AKKERsKLOOSTERBALSEM Lars Hanserv De van ouds beroemde beproefd? Akkers Kloosterbalsem L'Binnenland. HeuiUeton blijft ongeëvenaard: a/s won d-middel, als wrijf "mi d d el, a/s huid "middel. het beproefde huismiddel Geneeskundige brieven Snijwonden Kh«um«tiak Spl.rpljn want dit is het bij ion d ere voordeel van Akker's Kloosterbalsem een verrassend snelle wond-itiiverende en wond-heelende werking «onder litteekens en tegelijkertijd een won dere uitwerking op spieren, weefsels en ge wrichten. Daardoor bijionder doelmatig bij kneusingen en dergelijke verwondingen. Als wond-middel onmiddellijk versachtend, suiverend en genezend bij oude en nieuwe wonden, zweren, brandblaren, ontvellingen, insecten-beten, uitslag, dauwworm, zonne brand, wintervoeten, winterhanden, schrale huid, springende handen, doorrijden en won de- of doorgeloopen plekken, aambeien, enz. Als wrijfmiddel ongeëvenaard tegen pijn in spieren en gewrichten, rheumatische aan doeningen, spit fn den rug, stijve nek, spier- verrekkingen, stramheid in de ledematen, zadelpijn, verstuikingen, heupjicht, enz. enz. Overal verkrijgbaar I Doosje van 10 Gram 35 oent, Potten vani 95 Gram 69'/t cent, 50 Gram 1 1.04 en 100 Gram f 1.89. De groote potten sijn voordeeliger I Brtn<twondw Wini*nrottt& /7i* een geheele andere beteekenis. Na een tijd van een straf toezicht bestaat de kans, dat men in Europa wat geleerd heeft en be grijpt, dat een te ver gaan onmiddellijk den ouden toestand zal herstellen. Het geven van een kans door de overheid wordt daar aanvaard. Niet zoo in het Oosten. Een plot seling verzwakken van het toezicht woidt uitgelegd als een bewijs van zwakheid der refeering, wat de monden der sprekers nog wijder open doet gaan, dan anders het geval zou zyn. De regeering durft immers niet meer ingrijpen en dan durven de sprekers nog meer onverantwoordelijke woorden uiten. Juist in een tijd, waarin een verbete ring van den bestaanden toestand mag wor den verwacht, is het taak der regeering vóór alles op de volksbeweging toe te zien. Een opbloei zal armoede doen verminderen, daardoor wat ongelijkheid brengen in den economischen toestand der bevolking en zoodra deze ongelijkheid intreedt, komt een Oostersche jaloezie onmiddellijk om den hoek kijken. De tijd voor; volksmenners breekt dan aan. Jaloersche menschen nemen graag inblazingen tot zich en revolution- naire elementen vinden een geschikt veld van werkzaamheid door het prediken van de algemeene gelijkheid, welke door hun toehoorders zóó wordt uitgelegd, dat den genen op wie zij jaloersch zijn, afgenomen zal worden, hetgeen zij meer hebben dan anderen. In tegenstelling met Westersche landen vormt Indië een geschikt terrein voor onruststoken, niet in jaren van armoede, doch in tijden van opgang. Als niemand iets bezit, blijft de jaloezie verre en ook de re- volutionnaire leiders, aangezien de bevol king dan te arm is om bijdragen voor de (hun) strijdkas te leveren. Van den persoon van den nieuwen G.-G. bemerken wij hier voorloopig niets. Hij heeft in Batavia en den volgenden dag in Buitenzorg een rondrit gemaakt en nu zul len wij hem niet eerder zien dan by een of andere plechtige gelegenheid, die wel zal zijn de receptie by gelegenheid van het hu welijk van prinses Juliana. Het is jammer, als een nieuwe G.-G. be gint met Indië van een ongunstige zijde te leeren kennen. Indië is warm en als nu iemand bij aankomst in Priok reeds in een galapak moet rondloopen, om dat te dragen totdat de zon aardig naar boven begint te klimmen, dan kan het niet anders of hy moet van de temperatuur een indruk krij gen, welke hem nog maande:, als een schrik beeld zal vervolgen. Wanneer worden we hier eindelijk eens practisch en volgen het verstandige gebruik van de Engelschen, om de officieele kleedy in het licht te houden? Wie wel eens plechtigheden in Britsch- Indië heeft meegemaakt, weet dat het deco rum daar ten volle gediend wordt, zonder lakensche pakken met staande kragen, alles met zwaar goud galon, dikke rokken, niet minder zwart en niet minder warm van de hitte flauwvallende boorden en klevende manchetten. Maar Indië houdt aan die on smakelijkheden vast als 'n drenkeling aan den beroemden stroohalm. Geen mensch, die de zwarte kleeding niet hartgrondig ver- wenscht. Na deftige dagen hangen op alle achtergalerijen van woningen jassen, vesten en broeken te drogen tot zij de helft lichter geworden zijn en krijgen wasscherijen tot zonderlinge krinkels verworden boorden te strijken. Uit manchetten kan harmonica- muziek gehaald worden en de stemming van den heer des huizes kan nog dagenlang lijden onder de herinnering aan het mar- telcostuum, dat hy ter wille van de plech tigheid heeft moeten torsen. Het bijwonen van een rokgelegenheid is een soort van zelfkastijding en onder de ambtenaren, die tot een rang gestegen zijn, dat zij een ambtscostuum met gouden kraag hebben, staat het dragen van dat costuum soms ge lijk met het aanhoudend spelen van Hans- kyk-in-de-lucht, omdat de even grooter ge worden speklaag van hun hals hun kraag te nauw heeft doen worden, zoodat zij alleen adem kunnen halen door dragen van het hoofd omhoog. Bij een rok kan iemand ten minste nog 'n boord van een kwart inch meer wijdte koopen. Een gouden kraag is niet uit te leggen. Er wordt soms zwaar ge leden in het deftig-ambtelyke. Indien de nieuwe G.-G., die een zeer prac tisch mensch moet zyn, daarin een veran dering kon brengen? VITAMINEN. Wanneer de mensch voldoende calorieën toegevoerd krijgt, door het nuttigen van voldoende hoeveelheden vetten, eiwitten en koolhydraten en wanneer daarbij gevoegd worden voldoende hoeveelheden water en zouten, dan nog is blijvende gezondheid uit gesloten, ook al staat voldoende zuurstof ter beschikking en al zijn alle schadelijke kie men uit de voedingsstoffen verwijderd. De Hollanders wisten reeds vele eeuwen lang, in verband met hun zeereizen naar Indië, dat de zoo gevreesde scheurbuik iets met voeding te maken moest hebben. De eento nige voeding aan boord van de zeilschepen behoefde slechts langeren tyd volgehouden te moeten worden en dan had men spoedig de poppen aan het dansen. Het hoe en waar- bleef weliswaar verborgen, maar niet onbe kend bleef bijvoorbeeld de snelle genezing nadat men een haven was binnengevallen waar weder versche groenten en vruchten ter beschikking stonden. Beri-beri. In het einde van de vorige eeuw kwamen de eerste duidelijke aanwyzigingen voor 't bestaan van wat men tegenwoordig alge meen kent onder den naam van de vitami nen opnieuw uit ons Indië tot ons. De ryst- etende Inlandsche bevolking van onzen Ar chipel leed vaak onder een ziekte, die ook in Japan en Engelsch Indië voorkwam, de be- ri-beri, die op grond van het optreden van zenuwverlair.mingsverschynselen ook wel polyneuritis epidemica genoemd werd. De bijvoeding „epidemica" wyst er op dat vaak een groot aantal personen min of meer ge lijktijdig werd aangetast. Zij trad ook op schepen, by expedities en in Indische ge vangenissen op. In het laatste kwartaal van de vorige eeuw is er heel veel over te doen geweest. Onderzoekers als Eykman, Pekelharing en Winkler kwamen tot de conclusie, dat de ziekte besmettelijk zou zijn. Daarmede was de oudere theorie, dat onvoldoende ventila tie b.v. in de Indische gevangenissen een rol zou spelen, van de baan. Maar een ziektekiem werd niet gevonden. Integen deel, langzaam maar zeker kwam met tot een ander en beter inzicht. Eykman heeft 't vraagstuk bij dieren bestudeerd en reeds in 1889 gevonden dat kippen deze ziekte kre gen als zij gepelde rijst aten, maar dat zü er verschoond van bleven, wanneer onge pelde rijst werd verorberd. Het zilvervliesje. Bij deze ongepelde ryst bleef om de kor rel het „zilvervliesje" behouden en zoo is 't verstaanbaar, dat hierop de aandacht werd geconcentreerd. Ook ander voedsel, mits bij 120° gesteriliseerd, kon eveneens tot beri- beri aanleiding geven. Genezing bleek mo gelijk door bepaalde voedselproducten. Ook de gedachte, dat er een vergiftiging van de ryst in het spel was o.a. in Nederland door Van Dieren verdedigd kon geen stand houden. Er was geen sprake van ver ontreiniging, doch in het zilvervliesje moest in normale omstandigheden een stof zitten die in staat was het optreden van beri-beri te beletten. Funk kon langs chemischen weg een stof uit rystzemelen bereiden waarmede de po lyneuritis snel genas. Hij noemde deze stof vitamine (1911), omdat deze scheikundig bezien een „ominie"-verbinding was, welke voor het leven (vita) noodig was. Het is ten slotte, ongeveer twintig jaren later, den Hollanders Jansen en Donath ge lukt dit vitamine B 1 zuiver te bereiden en de juiste scheikundige samensteling vast te stellen. Uiterst kleine hoeveelheden ervan zijn noodzakelijk voor het behoud van on ze normale gezondheidsverhoudingen en wanneer deze vitamine ontbreekt, ontstaan diverse ziekteverschijnselen. Langzamerhand is er een groot aantal verschilende vitaminen ontdekt. Ze zijn al len even onontbeerlijk en wanneer zij bij de voeding uitvallen ontstaan diverse ziek tebeelden die men te samen heeft gebracht als „avitaminosen" d.w.z. als ziekten ont staan door de afwezigheid van vitaminen. Slechts uiterst kleine hoeveelheden zijn noodig voor het behoud van ons levens- evenwichf. In dit opzicht vert ionen ze een groote gelijkenis met die stoffen d;e ons lichaam zelf bereidt en die we kennen als onze hormonen. Maar het cardinale verschil is, dat we dus zelf een fabriekje van hor monen met ons mede dragen (de klieren met inwendige secretie), terwijl de v.lami- nen bereid worden door planten en wij de ze stoffen dus alleen kunnen verkrijgen, door het gebruik van voedsel waar ze in zitten. Vele soorten vitaminen. De tot nu toe besproken vitamine van het zilvervliesje van de ryst bestaat dus uit bekende moleculen met een bekende schei kundige samenstelling. Het is de eenige vi tamine waarin zwavel aanwezig is. Dit is o.a. aangetoond door Veen in Batavia en door Ohdake in Tokio. De structuurformule is C„H,tN,OS, maar hierop zullen we niet dieper ingaan. Terwyl tot nu in dezen brief het beri- beri-vraagstuk als uitgangspunt is genomen en dit geleid heeft tot de vaststelling van een bepaalde stof, mag niet worden voor bijgezien, dat het vitamine-vraagstuk zich niet tot deze enkele stof heeft beperkt. In tegendeel: er is een reeks van stoffen voor den dag gekomen in de laatste 25 jaren, zoodat men de vitaminen in groepen heeft moeten verdeelen. Men heeft ze achtereen volgens genoemd vitamine A. B, C, D, enz en is reeds opgeklommen tot vitamine K. Sommigen (H, D, E en K) zijn oplosbare vetten, andere (B, C, H en J) in water. Ons vitamine van de rijst is vitamine B. Maar vitamine B is wederom gebleken te zyn 'n groep, waaruit verschillende ondervormen vrij konden worden gemaakt. Zoo spreekt men tegenwoordig van vitamine B 1, B 2 enz. tot B. 7. Met stijgend succes is in de laatste 10 jaren de studie dezer vitaminen tot een reusachtig bouwwerk uitgegroeid en de volledige beteekenis van het vitamine- vraagstuk voor den mensch is zeker nog niet geheel te overzien. Het is merkwaardig te bespeuren hoe de praktyk ook op dit gebied de weten schap soms reeds lang en ver vooruit was. Lever. In de oogheelkunde is een gelukkig zeldzaam voorkomend ernstig ziektepro ces bekend met den naam van nachtblind heid. Reeds 1000 jaren voor den officieelan historischen grondlegger van de geneeskun de. Hippocrates, was deze nachtblindheid bekend en werd zy met succes behandeld met lever. In lever zit vitamine A een stof waaruit vitamine A wordt bereid, de caro- tine. De moderne wetenschap wyst op sa menhang tusachen carotine, vitamine A en verschillende oogaandoeningen. De Japanner Inoye heeft reeds in 1896 een epidemie beschreven van een eigen aardige oogziekte by kinderen, keratomaia- cie genaamd. Deze kinderen woonden in de binnenlanden van Japan en voeden zich te eenzijdig met plantenvoeding. By de kust bevolking, waar voldoende visch werd ge geten, trad deze aandoening niet op. Gene zing trad op door eten van kippenlever, vet en levertraan. Deze dingen zijn zooals nu is gebleken rijk aan genezende vitami nen. Levertraan wordt al sedert vele jaren genoemd om zwakke kinderen gezond en sterk te maken. Terecht, want levertraan is vitaminenrijk en hieraan hebben deze zwakke kinderen vaak gebrek. De noodzaak van het eten van voldoende hoeveelheden eiwitten, vetten en koolhy draten moet natuurlijk onverzwakt gehand haafd bly.en. Maar naast deze leveranciers van levensstof en energie is even onont beerlijk de geregelde aanvulling van die kleine hoeveelheden vitaminen van diverse soorten, zonder welke de gezondheid al evenmin behouden kan blijven. Groenten en vruchten. Versche groene groenten en vruchten de den de vroegere Oost-Indië-vaarders gene zen van hun scheurbuik. Dat klopt, zegt de moderne wetenschap, want deze bevatten de vitaminen, waar de eentonige pekel- vleeschvoeding van gespeend was We zullen daarom de verschillende vita minen stuk voor stuk de revue laten pas- seeren en van elk die moderne bijzonderhe den mededeelen, die van belang zijn voor een ieder, die belangstelling heeft voor het moderne voedingsvraagstuk. De beteekenis van dit vraagstuk mag niet worden onderschat. Dit gebeurt ook niet, wanneer we bedenken dat ook in Ge- nève hieraan bijzondere aandacht wordt gewijd. Verleden jaar is door de Volken bondsvergadering, op voorstel van den Aus- tralischen gedelegeerde Bruce, een commis sie benoemd van artsen en deskundigen op economisch, sociaal en landbouwgebied om het voedingsprobleem in al zyn onderdeden te bestudeeren. Aanwyzigingen van onder voeding in vrijwel alle landen, ook daar zelfs waar voedsel genoeg is, doen de nood zakelijkheid van zulk een onderzoek duide lijk aan het licht brengen. Het aantal af- gekeurden voor de militie, op grond van ondervoeding, neemt b.v. in verschillende landen toe. Een rapport is intusschen door deze commissie opgesteld. Ook in dit rap port wordt met den grootsten nadruk er op gewezen, dat het bij de voeding niet al leen meer gaat om verstrekking van vol doende hoeveelheden energie, d.w.z. mini male hoeveelheden zouten en vitaminen niet kunnen worden gemist. Daarom moe ten naast vetten, granen en suiker ook melk, kaas, vruchten, groenten, eieren en aardappelen benevens vleesch worden ver- orberd. Vitaminen A, B, C en D moeten worden geleverd door melk, kaas, eieres, lever, visch, groene groenten, tomaten, ci troenen en sinaasappelen. Vooral ook kin deren hebben behoefte aan vitaminen J. Hieruit moge een nieuw bewijs worden g. haald om in een volgenden brief de vit* minen elk afzonderlijk nog eens te bespo ken en hun beteekenis, aan de hand vit den stand van het meest moderne weten schappelijk inzicht weer te geven. DE BRAND OP DE MARTO". Dank van de passagisn. De directie van de Stoomvaart Maatschap pij „Nederland" deelt mede het volgende telegram van de „Marnix van St AWegen de" te hebben ontvangen: „Passagiers van alle klassen vereenigen zich in dankbare huldebetuiging voor kalm en waardig optreden van kapitein met zijn staf en bemanning in gevaarvolle uren, waarin „Marnix" zich bevonden heeft en verzoeken U hieraan publiciteit te wiliin geven". BRIGADIER Bl'LTERMAN. t Gisteravond is in alle stilte het stoffelijk overschot van den zoo tragisch overleden brigadier van het Leger des Heils F. J. Bul- terman in den Haag aangekomen en naar de zaal van het Leger des Heils aan de Prinse gracht overgebracht, waar het stoffelijk overschot gedekt door de vlag van het leger is opgebaard. Op de kist liggen de uniformpet van den ontslapene en één van de twee bijbels, welke hy by zich droeg, toen de dood hem verraste, (de andere werd met het stoffelijk overschot in de kist gesloten) alsmede een krans van de Nederlandsche Spoorwegen. De zaal is langs de wanden gedrapeerd met witte tulle, afgezet met paars evenals het podium. Het geheel maakt met de palmversierinf en de bloemen een stemmingvollen indruk. Een overwintering op Spitsbergen. 1) IN GEVAAR. In een aan de Noordkust van Spitsbergen gelegen fjord de Skagersbaai werd een met vier roeiers bemande visschers- sloep moeizaam voortbewogen. Het was zwaar werk vooruit te komen door de ijs- schotsen, die door stroom en wind voortdu rend in beweging werden gehouden. De Noordwestelijke wind en de ijzel striemden de aangezichten der roeiers. Ter wijl hun ruggen zich kromden by iederen slag, was het hun sombere gelaatsuitdruk king aan te zien, wat er in hen omging. De sloep behoorde tot 't jacht „De Hoop" van Tromsö, waarvan Sivert Olsen een groote zware kerel, bijgenaamd „Lange Sivert" schipper was. Het vaartuig was einde April van Tromsö vertrokken, om Het „Jacht" is een in Scandinavië veel voorkomend vaartuig. Het is scherp ge bouwd, met hoog achterschip en één mast. Het voert, behalve het groote zeil, gaffel-, top-, bram- en stagzeil met kluiver. Deze schepen zyn „by den wind" uitstekende zeilers, doch minder goed vóór den wind Zooals uit dit verhaal zal blijken, maakte „De Hoop" hierop een gunstige uitzonde ring. langs de kust van Spitsbergen op vangst te gaan. Thans was het einde October. De sloep had het met acht koppen beman de vaartuig by Noorseiland verlaten en be vond zich nu, als gezegd, in de Skagersbaai op een afstand van 12 Noorsche mijlen van het schip verwijderd. Terwyl de vier mannen al hun krachten inspanden, kwam uit het Noorden het ijs sterker opzetten. Met geweldige kracht drong het in alle fjorden en zeeboezems. Het sloot zich steeds dichter aaneen en er was geen kans om er uit te geraken. Open water was er niet meer te zien. Johan Troms, de harpoenier, was zich den hachelijken toestand ten volle bewust en gaf bevel, de riemen in te halen en de sloep op het ijs te trekken. De 21 voet lange sloep werd nu op een lage ijsschots gesjord doordat twee man aan iederen kant hun knieën er onder zetten. Terwijl zij zich dan oprichten, werd de sloep gelijktijdig voor over en vooruit geduwd. Bij iedere voor- waartsche beweging werden de aangezich ten vuurrood van inspanning, want de sloep was zwaar. Zy bevatte zes huiden van zee leeuwen en acht zeehonden. Terzelfder tyd was men ook druk in de weer aan boord van het schip „De Hoop", hetwelk nog steeds bij Noorseiland voor anker lag. Men had thans besloten het an ker te lichten, want de ijsbank kwam ver der opzetten en zou binnen eenige uren het vaartuig insluiten. Schipper Olsen moest trachten het schip te redden door in Zuid- waartsche richting koers te zetten. Toen moest hij zich zoo veel mogelijk aan de Noordkust blijven ophouden in afwachting, of de ijsbank ook van de landzijde zou ko men opdringen want dan had hij kans de sloep met zyn vier mannen weer aan boord te krijgen. Sivert Olsen was vóór alles een oude er varen ijszeevaarder en door langjarige on dervinding kende hy maar al te goed de bewegingen van een ijsbank en hy was be wust van het gevaar, zich door het ijs te la ten omringen en in een van Spitsbergens zeeën te worden ingesloten. Reeds in zes uren waren zij tot voorbij Deenseiland ge komen en hy bevond zich nu in open wa ter. Intusschen zat de sloep met de vier man nen in de Skagersbaai thans te midden van het ijs. De bemanning bestond uit den har poenier Johan Troms met zyn manschap pen Jens Baldsnes, stuurman, Karl Kris- tiansen en Berner Jörgensen, matrozen. Johan Troms was twee en dertig, een man in de kracht van het leven. Ondanks dezen nog jeugdigen leeftijd had hy zich reeds den naam verworven van den besten har poenier, die in dien tijd van Noordelijk Noorwegen uitvoer. De vier mannen waren zich hun toestand ten volle bewust. Afgezien van het ontbre ken van alles, wat noodig is, om te kunnen leven in minder barre streken dan Spits bergen, waren zij blootgesteld aan den win ter, die 10 a 12 maanden zou duren. Maar tegenover dit daar heerschend gruwelijk jaargetij stonden vier van de beste Noor sche zeelieden, die waren geboren en opge voed in Noordelyk Noorwegen, waar de winter bijna even bar kan zijn als op Spits bergen. Zy hadden zich van jongsaf opge houden op ijsschotsen van vroeg in den herfst tot laat in het voorjaar tusschen wal rus, zeehond en ijsbeer. Zy waren van hun prilste jeugd in den harden negen maanden durenden winter getraind tegen vorst en koude. Zij hadden gerold en gewenteld in Tromsö's besneeuw de straten, dikwijls slechts gekleed in een dunne trui en broek, slechte kousen en schoenen. Zoo groeit een arme jongen daar op in sneeuw en ijs, reeds vanaf vier k vijf jaren op ski's, totdat hij op twaalf k der tienjarigen leeftyd naar zee wordt gestuurd Deze vier weliswaar in de wol geverfde mannen beseften toch ten volle, dat er thans een kwade tyd voor hen zou aanbreken in het vooruitzicht van een winter, die zooals zy wisten, buitengewoon streng zou zyn Hun toestand was hun volkomen duide lijk. Toen men de sloep op de ijsschots had, zei Troms: „Er blijft ons thans niets ander over, dan een kouden dood tegemoet te gaan. dit we ten we allen, en maar al te goed. Maar toch is het onze plicht, ons leven te verdedigen en bij alles wat mij lief iszweer ik, het te beproeven en wel op myn eigen wyze. aarom stel ik jelui de vraag, of je tot het Nalrl U als leider wilt erkennen. HnrJ J K aanzien, zal dit niet lang InHi*n 'uW1 2Ullen er ,egen achten den ïtöJ® mU alVeider beschouwt, stel ik hoëni» ,Va" 8bsolute gehoorzaamheid, hoe de toestand ook wordt en aanvaardt je myn voorstel, zoo bedenk, dat ik altyd de den mee i h°uden Ik*tf "1 hiervan n" ondervinden. aail k deÜe" ,t°eSt8nd beslat natuurlijk de aan boord geldende tucht niet meer. De be den r Volgens d® monsterrol, volgens siaan*"^' ui n'6t meer van kracht en zoo staan wij hier met gelijke rechten en plich- en lelui is dit ook bekend, dat ik ren leider W" je nU een ;'"de- mH o.n Cn' Z°° treed lk terug en voeg U geheel naar den gekozene. Wij zijn wel is waar alle vier geharde ijszeelui doch we weten maar al te goed, dat een gedwongen overwintering op Spitsbergen zonder dï meest noodige hulpmiddelen, vrijwel gelijk staat met een zekeren dood". Op Johans vraag, of hij zich zou verwij deren, terwijl zij zouden kiezen, antwoord den alle drie, dat dit niet noodig was. «1 verklaarden eenparig, hem als leider te er kennen. „Alvorens ik het leiderschap aanvaard", merkte Troms op, „heb ik nog iets in he' midden te brengen en wel het volgende: „Voor zoover ik den toestand beoordeel, en jelui weten dit even goed als ik, is er nog niet één kans tegen honderd, dat wU den winter zullen doorkomen. Daarom wil len wij de vraag overwegen, alvorens w(J het zoo ver laten komen, of het niet ^bettf voor ons is, om samen te sterven en niet d kans te loopen dat, wie het langst leeft, zu" doode kameraden zou gaan opeten. Daaro vraag ik jelui nu wat wel het beste is. te sterven is een eenvoudige en gemak» lyke zaak. Wij laten het lot aanwyzen, w van ons de opdracht krijgt, de andere r dood te schieten, waarna hij kan doen, w hij wil, zichzelf eveneens dooden, dan te trachten er zich door te slaan. Dit één uitweg zijn. Een tweede mogelijk" is, te probeeren, bij de oude Ru srn 13 Mosselbaai te komen, maar... deze Hg Noorsche mijlen van hier en is sl door sneeuw en ije te bereiken". De drie anderen zaten zwijgend cn s ber voor zich uit te staren. Toen zel Baldsnes, terwyl hij zoo ontstuimig °P dat de iloep wankelde: „Nu te sterve laf zijn en een Noor onwaardig". Een Noorsche (land)myl is 10 meter. (Wordt vervolgd)-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 10