeft van
®en geheel andere beoordeeling van des
schrijvers bedoelingen getuigd en van een
hoogstaand stuk gesproken en de heer Appel
beeft het ontactische van het plotseling ver
bod betreurd en tevergeefs getracht te weten
te komen wat de burgemeester zelf zou heb
ben gedaan.
De heer Hoytink heeft er op gewezen, dat
de grootte van een gegriefde bevolkings-
8roep niet ter zake doet, de heer Bonsema
beeft het betreurd, dat de loco-burgemeester
°ok het college, den commissaris van Politie
en den gemeentesecretaris had geraadpleegd
er> men heeft daarnaast betoogd, dat er in
e'k stuk wel eens iets zit dat voor sommi
gen aanstootelijk kan zijn, maar dat men in
bet algemeen niet afhankelijk moet zijn van
de Politieke of godsdienstige inzichten van
dengene, die toevallig een aanvrage te be-
°°rdeelen en te beslissen zal krijgen.
Bet heeft ons daarbij getroffen, dat de
meeste raadsleden zich niet in het debat ge-
m«ngd hebben, dat men blijkbaar min of
meer bevreesd was de katholieke groep te
°?tstemmen en dat men de kwestie in het
(Jemeen beschouwde als iets dat uitslui-
d tot de competentie van den burgemees-
behoorde en waaraan toch niets meer te
^anderen viel, zoodat men, ook met het
W °p bet reeds vergevorderde uur de
^westie stond als laatste punt op de agenda
er verder maar over moest zwijgen.
Waar Wy geenszins den schijn willen wek
ênaJr een bepaalde bevolkingsgroep
vraaof(ei!aa!n willen zijn, zouden wij het
b in meer algemeenen zin willen
bespreken en dus deze vraag stellen: is het
tactisch en aanbevelnswaardig, dat een wet
houder van de omstandigheid, dat hij als
burgemeester kan optreden gebruik maakt
cm een tooneelstuk te verbieden, dat door
een deel der bevolking veroordeeld wordt,
dat door een ander deel juist bijzonder ge
apprecieerd wordt en dat hier reeds meer
malen is opgevoerd zonder dat van eenig
incident is gebleken?
In antwoord daarop meenen wy een ver
bod als dit te moeten betreuren.
Allereerst omdat dit niet uitgaat van den
burgemeester, maar van dengene, die hem
tijdelijk vervangt en daarom by zijn afwe
zigheid geen conflicten moet uitlokken wel
ke den burgemeester by zijn terugkomst
voor onaangename verrassingen kunnen
stellen. Burgemeester Ripping was een
figuur, die onder alle omstandigheden voor
zijn liberale levensopvatting uitkwam, bur
gemeester Wendelaar trachtte de kool en de
geit te sparen door het stuk eenerzij ds niet
te verbieden maar anderzijds invloed op
den zaalhouder uit te oefenen. Maar van
een verbod was nimmer sprake en er is geen
enkele reden te veronderstellen, dat de te
genwoordige burgemeester dat wèl zou
hebben uitgevaardigd.
Onder deze omstandigheden mag van een
loco-burgemeester verwacht worden, dat hij
het algemeene bestuursbeleid zal volgen en
niet van zijn tijdelijke macht gebruik zal
maken om naar eigen inzicht in afwijkenden
zin te handelen.
De practische waarde van een verbod lijkt
ons zeer problematisch. In Amsterdam en
in Haarlem waren kort geleden groote bil
jetten opgehangen waarin een opvoering
van „Allerzielen" werd aangekondigd. „Het
stuk" zoo stond daar voor ieder te lezen
„dat men in Alkmaar verboden heeft". In
derdaad een allerbedroevendste reclame
voor onze gemeente waarvan men den in
druk van een achterlijk stadje heeft moeten
krijgen. Dank zij deze reclame waaraan Alk
maar onvrijwillig medewerkte, hebben wel
licht honderden, die het nog niet kenden,
dit stuk willen zien en heeft men elders een
grooter toeloop veroorzaakt dan de onder
nemer hier ooit had kunnen krijgen.
Daarbij komt, dat de burgemeester, of zijn
plaatsvervanger, volgens de gemeentewet
slechts de bevoegdheid tot verbod heeft als
er gevaar dreigt voor de openbare orde of
er van een met de zedelijkheid strijdige
vertooning sprake is.
Er was geen enkele reden om ditmaal
verstoring -van de openbare orde te vreezen
en wat de zedelijkheid betreft, daarmede
heeft de wetgever klaarblijkelijk niets an
ders bedoeld dan dat gewaakt zal worden
tegen opvoering van stukken met een min
of meer pornografisch karakter, wat volko
men begrijpelijk is.
De vraag mag evenwel gesteld worden of
dat verbod ook mag slaan op stukken, die
wellicht juist om een moreele strekking
door velen gewaardeerd zullen worden, al
brengen zy anderzijds opvattingen naar vo
ren waaraan een andere bevolkingsgroep
zich zal kunnen ergeren.
Laten wij er dadelijk by zeggen, dat wy
zulke stukken in het algemeen liever niet
opgevoerd zien omdat er voldoende goede
tooneelwerken zijn, welke de waardeering
van de geheele bevolking kunnen wegdra
gen.
Maar er is o.i. hier van een principieele
kwestie sprake, die wij aldus zouden kunnen
formuleeren: is de afkeer van een deel der
bevolking welk gedeelte zich niet be
hoeft te ergeren omdat het niet verplicht is
de voorstelling bij te wonen van vol
doende beteekenis om een verbod uit te lok
ken waardoor een ander bevolkingsdeel een
door haar wellicht juist gewaardeerde op-
En dan kunnen wy als voorstanders van
het vrije woord een verbod van opvoering
niet anders dan betreuren.
Wy leven in een tijd, dat de meest ver
schillende politieke groepen in hun vergade
ringen geen blad voor den mond nemen.
Wat b.v. op een communistische vergade
ring gezegd wordt zal een fascistisch deel
der ingezetenen van beleedigenden aard
schijnen en omgekeerd.
Is dat voldoende reden voor een commu
nist of fascist, die tijdelijk als burgemeester
optreedt, om hem niet welgevallige bijeen
komsten te bemoeilijken?
cu
ook in onze gemeente ten tooneele gebracht
is zonder dat men hier ooit de noodzakelijk
heid van een verbod heeft begrepen.
De tijd, dat Speenhof „Zyn Edelachtbare"
opvoerde als parodie op de censuur van zoo
vele plattelandsburgemeesters ligt al ver
achter ons.
Er zijn tegenwoordig heel wat tooneel-
stukken met propagandistische of politieke
strekking waaraan andersdenkenden zich
kunnen ergeren en het is zeker niet ge-
wenscht hun verbod afhankelijk te maken
van het persoonlijk inzicht van den een of
anderen wethouder, die zich tijdelijk met
den ambtsketen getooid heeft.
Het wordt meer dan tijd, dat artikel 221
niet in diverse gemeenten verschillende ge
ïnterpreteerd wordt, dat niet iedere autori
teit gelegenheid krijgt de daarin aangege
ven normen naar eigen inzicht te vermeer
deren.
Wij gelooven, dat wij dan een geheel ver
keerden kant op gaan. En nu weten wy wel,
dat wie een tooneelstuk vertolkt niet zyn
eigen woorden kiest en dus eigenlijk niet
verantwoordelijk voor zijn uitlatingen zou
--- maar in een tijd, dat er ongestraft zoo-
mag gezegd worden, dat anderen kan
grieven, in een tijd ook, dat men over sexu-
00,0 kwesties zooveel gemakkelijker spreekt
vroeger het geval was, past niet meer
verbod van een tooneelstuk, dat al hon-
v v-i. -vmvvwiua, udt ai non-
derden malen in den lande is opgevoerd en
Dat het stuk eerst op het laatste oogen
blik is verboden, zoodat de schouwburg
directeur in groote moeilijkheden gebracht
werd, dat de wethouder, die nu als censor
mores optrad het stuk niet eens bleek te
kennen en dus door anderen waarschijnlijk
tot zyn verbod is overgehaald, zijn ten slotte
bijkomstige kwestie». Waar het op neer komt
is dit, dat het in een tijd waarin zelfs de
regeering afwijkt van het voorstel der
grondwetscommissie en de vrije meenings-
uiting wenseht teTOrtdhaven, in hef alge
meen ongewenscht Is, dat gemeentelijke
functionarissen kunnen decreteeren, dat de
bevolking geen kennis mag nemen van wat
zy of hun geestverwanten ongewenscht
achten.
Wij kunnen er ten slotte slechts onze
teleurstelling over uitspreken, dat met name
de liberale fractie in onzen Raad het niet de
moeite waard achtte de censuur van den
loco-burgemeester ook maar met een enkele
opmerking te veroordeelen.
Daarmee stappen wy van dit onderwerp
af om nog even de kwestie-Bonsema te be
kijken.
Wat hem en den heer Bakker overkomen
is, hebben wij dezer dagen uiteen gezet en
behoeven wij dus niet uitvoerig te memoree-
ren.
Volgens hun fractiegenooten vertegen
woordigden zij nu al niet meer het soc.-dem.
deel onzer bevolking en zaten zij dus ten on
rechte in de ry der stedelijke edelachtbaren.
De heer Bakker, wiens veroordeeling uit
sluitend op zijn onorganisatorisch optreden
berust, heeft dit erkend, maar hij was om
tweeërlei reden aanwezig, allereerst omdat
hy nog in hooger beroep gaat en dan ge
rehabiliteerd denkt te worden en daarnaast
omdat hij deel wilde nemen aan de bespre
kingen welke de Raad zou voeren over het
adres-Bonsema en waarin deze soc.-dem.
wethouder onze vroedschap wilde doen uit
spreken, dat hy zich als wethouder aan geen
enkele corruptieve handeling heeft schuldig
gemaakt.
De Raad heeft zich ten slotte met een
Jantje van Leiden van de kwestie afgemaakt
en zich met algemeene stemmen met een
motie-Govers vereenigd, waarin geconsta
teerd wordt, dat hét adres van den heer Bon
sema geen onderwérp van bespreking in den
Raad behoort uit fe makèn, waarom het
schrijven voor kennisgeving kan worden
aangenomen.
Ziedaar een o.i. zeer zonderlinge opvatting.
De wethouder wordt o.a. door twee
raadsleden van corruptie beschuldigd en,
na een zonderlinge procedure, wel niet
schuldig verklaard, maar toch gekenschetst
als een man, die zich in zijn functie aan
zulke ontoelaatbare practijken heeft schul
dig gemaakt, dat hij als wethouder niet ge
handhaafd kan blyven en zelfs als een zwart
schaap uit de kudde moet worden gestooten.
Wat is er natuurlijker dan dat de aldus ge-
teekende zich wendt tot degenen, die hem
benoemd hebben en hem dus als wethouder
hun vertrouwen hebben geschonken!
„Zijt gij, raadsleden, het met deze be
schuldigingen eens?", heeft de wethouder
gevraagd.
En de Raad antwoordt: „dat gy U als wet
houder onmogelijk zoudt hebben gemaakt,
gaat ons niet aan" en wekt daarmede den
schijn, dat dit interne aangelegenheden van
de S.D.A.P. zouden zijn.
t
Wy kunnen ons voorstellen, dat de Raad
een zoodanig standpunt ten opzichte van de
kwestie-Bakker wenseht in te nemen, maar
het geval-Bonsema draagt o.L een geheel
ander karakter.
Laat de partij zijn politiek beleid veroor
deelen, vast staat toch, dat het hoofdmotief
voor zijn vonnis de niet bewezen aantijging
is, dat hij zich als wethouder aan ontoelaat
bare handelingen zou hebben schuldig ge
maakt en dan heeft de veroordeelde niet al
leen het recht zich om een uitspraak te
wenden tot hen, die hem een blijk van ver
trouwen of wantrouwen te geven.
Hoe rijmt zich de houding van den Raad
met het reeds ingestelde onderzoek en de
uitspraak van den loco-burgemeester?
Hoe rijmt zich met de ook door hen aan
genomen motie de houding van de R.K., die
bij monde van den heer Venneker verklaard
hebben, dat zij zich refereeren aan het on
derzoek van wethouder Klaver en van oor
deel zijn, dat de zaak dus blijkbaar wel bij
den Raad thuis behoort?
Hoe rijmt zich de door den heer van de
Vall, namens zijn fractie voorgelezen verkla
ring, dat gebleken is, dat van eenige cor
ruptieve handeling door den wethouder
geen sprake was en deze ten onrechte was
beschuldigd, met het rapport zelf, waarin
geenszins dit vrijspreken vonnis tot uiting
komt, en integendeel verklaard wordt, dat
de heer Bonsema de grenzen van wat een
wethouder zich kan veroorloven verre heeft
overschreden en het aanzien der partij daar
door in zoo groot gevaar heeft gebracht, dat
de zwaarste straf hem zal moeten treffen.
En waarom hebben de heeren Bakker en
Bulens, die daar toch als aanklagers zaten,
geen enkele poging gedaan den Raad tot een
nader onderzoek te bewegen?
Het is alles volkomen onbegrijpelijk.
Wanneer de Raad den indruk had, dat een
wethouder zich aan in zijn functie ontoelaat
bare handelingen had schuldig gemaakt, dan
was het zyn plicht dit te onderzoeken.
Wanneer de Raad de overtuiging had, dat
deze beschuldigingen juist waren, dan had
hy den wethouder moeten schorsen.
Blijft dus slechts de mogelijkheid, dat de
Raad tegen de moeite van een onderzoek op
zag of dat hy van de onschuld van den wethou
der overtuigd was en in beide gevallen had
de heer Bonsema recht op de uiterlijke ver
klaring, dat den Raad van eenige corruptieve
handeling niets was gebleken.
Hoewel de houding van den Raad onge
twijfeld het karakter van een vrijsprekend
vonnis draagt, is de vorm van het thans ge
nomen besluit toch een zoodanige, dat men
blijkbaar den wethouder van alle kanten in
den steek laat en hij, na onbewezen beschul
digingen, gedwongen wordt een functie neer
te leggen, die hy uitsluitend door de benoe
ming en het vertrouwen van den Raad heeft
kunnen bekleeden.
Wij hebben dezer dagen onze groote ver
wondering uitgesproken over de wijze waar
op het geval-Bonsema in de S.D.A.P. is be
handeld. Wij kunnen er nu slechts aan toe
voegen, dat de houding van den Raad in deze
kwestie ons nog veel zonderlinger is geble
ken.
Van de overige punten willen wij aller
eerst de aandacht vestigen op het gevaar
waarmee het hewaarschoolonderwijs te deze
stede bedreigd wordt.
De gemeente krijgt plotseling bericht, dat
op de kosten van dat onderwijs voor dit jaar
25 bezuinigd zal moeten worden en omdat
er reeds drie vierde deel van het jaar is ver-
loopen, is het duidelijk, dat er aan de diverse
scholen over het laatste kwartaal niets meer
zal worden uitgekeerd.
Wie geen reserves heeft, kan dus de kin
deren naar huis sturen, de onderwijzeressen
ontslaan en de deuren sluiten, zoodat de
heer Venneker zeide het zeer terecht het
bewaarschool-onderwijs met één slag kapot
wordt gemaakt.
De Alkmaarsche Fröbelschool zal, dank
zy een kleine reserve, het verlies van 1600
subsidie te boven kunnen komen, zij het dan
door groote offers van het personeel, dat een
vaste aanstelling moet missen, dat opnieuw
10 loonsverlaging krijgt en welks pen
sioenen geannuleerd worden.
Men begrijpt wel, dat een dergelijke
rechtsonzekerheid niet bestendigd kan blij
ven en dat het ondoenlijk is een korting van
25 van de geheele subsidie alleen op het
laatste kwartaal te laten drukken.
Een verzoek van de Fröbelschool om in dit
geval van de huur der gemeentelijke gebou
wen te worden vrijgesteld, is aangehouden
omdat B. en W. alsnog een poging willen
doen den aanval op ons hewaarschoolonder
wijs een minder dreigend karakter te geven
Het is te vreezen, dat deze poging weinig
resultaat zal hebben en wij zullen ons te
zyner tijd gaarne bezig houden met de
vraag wat er dan zal moeten gebeuren.
Uitvoerig is gediscussieerd over de vraag
of de directeur van het Grondbedrijf het
recht heeft een perceel grond aan een ge
gadigde te weigeren, wanneer een later ko
mende candidaat een voordeeliger aanbod
doet door tegelijkertijd de twee naast ge
legen perceelen te willen koopen. De be
wering, dat de directeur uit schoonheids
oogpunt liever een gebouw van het type
drie onder den kap" zag en daarom be
zwaren tegen den aankoop van één perceel
moest maken, werd weerlegd door het feit.
dat hij den candidaat voor dit perceel toch
de vereischte verklarng had laten teeke
nen. De heeren juristen bemoeiden zich met
dit aantrekkelijke gevalletje, zoodat er al
spoedig over juridisch recht en over moreel
recht werd gesproken. Er werd nog eens den
nadruk op gelegd, dat men niet door de
ambtenaren geregeerd wenschte te worden
en anderzijds werd het beleid van een direc
teur geprezen, die niet alleen een handeltje
in grond heeft, maar ook de architectuur en
de schoonheid niet uit het oog had verloren.
Ten slotte kreeg de billykheidsfactor in
zooverre den voorrang, dat den laatsten
der overgebleven candidaten de vraag ge
steld zal worden of hy misschien drie hui
zen inplaats van één wil bouwen in welk
geval hy den voorrang boven den thans
voorgestelden kooper zal kunnen krijgen.
De vaste aanstelling van een hoofdcontro
leur alleen omdat men dan een geschik
ter candidaat zou kunnen benoemen werd
door alle raadsleden als zijnde duur en on
tactisch van de hand gewezen en de nieuwe
straatklinkers waarop de bewoners van het
Zeglis zich al verheugd hebben, werden
door elf raadsleden naar het Kerkplein
overgebracht en zullen weldra de straat
rondom het nieuwe politiebureau versieren.
Zelfs op het daar vrijkomende materiaal
behoeven de Zeglisbewoners het eerste jaar
niet te rekenen.
De heer Appel beklaagde zich over het
fokken van steeds nieuwe ambtenaren en
sprak blijkbaar nog onder den indruk van
den landbouwdag zelfs van een stamboek-
nummer, maar wethouder van Slingerland
bleek er evenmin iets van te weten als van
de plaats waar de 400 K.G. groenten van de
Exportveiling naar toe gaan, die elke week
bjj de groentendistributie meer aangevoerd
dan verkocht worden. Hij kon alleen maar
vertellen, dat hy al die uien niet in zijn
hoofd had en dat de overtollige groenten
niet naar V. en D. gingen.
De heer Stoutjesdijk wist het blijkbaar
wel, maar vertelde het niet en drong alleen
op scherpe controle aan en het is inderdaad
gewenscht, dat men van deze groenten niet
straffeloos gebruik maakt om er te eigen
bate inwoners mee te bevoordeelen, die er
geen recht op hebben. De handelaren worden
door de gemeentelijke concurrentie al ge
noeg gedupeerd en hoewel men tot 1 Januari
met de distributie besloot door te gaan, zul
len opnieuw pogingen aangewend worden
daarin voortaan ook den handel te betrek
ken.
Met 12 tegen 9 stemmen werd thans tot
salariskorting voor het politiepersoneel be
sloten en het vraagstuk der steunverlaging
welke op de huiseigenaren verhaald dreigt
te worden, lokte een uitvoerige bespreking
uit. Wethouder Van Slingerland moge aan-
toonen, dat men in gezinnen met twaalf en
veertien kinderen thans meer steun dan
vroeger ontvangt, er zijn gelukkig in onze
gemeente ook nog gezinnen met een nage
slacht van bescheidener afmetingen en het
overgroote deel daarvan wordt door een
mindere uitkeering getroffen. B. en W., die
zelfstandig al geprotesteerd hebben, zullen
al het mogelijke doen om voor de woningen
bij welker bouw Rijk en gemeente zyn be
trokken een zoo groot mogelijke huurver-
laging te krijgen in de hoop, dat particu
liere huiseigenaren noodgedwongen dit goe
de voorbeeld zullen volgen.
De voorgestelde concentratie van bedrij
ven welke eerst practisch mogelijk zal wor
den als eenige directeuren den pensioenge
rechtigden leeftijd bereiken, werd voorloo
pig maar opgeborgen, omdat dit toch van
daag of morgen niet aan de orde zal komen
en het uitbreidingsplan „Overdie en Achter-
meer" met de daarbij gebruikelijke adressen
van de N.V. „Nooit Gedacht" werd naar de
commissie van Publieke Werken verwezt r,
waardoor de raadsleden minstens een half
uur eerder thuis kwamen dan anders het
geval zou zijn geweest.
Wethouder Klaver beloofde de groot?:
mogelijke clementie als het door den direc
teur van „Nooit Gedacht" in uitzicht geste'm
plan er zou voor een half millioen ver
werkt worden werkelijk levensvatbar-
zou blijken. Naar wij van den directeur
vernemen, is hy tot zyn berekening gekomen
door 800.000 uit te trekken voor grond
werk en het bouwen van 1600 woningen van
3000 per stuk op een gebied van 20 be
bouwbare Hectaren. Dan komen wy al ovf i
de vijf millioen, maar omdat men die hu -
zen waarschijnlijk niet binnen afzienbaivn
tijd zal bouwen, heeft de directeur den Raad
voorloopig op een project van niet meer dm
een half millioen willen wijzen.
Dat begint al aardig op een tweede PIp"
van den Arbeid te lijken en het is alleen ïr
maar te hopen, dat Alkmaar zich zoo sr
zal uitbreiden, dat al die huizen ook werk'
lijk bewoond zullen worden.