het nieuwe politiebureau. Stad w Omgeving Wat er te zien is voor wie er vrijwillig binnengaat. ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 15 OCTOBER 1936 LICHT, RUIM EN HOOG. Er is in onze stad een nieuw politie bureau gebouwd en dat behoeven wy eigenlijk niet te vertellen want men moet stekeblind zijn als men het nog niet ge- aei heeft. Het is niet m een achterstraatje wegge stopt, want het staat op het Kerkplein en men heeft voor den bouw zelfs maanden lang de Principestraat officieel Sint Laurensstraat geheeten voor het ver keer moeten afsluiten. Wanneer tot dusver een gemeentelijke dienst zoo groot werd, dat hy uit zijn ge bouw groeide dan zette men twee ambte naren op één kamer of wel men kocht het naastgelegen pand, brak een paar muren en schotten weg en maakte er van wat er van te maken was. De politie was eigenlijk al lang uit haar bureau gegroeid, 't corps is in verloop van jaren zoo groot geworden, dat men aan alle kanten ruimte te kort kwam. Dit is geluk kig niet het gevolg van de omstandigheid dat Alkmaar een tweede Oss is geworden, maar wel van het feit, dat de gemeente gezroeid is, dat het inwonertal is gestegen en bovendien van het invoeren en toe passen van allerlei dingen waarover vroe ger niet gedacht werd en die in het moderne veiligheidssysteem nu eenmaal onontbeerlijk zyn gebleken. Dank zy de medewerking van het rijk, die op gemakkelijke wyze door het Werk fonds ten belangrijk bedrag beschikbaar stelde, behoefde men ditmaal niet naar een naastgelegen pand of een houten hulpgebouwtje te zoeken, maar kon een gebouw worden opgetrokken, dat een sieraad van Alkmaar beloofde te worden en waarvan de bouw bovendien vele ar beiders bijna een jaar lang arbeid en brood zou garandeeren. Doordat bij het Kerkplein eenige pan den reeds een Kropholler-achtig aanzien hebben gekregen de monumentale Wendelaar-lantaren niet te vergeten is het te begrijpen, dat men hier geen mengelmoesje van bouwstijlen verlangde maar dat men allereerst weer naar den architect Kropholler is getogen en hem gevraagd heeft hier een flink politie bureau te willen bouwen. Den heer Kropholler zal deze opdracht ongetwijfeld zeer aangenaam zijn geweest. Immers.' daar stond reeds het gebouw van de Levensverzekering en daarachter het gebouw van de Wienngermeer-directie. Er was eigenlijk al een heele Kropholler straat en wat was er nu mooier dan dat alles te voltooien en tegenover het massale kerkgebouw op den anderen straathoek noe een nieuw pand neer te zetten, een gebouw, dat er over een paaj, ee^" staan zal en dat als ware de sluitsteen zou worden van een Krophollerplein, dat d. belangstelling *w°let'"e bezoekers van onze gemeente zou trekken. Als Kropholler bouwt. Men heeft er zich wel L'^ over kW, dat alles "STaT heer sief is, maar dat kan wachten_ Die Kropholler nu eenmaa gteens muur_ bouwt geen huizen van den winter tjes met wrakke deurtje doorzakkende niet sluiten willen, den eersten vloertjes en dakpanne viiegen. den besten storm ovei t dan Zijn Als Kropholler een gebouw tg er zware fundamenten buitendeur dragen, als Kropholler man komen maakt dan moet er een Kropholler er °m ze open te duwen, de koper- fen kruk aanmaakt, dan d&g en dan leverancier een voordeen» n00dig om 18 er minstens een hoo drukken. naar beneden te kunn boven- Wij hebben -dat za de bedoe- st&ande al gebleken zijn ling een technisch-bouwkundig verslag van het nieuwe politie-bureau te geven. Wij hebben den architect dezer dagen naar technische gegevens gevraagd maar die zijn nog steeds niet gearriveerd, zoo dat wij nu zelf maar aan de beschrijving zyn begonnen. In ons nummer van 3 November heeft Ir. Efting Dijkstra al het een en ander over den stijl van het bureau en over den indruk van het geheele Kropholler-plein geschreven en wie indrukken van een bouwkundig ingenieur wil lezen kunnen we naar dat artikel verwijzen. Wat ®en bouwkundig-ingenieur er van zegt. Wy nemen thans daaruit omdat wij nu een en ander over het inwendige van dit nieuwe bureau willen vertellen alleen over, dat by het interieur een zekere strengheid de aandacht trekt, een zekere reserve, passend by den dienst, welke in het gebouw zal worden uitgeoefend. Zoo is de vloer in de gang belegd met kwart- sietplaten, ruig van oppervlak en grijs blauw van kleur De lambriseering van uitgeglasuurden steen vloeit over in den opgaanden muur van witten steen, ge bakken van Silezische klei. De witte, eigenlijk meer roomkleurige, steen is ook voor het gewelf en vcor de bogen in het trappenhuis gebruikt en de wanden zyn hier en daar verlevendigd door een nis, een terracotta relief. Gaat men de granieten trap op dan komt men langs wat armelijk glas in lood, dat een schraal voor het geheel der hal en gangen weinig flatteus licht doorlaat. In de kamer van den commissaris wordt men getroffen door een mahonie-parketvloer en een eiken lambriseering met prettige verhou dingen in het ruime en lichte vertrek. Verder vindt men er geschuurde wanden, riftvloeren en een eigenlijk niet bij den stijl van het gebouw passende gespoten lambriseering. Beschouwt men den gevel in zijn geheel, dan valt het geweldig hooge dak op, dat, dank zij de genuanceerde pan nen, niet monotoon aandoet en dat even gebroken wordt door een coquet dakka pelletje. Het ijzerwerk voor de ramen, de gehengen van de deuren doet wel zeer geweldig aan. Is echter het geheel meer bestorven van kleur geworden dan zullen deze onderdeelen minder sterk spreken. De achtergevel mist het'ranke van den voorgevel door den hoogopgaanden schoorsteen welks top ontsierd wordt door een ongracieuse betonnen uitmonding. Ziedaar wat wij nog even uit de be schrijving van het gebouw door Ir. Efting Dijkstra genomen hebben, vooral omdat het meerendeel betrekking heeft op het inwendige waarover wii nu nog het een en ander zullen vertellen. De commissaris is namelijk zoo vrien delijk geweest dezer dagen eens met ons van den kelder naar de zolderverdieping te stijgen en hij heeft overal deuren open gedaan om te vertellen waarvoor de nieuwe vertrekken bestemd zijn. Hoe de politie-dienst er zal wor den uitgeoefend. Wie het politie-bureau binnen komt en het publiek doet dat aan de voorzijde komt in een hall, die een beetje donker is en hem den indruk geeft dat hij aan alle kanten door dikke steenen muren om sloten is. Hij verwacht door de ruit van de rechtsche deur een in zyn brevier le- zenden monnik te zullen zien, maar ont dekt inplaats daarvan een hoofdagent, die in een modern gemeubeld vertrekje zit. Hij zit er aan een mooi stalen schrijfbureau en er zijn allerlei technische wonderen in zijn onmiddellijke nabijheid. Er is een alarmapparaat voor de brandweer en er is een schelapparaat waaraan niet alleen de kamers van commissaris en inspecteurs zijn aangesloten maar ook de negen cellen, die dit nieuwe politie-bureau ryk is. Een arrestant, die den hoofdagent verlangt te spreken heeft maar op een knopje te druk ken en hij kan alles zeggen wat hij te zeg gen heeft. Blijkt hy een te lastige klant, met andere woorden, profiteert hij te veel van deze verbinding met de buitenwereld dan kan de hoofdagent de schel afzetten zoodat er alleen nog maar een bromtoon hoorbaar is. Dit kan met alle schellen ge beuren maar het is duidelijk, dat de hoofdagent er niet over zal denken, de schellen van zijn superieuren op dezelfde wijze buiten dienst te stellen, omdat hij in dat geval nog wel iets anders dan een bromtoon te hooren zal krijgen. Een arrestant wordt op het politiebureau nu eenmaal met minder égards behandeld dan de commissaris. In dit voorste wachtlokaaltje, waar het publiek zich aanmeldt, zyn stalen kastjes met nummers er op, overeenkomende met die der cellen. Alles wat een arrestant bij zich heeft wordt hierin tijdelijk opgebor gen. Interessant is ook, dat de hier zetelende hoofdagent maar op een knopje heeft te drukken om een in het trappenhuis aan gebrachte siréne in werking te stellen op welker geloei alle aanwezige ambtenaren en beambten dadelijk naar beneden snel len omdat dit het sein is, dat er wat bijzon ders aan de hand is. Wat er nog meer te zien is. De hoofdagent uit het voorkantoortje kijkt door een glazen deur naar de ge zellig ingerichte agentenwacht, waar iedere agent zijn eigen stalen kast voor het bergen van zijn kleeding en eigendom metjes heeft en deze agenten kijken op hun beurt weer in de schrijverskamer, een klein vertrekje van waaruit de schrijver weer op den gang kijkt waardoor de agen ten aan de zijde van de Sint Laurensstraat het perceel binnen komen en verlaten. Hier, aan den zijkant van het gebouw, is dus de toegang voor het personeel. Ver melden wij hier nog de aanwezigheid van een keukentje iedere agent lust op zijn tijd graag een kopje warme koffie en van een kamertje voor passanten, waar van de deur voorzichtigheidshalve op de knip gedaan kan worden, dan kunnen we verder naar de gang gaan, waar we een droogkamer aantreffen waarin natgere gende uniformen binnen een kwartier weer voor den straatdienst geschikt ge maakt worden. Hier vindt men ook eenige cellen, waar onder twee donkere, die voor dronken arrestanten bestemd zyn. Zij zijn niet heelemaal donker maar men kan er toch rustig zijn roes uitslapen. Zy zyn ruim en geriefelijk al is er dan ook geen meu bilair en zy zyn zoo gebouwd, dat zy gemakkelijk schoongemaakt kunnen wor den. Links aan de voorzijde van het gebouw treffen wij een wachtkamer aan die een beetje somber is, maar waarin tydig een flinke lamp kan worden ontstoken. Hier treft men een groote kast aan waarin water gewarmd kan worden en verbandmiddelen worden bewaard, zoodat dit vertrek tevens voor dokterskamer kan dienen. Daarnaast aan de voorzijde is de kamer van de adjunct-inspecteurs waar men zich ook voor de gevonden of verloren voorwerpen kan vervoegen. Ter zijde van het gebouw is een open terreintje met een practisch hok voor ge vonden honden, welke hier tijdelijk gede poneerd worden. Aan de achterzijde, gelijkvloers, treffen wij een fietsenbewaarplaats en een groote garage aan waar de politiemotoren en eventueel te onderzoeken auto's gestald kunnen worden. Men vindt er een werk bank en een kast voor de werkvrouw, al thans voor haar boenders en bezems. In de hall waar morgen de officieele ontvangst zal plaats vinden is een bij den stijl van het gebouw passende wijzer plaat van een electrische klok en treft men ook het cadeau aan, dat het politieperso neel bij deze ingebruikneming van het bureau heeft geschonken en dat hier een alleszins passend plaatsje heeft gevonden. Een zeer gemakkelijke trap gaat naar boven dat doen trappen trouwens al tijd als men ze van onderaf bekijkt. Men komt dan op de eerste verdieping en vindt er, links aan de voorzijde van het gebouw, een ruime en lichte kamer voor inspecteur Stienstra, die evenals zijn chef, van hier uit het geheele Kerkplein overzien kan. Een practische archiefkast is aan dit ver trek verbonden. Aan de andere zijde, die aan den hoekkant, waar de dubbele ramen zijn, betreedt men het heilige der heiligen, namelijk het werkvertrek van den com missaris. Dit vertrek is hoog en licht, heeft een parketvloer, een houten betimmering en een gashaard voor half koude dagen als de centrale verwarming nog niet of niet meer brandt. (Een dergelyken haard vindt men trouwens ook in de agenten- wacht.) De commissaris heeft hier zijn groote eikenhouten kasten en een fraaie lamp. Het geheel is een mooi, stijlvol ver trek waar het ongetwijfeld prettig werken zal zyn. Op deze verdieping vindt men verder een kamer voor de administratie met ba lustrade voor het publiek, een wacht kamer en een recherchevertrek waarin zich de kasten met de datyloscopische do- cumenten bevinden. Hier achter bevindt zich een vertrekje waar de ambtenaar van de kinderpolitie aan een prettig schrijfbureautje zetelt en daarachter nog een wat sierlijker vertrek waarin een ver dachte, die verhoord moet worden, met den rechter-commissaris kan worden opgeslo ten. Terzijde van de gang vindt men hier weer een keukentje cn de noodige cellen voor dames en heeren afzonderlijk. Er zyn cellen, die een vast privaat hebben, cellen, waarin men de waterspoeling zelf kan be dienen en cellen waar men voor het in werking stellen daarvan een agent kan bellen Er zijn cellen met veel en met wei nig licht, met een steenen tafeltje en krukje en weer andere, die minder „modieus" ingericht zijn. Welke cel men als onvrijwillig bezoeker toegewezen krijgt, hangt niet alleen van den persoon maar ook van de omstandig heden af. Waar men zich vertreden kan. Eigenaardig en misschien eenig in ons land is op deze verdieping een soort langwerpig balcon. Een celbezoeker kan hier wat op en neerstappen om een luchtje te scheppen, maar er zijn, om elke ontvluchtingspoging te voorkomen, stevi ge ijzeren tralies en een muur waar hij niet overeen kan kijken en er is bovendien een politie-agent die voortdurend toezicht houdt. Dit is een uitvinding van den com missaris niet de agent natuurlijk maar het één verdiepingshooge wandelplaatsje Groot is het niet, maar het is meer om de buitenlucht dan om het uitzicht te doen. Weer een trap op en we komen in een lange zaal, die als schietbaan gebruikt wordt. Er is een kist met degens voor schermoefeningen en als de heer Krophol Ier niet al het beschikbare geld in steen en ijzer omgezet heeft, komen er ook nog enkele turntoestellen. Daarnaast bevindt zich het archief, waar de boeken en docu menten op rekken staan, en verder treffen wij op deze tweede verdieping een donkere kamer aan welke aansluit bij een fotogra fisch atelier, waar natuurlijk alleen de verdachten en de agenten die met pensioen gaan gefotografeerd worden. Behalve een bewaarkamer voor unifor men vinden we op deze verdieping nog een ruim en geriefelijk leslokaal waar theorie kan worden gegeven en dat de agenten voor hun diverse bijeenkomsten kunnen gebruiken. Aan de zolderverdieping de derde ver dieping is evenmin als aan de kelder ruimte veel te bewonderen. De zolder is zeer groot en zou een ideale zaal zijn om er dansles te geven, waarvoor geen dansmeester waarschijnlijk verlof zal krijgen aangezien men deze zolderruimte een geheel andere bestemming denkt te geven. Vermelding verdient nog, dat in het gebouw diverse monumentale lampen voornamelijk bij het trappenhuis zijn aangebracht en dat het opvallend is hoe hoog en licht hier de meeste vertrekken zijn. Wie den kolossalen voorgevel en de be trekkelijk kleine ramen ziet zal niet ver wachten, dat over het algemeen de ver trekken van dit nieuwe politie-bureau zoo fleurig en zoo licht zijn. Er is een douche voor de agenten en een voor de arres tanten. W.C.'s zyn er op alle verdiepingen in overvloed voor bijna alle rangen. De ar chitect heeft zich ongetwijfeld voor oogen gehouden, dat er in een politie-bureau di verse rangen en standen zijn waartusschen een strenge afscheiding noodzakelijk moet worden geoordeeld. Een ideaal politiebureau. Uit bovenstaande beschrijving blijkt wel, dat het nieuwe gebouw op het Kerk plein een bureau is geworden, dat voor een lange reeks van jaren ons ijverig politie corps ten goede huisvesting kan bieden. Ir. Efting Dijkstra heeft reeds gewezen op de groote duidelijkheid waardoor de gebouwen van Kropholler zich kenmerken, de kerk lykt inderdaad een kerk, het raad huis een raadhuis, enz. Welnu, dit politiebureau lijkt inderdaad op een politie-bureau, niet omdat het met gulden letters boven de deur staat of omdat er zulke dikke yzeren staven voor de ramen zitten, maar omdat het massaal en stevig is, omdat het inderdaad kracht en strengheid uitdrukt, omdat het den stempel draagt van een gebouw waaruit desnoods met yzeren hand het gezag zal worden gehandhaafd. Mogen in de toekomst weinige stadge- nooten hier onvrijwillig binnen gaan en mogen vele buitenstaanders zich met ons over de architectonische schoonheid van dit merkwaardige bouwwerk verheugen. (Nadat het bovenstaande geschreven en gezet was, ontvingen wij heden van archi tect Kropholler de telefonische mededee- ling, dat een beschrijving van het gebouw, uit architectonisch oogpunt bekeken, on derweg was. Wij zullen deze in ons vol gend nummer opnemen. Red. Alkm. Crt.) THEOSOFIE, EEN LICHT IN DE DUISTERNIS. Men schrijft ons: Dit was Maandagavond het onderwerp van een voordracht, door den heer W. J. G. Vreeswijk uit Utrecht, gehouden in de Dan cing van de Harmonie, belegd door de Bla- vatsky-Loge, Alkmaar van de Theosofische Vereeniging, Nederlandsche Afdeeling. De lezing werd door een talrijk publiek met aandacht gevolgd, en bewees hoezeer theosofie, de aloude wijsheid is. Spreker begon met een schildering van de nooden dezer tijden op schier elk gebied en stelt vast, dat de levens- en wereldbeschou wing zooals die door de kerkgenootschappen wordt verkondigt en in verschillende dogma's is samengevat, thans voor zeer veel menschen niet meer bevredigend is en hun geen oplossing kan geven voor de zielscon flicten, waarmede zy te worstelen hebben. Toch is de menschheid niet minder religieus. De natuurwetenschap, de astronomie en biologie toonen ons, dat zoowel in de wereld van het groote als van het kleir.c een be wonderenswaardige wetmatigheid heerscht, waaruit blijkt, dat al het gebeuren in de natuur niet een gevolg is van toevallige samengroepeeringen van moleculen en atomen en van z.g. blinde natuurkrachten, maar dat achter en door dit alles een orde nend, scheppend beginsel zich manifesteert. De Theosofie vraagt geen geloof, zij vraagt „slechts" een onbevangen oordeel en een on gesluierd denkvermogen, van zoekers naar waarheid. Zij toont aan, dat er een onzicht bare leiding der wereld bestaat en dat alles volgens een plan van Evolutie verloopt. De verwarringen van dezen tijd zyn slechts draaikolken op den machtigen evolutie- stroom, veroorzaakt door hinderpalen, hem in den weg gelegd door menschelyke kort zichtigheid. Theosofie, Theosofia, wil zeggen Godde lijke Wijsheid. Theosofie is niet iets nieuws, geen wysgeerig stelsel van de laatste 60 jaar. Ook is zij niet het uitsluitend bezit der Theo sofische Vereeniging, of van de Theosofen, want de Goddelijke Wijsheid als geheel laat zich niet in een enkel stelsel belichamen, omdat zij alle stelsels te boven gaat. Theosofie is de Aloude wijsheid, die in het bezit is van het Innerlijk Bestuur der wereld, de groote Broederschap van Adep ten. Zij ligt ten grondslag aan alles wat waar is in godsdienst, wijsbegeefte en wetenschap. Lang geleden werd zij onderwezen in de Egyptische en Grieksche Mysteriën aan dé Ingewijden in die Mysteriën. Onder hen vin den we de Grooten der Oudheid als Plato, Pythagoras e.a. Ook bestonden deze Mysteriën in het vroege Christendom, men leze hierover de eerste kerkvaders en gnostieken als Clemens van Alexandrië, Origenes en Jamblichus. Zij vatten het christendom in zijn inner lijke, esoterische beteekenis op en gebruik ten de uiterlijke leerstellingen, de exote rische leer slechts als sluiers om de verbor gen wijsheid te bedekken. „Het is u gegeven, zegt Jezus tot zijn dis cipelen, te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods, maar degenen die bui ten staan geschieden alle deze dingen door gelijkenissen". De Gnostieken vormden de kern van de jeugdige Christelijke Kerk en bleven dat, tot het bekeeringswerk groote, onwetende massa's in de kerk getrokken had, waaruit onwetende priesters en bisschoppen voort kwamen, die tenslotte door de macht van hun aantal de gnostieke wijzen op de Con cilies hebben overstemd en aldus de Oude Wijsheid de kerk uitdreven. Zoo werd ten slotte op het 2e concilie van Constantionopel in 553 het leerstuk der pre-existentie, het vöèr-bestaan der ziel voor de aardsche ge boorte, en daardoor ook de reïncarnatie, verworpen. Maar de mysterie-traditie bleef gedeeltelijk voortbestaan in de telkens op duikende geheime genootschappen als de Graalridders, de Tempelridders, de Tafel ronde van Koning Arthur, de Rozekruisers, de Alchemisten en sommige orden van vrij metselaren. Maar nagenoeg alle, zoo niet alle geestelijke leeringen zyn aan ontaar ding onderhevig en juist daarom komen telkens opnieuw de oeroude onveranderlijke waarheden in nieuw gewaad naar voren om zoekers naar waarheid voor te lichten. Nu de Theosofie opnieuw de Westersche wereld tegemoet treedt, spreekt zy veel openlijker dan zij vroeger ooit gedaan heeft. De reden hiervan is, dat de menschen thans door den vooruitgang van het ras voor het verkrijgen van dergelijke kennis meer en meer vatbaar zijn geworden, zoodat hetgeen eertijds slechts aan een kleine minderheid werd verkondigd, thans in ruimer kring kan worden opgenomen. Bovendien worden de verkondigers en verspreiders daarvan niet meer op de brandstapel of pijnbank ge bracht, zooals in de Middeleeuwen. In 1875, toen de wereld dreigde te ver stikken in het grofste materalisme, star dogmatisme en bijgeloof, werd door middel van de stichting van de Theosofische Ver eeniging door de Meesters van Wijsheid op nieuw de Aloude Wijsheid aan de wereld gebracht. Spreker gaf voorts interessante bijzonder heden over de onwezenlijke gelijkheid by uiterlijke verscheidenheid tusschen alle groote godsdiensten. Het Innerlijk Bestuur der wereld, werken de in verschillende „departementen", leidt de evolutie der verschillende rassen der menschheid, bestuurt den godsdienst en de opvoeding der menschheid, staat achter wetenschap en kunst, helpt de ontdekkingen tot stand komen, en inspireert den kunste naar om door schoonheid de wereld geeste lijk te verheffen. Uitvoerig behandelt spre ker hoe de mensch in waarheid naar Gods beeld geschapen is, en hoe ieders persoon lijkheid of lager zelf, zooals die op aarde rondwandelt, slechts een gedeeltelijke, zeer onvolkomen uitdrukking is in deze lagere, elkander doordringende stoffelijke, astrale en mentale werelden, van zijn Hooger Zelf, de ziel in den mensch, ook wel het Ego ge noemd. Hoe de mensch door middel van zijn persoonlijkheid op aarde ervaring opdoet, om die in het leven na den dood tot karak ter, veimogens, aanleg en wijsheid te ver werken. Dat vele incarnaties in verschillen de rassen en volkeren en in beide geslach ten noodig zyn voor de volle ontplooiing van zijn in kiem aanwezige goddelijke ver mogens om zoo te komen tot Zelf-realisatie. Dit heele proces van rust en werkzaam heid geschiedt onder de Wet van oorzaak en gevolg, de Wet van Karma. Karma is een natuurwet. Wetten door menschen gemaakt kunnen worden gewijzigd en ingetrokken. Natuurwetten zijn onveranderlijk en univer seel. Zij leggen geen straf op, maar de eene toestand volgt onveranderlijk op de andere. Elke natuurwet is bovendien een kracht, die ons tot iets in staat stelt, als wy haar weten te benutten. Een van de grondwetten der Natuur is de wet der onderlinge samenhang van alle». De krachten, die wij door onze handelingen, onze gevoelens (op 't astrale gebied) en ons denken (op 't mentale ge bied) in beweging brengen, werken weer op ons terug, met voor ons „goede" of slechte" resultaten. Goed is in 't algemeen wat met de Evolutie meewerkt en kwaad is wat de Evolutie belemmert Niet alle Ego's zyn echter tegelijkertijd de menschelyke evolutie binnengetreden, er zijn jongere en oudere zielen. Onder de laatsten bevinden zich de leiders der men schen in wetenschappelijk, maatschappelijk cn geestelijk opzicht en de groote kunste naars. Maar ook die zielen, die hoewel niet zoo in de wereld bekend, in hun eigen kring een stralende zon van liefde en toe wijding of een bron van wijsheid en onzelf zuchtigheid zijn. Na een uitvoerige beschouwing over het optreden in het evolutiedrama van de ver schillende hoofdrass ep, met hun onderras-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 9