het nieuwe politiebureau.
Stad w Omgeving
Wat er te zien is voor wie er vrijwillig
binnengaat.
ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 15 OCTOBER 1936
LICHT, RUIM EN HOOG.
Er is in onze stad een nieuw politie
bureau gebouwd en dat behoeven wy
eigenlijk niet te vertellen want men moet
stekeblind zijn als men het nog niet ge-
aei heeft.
Het is niet m een achterstraatje wegge
stopt, want het staat op het Kerkplein en
men heeft voor den bouw zelfs maanden
lang de Principestraat officieel Sint
Laurensstraat geheeten voor het ver
keer moeten afsluiten.
Wanneer tot dusver een gemeentelijke
dienst zoo groot werd, dat hy uit zijn ge
bouw groeide dan zette men twee ambte
naren op één kamer of wel men kocht het
naastgelegen pand, brak een paar muren
en schotten weg en maakte er van wat er
van te maken was.
De politie was eigenlijk al lang uit haar
bureau gegroeid, 't corps is in verloop van
jaren zoo groot geworden, dat men aan alle
kanten ruimte te kort kwam. Dit is geluk
kig niet het gevolg van de omstandigheid
dat Alkmaar een tweede Oss is geworden,
maar wel van het feit, dat de gemeente
gezroeid is, dat het inwonertal is gestegen
en bovendien van het invoeren en toe
passen van allerlei dingen waarover vroe
ger niet gedacht werd en die in het
moderne veiligheidssysteem nu eenmaal
onontbeerlijk zyn gebleken.
Dank zy de medewerking van het rijk,
die op gemakkelijke wyze door het Werk
fonds ten belangrijk bedrag beschikbaar
stelde, behoefde men ditmaal niet naar
een naastgelegen pand of een houten
hulpgebouwtje te zoeken, maar kon een
gebouw worden opgetrokken, dat een
sieraad van Alkmaar beloofde te worden
en waarvan de bouw bovendien vele ar
beiders bijna een jaar lang arbeid en brood
zou garandeeren.
Doordat bij het Kerkplein eenige pan
den reeds een Kropholler-achtig aanzien
hebben gekregen de monumentale
Wendelaar-lantaren niet te vergeten is
het te begrijpen, dat men hier geen
mengelmoesje van bouwstijlen verlangde
maar dat men allereerst weer naar den
architect Kropholler is getogen en hem
gevraagd heeft hier een flink politie
bureau te willen bouwen.
Den heer Kropholler zal deze opdracht
ongetwijfeld zeer aangenaam zijn geweest.
Immers.' daar stond reeds het gebouw van
de Levensverzekering en daarachter het
gebouw van de Wienngermeer-directie.
Er was eigenlijk al een heele Kropholler
straat en wat was er nu mooier dan dat
alles te voltooien en tegenover het massale
kerkgebouw op den anderen straathoek
noe een nieuw pand neer te zetten, een
gebouw, dat er over een paaj, ee^"
staan zal en dat als ware de sluitsteen
zou worden van een Krophollerplein, dat
d. belangstelling *w°let'"e
bezoekers van onze gemeente zou trekken.
Als Kropholler bouwt.
Men heeft er zich wel L'^ over
kW, dat alles "STaT heer
sief is, maar dat kan wachten_ Die
Kropholler nu eenmaa gteens muur_
bouwt geen huizen van den winter
tjes met wrakke deurtje doorzakkende
niet sluiten willen, den eersten
vloertjes en dakpanne viiegen.
den besten storm ovei t dan Zijn
Als Kropholler een gebouw tg
er zware fundamenten buitendeur
dragen, als Kropholler man komen
maakt dan moet er een Kropholler er
°m ze open te duwen, de koper-
fen kruk aanmaakt, dan d&g en dan
leverancier een voordeen» n00dig om
18 er minstens een hoo drukken.
naar beneden te kunn boven-
Wij hebben -dat za de bedoe-
st&ande al gebleken zijn
ling een technisch-bouwkundig verslag
van het nieuwe politie-bureau te geven.
Wij hebben den architect dezer dagen
naar technische gegevens gevraagd maar
die zijn nog steeds niet gearriveerd, zoo
dat wij nu zelf maar aan de beschrijving
zyn begonnen.
In ons nummer van 3 November heeft
Ir. Efting Dijkstra al het een en ander
over den stijl van het bureau en over den
indruk van het geheele Kropholler-plein
geschreven en wie indrukken van een
bouwkundig ingenieur wil lezen kunnen
we naar dat artikel verwijzen.
Wat ®en bouwkundig-ingenieur
er van zegt.
Wy nemen thans daaruit omdat wij
nu een en ander over het inwendige van
dit nieuwe bureau willen vertellen
alleen over, dat by het interieur een zekere
strengheid de aandacht trekt, een zekere
reserve, passend by den dienst, welke in
het gebouw zal worden uitgeoefend. Zoo
is de vloer in de gang belegd met kwart-
sietplaten, ruig van oppervlak en grijs
blauw van kleur De lambriseering van
uitgeglasuurden steen vloeit over in den
opgaanden muur van witten steen, ge
bakken van Silezische klei.
De witte, eigenlijk meer roomkleurige,
steen is ook voor het gewelf en vcor de
bogen in het trappenhuis gebruikt en de
wanden zyn hier en daar verlevendigd
door een nis, een terracotta relief. Gaat
men de granieten trap op dan komt men
langs wat armelijk glas in lood, dat een
schraal voor het geheel der hal en gangen
weinig flatteus licht doorlaat. In de kamer
van den commissaris wordt men getroffen
door een mahonie-parketvloer en een
eiken lambriseering met prettige verhou
dingen in het ruime en lichte vertrek.
Verder vindt men er geschuurde wanden,
riftvloeren en een eigenlijk niet bij den
stijl van het gebouw passende gespoten
lambriseering. Beschouwt men den gevel
in zijn geheel, dan valt het geweldig hooge
dak op, dat, dank zij de genuanceerde pan
nen, niet monotoon aandoet en dat even
gebroken wordt door een coquet dakka
pelletje. Het ijzerwerk voor de ramen, de
gehengen van de deuren doet wel zeer
geweldig aan. Is echter het geheel meer
bestorven van kleur geworden dan zullen
deze onderdeelen minder sterk spreken.
De achtergevel mist het'ranke van den
voorgevel door den hoogopgaanden
schoorsteen welks top ontsierd wordt door
een ongracieuse betonnen uitmonding.
Ziedaar wat wij nog even uit de be
schrijving van het gebouw door Ir. Efting
Dijkstra genomen hebben, vooral omdat
het meerendeel betrekking heeft op het
inwendige waarover wii nu nog het een
en ander zullen vertellen.
De commissaris is namelijk zoo vrien
delijk geweest dezer dagen eens met ons
van den kelder naar de zolderverdieping
te stijgen en hij heeft overal deuren open
gedaan om te vertellen waarvoor de
nieuwe vertrekken bestemd zijn.
Hoe de politie-dienst er zal wor
den uitgeoefend.
Wie het politie-bureau binnen komt
en het publiek doet dat aan de voorzijde
komt in een hall, die een beetje donker
is en hem den indruk geeft dat hij aan alle
kanten door dikke steenen muren om
sloten is. Hij verwacht door de ruit van
de rechtsche deur een in zyn brevier le-
zenden monnik te zullen zien, maar ont
dekt inplaats daarvan een hoofdagent, die
in een modern gemeubeld vertrekje zit.
Hij zit er aan een mooi stalen schrijfbureau
en er zijn allerlei technische wonderen in
zijn onmiddellijke nabijheid. Er is een
alarmapparaat voor de brandweer en er is
een schelapparaat waaraan niet alleen de
kamers van commissaris en inspecteurs
zijn aangesloten maar ook de negen cellen,
die dit nieuwe politie-bureau ryk is. Een
arrestant, die den hoofdagent verlangt te
spreken heeft maar op een knopje te druk
ken en hij kan alles zeggen wat hij te zeg
gen heeft. Blijkt hy een te lastige klant,
met andere woorden, profiteert hij te veel
van deze verbinding met de buitenwereld
dan kan de hoofdagent de schel afzetten
zoodat er alleen nog maar een bromtoon
hoorbaar is. Dit kan met alle schellen ge
beuren maar het is duidelijk, dat de
hoofdagent er niet over zal denken, de
schellen van zijn superieuren op dezelfde
wijze buiten dienst te stellen, omdat hij in
dat geval nog wel iets anders dan een
bromtoon te hooren zal krijgen.
Een arrestant wordt op het politiebureau
nu eenmaal met minder égards behandeld
dan de commissaris.
In dit voorste wachtlokaaltje, waar het
publiek zich aanmeldt, zyn stalen kastjes
met nummers er op, overeenkomende met
die der cellen. Alles wat een arrestant bij
zich heeft wordt hierin tijdelijk opgebor
gen.
Interessant is ook, dat de hier zetelende
hoofdagent maar op een knopje heeft te
drukken om een in het trappenhuis aan
gebrachte siréne in werking te stellen op
welker geloei alle aanwezige ambtenaren
en beambten dadelijk naar beneden snel
len omdat dit het sein is, dat er wat bijzon
ders aan de hand is.
Wat er nog meer te zien is.
De hoofdagent uit het voorkantoortje
kijkt door een glazen deur naar de ge
zellig ingerichte agentenwacht, waar
iedere agent zijn eigen stalen kast voor het
bergen van zijn kleeding en eigendom
metjes heeft en deze agenten kijken op
hun beurt weer in de schrijverskamer, een
klein vertrekje van waaruit de schrijver
weer op den gang kijkt waardoor de agen
ten aan de zijde van de Sint Laurensstraat
het perceel binnen komen en verlaten.
Hier, aan den zijkant van het gebouw, is
dus de toegang voor het personeel. Ver
melden wij hier nog de aanwezigheid van
een keukentje iedere agent lust op zijn
tijd graag een kopje warme koffie en
van een kamertje voor passanten, waar
van de deur voorzichtigheidshalve op de
knip gedaan kan worden, dan kunnen we
verder naar de gang gaan, waar we een
droogkamer aantreffen waarin natgere
gende uniformen binnen een kwartier
weer voor den straatdienst geschikt ge
maakt worden.
Hier vindt men ook eenige cellen, waar
onder twee donkere, die voor dronken
arrestanten bestemd zyn. Zij zijn niet
heelemaal donker maar men kan er toch
rustig zijn roes uitslapen. Zy zyn ruim en
geriefelijk al is er dan ook geen meu
bilair en zy zyn zoo gebouwd, dat zy
gemakkelijk schoongemaakt kunnen wor
den.
Links aan de voorzijde van het gebouw
treffen wij een wachtkamer aan die een
beetje somber is, maar waarin tydig een
flinke lamp kan worden ontstoken. Hier
treft men een groote kast aan waarin water
gewarmd kan worden en verbandmiddelen
worden bewaard, zoodat dit vertrek tevens
voor dokterskamer kan dienen. Daarnaast
aan de voorzijde is de kamer van de
adjunct-inspecteurs waar men zich ook
voor de gevonden of verloren voorwerpen
kan vervoegen.
Ter zijde van het gebouw is een open
terreintje met een practisch hok voor ge
vonden honden, welke hier tijdelijk gede
poneerd worden.
Aan de achterzijde, gelijkvloers, treffen
wij een fietsenbewaarplaats en een groote
garage aan waar de politiemotoren en
eventueel te onderzoeken auto's gestald
kunnen worden. Men vindt er een werk
bank en een kast voor de werkvrouw, al
thans voor haar boenders en bezems.
In de hall waar morgen de officieele
ontvangst zal plaats vinden is een bij
den stijl van het gebouw passende wijzer
plaat van een electrische klok en treft men
ook het cadeau aan, dat het politieperso
neel bij deze ingebruikneming van het
bureau heeft geschonken en dat hier een
alleszins passend plaatsje heeft gevonden.
Een zeer gemakkelijke trap gaat naar
boven dat doen trappen trouwens al
tijd als men ze van onderaf bekijkt. Men
komt dan op de eerste verdieping en vindt
er, links aan de voorzijde van het gebouw,
een ruime en lichte kamer voor inspecteur
Stienstra, die evenals zijn chef, van hier
uit het geheele Kerkplein overzien kan.
Een practische archiefkast is aan dit ver
trek verbonden. Aan de andere zijde, die
aan den hoekkant, waar de dubbele ramen
zijn, betreedt men het heilige der heiligen,
namelijk het werkvertrek van den com
missaris. Dit vertrek is hoog en licht, heeft
een parketvloer, een houten betimmering
en een gashaard voor half koude dagen
als de centrale verwarming nog niet of
niet meer brandt. (Een dergelyken haard
vindt men trouwens ook in de agenten-
wacht.) De commissaris heeft hier zijn
groote eikenhouten kasten en een fraaie
lamp. Het geheel is een mooi, stijlvol ver
trek waar het ongetwijfeld prettig werken
zal zyn.
Op deze verdieping vindt men verder
een kamer voor de administratie met ba
lustrade voor het publiek, een wacht
kamer en een recherchevertrek waarin
zich de kasten met de datyloscopische do-
cumenten bevinden. Hier achter bevindt
zich een vertrekje waar de ambtenaar
van de kinderpolitie aan een prettig
schrijfbureautje zetelt en daarachter nog
een wat sierlijker vertrek waarin een ver
dachte, die verhoord moet worden, met den
rechter-commissaris kan worden opgeslo
ten. Terzijde van de gang vindt men hier
weer een keukentje cn de noodige cellen
voor dames en heeren afzonderlijk. Er zyn
cellen, die een vast privaat hebben, cellen,
waarin men de waterspoeling zelf kan be
dienen en cellen waar men voor het in
werking stellen daarvan een agent kan
bellen Er zijn cellen met veel en met wei
nig licht, met een steenen tafeltje en
krukje en weer andere, die minder
„modieus" ingericht zijn.
Welke cel men als onvrijwillig bezoeker
toegewezen krijgt, hangt niet alleen van
den persoon maar ook van de omstandig
heden af.
Waar men zich vertreden kan.
Eigenaardig en misschien eenig in
ons land is op deze verdieping een
soort langwerpig balcon. Een celbezoeker
kan hier wat op en neerstappen om een
luchtje te scheppen, maar er zijn, om elke
ontvluchtingspoging te voorkomen, stevi
ge ijzeren tralies en een muur waar hij niet
overeen kan kijken en er is bovendien een
politie-agent die voortdurend toezicht
houdt. Dit is een uitvinding van den com
missaris niet de agent natuurlijk maar
het één verdiepingshooge wandelplaatsje
Groot is het niet, maar het is meer om de
buitenlucht dan om het uitzicht te doen.
Weer een trap op en we komen in een
lange zaal, die als schietbaan gebruikt
wordt. Er is een kist met degens voor
schermoefeningen en als de heer Krophol
Ier niet al het beschikbare geld in steen en
ijzer omgezet heeft, komen er ook nog
enkele turntoestellen. Daarnaast bevindt
zich het archief, waar de boeken en docu
menten op rekken staan, en verder treffen
wij op deze tweede verdieping een donkere
kamer aan welke aansluit bij een fotogra
fisch atelier, waar natuurlijk alleen de
verdachten en de agenten die met pensioen
gaan gefotografeerd worden.
Behalve een bewaarkamer voor unifor
men vinden we op deze verdieping nog
een ruim en geriefelijk leslokaal waar
theorie kan worden gegeven en dat de
agenten voor hun diverse bijeenkomsten
kunnen gebruiken.
Aan de zolderverdieping de derde ver
dieping is evenmin als aan de kelder
ruimte veel te bewonderen. De zolder is
zeer groot en zou een ideale zaal zijn
om er dansles te geven, waarvoor geen
dansmeester waarschijnlijk verlof zal
krijgen aangezien men deze zolderruimte
een geheel andere bestemming denkt te
geven.
Vermelding verdient nog, dat in het
gebouw diverse monumentale lampen
voornamelijk bij het trappenhuis zijn
aangebracht en dat het opvallend is hoe
hoog en licht hier de meeste vertrekken zijn.
Wie den kolossalen voorgevel en de be
trekkelijk kleine ramen ziet zal niet ver
wachten, dat over het algemeen de ver
trekken van dit nieuwe politie-bureau zoo
fleurig en zoo licht zijn. Er is een douche
voor de agenten en een voor de arres
tanten. W.C.'s zyn er op alle verdiepingen
in overvloed voor bijna alle rangen. De ar
chitect heeft zich ongetwijfeld voor oogen
gehouden, dat er in een politie-bureau di
verse rangen en standen zijn waartusschen
een strenge afscheiding noodzakelijk
moet worden geoordeeld.
Een ideaal politiebureau.
Uit bovenstaande beschrijving blijkt
wel, dat het nieuwe gebouw op het Kerk
plein een bureau is geworden, dat voor een
lange reeks van jaren ons ijverig politie
corps ten goede huisvesting kan bieden.
Ir. Efting Dijkstra heeft reeds gewezen
op de groote duidelijkheid waardoor de
gebouwen van Kropholler zich kenmerken,
de kerk lykt inderdaad een kerk, het raad
huis een raadhuis, enz.
Welnu, dit politiebureau lijkt inderdaad
op een politie-bureau, niet omdat het
met gulden letters boven de deur staat of
omdat er zulke dikke yzeren staven voor
de ramen zitten, maar omdat het massaal
en stevig is, omdat het inderdaad kracht
en strengheid uitdrukt, omdat het den
stempel draagt van een gebouw waaruit
desnoods met yzeren hand het gezag zal
worden gehandhaafd.
Mogen in de toekomst weinige stadge-
nooten hier onvrijwillig binnen gaan en
mogen vele buitenstaanders zich met ons
over de architectonische schoonheid van
dit merkwaardige bouwwerk verheugen.
(Nadat het bovenstaande geschreven en
gezet was, ontvingen wij heden van archi
tect Kropholler de telefonische mededee-
ling, dat een beschrijving van het gebouw,
uit architectonisch oogpunt bekeken, on
derweg was. Wij zullen deze in ons vol
gend nummer opnemen.
Red. Alkm. Crt.)
THEOSOFIE, EEN LICHT IN DE
DUISTERNIS.
Men schrijft ons:
Dit was Maandagavond het onderwerp van
een voordracht, door den heer W. J. G.
Vreeswijk uit Utrecht, gehouden in de Dan
cing van de Harmonie, belegd door de Bla-
vatsky-Loge, Alkmaar van de Theosofische
Vereeniging, Nederlandsche Afdeeling.
De lezing werd door een talrijk publiek
met aandacht gevolgd, en bewees hoezeer
theosofie, de aloude wijsheid is.
Spreker begon met een schildering van de
nooden dezer tijden op schier elk gebied en
stelt vast, dat de levens- en wereldbeschou
wing zooals die door de kerkgenootschappen
wordt verkondigt en in verschillende
dogma's is samengevat, thans voor zeer veel
menschen niet meer bevredigend is en hun
geen oplossing kan geven voor de zielscon
flicten, waarmede zy te worstelen hebben.
Toch is de menschheid niet minder religieus.
De natuurwetenschap, de astronomie en
biologie toonen ons, dat zoowel in de wereld
van het groote als van het kleir.c een be
wonderenswaardige wetmatigheid heerscht,
waaruit blijkt, dat al het gebeuren in de
natuur niet een gevolg is van toevallige
samengroepeeringen van moleculen en
atomen en van z.g. blinde natuurkrachten,
maar dat achter en door dit alles een orde
nend, scheppend beginsel zich manifesteert.
De Theosofie vraagt geen geloof, zij vraagt
„slechts" een onbevangen oordeel en een on
gesluierd denkvermogen, van zoekers naar
waarheid. Zij toont aan, dat er een onzicht
bare leiding der wereld bestaat en dat alles
volgens een plan van Evolutie verloopt. De
verwarringen van dezen tijd zyn slechts
draaikolken op den machtigen evolutie-
stroom, veroorzaakt door hinderpalen, hem
in den weg gelegd door menschelyke kort
zichtigheid.
Theosofie, Theosofia, wil zeggen Godde
lijke Wijsheid. Theosofie is niet iets nieuws,
geen wysgeerig stelsel van de laatste 60 jaar.
Ook is zij niet het uitsluitend bezit der Theo
sofische Vereeniging, of van de Theosofen,
want de Goddelijke Wijsheid als geheel laat
zich niet in een enkel stelsel belichamen,
omdat zij alle stelsels te boven gaat.
Theosofie is de Aloude wijsheid, die in het
bezit is van het Innerlijk Bestuur der
wereld, de groote Broederschap van Adep
ten. Zij ligt ten grondslag aan alles wat waar
is in godsdienst, wijsbegeefte en wetenschap.
Lang geleden werd zij onderwezen in de
Egyptische en Grieksche Mysteriën aan dé
Ingewijden in die Mysteriën. Onder hen vin
den we de Grooten der Oudheid als Plato,
Pythagoras e.a.
Ook bestonden deze Mysteriën in het
vroege Christendom, men leze hierover de
eerste kerkvaders en gnostieken als Clemens
van Alexandrië, Origenes en Jamblichus.
Zij vatten het christendom in zijn inner
lijke, esoterische beteekenis op en gebruik
ten de uiterlijke leerstellingen, de exote
rische leer slechts als sluiers om de verbor
gen wijsheid te bedekken.
„Het is u gegeven, zegt Jezus tot zijn dis
cipelen, te verstaan de verborgenheid van
het Koninkrijk Gods, maar degenen die bui
ten staan geschieden alle deze dingen door
gelijkenissen".
De Gnostieken vormden de kern van de
jeugdige Christelijke Kerk en bleven dat,
tot het bekeeringswerk groote, onwetende
massa's in de kerk getrokken had, waaruit
onwetende priesters en bisschoppen voort
kwamen, die tenslotte door de macht van
hun aantal de gnostieke wijzen op de Con
cilies hebben overstemd en aldus de Oude
Wijsheid de kerk uitdreven. Zoo werd ten
slotte op het 2e concilie van Constantionopel
in 553 het leerstuk der pre-existentie, het
vöèr-bestaan der ziel voor de aardsche ge
boorte, en daardoor ook de reïncarnatie,
verworpen. Maar de mysterie-traditie bleef
gedeeltelijk voortbestaan in de telkens op
duikende geheime genootschappen als de
Graalridders, de Tempelridders, de Tafel
ronde van Koning Arthur, de Rozekruisers,
de Alchemisten en sommige orden van vrij
metselaren. Maar nagenoeg alle, zoo niet
alle geestelijke leeringen zyn aan ontaar
ding onderhevig en juist daarom komen
telkens opnieuw de oeroude onveranderlijke
waarheden in nieuw gewaad naar voren om
zoekers naar waarheid voor te lichten.
Nu de Theosofie opnieuw de Westersche
wereld tegemoet treedt, spreekt zy veel
openlijker dan zij vroeger ooit gedaan heeft.
De reden hiervan is, dat de menschen thans
door den vooruitgang van het ras voor het
verkrijgen van dergelijke kennis meer en
meer vatbaar zijn geworden, zoodat hetgeen
eertijds slechts aan een kleine minderheid
werd verkondigd, thans in ruimer kring kan
worden opgenomen. Bovendien worden de
verkondigers en verspreiders daarvan niet
meer op de brandstapel of pijnbank ge
bracht, zooals in de Middeleeuwen.
In 1875, toen de wereld dreigde te ver
stikken in het grofste materalisme, star
dogmatisme en bijgeloof, werd door middel
van de stichting van de Theosofische Ver
eeniging door de Meesters van Wijsheid op
nieuw de Aloude Wijsheid aan de wereld
gebracht.
Spreker gaf voorts interessante bijzonder
heden over de onwezenlijke gelijkheid by
uiterlijke verscheidenheid tusschen alle
groote godsdiensten.
Het Innerlijk Bestuur der wereld, werken
de in verschillende „departementen", leidt
de evolutie der verschillende rassen der
menschheid, bestuurt den godsdienst en de
opvoeding der menschheid, staat achter
wetenschap en kunst, helpt de ontdekkingen
tot stand komen, en inspireert den kunste
naar om door schoonheid de wereld geeste
lijk te verheffen. Uitvoerig behandelt spre
ker hoe de mensch in waarheid naar Gods
beeld geschapen is, en hoe ieders persoon
lijkheid of lager zelf, zooals die op aarde
rondwandelt, slechts een gedeeltelijke, zeer
onvolkomen uitdrukking is in deze lagere,
elkander doordringende stoffelijke, astrale
en mentale werelden, van zijn Hooger Zelf,
de ziel in den mensch, ook wel het Ego ge
noemd. Hoe de mensch door middel van zijn
persoonlijkheid op aarde ervaring opdoet,
om die in het leven na den dood tot karak
ter, veimogens, aanleg en wijsheid te ver
werken. Dat vele incarnaties in verschillen
de rassen en volkeren en in beide geslach
ten noodig zyn voor de volle ontplooiing
van zijn in kiem aanwezige goddelijke ver
mogens om zoo te komen tot Zelf-realisatie.
Dit heele proces van rust en werkzaam
heid geschiedt onder de Wet van oorzaak
en gevolg, de Wet van Karma. Karma is een
natuurwet. Wetten door menschen gemaakt
kunnen worden gewijzigd en ingetrokken.
Natuurwetten zijn onveranderlijk en univer
seel. Zij leggen geen straf op, maar de eene
toestand volgt onveranderlijk op de andere.
Elke natuurwet is bovendien een kracht, die
ons tot iets in staat stelt, als wy haar weten
te benutten. Een van de grondwetten der
Natuur is de wet der onderlinge samenhang
van alle». De krachten, die wij door onze
handelingen, onze gevoelens (op 't astrale
gebied) en ons denken (op 't mentale ge
bied) in beweging brengen, werken weer
op ons terug, met voor ons „goede" of
slechte" resultaten. Goed is in 't algemeen
wat met de Evolutie meewerkt en kwaad is
wat de Evolutie belemmert
Niet alle Ego's zyn echter tegelijkertijd de
menschelyke evolutie binnengetreden, er
zijn jongere en oudere zielen. Onder de
laatsten bevinden zich de leiders der men
schen in wetenschappelijk, maatschappelijk
cn geestelijk opzicht en de groote kunste
naars. Maar ook die zielen, die hoewel
niet zoo in de wereld bekend, in hun eigen
kring een stralende zon van liefde en toe
wijding of een bron van wijsheid en onzelf
zuchtigheid zijn.
Na een uitvoerige beschouwing over het
optreden in het evolutiedrama van de ver
schillende hoofdrass ep, met hun onderras-