AKKERsKLOOSTERBALSEM
Lars Hanserv
De van ouds beroemde beproefd?
Akkers Kloosterbalsem
L'Binnenland.
HeuiUeton
blijft ongeëvenaard:
a/s won d-middel,
als wrijf "mi d d el,
a/s huid "middel.
het beproefde huismiddel
Geneeskundige brieven
Snijwonden
Kh«um«tiak
Spl.rpljn
want dit is het bij ion d ere voordeel van
Akker's Kloosterbalsem een verrassend snelle
wond-itiiverende en wond-heelende werking
«onder litteekens en tegelijkertijd een won
dere uitwerking op spieren, weefsels en ge
wrichten. Daardoor bijionder doelmatig bij
kneusingen en dergelijke verwondingen.
Als wond-middel onmiddellijk versachtend,
suiverend en genezend bij oude en nieuwe
wonden, zweren, brandblaren, ontvellingen,
insecten-beten, uitslag, dauwworm, zonne
brand, wintervoeten, winterhanden, schrale
huid, springende handen, doorrijden en won
de- of doorgeloopen plekken, aambeien, enz.
Als wrijfmiddel ongeëvenaard tegen pijn in
spieren en gewrichten, rheumatische aan
doeningen, spit fn den rug, stijve nek, spier-
verrekkingen, stramheid in de ledematen,
zadelpijn, verstuikingen, heupjicht, enz. enz.
Overal verkrijgbaar I Doosje van 10 Gram
35 oent, Potten vani 95 Gram 69'/t cent,
50 Gram 1 1.04 en 100 Gram f 1.89.
De groote potten sijn voordeeliger I
Brtn<twondw
Wini*nrottt&
/7i*
een geheele andere beteekenis. Na een tijd
van een straf toezicht bestaat de kans, dat
men in Europa wat geleerd heeft en be
grijpt, dat een te ver gaan onmiddellijk den
ouden toestand zal herstellen. Het geven
van een kans door de overheid wordt daar
aanvaard. Niet zoo in het Oosten. Een plot
seling verzwakken van het toezicht woidt
uitgelegd als een bewijs van zwakheid der
refeering, wat de monden der sprekers nog
wijder open doet gaan, dan anders het geval
zou zyn. De regeering durft immers niet
meer ingrijpen en dan durven de sprekers
nog meer onverantwoordelijke woorden
uiten. Juist in een tijd, waarin een verbete
ring van den bestaanden toestand mag wor
den verwacht, is het taak der regeering
vóór alles op de volksbeweging toe te zien.
Een opbloei zal armoede doen verminderen,
daardoor wat ongelijkheid brengen in den
economischen toestand der bevolking en
zoodra deze ongelijkheid intreedt, komt een
Oostersche jaloezie onmiddellijk om den
hoek kijken. De tijd voor; volksmenners
breekt dan aan. Jaloersche menschen nemen
graag inblazingen tot zich en revolution-
naire elementen vinden een geschikt veld
van werkzaamheid door het prediken van
de algemeene gelijkheid, welke door hun
toehoorders zóó wordt uitgelegd, dat den
genen op wie zij jaloersch zijn, afgenomen
zal worden, hetgeen zij meer hebben dan
anderen. In tegenstelling met Westersche
landen vormt Indië een geschikt terrein voor
onruststoken, niet in jaren van armoede,
doch in tijden van opgang. Als niemand iets
bezit, blijft de jaloezie verre en ook de re-
volutionnaire leiders, aangezien de bevol
king dan te arm is om bijdragen voor de
(hun) strijdkas te leveren.
Van den persoon van den nieuwen G.-G.
bemerken wij hier voorloopig niets. Hij
heeft in Batavia en den volgenden dag in
Buitenzorg een rondrit gemaakt en nu zul
len wij hem niet eerder zien dan by een of
andere plechtige gelegenheid, die wel zal
zijn de receptie by gelegenheid van het hu
welijk van prinses Juliana.
Het is jammer, als een nieuwe G.-G. be
gint met Indië van een ongunstige zijde te
leeren kennen. Indië is warm en als nu
iemand bij aankomst in Priok reeds in een
galapak moet rondloopen, om dat te dragen
totdat de zon aardig naar boven begint te
klimmen, dan kan het niet anders of hy
moet van de temperatuur een indruk krij
gen, welke hem nog maande:, als een schrik
beeld zal vervolgen. Wanneer worden we
hier eindelijk eens practisch en volgen het
verstandige gebruik van de Engelschen, om
de officieele kleedy in het licht te houden?
Wie wel eens plechtigheden in Britsch-
Indië heeft meegemaakt, weet dat het deco
rum daar ten volle gediend wordt, zonder
lakensche pakken met staande kragen, alles
met zwaar goud galon, dikke rokken, niet
minder zwart en niet minder warm van de
hitte flauwvallende boorden en klevende
manchetten. Maar Indië houdt aan die on
smakelijkheden vast als 'n drenkeling aan
den beroemden stroohalm. Geen mensch,
die de zwarte kleeding niet hartgrondig ver-
wenscht. Na deftige dagen hangen op alle
achtergalerijen van woningen jassen, vesten
en broeken te drogen tot zij de helft lichter
geworden zijn en krijgen wasscherijen tot
zonderlinge krinkels verworden boorden te
strijken. Uit manchetten kan harmonica-
muziek gehaald worden en de stemming
van den heer des huizes kan nog dagenlang
lijden onder de herinnering aan het mar-
telcostuum, dat hy ter wille van de plech
tigheid heeft moeten torsen. Het bijwonen
van een rokgelegenheid is een soort van
zelfkastijding en onder de ambtenaren, die
tot een rang gestegen zijn, dat zij een
ambtscostuum met gouden kraag hebben,
staat het dragen van dat costuum soms ge
lijk met het aanhoudend spelen van Hans-
kyk-in-de-lucht, omdat de even grooter ge
worden speklaag van hun hals hun kraag te
nauw heeft doen worden, zoodat zij alleen
adem kunnen halen door dragen van het
hoofd omhoog. Bij een rok kan iemand ten
minste nog 'n boord van een kwart inch
meer wijdte koopen. Een gouden kraag is
niet uit te leggen. Er wordt soms zwaar ge
leden in het deftig-ambtelyke.
Indien de nieuwe G.-G., die een zeer prac
tisch mensch moet zyn, daarin een veran
dering kon brengen?
VITAMINEN.
Wanneer de mensch voldoende calorieën
toegevoerd krijgt, door het nuttigen van
voldoende hoeveelheden vetten, eiwitten en
koolhydraten en wanneer daarbij gevoegd
worden voldoende hoeveelheden water en
zouten, dan nog is blijvende gezondheid uit
gesloten, ook al staat voldoende zuurstof ter
beschikking en al zijn alle schadelijke kie
men uit de voedingsstoffen verwijderd. De
Hollanders wisten reeds vele eeuwen lang,
in verband met hun zeereizen naar Indië,
dat de zoo gevreesde scheurbuik iets met
voeding te maken moest hebben. De eento
nige voeding aan boord van de zeilschepen
behoefde slechts langeren tyd volgehouden
te moeten worden en dan had men spoedig
de poppen aan het dansen. Het hoe en waar-
bleef weliswaar verborgen, maar niet onbe
kend bleef bijvoorbeeld de snelle genezing
nadat men een haven was binnengevallen
waar weder versche groenten en vruchten
ter beschikking stonden.
Beri-beri.
In het einde van de vorige eeuw kwamen
de eerste duidelijke aanwyzigingen voor 't
bestaan van wat men tegenwoordig alge
meen kent onder den naam van de vitami
nen opnieuw uit ons Indië tot ons. De ryst-
etende Inlandsche bevolking van onzen Ar
chipel leed vaak onder een ziekte, die ook in
Japan en Engelsch Indië voorkwam, de be-
ri-beri, die op grond van het optreden van
zenuwverlair.mingsverschynselen ook wel
polyneuritis epidemica genoemd werd. De
bijvoeding „epidemica" wyst er op dat vaak
een groot aantal personen min of meer ge
lijktijdig werd aangetast. Zij trad ook op
schepen, by expedities en in Indische ge
vangenissen op.
In het laatste kwartaal van de vorige
eeuw is er heel veel over te doen geweest.
Onderzoekers als Eykman, Pekelharing en
Winkler kwamen tot de conclusie, dat de
ziekte besmettelijk zou zijn. Daarmede was
de oudere theorie, dat onvoldoende ventila
tie b.v. in de Indische gevangenissen
een rol zou spelen, van de baan. Maar een
ziektekiem werd niet gevonden. Integen
deel, langzaam maar zeker kwam met tot
een ander en beter inzicht. Eykman heeft 't
vraagstuk bij dieren bestudeerd en reeds in
1889 gevonden dat kippen deze ziekte kre
gen als zij gepelde rijst aten, maar dat zü
er verschoond van bleven, wanneer onge
pelde rijst werd verorberd.
Het zilvervliesje.
Bij deze ongepelde ryst bleef om de kor
rel het „zilvervliesje" behouden en zoo is 't
verstaanbaar, dat hierop de aandacht werd
geconcentreerd. Ook ander voedsel, mits bij
120° gesteriliseerd, kon eveneens tot beri-
beri aanleiding geven. Genezing bleek mo
gelijk door bepaalde voedselproducten. Ook
de gedachte, dat er een vergiftiging van de
ryst in het spel was o.a. in Nederland
door Van Dieren verdedigd kon geen
stand houden. Er was geen sprake van ver
ontreiniging, doch in het zilvervliesje moest
in normale omstandigheden een stof zitten
die in staat was het optreden van beri-beri
te beletten.
Funk kon langs chemischen weg een stof
uit rystzemelen bereiden waarmede de po
lyneuritis snel genas. Hij noemde deze stof
vitamine (1911), omdat deze scheikundig
bezien een „ominie"-verbinding was,
welke voor het leven (vita) noodig was.
Het is ten slotte, ongeveer twintig jaren
later, den Hollanders Jansen en Donath ge
lukt dit vitamine B 1 zuiver te bereiden en
de juiste scheikundige samensteling vast te
stellen. Uiterst kleine hoeveelheden ervan
zijn noodzakelijk voor het behoud van on
ze normale gezondheidsverhoudingen en
wanneer deze vitamine ontbreekt, ontstaan
diverse ziekteverschijnselen.
Langzamerhand is er een groot aantal
verschilende vitaminen ontdekt. Ze zijn al
len even onontbeerlijk en wanneer zij bij
de voeding uitvallen ontstaan diverse ziek
tebeelden die men te samen heeft gebracht
als „avitaminosen" d.w.z. als ziekten ont
staan door de afwezigheid van vitaminen.
Slechts uiterst kleine hoeveelheden zijn
noodig voor het behoud van ons levens-
evenwichf. In dit opzicht vert ionen ze een
groote gelijkenis met die stoffen d;e ons
lichaam zelf bereidt en die we kennen als
onze hormonen. Maar het cardinale verschil
is, dat we dus zelf een fabriekje van hor
monen met ons mede dragen (de klieren
met inwendige secretie), terwijl de v.lami-
nen bereid worden door planten en wij de
ze stoffen dus alleen kunnen verkrijgen,
door het gebruik van voedsel waar ze in
zitten.
Vele soorten vitaminen.
De tot nu toe besproken vitamine van het
zilvervliesje van de ryst bestaat dus uit
bekende moleculen met een bekende schei
kundige samenstelling. Het is de eenige vi
tamine waarin zwavel aanwezig is. Dit is
o.a. aangetoond door Veen in Batavia en
door Ohdake in Tokio. De structuurformule
is C„H,tN,OS, maar hierop zullen we niet
dieper ingaan.
Terwyl tot nu in dezen brief het beri-
beri-vraagstuk als uitgangspunt is genomen
en dit geleid heeft tot de vaststelling van
een bepaalde stof, mag niet worden voor
bijgezien, dat het vitamine-vraagstuk zich
niet tot deze enkele stof heeft beperkt. In
tegendeel: er is een reeks van stoffen voor
den dag gekomen in de laatste 25 jaren,
zoodat men de vitaminen in groepen heeft
moeten verdeelen. Men heeft ze achtereen
volgens genoemd vitamine A. B, C, D, enz
en is reeds opgeklommen tot vitamine K.
Sommigen (H, D, E en K) zijn oplosbare
vetten, andere (B, C, H en J) in water. Ons
vitamine van de rijst is vitamine B. Maar
vitamine B is wederom gebleken te zyn 'n
groep, waaruit verschillende ondervormen
vrij konden worden gemaakt. Zoo spreekt
men tegenwoordig van vitamine B 1, B 2
enz. tot B. 7.
Met stijgend succes is in de laatste 10
jaren de studie dezer vitaminen tot een
reusachtig bouwwerk uitgegroeid en de
volledige beteekenis van het vitamine-
vraagstuk voor den mensch is zeker nog
niet geheel te overzien.
Het is merkwaardig te bespeuren hoe
de praktyk ook op dit gebied de weten
schap soms reeds lang en ver vooruit was.
Lever.
In de oogheelkunde is een gelukkig
zeldzaam voorkomend ernstig ziektepro
ces bekend met den naam van nachtblind
heid. Reeds 1000 jaren voor den officieelan
historischen grondlegger van de geneeskun
de. Hippocrates, was deze nachtblindheid
bekend en werd zy met succes behandeld
met lever. In lever zit vitamine A een stof
waaruit vitamine A wordt bereid, de caro-
tine. De moderne wetenschap wyst op sa
menhang tusachen carotine, vitamine A en
verschillende oogaandoeningen.
De Japanner Inoye heeft reeds in 1896
een epidemie beschreven van een eigen
aardige oogziekte by kinderen, keratomaia-
cie genaamd. Deze kinderen woonden in de
binnenlanden van Japan en voeden zich te
eenzijdig met plantenvoeding. By de kust
bevolking, waar voldoende visch werd ge
geten, trad deze aandoening niet op. Gene
zing trad op door eten van kippenlever, vet
en levertraan. Deze dingen zijn zooals nu
is gebleken rijk aan genezende vitami
nen. Levertraan wordt al sedert vele jaren
genoemd om zwakke kinderen gezond en
sterk te maken. Terecht, want levertraan
is vitaminenrijk en hieraan hebben deze
zwakke kinderen vaak gebrek.
De noodzaak van het eten van voldoende
hoeveelheden eiwitten, vetten en koolhy
draten moet natuurlijk onverzwakt gehand
haafd bly.en. Maar naast deze leveranciers
van levensstof en energie is even onont
beerlijk de geregelde aanvulling van die
kleine hoeveelheden vitaminen van diverse
soorten, zonder welke de gezondheid al
evenmin behouden kan blijven.
Groenten en vruchten.
Versche groene groenten en vruchten de
den de vroegere Oost-Indië-vaarders gene
zen van hun scheurbuik. Dat klopt, zegt de
moderne wetenschap, want deze bevatten
de vitaminen, waar de eentonige pekel-
vleeschvoeding van gespeend was
We zullen daarom de verschillende vita
minen stuk voor stuk de revue laten pas-
seeren en van elk die moderne bijzonderhe
den mededeelen, die van belang zijn voor
een ieder, die belangstelling heeft voor het
moderne voedingsvraagstuk.
De beteekenis van dit vraagstuk mag
niet worden onderschat. Dit gebeurt ook
niet, wanneer we bedenken dat ook in Ge-
nève hieraan bijzondere aandacht wordt
gewijd. Verleden jaar is door de Volken
bondsvergadering, op voorstel van den Aus-
tralischen gedelegeerde Bruce, een commis
sie benoemd van artsen en deskundigen op
economisch, sociaal en landbouwgebied om
het voedingsprobleem in al zyn onderdeden
te bestudeeren. Aanwyzigingen van onder
voeding in vrijwel alle landen, ook daar
zelfs waar voedsel genoeg is, doen de nood
zakelijkheid van zulk een onderzoek duide
lijk aan het licht brengen. Het aantal af-
gekeurden voor de militie, op grond van
ondervoeding, neemt b.v. in verschillende
landen toe. Een rapport is intusschen door
deze commissie opgesteld. Ook in dit rap
port wordt met den grootsten nadruk er
op gewezen, dat het bij de voeding niet al
leen meer gaat om verstrekking van vol
doende hoeveelheden energie, d.w.z. mini
male hoeveelheden zouten en vitaminen
niet kunnen worden gemist. Daarom moe
ten naast vetten, granen en suiker ook
melk, kaas, vruchten, groenten, eieren en
aardappelen benevens vleesch worden ver-
orberd. Vitaminen A, B, C en D moeten
worden geleverd door melk, kaas, eieres,
lever, visch, groene groenten, tomaten, ci
troenen en sinaasappelen. Vooral ook kin
deren hebben behoefte aan vitaminen J.
Hieruit moge een nieuw bewijs worden g.
haald om in een volgenden brief de vit*
minen elk afzonderlijk nog eens te bespo
ken en hun beteekenis, aan de hand vit
den stand van het meest moderne weten
schappelijk inzicht weer te geven.
DE BRAND OP DE MARTO".
Dank van de passagisn.
De directie van de Stoomvaart Maatschap
pij „Nederland" deelt mede het volgende
telegram van de „Marnix van St AWegen
de" te hebben ontvangen:
„Passagiers van alle klassen vereenigen
zich in dankbare huldebetuiging voor kalm
en waardig optreden van kapitein met zijn
staf en bemanning in gevaarvolle uren,
waarin „Marnix" zich bevonden heeft en
verzoeken U hieraan publiciteit te wiliin
geven".
BRIGADIER Bl'LTERMAN. t
Gisteravond is in alle stilte het stoffelijk
overschot van den zoo tragisch overleden
brigadier van het Leger des Heils F. J. Bul-
terman in den Haag aangekomen en naar de
zaal van het Leger des Heils aan de Prinse
gracht overgebracht, waar het stoffelijk
overschot gedekt door de vlag van het leger
is opgebaard.
Op de kist liggen de uniformpet van den
ontslapene en één van de twee bijbels,
welke hy by zich droeg, toen de dood hem
verraste, (de andere werd met het stoffelijk
overschot in de kist gesloten) alsmede een
krans van de Nederlandsche Spoorwegen.
De zaal is langs de wanden gedrapeerd
met witte tulle, afgezet met paars evenals
het podium.
Het geheel maakt met de palmversierinf
en de bloemen een stemmingvollen indruk.
Een overwintering op
Spitsbergen.
1)
IN GEVAAR.
In een aan de Noordkust van Spitsbergen
gelegen fjord de Skagersbaai werd
een met vier roeiers bemande visschers-
sloep moeizaam voortbewogen. Het was
zwaar werk vooruit te komen door de ijs-
schotsen, die door stroom en wind voortdu
rend in beweging werden gehouden.
De Noordwestelijke wind en de ijzel
striemden de aangezichten der roeiers. Ter
wijl hun ruggen zich kromden by iederen
slag, was het hun sombere gelaatsuitdruk
king aan te zien, wat er in hen omging.
De sloep behoorde tot 't jacht „De Hoop"
van Tromsö, waarvan Sivert Olsen een
groote zware kerel, bijgenaamd „Lange
Sivert" schipper was. Het vaartuig was
einde April van Tromsö vertrokken, om
Het „Jacht" is een in Scandinavië veel
voorkomend vaartuig. Het is scherp ge
bouwd, met hoog achterschip en één mast.
Het voert, behalve het groote zeil, gaffel-,
top-, bram- en stagzeil met kluiver. Deze
schepen zyn „by den wind" uitstekende
zeilers, doch minder goed vóór den wind
Zooals uit dit verhaal zal blijken, maakte
„De Hoop" hierop een gunstige uitzonde
ring.
langs de kust van Spitsbergen op vangst te
gaan. Thans was het einde October.
De sloep had het met acht koppen beman
de vaartuig by Noorseiland verlaten en be
vond zich nu, als gezegd, in de Skagersbaai
op een afstand van 12 Noorsche mijlen van
het schip verwijderd.
Terwyl de vier mannen al hun krachten
inspanden, kwam uit het Noorden het ijs
sterker opzetten. Met geweldige kracht
drong het in alle fjorden en zeeboezems.
Het sloot zich steeds dichter aaneen en er
was geen kans om er uit te geraken. Open
water was er niet meer te zien.
Johan Troms, de harpoenier, was zich den
hachelijken toestand ten volle bewust en
gaf bevel, de riemen in te halen en de sloep
op het ijs te trekken. De 21 voet lange
sloep werd nu op een lage ijsschots gesjord
doordat twee man aan iederen kant hun
knieën er onder zetten. Terwijl zij zich dan
oprichten, werd de sloep gelijktijdig voor
over en vooruit geduwd. Bij iedere voor-
waartsche beweging werden de aangezich
ten vuurrood van inspanning, want de sloep
was zwaar. Zy bevatte zes huiden van zee
leeuwen en acht zeehonden.
Terzelfder tyd was men ook druk in de
weer aan boord van het schip „De Hoop",
hetwelk nog steeds bij Noorseiland voor
anker lag. Men had thans besloten het an
ker te lichten, want de ijsbank kwam ver
der opzetten en zou binnen eenige uren het
vaartuig insluiten. Schipper Olsen moest
trachten het schip te redden door in Zuid-
waartsche richting koers te zetten. Toen
moest hij zich zoo veel mogelijk aan de
Noordkust blijven ophouden in afwachting,
of de ijsbank ook van de landzijde zou ko
men opdringen want dan had hij kans de
sloep met zyn vier mannen weer aan boord
te krijgen.
Sivert Olsen was vóór alles een oude er
varen ijszeevaarder en door langjarige on
dervinding kende hy maar al te goed de
bewegingen van een ijsbank en hy was be
wust van het gevaar, zich door het ijs te la
ten omringen en in een van Spitsbergens
zeeën te worden ingesloten. Reeds in zes
uren waren zij tot voorbij Deenseiland ge
komen en hy bevond zich nu in open wa
ter.
Intusschen zat de sloep met de vier man
nen in de Skagersbaai thans te midden van
het ijs. De bemanning bestond uit den har
poenier Johan Troms met zyn manschap
pen Jens Baldsnes, stuurman, Karl Kris-
tiansen en Berner Jörgensen, matrozen.
Johan Troms was twee en dertig, een man
in de kracht van het leven. Ondanks dezen
nog jeugdigen leeftijd had hy zich reeds
den naam verworven van den besten har
poenier, die in dien tijd van Noordelijk
Noorwegen uitvoer.
De vier mannen waren zich hun toestand
ten volle bewust. Afgezien van het ontbre
ken van alles, wat noodig is, om te kunnen
leven in minder barre streken dan Spits
bergen, waren zij blootgesteld aan den win
ter, die 10 a 12 maanden zou duren. Maar
tegenover dit daar heerschend gruwelijk
jaargetij stonden vier van de beste Noor
sche zeelieden, die waren geboren en opge
voed in Noordelyk Noorwegen, waar de
winter bijna even bar kan zijn als op Spits
bergen. Zy hadden zich van jongsaf opge
houden op ijsschotsen van vroeg in den
herfst tot laat in het voorjaar tusschen wal
rus, zeehond en ijsbeer.
Zy waren van hun prilste jeugd in den
harden negen maanden durenden winter
getraind tegen vorst en koude. Zij hadden
gerold en gewenteld in Tromsö's besneeuw
de straten, dikwijls slechts gekleed in een
dunne trui en broek, slechte kousen en
schoenen. Zoo groeit een arme jongen daar
op in sneeuw en ijs, reeds vanaf vier k vijf
jaren op ski's, totdat hij op twaalf k der
tienjarigen leeftyd naar zee wordt gestuurd
Deze vier weliswaar in de wol geverfde
mannen beseften toch ten volle, dat er thans
een kwade tyd voor hen zou aanbreken in
het vooruitzicht van een winter, die zooals
zy wisten, buitengewoon streng zou zyn
Hun toestand was hun volkomen duide
lijk. Toen men de sloep op de ijsschots had,
zei Troms:
„Er blijft ons thans niets ander over, dan
een kouden dood tegemoet te gaan. dit we
ten we allen, en maar al te goed. Maar toch
is het onze plicht, ons leven te verdedigen
en bij alles wat mij lief iszweer ik, het te
beproeven en wel op myn eigen wyze.
aarom stel ik jelui de vraag, of je tot het
Nalrl U als leider wilt erkennen.
HnrJ J K aanzien, zal dit niet lang
InHi*n 'uW1 2Ullen er ,egen achten
den ïtöJ® mU alVeider beschouwt, stel ik
hoëni» ,Va" 8bsolute gehoorzaamheid,
hoe de toestand ook wordt en aanvaardt je
myn voorstel, zoo bedenk, dat ik altyd de
den mee i h°uden Ik*tf "1 hiervan
n" ondervinden.
aail k deÜe" ,t°eSt8nd beslat natuurlijk de
aan boord geldende tucht niet meer. De be
den r Volgens d® monsterrol, volgens
siaan*"^' ui n'6t meer van kracht en zoo
staan wij hier met gelijke rechten en plich-
en lelui is dit ook bekend, dat ik
ren leider W" je nU een ;'"de-
mH o.n Cn' Z°° treed lk terug en voeg
U geheel naar den gekozene. Wij zijn wel
is waar alle vier geharde ijszeelui doch we
weten maar al te goed, dat een gedwongen
overwintering op Spitsbergen zonder dï
meest noodige hulpmiddelen, vrijwel gelijk
staat met een zekeren dood".
Op Johans vraag, of hij zich zou verwij
deren, terwijl zij zouden kiezen, antwoord
den alle drie, dat dit niet noodig was. «1
verklaarden eenparig, hem als leider te er
kennen.
„Alvorens ik het leiderschap aanvaard",
merkte Troms op, „heb ik nog iets in he'
midden te brengen en wel het volgende:
„Voor zoover ik den toestand beoordeel,
en jelui weten dit even goed als ik, is er
nog niet één kans tegen honderd, dat wU
den winter zullen doorkomen. Daarom wil
len wij de vraag overwegen, alvorens w(J
het zoo ver laten komen, of het niet ^bettf
voor ons is, om samen te sterven en niet d
kans te loopen dat, wie het langst leeft, zu"
doode kameraden zou gaan opeten. Daaro
vraag ik jelui nu wat wel het beste is.
te sterven is een eenvoudige en gemak»
lyke zaak. Wij laten het lot aanwyzen, w
van ons de opdracht krijgt, de andere r
dood te schieten, waarna hij kan doen, w
hij wil, zichzelf eveneens dooden, dan
te trachten er zich door te slaan. Dit
één uitweg zijn. Een tweede mogelijk"
is, te probeeren, bij de oude Ru srn 13
Mosselbaai te komen, maar... deze Hg
Noorsche mijlen van hier en is sl
door sneeuw en ije te bereiken".
De drie anderen zaten zwijgend cn s
ber voor zich uit te staren. Toen zel
Baldsnes, terwyl hij zoo ontstuimig °P
dat de iloep wankelde: „Nu te sterve
laf zijn en een Noor onwaardig".
Een Noorsche (land)myl is 10
meter.
(Wordt vervolgd)-