professor slim en zoon
W
m
LEGKAART
I
18
n
i
1
jjj
A
I
m
11
n
ui
jjj
m
n
11
11
10.
12.
18.
NAAR OMA TOE!
DE KLEINE CHAUFFEUR
Raadselhockie
xxxxxxx
DAT KOMT ER VANI
DE MOLEN
JAN DE WIND
F. Lindgren.
Svenska Dagbladet 1920.
8
7
w,
m.
6
5
4
3
mm
2
1
wmvm
a b c d e 1 g h
Wit begint en geeft mat in drie zetten.
Wit: Kh8, Dg3, Tb7 en e5. Zwart: Kd6,
Td5, Pa6, pi c5 en e6.
Uit de achtkamp, die te Amsterdam
werd gehouden, geven we nog de volgen
de partij.
Euwe-v. Scheltinga.
1. d4 Pf6
c4 e6
Pc3 Lb4
De Nimzowitsch variant, die verschil
lend wordt beoordeeld. Zie myn
zomer-rubrieken 1933.
a3 Lc3:f
Dwingt tot directe verklaring,
kan Dc2, Db3 Pf3 of e3.
bc3: c5
Bogoljubow en waarschijnlijk
Euwe houden de dubbelpion
sterk. c5 tegen c5 van wit.
f3 Pc6
e4 d6
d5 zou het centrum opgeven.
Le3 b6
Ld3 e5
Om de zaak vast te zetten.
Pe2 Pa5
Zwart wacht op de witte rochade.
Lg5 h6
Lh4 g5
Lf2 Ph5
Nu moet zwart wel op de konings
vleugel aanvallen.
g3 Tg8
Veel beter Lh3!
Pel g4
Pel moet b3 bewaken.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
11.
13.
14.
15.
Ook
ook
voor
16.
17.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
Le3
Df3:
Dg2
gf3:
Lg4
Df6
Belet 00.
Tfl
Ta2
Tf2
h3
Dg6
000
Tdf8
Le6
Wit begint nu de aanval af te slaan.
d5 Ld7
g4 f6
Zwart heeft niet veel anders.
Pe2 Pg7
Dg3 h5
Beter Pe8 en Th8.
Dh4 hg4:
Tf6: Tf6:
Tf6: Dh5
Dh5: Ph5:
Th 6 Pf4
Na Pg7 speelt wit: Tg6 en Lh6.
32. Lf4: ef4:
33. hg4: Tg4:
34. Kf2 Kc7
35. Th7 Kd8
36. Kf3 Tg8
37. Pf4: Pb3
Beter Pb7 of Tf8.
38. Pe6f Le6:
39. de6: Te8
40. Td7f
Opgegeven.
Er volgt Td6:, Pa5, e5, Pb7, Lf5!
Dr. P. Feenstra Kuiper.
Drie hondjes liepen deftig saam
En kwamen juist voorbij mijn raam,
Heel duid'lijk kon ik ze dus zien.
Ik doe je een plezier misschien,
Als 'k van die hondjes wat vertel.
Je houdt toch ook van hondjes wel?
Ze gingen samen op bezoek
Bij jaar'ge Oma om den hoek.
Eén hondje droeg een groote taart
En wuifde even met zijn staart,
Toen hij me vóór de ramen zag,
Natuurlijk zei 'k ook goeien dag!
Hij had zijn Zondagsch pakje aan,
Ik vond hem dat zoo keurig staan!
Het was precies als van broer Jan,
Wat zeggen jullie daar wel van?
Zijn zusjes liepen aan den kant
En hadden bloemen in de hand.
Ze droegen jurkjes: wit en blauw,
Een manteltje zelfs voor de kou!
En hoedjes, echte schatjes, hoor!
Net als van kleine zusje Door.
Wat denk je, dat ik 't liefste dee?
Ik ging naar jaar'ge Oma mee.
Maar 't drietal wachtte niet op mij,
Was jammer! in een wip voorbij
En vierde toen bij Oma feest,
Ik was er zóó graag bij geweest!
Toen dat dus heelemaal niet kon,
Was 't een'ge, dat ik wat verzon!
Ik zette zelf mijn hoedje op,
Zei tegen Mammie en mijn pop;
'k Ga eventjes naar Oma toe
En weet je, wat ik daar dan doe
'k Vertel haar van het hondenfeest!
Het is een leuk bezoek geweest.
(Nadruk verboden). CARLA HOOG,
door C. E. DE LILLE HOGERWAARD
Op het witte hekje,
Vlak voor moeders raam,
Spelen Piet en Jantje
Toch zoo prettig saam!
't Hekje is de auto,
Pietje is chauffeur!
De garage? Die is
Achter Moeders deur.
Jan zit in de auto,
Rijdt naar.... Amsterdam!
Zeg, zou Oma weten,
Dat hij strakjes kwam?
Toet-toet! Toet-toet! Toet-toet!
Jongens, 't gaat zoo fijn!
Piet denkt: Later wil ik
Echt chauffeurtje zijn!
Na een heerlijk ritje
Stopt de auto en....
De chauffeur zegt: 'k Zie daar,
Dat ik er al ben!
Dan stapt 't passagiertje
Vlug de auto uit.'
Blijf maar op me wachten!
Commandeert hij luid.
Maar nee, dèt bevalt toch
Het chauffeurtje niet!
Hij stapt ook uit, zegt dan:
Nu ben ik weer Piet!
Even mee naar Oma!
Gaan we straks naar huis,
Dan ben ik chauffeur weer,
'k Breng je *eilig thuis!
(Nadruk verboden).
Oplossing der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Zijn Willem en Henk elkaar misgeloo-
pen of niet? (enkel en arm).
Tante Clothilde zei: „Ik zoek niets,
maar liep in gedachten verzonken
naar den grond te kijken." (knie).
Ik hoor u geregeld piano spelen, me
vrouw. (oor en rug).
Staat er een kom onder de lekkende
kraan? (mond).
Wij zullen heel gaarne u straks wat
gezelschap houden. (neus).
2. Zuid-Beveland. Buil, zand, ezel, bal,
den, vla, zeven.
3. Post, el, ei, n postelein.
4. NEUS NANTES
A HM E
.NOOT
TUIN
ERNA
SEIN
Voor kleineren.
1. E .eet
e 1 f
wasem
E 1 s p e e t
Breda
bed
t
2. Luistervinken.
3. Tochtdekens.
4. kou gauw.
weg zeg,
macht wacht,
was pas,
weer keer,
vast past,
door hoor,
had dat.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn geheel wordt met 10 letters ge
schreven en noemt een stad in
Duitschland.
Een 7, 2, 8, 4 is een roofdier.
6, 8, 10, 5, 1 is een getal.
Een 7, 5, 2, 6 is een lichaamsdeel.
Een 3, 9, 1 is een vaas.
Een 7, 5, 4, 10 is een hoogte.
Een 3, 3, 9 is een tijdsverloop.
10, 3, 3, 4 is niet warm.
2. Verborgen kleedingstukken.
Geeft Piet ruimte voor zijn trein; de
jongen moet zich met een veel te
klein hoekje behelpen.
Door al dat oponthoud kwam An te
laat op school.
Onze hond Caro kwam ons kwispel
staartend tegemoet.
Deze halve stuiver is heelemaal af
gesleten.
Ga je mee naar huis? Ja, Saartje; ik
ben dadelijk klaar.
I
Kroisraadsel.
Op de beide krulsjeslijnen komt de
naam van een blem.
X
X
X
X
X
X
Ie rij een medeklinker,
een visch.
een metaal.
't gevraagde woord.
een landbouw-product.
een rivier in de prov. Utrecht.
een medeklinker.
Voeg iets brandbaars en iets eetbaars
samen en je krijgt een knecht. Hoe
kan dat?
Voor kleineren.
Ik ben een rivier,
Maar met and'ren staart,
Dan ben ik niet arm,
Doch Juist wel wat waard.
2 e
3e
4e
5e
6e
7e
Vul deze 9 vakjes in met:
2A 20 1D 2K 1M 1T
maar doe het -óó, dat je van links
naar rechts en van boven naar be
neden leest:
le een ligplaats voor schepen.
2e een familielid.
3e een huisdier.
Gewoonlijk ben ik van sterk hout,
soms van ijzer, terwijl men mij he
laas ook wel in kousen, sokken enz.
aantreft.
Ik kan heel leelijk steken
En doe soms erge pijn,
Ik zit aan bloementakken,
Maar kan een dorp ook zijn.
(Nadruk verboden).
Mijn Berl is verkouden!
Ik breng hem vlug naar bed.
'k Heb water voor een kruikje
En thee al opgezet.
Beer was wat onvoorzichtig:
Steeds liep hij in den tocht!
En toch wist Beer heel goed, hoor!
Dat 't niet van Moeder mocht.
't Is eigen schuld, hoor Beri!
Die plaagt je nu het meest.
Een beetje ongehoorzaam
Ben j'altijd wel geweest!
Je moet er nu voor boeten,
Maar tóch heb _'k medelij!
En ben jij morgen beter,
Dan ben ik heel, heel blij.
Blijft rustig in je bedje.
De warmte doet je goed!
En voortaan, is niet, Beri,
Ben j'immers altijd zoet!
Je doet precies wat Moeder
Het allerliefste heeft.
Ja, Moes! klinkt het berou
De berestem, die beeft
Er rolt een beretraantje
Over een ruige wang,
Dat is niet van verkoudheid,
Snapt Moedertje al lang.
Ik geef mijn kleinen Beri
Maar gauw een dikken zoen,
Want heusch, hij zal het nu toch
Niet éénen keer meer doen!
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
door C. E. DE LILLv HOGERWAARD
Als 'k naar school ga, zie 'k
M.t vier „iokc8
Machtig als een stoeren werker
Die zijn plichten niet vergeet!
Als die molen eens kon spreken.
Zou hij veel vertellen gaan
Van zijn arbeid: steeds maar draaien
Malen, malen korrels graan!
't Windje blaast hem in de wieken
Houdt hem bij zijn werk op san»
W i e er lui is, onze molen
Is voor werken toch niet bang!
Als ik liever eens wil spelen
Dan naar school gaan, lijkt het mi!
Of de molen me wil zeggen:
Eerst flink werken, later vrij!
'k Vind hem daarom soms wat strenv
maar
Toch heeft 't molentje gelijk,
Zou hij weten, dat 'k zoo heel graag
Naar zijn ijv'rig werken kijk?
Molen, molen, draai maar lustig!
Als 'k uit school kom, zie 'k je weer
Deed 'k mijn best, dan kijk je stellig 1
Heel tevreden op mij neer!
(Nadruk verboden).
Moedertje, woont Jan de Wind
Boven één van al die boomen?
Als je hoog vliegt, zou je 't huis
Dan van Jan wel tegen komen?
't Is toch zeker sterk gebouwd?
Want als Jan de Wind gaat gieren,
Moeten muren stevig zijn,
Kunnen die soms met hun vieren
'k Denk: hij vlucht door d'open ramen.
Hem niet tegenhouden? Neen?
Jan de Wind is sterker dan..,.
De vier muren alle samen!
Hoor! daar loeit hij weer zoo kwaad!
Jan de Wind is aan het razen,
Moeder, zou hij als hij wou
Mij foetsj! weg wel kunnen blazen?
Moeder, één ding is toch fijn:
Jan de Wind komt hier niet binnen,
Want voor Vader is hij bang
En hij durft niets te beginnen,
'k Ga dus lekker slapen, hoor!
Jan de Wind blijft stellig buiten
En ik geef er niet meer om
Rammelt Jan ook met de ruiten!
't Zal hem, Moeder, denk j'ook niet?
Na een poosje wel vervelen,
Als hij maar alleen blijft steeds,
Niemand heeft om mee te spelen.
Wel te rusten, goedennacht!
'k Kruip een eind onder m'n deken
En dan merk ik vast niets van...
Jan de Wind en al zijn streken!
ANNE 0.
(Nadruk verboden).
(Nadruk verboden).
Deze legkaart stelt voor: Bij den haard.
261. Nauwelijks echter lieten de negers rich zien of Profes
sor Slim kroop in een jas die aan den kapstok hing, terwijl
Pietje een goed heenkomen zocht in een oud tapijtje, dat op
gerold tusschen de koffers lag.
262. Op deze manier wisten Professor Slim en Pietje weer te
ontkomen aan de vervolging der menscheneters. De koffen*
werden in de vliegmachine geladen en de thuisreis aanvaard.
Op het vliegveld thuis was alles in rep en roer om den Pr0"
tessor feestelijk te ontvangen!