DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Radio-rede van den Minister-President
Dr. H. COLIJN.
Nu de gulden
gedevalueerd is.
£u "SiT"'d" ms "m s"erw"*
Mo 229 Dit nuramer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Maandag 28 September 1936
138e Jaargang
Devaluatie van 25 30 °/0
beteekent zelden een prijs
stijging van meer dan 10
ALKMAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
De minister-president, dr. H. Colijn, heeft hedenochtend voor de radio de
volgende rede uitgesproken:
Alvorens een nadere motiveering te geven van het in den nacht van
Zaterdag op Zondag genomen besluit der Regeering in zake onze monetaire
politiek, roep ik eerst in de herinnering terug, dat een zeker aantal landen
in 1933, tijdens de Londensche Wereldconferentie, als hun gemeenschappe
lijk gevoelen tot uitdrukking brachten, dat het wenschelijk was den z.g.
gouden standaard te handhaven, d.w.z. door afgifte van goud aan elkan
der de onderling bestaande muntverhoudingen in het wisselverkear te ver
zekeren.
Deze landen waren 6 in getal, n.L Frankrijk, Italië, Zwitserland, België,
Polen en Nederland.
Van deze 6 konden Italië en Polen den laatsten tijd niet meer meegere
kend worden, terwijl België, na het vorige jaar een devaluatie zijner munt
te hebben doorgemaakt, onlangs wel weer tot het goud terugkeerde, doch
niet meer behoorde tot het oorspronkelijk goudbloc.
Zoo waren er van de 6 dan maar 3 meer overgebleven n.1. Frankrijk,
Zwitserland en Nederland, en wel is waar behoorde ook Amerika sinds
eenigen tijd tot de landen die het wisselverkeer door goudafgifte steunden,
doch de goudwaarde van den dollar was daar nog niet definitief, de dollar
waarde kon nog door den president der V. S. verder verlaagd worden, na
dat hij reeds 40 van zijn waarde had ingeboet. Niet zonder bezorgdheid
heeft de Nederlandsche regeering den laatsten tijd den gang van zaken op
monetair terrein gevolgd..
Niet omdat zij twijfelde aan de juistheid harer eigen politiek. Het tegen
deel is waar. De aanpassing aan de gewijzigde internationale verhoudingen
op economisch en financieel terrein was hier te lande een heel eind en in
Ned.-Indiê nagenoeg geheel geslaagd en men mocht hopen, dat het eind van
een zeer moeilijken weg in het zicht was.
De bezorgdheid der regeering vond haar oorzaak dan ook in hetgeen
hier en daar om ons heen plaats greep en waarvan geducht moest worden,
dat de voornaamste pilaar onder het reeds gehavende goudbloc bezwijken
zou. Men mocht zich niet verheelen, dat de positie van Zwitserland en Ne
derland heel veel moeilijker zou worden, indien Frankrijk zich genoodzaakt
zou zien het Belgisch voorbeeld van 1935 te volgen en eenigen tijd den gou
den standaard prijs te geven.
Toch meende de Regeering, toen bekend werd dat Frankrijk den gouden
standaard ging verlaten en zij zich daarover in den nacht van Vrijdag op
Zaterdag te beraden had, hare beproefde politiek nog niet te mogen prijs
geven. Vandaar dat in de ochtendbladen van Zaterdag de mededeeling ver
scheen, dat de regeering hare tot nu toe gevolgde monetaire politiek onver
anderd zou handhaven. Op die houding was mede van invloed de op dat
tijdstip volstrekt gegronde verwachting, dat Zwitserland den gouden
standaard zou blijven handhaven.
Zaterdag in den loop van den namiddag ontving de regeering evenwel
door haren gezant te Bern de mededeeling van den Zwitserschen Bonds
raad, dat men integendeel in Bern besloten had tot aanpassing van den
Zwitserschen irank aan de leidende valuta's en men dus tot prijsgeving van
den gouden standaard zou overgaan.
Dit feit maakte een hernieuwde overweging van het Nederlandsche
standpunt noodzakelijk.
De positie van de Zwitsersche Nationale Bank was banktechnisch ster
ker dan die van de Nederlandsche zusterinstelling. Toen dus de sterkere
van de beide banken den strijd meende te moeten opgeven, moest in de na
tionale en internationale geldwereld wel de vraag opkomen: nu het eene
goudland na het andere den gouden standaard heeit moeten prijsgeven, nu
van de 2 laatst overgeblevenen de sterkste van de twee de vlag strijkt,
waarom zou nu de laatst overgeblevene het wel kunnen houden?
Dit alles noopte er toe om opnieuw de positie van Nederland in beschou
wing te nemen.
Nederland zou nu, met Amerika, dat al 40 pet. gedevalueerd had en waar
de mogelijkheid van verdere devaluatie nog aanwezig was en met België,
dat ook reeds gedevalueerd had, deel blijven uitmaken van een trio, waar
in het het eenige lid was het eenige land zelis in de geheele wereld
dat zijn oude muntpariteit ongerept had weten te bewaren.
Het was hard van die eerepositie afstand te moeten doen en het besluit
is der regeering dan ook onnoemelijk zwaar gevallen, maar persoonlijke ge
voelens moesten wijken voor het belang van het land. Zij heeit toch die
handhaving van hare aan den gouden standaard gebonden muntpolitiek niet
alleen beoordeeld van economisch standpunt, maar haar steeds ook gezien
als een zaak van financieele waardigheid, die nimmer vrijwillig mocht wor
den prijsgegeven, doch alleen als gevolg van overmacht, alleen als er vol
strekte noodzaak toe bestond.
Die volstrekte noodzaak was, naar het oordeel der regeering, ingetreden
nu Nederland f e i t e 1 ij k, d. w. z. in het licht van de geboorte van het
goudbloc, het eenig overgebleven lid van dat bloc was gebleven en het
eenige land, dat de oude muntpariteit had gehandhaafd.
Immers sprak het vanzelf, dat elke deining op het terrein der internatio
nale wisselmarkt zich in bijzondere mate zou openbaren tegen den Neder-
'^en^oortdurende en toenemende druk op den gulden en daardoor op den
goudvoorraad der Nederlandsche bank moest met zekerheid worden aan-
e?n "elk" Lieval kon de mogelijkheid om onze tot nu toe gevolgde monetaire
Politiek bliivend te handhaven niet langer aanwezig worden geacht.
Maar hoé> werd d a n het beeld van den toestand?
Zo d t men dan enkele weken, of, op zijn best een paar maanden zou
blijven doorworstelen, met doorloopend sterke schommelingen in den ren
tevoet Tet al de daaraan voor het bedrijfsleven verbonden bezwaren, om
dan tan slotte toch te eindigen met het prijsgeven van den gouden stan
daard! doch dan met een op onverantwoordelijke wijze verzwakten goud
voorraad van Jcendevoo?komen, omdat wij, temidden van deze grenzen
loze verwarrTng op financieel terrein, niet weten wat de toekomst ons nog
««oze verwarring wj
'engen kan.
Daarbij kwam dan nog, dat men zienderoogen aan sommie, a
beid bleef schenken om, door middel van het afvloeiende tfoud A *£n'
^■kcht buk, ziek m Mn nabije toekon,»,
waarop niet alleen geen enkele zedelijke aanspraak bestond, doch die bo
vendien aan het land ernstige schade berokkende.
In die overwegingen wortelt het besluit van de regeering om met ingang
van 27 September den uitvoer van goud te verbieden.
Daardoor is verzekerd, dat de Nederlandsche goudschat ter beschikking
blijft van het eigen land en van het algemeen belang.
Wat beteekent deze maatregel nu eigenlijk
Hij betepkent, dat we den z.g. gouden standaard tijdelijk hebben prijs
gegeven, zooals dat ook het geval is geweest vanaf Augustus 1914 tot eind
April 1925,
In zooverre is het dus ook voor ons niet iets nieuws.
Beteekent het nu ook waardevermindering van den gulden, zooals door
devaluïsten gewenscht wordt?
Met volkomen zekerheid valt dit niet te zeggen.
In de periode 19141925 zijn er tijden geweest, dat de waarde van den
gulden, met betrekking tot pond en dollar, lager dan normaal kwam te
liggen, doch er waren ook perioden waarbij het omgekeerde het geval was.
Nu is dit laatste thans niet te verwachten en moet er met het eerste,
d. i. eenige waardevermindering van den gulden tegenover buitenlandsche
valuta, gerekend worden.
Twee factoren oefenen daarop voornamelijk invloed uit.
De eerste is de kapitaalbeweging en de tweede de aanpassing, voor
zooveel nog noodig, aan het buitenlandsche prijspeil.
In het oog moet worden gehouden dat het wenschelijk is, dat de wegge
vloeide kapitalen weer naar Nederland terugkeeren, waardoor kapitaal-
vlucht vanzelf wordt tegengegaan, en ook dat de concurrentiemogelijk
heden voor onzen export ten zeerste de aandacht verdienen.
Dit brengt mee, dat de Regeering den nieuw geschapen toestand niet ge
heel aan zijn eigen ontwikkeling kan overlaten.
Het betalingsverkeer blijft volkomen vrij.
Maar wel stelt de regeering zich voor onverwijld aan de Staten-Generaal
te doen toekomen een ontwerp van wet tot instelling van een egalisatie
fonds van omtrent 300 millioen gulden, ten einde daardoor harerzijds in
vloed te kunnen oefenen op den loop der wisselkoersen met het buitenland,
gelijk Engeland ook heeft gedaan en in Frankrijk en Zwitserland in over
weging is.
Daardoor hebben we het in de hand, in samenwerking met de Nederland
sche Bank, onnoodige daling van de waarde van den gulden te voorkomen.
Dit is ook onvermijdelijk met het oog op het binnenlandsche prijspeil.
Verhooging van dat prijspeil zal niet geheel zijn te ontgaan. Wat we uit het
buitenland moeten betrekken zal duurder worden indien de gulden belang
rijk in waarde dalen zou. Maar voor het binnenland ligt de zaak ten deele
anders.
Daarom is ook een woord van ernstige waarschuwing tegen onnoodige prijs
opdrijving op zijn plaats. Wie zich daaraan schuldig maakt verricht een on
sociale, een onvaderlandslievende daad en de regeering zal niet aarzelen
daartegen op te treden met alle bevoegdheden waarover zij beschikt en die
haar verder bij de wet zullen worden verleend.
Een ontwerp van wet tot het tegengaan van onredelijke prijsopdrijving
zal dezer dagen aan de Staten-Generaal worden aangeboden.
Ook het koopend publiek waarschuw ik met ernst tegen het z.g. „ham
steren" van goederen. Daarvoor bestaat geen enkele reden.
Er ontstaat geen gebrek aan goederen, dus is de vlucht in de goederen
niet noodig. Wel is zulk een vlucht in de goederen, een buitengewone vraag
naar goederen, oorzaak van prijsstijging die anders geheel of ten deele zou
zijn uitgebleven.
Laat ons volk niet vervallen in de fouten die elders, onder gelijke omstan
digheden, wel eens gemaakt zijn, laat ons onze koele bezinning behouden.
De moeilijkheden waarvoor we zullen komen te staan zijn ongetwijfeld
vele en groot. Ze zijn te overwinnen, maar niet als het volk een anderen
kant uit trekt dan de regeering. De regeering kent haar koers, ze volgt een
doelbewuste lijn nu zij den nieuwen toestand onder de oogen heeft te zien.
Ze acht zichzelf in staat om de voornaamste schokken op te vangen en den
koers naar de haven te vinden. Maar voorwaarde daarbij is, dat men in het
land met den raad en de aanwijzingen van de regeering rekening houdt en
die niet, bewust of onbewust, wederstreeft.
Voor de eerstvolgende dagen is die raad allereerst: rustig blijven. Niet
zenuwachtig worden en nog minder zenuwachtig handelen. Doe zooveel
mogelijk precies wat ge ook de vorige week en een maand geleden gedaan
hebt. Doe alsof er niets veranderd was, dan zult ge dra bemerken, dat er
inderdaad maar heel weinig veranderingen behoeven in te tredem
Als ons volk zich op die wijze gedraagt, dan zullen we, met Gods hulp,
ook dezen nieuwen schok wel te boven komen.
Ik ben niet getreden in allerlei technische beschouwingen.
zooals b.v.
over de werking van het in te stellen egalisatiefonds.
tl Ut TV VI 0
Het volk als geheel heeft daaraan geen behoefte en de personen die dat
moeten weten kunnen zich vervoegen bij de directie der Nederlandsche
Bank.
Wel moet ik nog iets zeggen over de verklaringen te Parijs, te Londen en
te Washington afgegeven, waarbij ook België zich heeft aangesloten.
De Nederlandsche regeering heeft de handelsbelemmeringen en de in
stabiliteit van het internationale geldverkeer altijd gezien als de voornaam
ste hinderpalen op den weg naar herstel.
Het spreekt dus vanzelf, dat zij van harte bereid is mede te werken aan
alle pogingen, die ondernomen zullen worden tot opheffing van die handels
belemmeringen en tot stabilisatie van het internationale geldverkeer, zon
der zich daarbij intusschen over te geven aan al te rooskleurige verwach'
tingen.
Ik meen te mogen aannemen, dat de overgroote meerderheid van ons
volk gehoopt heeft, dat wij in staat zouden zijn onze beproefde, rustige, sta
biele monetaire politiek te blijven voortzetten. Dat was ook de wensch der
Regeering en Nederland is daarvan dan ook niet afgeweken voor dat alle
anderen den strijd hadden opgegeven, en toen voor ons alle kansen op een
gunstig resultaat hadden opgehouden te bestaan.
Thans gelde als wachtwoord: niet meer blijven hangen aan het verleden,
dat is voorbijgegaan, vooruitzien naar de toekomst.
De handen nu allen ineengeslagen en allen saam, met biddend hart en
eenparig willen, den nieuwen toestand tegemoet.
Dr. P. J. Bouman schrijft ons:
Zj' dÜeen onbePerkt vertrouwen stelden
in de officieele verklaringen over de hand
having yan den gouden standaard, moeten
wel heel verbaasd gestaan hebben bij de
plotselinge omzwenking in de laatste da
gen Wie dieper peilde, wist echter wel, dat
de jongste gebeurtenissen op monetair ge
bied reeds lang haar schaduwen vooruit had
den geworpen.
Nu wü voor het feit van een gedevalueer-
den gulden staan, is het van het grootste be
lang onnoodige ongerustheid, of redelooze
angst te voorkomen". Een gedeelte van onze
pers heeft steeds de devaluatie als een na
tionale ramp voorgesteld en wij zijn dan
ook benieuwd hoe de publieke opinie zal
reageeren op den nieuwen koers in de mo
netaire politiek.
In de discussies over het geldprobleem is
helaas een scherp polemische toon gekomen
die nu niet bepaald geschikt was om den
belangstellenden leek ook maar eenigermate
objectief voor te lichten. Wie nuchter wil
zien, dient zich te bevrijden van twee groo-
Ten eerste verwarre men niet devaluatie
met inflatie. Devaluatie is een beheerschte
nauwkeurig berekende, correctie van de
waarde van het ruilmiddel. Inflatie is de
overhaaste, verwarde en ongeregelde waar
dedaling van het geld, die door de ervarin
gen kort na den wereldoorlog een bijzon
dere beruchtheid gekregen heeft Ieder goed
geordend staatsfinancienwezen kan ook zon
der goud de waarde van het ruilmiddel oo
peil houden. Zoo heeft ook Nederland gedu
rende de oorlogsjaren den gouden standaard
kunnen ontberen zonder aan een inflatie ten
prooi te vallen Men zegt wel eens, dat de
devaluatie „een beetje inflatie" is en dat
men ongemerkt van het een op het ander
komt Dit zou ik gaarne een geheelonthou
dersargument noemen, namelijk de vrees
dat eén glas wijn persé tot verder drinken
en dronkenschap moet leiden. Laten wij op
ait punt gerust zijn: onze regeering en de
centrale bank staan stevig genoeg om de
teugels in handen te houden, zoo goed als
Engeland de goudbasis van zijn muntstelsel
kon verlaten zonder in den chaos van een
inflatie te geraken.
De tweede dwaling, die ik op het oog heb
is door een voortdurende herhaling van
eenige van onze groote dagbladen bijna tot
een gemeenplaats geworden: Wij hebben on
zen gulden tot dusver eerlijk op peil gehou
den Vooral dat „eerlijk" maakt gewoonlijk
indruk. Ook de regeering kon nogal eens
met pathos beweren, dat zij zich moreel ver-
p icht gevoelde bestaande verplichtingen ter.
volle te handhaven. De goudgulden moest
goudgulden blijven. Beschouwt men dit ar
gument op den keeper, dan blijft er niet veel
van over. Reeds de meest elementaire eco
nomische kennis leert, dat niet de nominale
waarde van het geld voor het ruilverkeer
beslissend is, maar de koopkracht ervan.
Door den gulden vastgekoppeld te houden
aan het goud, werd allerminst de gewensch-
te waardevastheid bereikt. Van „op peil
blijven" was geen sprake. In het laatste
tiental jaren daalde hier te lande het prijs
niveau voortdurend, m.a.w. de koopkracht
van den gulden steeg regelmatig. De gevol
gen daarvan lagen voor de hand. Iedereen
die vorderingen had op langen termijn en
daarvan rente opstreek, ontving in koop
kracht meer dan het bedrag, (eveneens in
koopkracht uitgedrukt) dat hij oorspronke
lijk uitleende. Wie echter schulden had op
langen termijn, voelde, bij daling van zijn
inkomen, steeds zwaarder den druk der
„vaste lasten". Constante inkomens werden
alweer in koopkracht uitgedrukt, hooger'
Het handelsinkomen, afhankelijk van hel
dalend prijsniveau, daalde snel. Wat men
het „op peil houden" van den gulden noem
de, was niet anders dan een deflatieproces
dat een gedeelte van de bevolking even
sterk dupeerde als het een ander gedeelte
bevoordeelde. Hoe kan men hierbij van eer-
lijkheid en moraal spreken?
Slechts weinig voorstanders van devalua
tie zullen ontkennen, dat de gouden
standaard in de 19e eeuw en in het begin
van de 20e eeuw uitnemende diensten heeft
bewezen. Het was van onschatbaar belang
een relatief waardevast ruilmiddel te heb
ben, vooral voor den internationalen handel,
die in de vorige eeuw zoo'n groote vlucht
nam. In en na den wereldoorlog begonnen
de moeilijkheden. Noodgedwongen moesten
een aantal landen den gouden standaard la
ten varen. Er ontstond een wilde valuta-
concurrentie die het normale conjunctuur
verloop vertroebelde. Het zou buiten het be
stek van dit artikel vallen, de factoren te
bespreken, die ten slotte ook het pond en
den dollar van het goud afbrachten. Wij die
nen genoegen te nemen met te constatee-
ren, dat ten slotte driekwart van den we-