Voor 100 jaar.
PROFESSOR SLIM EN ZOON
ZOEKPLAATJE
NIEUWE WINTERKLEEREN
TWEE SCHATTEN
MUIZENPRET
9.
10.
11.
13.
14.
15.
17.
18.
19.
21.
Raadselhoekie
X
X
X
xxxxxxx
X
X
X
HANS' TUINTJE
ZES HANDEN
WEL FOEI, TOTO!
Uit de Alkmaarsche Courant
van 3 October 1836.
De beroemde Engelsche luchtrei
ziger Green heeft den 21sten dezer
met zyn reusachtigen luchtbol eenen
nieuwen togt gedaan. Ditmaal heb
ben zich met hem niet minder dan
twintig personen, waaronder zijne
gade, in het schuitje, dat aan den
luchtbol was vastgehecht, inge
scheept. De zwaarte van den bol
met den daarbij behoorenden toe
stel en de genoemde personen be
droeg daardoor, volgens de bereke
ning van Green zelve, niet minder
dan 3797 Engelschen ponden.
De luchtbol is weder in Vauxhal-
gardens te Londen opgelaten, en de
gehele reis is door het schoonste
weder begunstigd. De heer Green
heeft zijnen luchtbol gedurende
den togt tot geene grootere
hoogte boven den grond, dan van
4000 voeten doen stijgen, zoodat de
bewoners der dorpen, waarover de
bol henen zweefde, den zeiven zeer
duidelijk konden bespeuren en men
in het schuitje soms het gejuich
dier aanschouwers hooren kon. De
bol is zeer zacht op eene weide van
het kerspel Bechenham, in het
graafschap Kent, neder gekomen,
en nog denzelfden avond waren de
heer Green en zijne reisgenooten te
Londen teruggekeerd.
8.
12.
16.
20.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
f3 ef3:
Pf3: 0—0
0—0 Pg4
Zwart is al verlegen om goede zetten.
h3 Fe5
Pe5: de5:
e4 f4
Ook ef4:, Tf8:t, Lf8:, Pe4: lijkt zwart
niet prettig.
gf4: ef4:
Lf4: Db6f
Khl Db2:
Dd3 Tf4:
Het lijkt of wit een fout maakt. Het is
echter een offer.
Tf4: Dalf
Tfl Db2
Df3 Lf6
Zoo krijgt wit zijn stuk terug.
e5 Pd7
ef6: Pf6:
dc6: bc6:
Dc6: Tb8
Wit kondigde hier mat in vier zetten
aan:
De8t Pe8:
Een schitterend offer!
Ld5t Le6
Le6:f Kh8
Tf8f mat.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Oplossing der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Manchester. Maas, nest, scherts, Hans,
heet.
2. M Medemblik
h e i
adder
Schelde
Medemblik
renbode
delta
e i k
k
3. Tijm, mijt.
4. Gloeiwormen insectjes, die op mooie,
warme zomeravonden licht uit
stralen.)
Voor kleineren.
1. Waarom loop je zoo gauw? O, er denkt
niemand aan, maar de voordeur
staat wijd open! (Woerden).
We komen wel vroeg thuis, maar niet
vóór drie uur. (Maarn).
Voor hen en enkele andere kinderen
wordt een uitzondering gemaakt.
(Rhenen).
Oom Herman kwam er ongenoodigd,
maar toch zeer welkom.
(Amerongen).
2. Een b-a-n-a-a-n banaan.
3. Een koekoek.
4. Zeegras of wier.
OM OP TE LOSSEN.
Voor kleineren.
1. Verborgen plaatsen in het buitenland.
Zie Toos loopen; wat heeft zij een
haast!
We gaan naar Zwitserland; je weet,
dat Oom Bob er genezen is.
Dikwijls is het winderig aan de zee.
We zullen hem straks het boek terug
brengen.
De timmerman liet zijn zaag en twee
hamers achter.
2. Mijn geheel wordt met 19 letters ge
schreven en is een bekend spreek
woord.
Een 1, 18, 7, 13 is een woonplaats.
4, 12, 6, 6, 7, 14 is een jongensnaam.
Een 1, 2, 3, 9 is een viervoetig dier.
Een 11, 5, 10, 6 is een ander viervoe
tig dier.
1, 15, 5, 16 is een plaats bij Nijmegen.
8, 17, 18, 19 wordt bij sommige ge
rechten opgediend.
9, 18, 3 is het tegenovergestelde van
dik.
3. Een vogel en een lichaamsdeel,
Die doen soms samen pijn.
Zeg nu maar even, wat die twee
Apart en samen zijn.
4. Welke vogel, die met 3 letters geschre
ven wordt, is tevens een plant?
Voor kleineren.
1. Noem een hoorntje, dat kan eten.
Hoe de kleur is? Heel mooi bruin
Meestal vindt je 't in de bosschen,
Zelden echter in een tuin.
Een gedeelte van dat hoorntje
Is toch altijd zuiver wit,
'k Denk, dat jullie met het antwoord
Nu toch niet verlegen zit!
2. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een bloem.
le rij een klinker.
2e een ander woord voor nauw.
3e een ander woord voor groef.
4e 't gevraagde woord.
5e een visch.
6e een lichaamsdeel.
7e een medeklinker.
3. Vul deze 9 vakjes in met:
4E 21 1D IK 1P
maar doe het zóó, dat je van links naar
rechts en van boven naar beneden
leest:
le rij een steen.
2e een plaats in Gelderland.
3e een boom.
4. Myn beide eerste deelen vormen sa
men een getal, mijn derde is een
lichaamsdeel van een dier en mijn
geheel is een insect.
(Nadruk verboden).
Hansje loopt in 't zonnetje
In zijn eigen tuintje.
De zon schijnt op een roode roos,
En op Hans' blonde kruintje.
Een zonnebloem, een roode roos,
Moeten heel goed groeien.
Hansje voelt eens aan het zand.
Wat droog! Hij zal eens sproeien.
Hansje haalt een gietertje,
Vol met fijn frisch water.
De roode roos krijgt eerst een beurt,
De zonnebloem wat later.
Weet je waarom Hansje nu
Op zijn tuin moet passen?
Als zijn moesje jarig is,
Gaat hij haar verrassen.
ATY M.
Moeder zei laatst legen Vaden
'k Kom met al mijn werk niet klaar
Zooveel dingen als ik doen moet
En 'k heb toch twee handen maar!
Ans en Miep, in 't eigen hoekje,
Hadden Moeder goed verstaan
En zijn met hun tweetjes heel stil
Aan het fluisteren gegaan.
D'and'ren morgen, toen Moes opstond,
Was... de kamer al aan kant,
Thee gezet.... Moes stond te kijken.
Zeg, wat was er aan de hand?
Moeder zag twee blijde snuitjes.
Ans en Miep! zei ze, nee maar!
Hebben jullie mij verrast, zeg?
Maakten jullie alles klaar?
Glunder knikte toen het tweetal,
Zei: Moes, voortaan helpen w'u!
En dan komt u toch wel klaar, hè?
-Wantzes handen hebt U «n| -
CARLA HOOG
(Nadruk verboden.)
'k Ontmoette een deftige dame,
Zij leek me geheel overstuur,
Ze blies op een zilveren fluitje;
Haar wangetjes gloeien als vuur!
„O, o, o, o! Wiér is Toto?"
Ik zag in de verte een hondje,
(Zoo'n beeldje! Het leek wel een pop!)
Gekleed in een blauw-lakcnsch jasje.
Met breed-zijden strik aan z'n kopl
«Zoo, zoo, ben jij Toto?"
Thuis wachtte z'n thee-tje met koekjes;
Dat kon je wel zóó aan hem zien)
Toch liet hij het vrouwtje maar fluitenl
Waarom? Kun je 'traden misschien?
O, o, o, ol Wèt deed Toto
In 't vuilnisvat had hij gestoken
Zijn schattigen, spierwit ten snuit
En haalde, al kauwend en smakkend,
De graat van een bokking er uit!!
„Ho, ho, ho, ho! Wel foei, Toto!"
(Nadruk verboden).
JO. DAEMEN
T"
r brT
Waar is de man, die de appels plukt?
(Nadruk verboden).
213. Terstond was een van de mannen erbij om met
een emmer den bal uit het water te visschen. En nu
wilde het ongeluk, dat het randje van de emmer pre
cies op het hoofd van den professor kwam.
214. Wanhopig zwom professor Slim rond, totdat hij
de valreep te pakken had. Toen h(j daarlangs weer
naar dek was geklommen, schrokken de menschen van
hem, zoo leelijk was de professor gehavend. Maar ge
lukkig gebeurde er gedurende het verdere gedeelte van
de reis geen ongelukken meer.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Juffrouw Kwak van Snaterdans
Ging eens naar de stad,
Omdat zij, toen 't winter werd,
'n Cape-je noodig had.
't Jurkje van verleden jaar
Paste haar nog goed.
Weet je, wat z'ook hebben moest?
'n Nieuwen winterhoed.
Juffrouw Kwak van Snatardans
Had al zóó gespaard
En haar centjes weken lang
Daarvoor goed bewaard.
Naar het mode-magazijn
D'aangekleeds Gans
Waggelde dus op dien dag
Juffrouw Snaterdans.
Toen zij er weer uit kwam, leek
Zij een dame netl
Zwierig was de nieuwe hoed
Op haar bol gezet
En het Cape-je kleedde haar
Toch zóó elegant!
Deft'ger gansje was er niet
In heel Waterland
Ja, bekijk haar maar eens goed.
Vindt je haar niet mooi;
Juffrouw Kwak van Snaterdans
In haar wintertooi?
(Nadruk verboden).
De gummi eend mag zwemmen
In kleine Bennie's bad.
Dat doet Kwak eiken morgen.
Hij houdt heel veel van natl
Als Bennie plast en schatert
En kraait zelfs van de pret,
Vindt Moes goed, dat ik Kwakje
Ook in het water zet.
Ik sta dus eiken morgen
Te kijken bij Ben's bad,
Mij kan het heusch niet schelen,
Als 'k nat word van 't gespat.
(Nadruk verboden).
Zeg, Moedervroeg 'k vanmorgta,
Was ik ook eens zoo klein?
Wat moet dat lang geleden,
Heel lang geleden zijn!
Moes zei: Eerst was je kleiner.
Je ging toen ook in bad,
Was net, als Bennie nu ia,
Mijn lieve, kleine schatl
Ik keek eens even ernstig...
Groot ben ik, is het niet?
Moes zei toen: Maar nu ben je
Mijn g r o o t e schat, hoor Riet!
CARLA HOOG
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Kraaloogje zou eens met Moeder
Naar de groote, mooie stad
Op bezoek bij Tante Spitsje,
Jongens, wat een feest was dat!
Tante woonde op een zolder
In de Eerste-Kaaskorst-straat
En je kreeg er lek're hopjes
s Morgens vroeg tot 's avonds laat!
Tante zelf had zeven kind'ren
Die verwenden gr.ag hun gast,
Haalden t wa. net uit «en boek, zeg!
Steeds weer lekkers uit de kast.
En ze kenden leuke spelen,
Waaraan Kraal-oog meedoen kon.
't Allerprettigst was 't op soldsr,
Als de duisternis begon.
Muisjes deden dan een dansje,
Vroolijk springend, poot aan poo
Grijsjes speelde mooi viooL Ja.
Grijtjes wai al ltbijna tfro°
Was het wonder dus, dat Kr"loof^
Graag ging naar de de groot.
Waar ze met het jonge goed|e
Altijd zoo'n plezier toch had
(Nadruk verboden).