Minister Colijn en de Rijksbegrooting. liet Derde Rijk als een belegerde veste. JieckóL School PARLEMENT Wederzijdsche replieken over het defensie-vraagstuk. Overzicht van de zitting. PESSIMISME GEBODEN. Glimlachje De werkloosheid-bestrijding gelukt, dank zij paardemiddelen. (Van onzen parlementairen medewerker.) De Tweede Kamer heeft gistermiddag het algemeene debat over de Rijksbegroo ting voortgezet. Er werd gerepliceerd, den ganschen middag, waar behalve betreffende de de fensie, heeft de discussie weinig nieuws opgeleverd. Om nu op de rij af te gsan: De heer Lingbeek (H.G.S.), die het eerst aan bod kwam, hield tegenover de Chr. Historischen vol, dat zij, in strijd met de bedoelingen van den grooten Groen van Prinsterer, uit diens woorden en ge schriften een gezindheid putten, welke tegen een toenadering tot de katholieken zeer moeten uitsluiten. Op welk betoog de heer de Geer (C.H.) later in den middag het antwoord niet schuldig bleef en wederom citaten van Groen aanvoerde om te bewijzen, dat de heer Lingbeek niet het recht had de Chr.- Historischen te betichten van „verraad aan Nederland". Zooals de heer Lingbeek staat tegenover de C.-H. Unie, zoo staat de heer Kersten tot de A.-R. Partij. Bij de replieken ging hij deze nog eens te Hjf, door haar van af val van de aloude beginselen der hervor ming te betichten, terwijl hij daarentegen zijn eigen partij met een Gideonsbende vergeleek. Toen minister Colijn hem antwoordde, bleek hij niet meer in de zaal aanwezig. De heer Albarda (S.D.A.P.) meende dat het een teleurstelling moest zijn voor de genen die anders hadden verwacht, dat deze Regeering toch de aanpassingspclitiek blijft doorzetten, zooals men ook uit een interview van de Londensche „Times" met den minister-president heeft kunnen ver nemen. Hij hield vol, dat die aanpassings politiek was mislukt en betwistte dat de uitvoering van het Plan van den Arbeid crediet-inflatie tengevolge zou hebben. Als er maar een voldoende centraal gere gelde contrdle is en de werken maar deug delijk zijn, dan is er z. i. ook wel geld voor te krijgen. Wilde de heer Albarda over een een heidsfront met de communisten dat hij weer kort en bondig als verderfelijk af wees niets meer zeggen, over een ander eenheidsfront, dat hy in wording zag, wil de hij iets meer verklaren. Dat was het vormen van een „eenheidsfront" van rechts. En wat dat aangaat had de minis ter-president zich méér staatsman dan partyman getoond, ènders dus als de heer Schouten. Hij geloofde dat de verklaring van den leider der A. R.-fractie, waarin samenwerking met de sociaal-democraten in een kabinet werd afgewezen, de demo craten in den lande en ook in zyn eigen partij geen pleizier zou doen. Het christe lijk geloof waarborgt nog geen democra tische gezindheid en een christelijke grondslag voor een kabinet is nog geen grondslag voor regéerbeleid. De heer Albarda waarschuwde tegen het doen herleven van de antithese en voelde het als een grief dat democraten van een andere religieuse gezindheid dan de kerksche door den heer Schouten als min derwaardigen werden buitengesloten. De heer Schouten (A.-R.) zeide later op dit gedeelte van het betoog van den soc.- dem. fractieleider, dat hij, om de politieke verhoudingen zuiver te houden, de kwes tie scherp had gesteld, doch voegde er aan toe, dat het nooit zijn bedoeling was geweest een bepaalde groep als minder waardig te beschouwen. In politicis waren de soc.-democraten hem niet zuiver genoeg. Ook vroeg hij zich af, of de groote mas sa in de S.D.A.P. al rijp was voor de bree- de democratische denkbeelden en formatie, welke de leiders nastreven. Urgente versterking van de weermacht. De heer Goseling (R.K.) begon onmid dellijk zijn repliek met de defensie-kwes tie. De mededeeling van den minister president over de in voorbereiding zijnde maatregelen tot versterking van het per soneel van de weermacht hadden hem tot zekere hoogte tevreden gesteld. Met de verkiezingen hadden die plannen echter niets te maken en de katholieken waren bereid voor maatregelen op korten termijn verantwoordelijkheid te dragen, als zij er tijdig van in kennis werden gesteld. De tegenwoordige voorzitter van de liberale fractie (dr. Bierema), was minder tevreden en dat uitte hij in de volgende motie: „De Kamer, van oordeel, dat in de te genwoordige omstandigheden versterking van de weermacht op korten termijn drin gend noodzakelijk is, noodigt de Regee ring uit de daartoe noodige voorstellen onverwijld in te dienen". Lang heeft deze motie niet stand ge houden. De na hem komende sprekers achtte haar, gezien de bedoelingen van de Regeering onnoodig, een oordeel dat mi nister Colijn volkomen onderschreef. Dr. Bierema was zoo verstandig de motie In te trekken; hij deed dit „voorloopig", om er bij de Defenslebegrooting eventueel mede te kunnen terug komen. Met den heer Goseling heeft hij nog een beetje getwist over het gezantschap bij den Paus, waarin de katholieken aller eerst een landsbelang hebben gezien. „Maar óók een katholiek belang", ripos teerde de heer Bierema, „want waarom zijn anders de katholieke 4 ministers in- deitijd afgetreden!" Bij de replieken bleken verschillende leden, zooals de heeren Bierema, Schou ten, Taulings (R.K.) en de Geer (C.H.) het nog niet eens met de wijze waarop de minister van Financiën in de werkloos heidsuitgaven van de gemeenten wil voorzien. De heer Joekes (V.D.) viel ech ter zijn partijgenoot in de Regeering bij. Het kibbelpartijtje tusschen de sociaal democraten en de communisten over het „volksfront" en tusschen de meest link- sche heeren onderling, tusschen de com munisten la Stalin en den communist la Trotsky (gelijk de heer Sneevliet is) was hier en daar wel grappig. De heer Sneevliet, die van „wanten" op dit gebied weet, zeide dat de heer Colijn een deur voor de S. D. A. P. had openge houden, maar geloofde dat de socialisten er slechts in een „oranje doodskleed" door zouden naar binnen treden. Aan het adres van de communisten-Stalin betoogde hij, dat „de Stalinistische party een toekomst heeft, die in het verleden ligt"! De Regeering dupliceert. Nadat nog de heer van Houten (C.D.U.) eens herhaald had wat hy op het on christelijk beleid dezer Regeering had aan te merken, verkreeg de minister-president dr. Colijn, voor zyn dupliek het woord. Over gezagshandhaving en de „vulgariteit voor Volk en Vaderland en De Tribune" zeide h(j niets nieuws meer aan het adres van mr. Westerman. De aanpassingspoli tiek was eveneens doodgepraat. Met den heer Albarda was hij nu in het stadium gekomen van: ,,'t is welles, 't is nietes". Alle argumenten zijn uitgeput en geen der partfjen gaat van haar standpunt af. Over de motie-Bierema spraken we reeds. De minister verklaarde nog, dat hy zoo spoedig mogelijk met zyn voorstellen zou komen, maar dat het toch pas tegen het eind van deze zittingsperiode (derhal ve kort voor de verkiezingen) zou kunnen zijn. Harder doen loopen dan de Regee ring nu al loopt zou de motie toch niet doen en daarom was 't maar 't best, als ze verdween. Minister Oud had al evenmin veel nieuws te vertellen. Hy onderzocht de mogelijkheid van een vrijgezellenbelas ting, waarop van katholieke zyde herhaal delijk is aangedrongen. Hy was 't met mr. Joekes eens, dat dan daarbij opnieuw het systeem der salarieering van ongehuwde ambtenaren onder 't oog moet worden gezien. En daarmede waren de Algemeene Be schouwingen geëindigd. Hoofdstuk I (Huis der Koningin) werd z. h. s. aangenomen. Binnenlandsche Zaken. In de avondvergadering, door den twee den voorzitter den heer J. J. C. van Dijk voorgezeten, was de begrooting van Bin nenlandsche Zaken aan de orde. De heer Duymaer van Twist (AR.) was de eerste spreker. Hij bepleitte strengere handha ving van de Zondagsrust, verlaging van de scheepsvaartrechten op de binnenvaart (die thans een bedrag van in totaal 10 millioen beloopen) en een steunregeling voor de binnenschippers. Over de verkeerde toepassing van art. 126 der Ambtenarenwet, bedoeld om excessen naar boven en naar beneden op het stuk der salarissen "an ambtenaren by lagere organen tegen te gaan klaagde de heer Steinmetz (R.K.) Hij betoogde, dat dit artikel zijn practische beteekenis had verloren doordat naar uniformiteit wordt gestreefd. Voorts verzette hij zich tegen het door zetten var de nog aanhangige voorstellen tot salarisverlaging by diverse gemeenten, nu de monetaire toestand is gewijzigd en de levensmiddelen duurder worden. De heer Krol (C.H.) betoogde dat de Zondagswet geheel verouderd en daardoor tot een doode letter is geworden. De plat telandsgemeenten zyn zóó gebonden door allerlei voorschriften, dat het haar veel moeite kost iets van het Rijk los te krij gen, bijv. ook kasgeld. De heer Schaepman (R.K.) had veel lof voor de wijze, waarop de minister de luchtbescherming aanpakt, doch wenschte meer voorlichting van het publiek, op de scholen te beginnen, teneinde de oefe ningen met meer succes te laten verloopen. De autonomie der gemeenten vond we derom een verdediger in den heer Kooi man (V.D.), die het overigens waardeer de, dat de minister zooveel mogelijk de Gedep. Staten bij het toezicht op de ge meenten inschakelt. Het lag niet altijd aan den minister, dat zoo dikwijls moest wor den ingeschakeld. Volgens den heer Lingbeek (H.G.S.) worden er te weinig gereformeerden en hervormden daarentegen te veel doleeren- den en katholieken tot burgemeesters ge noemd. Een nieuwe Zondagswet leek hem onmogelijk, omdat te veel wetten daarbij zouden moeten worden veranderd. Uit een betoog van den heer van Zadel hof f (S.D.A.P.) over de burgerwachten en B. V. L. bleek, dat de sociaal-democraten tegen dezen laatsten tegenwoordig minder bezwaren maken als zy daarin instituten tot bescherming van de democratie kunnen zien, al zullen zij daaraan nog niet mede doen. Tegen de burgerwachten behouden zij hun bedenkingen, omdat de geest daarin vaak niet zou deugen, te veel naar het fascisme is geneigd en de kousen, waaruit zij geld putten te zeer het ken merk van de groote industrie dragen. De partijgenoot van den heer van Za- delhoff, de heer Orees besprak o.a. de burgemeesterskwestie te Ambt-Harden- berg en te 's-Gravenzande en keurde het af, dat eervol ontslag was gegeven, resp. tot een herbenoeming was overgegaan, zonder dat een behoorlijk onderzoek naai de geuite beschuldigingen was gedaan. Hy hoopte dat sociaal-democraten weer tot burgemeester zullen worden benoemd, wanneer daartoe aanleiding kan bestaan. De volgende spreker was eveneens een sociaal-democraat, de heer J. ter Laan. Deze bepleitte samenvoeging van gemeen ten, waar dit zonder bezwaren kan, en op vermindering van de aanstelling van per soneel in 's Rijks dienst op arbeidscontract en over te lage loonen. De heer Wendelaar (V.B.) drong aan op een spoedige beslissing over de vaststel ling van de kleuren onzer vlag. Hij wenschte de Zondagswet met bezadigd heid te zien toegepast; geoorloofde ont spanning in de middaguren, zooals voet ballen, moet mogelijk blijven. Ten aanzien van de burgemeesterskwes tie te Ambt-Hardenberg en te 's-Graven- zande was hij niet bevredigd. Hij was 't in vele opzichten met den heer Drees eens. Hij wenschte ook dat bij benoemingen van commissarissen van politie de minister van Binnenl. Zaken en de burgemeesters zouden worden ingeschakeld. De volgende liberale spreker dr. Vos zeide het beleid van den minister met be trekking tot de gemeenten zeer te waar- deeren; het is in het belang van de zoo (Van onzen Berlynschen correspondent.) Wie zich ten doel stelt, van de situatie in Duitschland zoo volledig mogelijk op de hoogte te blijven en zich niet te be palen tot het volkomen onjuiste beeld, dat ontstaat doordat men lukraak details verder geeft, die ook als ze juist blijken ten eenmale onvoldoen de zijn om een ook maar eenigszins onpartijdig overzicht mogelyk te maken, stuit voortdurend op moeilijkheden, die onafscheidelijk zyn van het hier heer- schend régime. Men kan met nog zoo zeer vooropgezette welwillendheid ten opzichte van het Duit- sche volk en zyn regeering, en met den em- stigen wil, zyn taak als publicist aan de hoogste eischen te toetsen, aan het werk gaan: altijd weer stuit men op de omstan digheid, dat het staatsleven in Duitschland in al zyn geledingen abnormaal is en geen breeden, objectieven kijk toelaat. En men komt tot de eindconclusie, dat het Duitsche z.g. Derde Rijk ondanks alle uiterlijke, op pervlakkig geziene rust en orde toch eigen lijk in een soort staat-van-beleg verkeert, een belegerde vesting is. Financieele politiek. Al dadelijk weet men niet, hoe het er in werkelijkheid met de rijksschatkist uitziet. Ik heb niet alleen de overtuiging, maar de zekerheid, dat in de meest verantwoorde lijke Duitsche kringen bijv. de geldswaarde, de Duitsche Rjjksmark dus, als van nul en gééner waarde beschouwd wordt, alleen maar terende op meer of minder kunst matig gekweekt binnenlandsch vertrouwen en op de omstandigheid, dat het Duitsche geld binnen de staatsgrenzen hermetisch af gesloten is. Het is binnenlandsch ruilmiddel zonder de minste internationale waarde. En hoe ziet het er met Duitschland's schuldenlast uit? Dat weten ten slotte ook alleen maar de verantwoordelijke mannen. Toen ik dezer dagen daarvoor met een bankspecialist in verantwoordelijke positie sprak en hem zeide, dat ik meende, de vlot tende schuld op zoo langzamerhand een dikke veertig milliard te moeten schatten, antwoordde hij met een bitter lachje: „Ach man, veel meer!" Maar juiste getallen kon, of wilde, ook hy niet noemen. Wel waren wy er beiden het roerend over eens, dat dit financieele beheer der laatste jaren ten slotte op een gruwelijke verarming van het Duitsche Rijk moet uitloopen, en dat vol gende generaties de gevolgen daarvan te dragen zullen hebben. Dan is daar het vraagstuk van de werk verschaffing. Daarover zouden natuurlijk boeken vol te schrijven zijn. Maar we willen ons hier tot eenige hoofdzaken beperken. Het is juist, dat het Hitler-régime de enorme werkloosheid van tusschen 6 en 7 millioen op iets meer dan één millioen teruggebracht heeft. In drie-en-een-half jsar. Dat ij, oppervlakkig beschouwd, een geweldige prestatie. Een krachtproef, maar ook dank zy paardenmiddelen. Gelukt, dank z'j twee hoofdbeginselen: werkverschaffing tot eiken prijs, en arbeidsverstrekklng. Het Rijk was al arm, toen het met dc phantastische staatsuitgaven begon, die noo dig waren om de werkloozen van de straat weg te nemen en in het arbeidsproces in te schakelen. Dat was op zichzelf een kranige daad. De moreele beteekenis ervan voor millioenen staatsburgers, die volkomen ge demoraliseerd waren door jarenlang op staatskosten te vegeteeren, is zoo enorm, dat op deze daad zelf eigenlijk geen critiek uit geoefend mag worden. Men spaarde natuur lijk de bedragen, die men voor deze mil lioenen als uitkeering uitgegeven had; maar men moest nog meer gaan uitgeven, om ze aan het werk te zetten. Deze actie meende men mogelijk te maken door de z.g. „Ankurbelung der Witschaft" oftewel: in gang brengen van het econo misch leven. Daarbij ging men van de opti mistische verwachting uit, dat na twee óf drie jaren staatsgelden in massa uitwerpen de energie, de lust om aan te pakken, by de werkgevers dusdanig zou zyn toegenomen, noodige aanpassing, in dat van de ge meenten zelf en in 's lands belang. Een college van advies zou bij de contróle kunnen dienst doen. De heer Smeenk (AR vond dat er niet onnoodig arbeidscontractanten mogen worden aangesteld en drong er op aan, dat de artikelen 125 en 126 der Ambte narenwet objectief zouden worden toe- gepast. Verlaging van de scheepvaartrechten was eveneens een wenach van den heer Drop (S.D.A.P.) Het afsnijden van exces sen was hem onvoldoende. Een spoedige en centrale regeling achtte hy noodig. Het was den heer IJsselmuiden (R.K.) een doorn in het oog, dat er te veel vo lontairs op de gemeentelijke secretarieën zijn; men stalt ze in steeds grootere getale aan, om arbeidskrachten uit te sparen. Gedep. Staten moeten meer een meer een taak krijgen bh de saneering der gemeen- tefinanclën. De heer Amelink (A.R.) tenslotte klaag de over de loonregeling voor het gemeen» tepersoneel te Zutfen, die in afwijking van a' ministers richtlijnen is vastgesteld, om een eigen belooningssysteem te hand haven. Tot den minister zijn we niet meer toe gekomen. Er stonden bij Binnenlandsch bestuur niet minder dan 21 sprekers inge schreven. Maar om half één vond de voor zitter het welletjes. dat men zich als staat langzaam maar zeker kon terugtrekken, en in den vorm van stij gende belastingen als gevolg van terugge keerde welvaart even langzaam maar zeker de uitgeworpen reuzen bed ragen weer zou terugkrijgen. Onbetrouwbare statistieken. Als men m(j nu den vraag stelt, of alles ook zoo geloopen is, als men verwachtte, dan kan ik evengoed „ja" als „neen" zeggen. Zeg ik ja, dan baseer ik dit oordeel op offi- cieele en officieuse Duitsche statistieken, die ik echter wantrouw, omdat de statistiek gelijk alles in het Derde Rijk in dienst staat van het regeenngssysteem en de nieu we „wereldbeschouwing", gelyk ook elke mededeeling van de regeering zelf, elke be schouwing in de dagblad- en vakpers, elke uiting in party vergaderingen, congressen en partijdagen. Zeg ik „Neen", dan heeft men, in en buiten Duitschland, het recht van my te verlangen, dat ik deze meening met cijfers en statistieken staaf, wat ik niet kan, omdat slechts de officieele gegevens, voor zoover die op de massa los gelaten zyn, tot mijn beschikking staan. Maar ik voel toch een sterke neiging tot de pessimistische opvatting. Op my rust niet de plicht, als ryksburger of partij genoot in het Duitsche Rijk naar binnen en naar buiten toe den optimist te spelen, voor zoover men niet overtuigd optimist is. Men kan van officieele zijde den laatsten tijd steeds meer de noodzakelijkheid hooren ver kondigen, niet nuchter te denken maar te gelooven, getrouw aan het woord, dat het geloof bergen verzet. Nu is dat binnen zekere grenzen stellig volkomen juist, en de Hitlerbeweging heeft er tal van zicht bare bewijzen voor gebracht. Zonder een sterk geloof in eigen kracht in de onfeilbare juistheid der eigen overtuiging, zou veel van wat heden aan positieve waarden tot stand gebracht is, in deze moeilijke tijden door een financieel-arm volk zeker nooit bereikt zijn. En we zyn er van overtuigd, dat ook het nieuwe „Vierjarenplan" in hoofdzaken slagen zal, ook ten koste van groote opofferingen, toenemende armoede en ontbering, en vermoedelijk ook wel toe nemende ontevredenheid. Dank zij dat ster ke, echte dan wel voorgewende, optimisme; en dit vaste geloof. Wie echter niet noodig heeft, hier te geloo ven of optimist te zijn, ziet de dingen anders. En men moge dit van Duitsche zyae den nuchteren buitenlander ten goede houden. De bestrijding der werkloosheid is in hoofd zaak gelukt. Eén millioen overgebleven werkloozen spelen geen rol van beteekenis meer by een zoo groot volk als het Duit sche. Maar een rol speelt, dat de werkver schaffing in hoofdzaak een kunstmatig karakter gehad heeft en zal blijven hebben. Nog een goed jaar en de weder om enorm geworden weermacht zal over voldoende reserves aan materiaal en amunitie beschikken. Het aantal rij kabouw werken afgezien van de autowegen blijkt nu reeds, wat de ontwerpen betreft, te talrijk en te kost baar te zijn. Het ontbreekt heden reeds aan vakarbeiders in de meeste beroe pen, De industrie is niet meer in staat, voldoende materiaal te leveren. De be stellingen kunnen nauwelijks meer uit gevoerd worden. Enorme nieuwe beleg gingen van kapitaal, dat er niet meer is tenzij tien altijd weer nieuw geld-zon- der-waarde drukt, zouden noodig zyn om zekere fabrieken zoozeer te vergroo- ten, dat het leger der arbeiders aan het werk blijft. Maar erger: de voorraden aan deviezen *yn tot een minimum ineengekrompen, bui- tenlandsche grondstoffen kunnen nauwe- ïyka meer aangekocht worden, het buiten land wil niet helepn (of Duitschland wil de consequenties van geboden hulp niet aan- vaaiden, om welke motieven dan ook), het wei k stokt, het wachten is op peperdure namaak-grondstoffen, op onder hoogen druk tot stand komende uitvindingen der in dustrie, der chemie, der mechanische weten schap. Een situatie, die op die der laatste twee jaren van den wereldoorlog begint te gelijken. En de pessimist ziet in het ver schiet alweer de natuurlijke consequentie, uitvallen uit de belegerde vesting, om zieh lucht te verschaffen. De export is op sterven na dood Een feit is, dat dank zij de jongste inter nationale devaluaties, de Duitsche export thans op sterven na dood is. Dat kan op den duur natuurlijk niet zoo blijven. En zoo ziet men Duitsche verkenners naar het buitenland reizen, naar Centraal-Europa naar den Balkan, om nieuwe afzetgebieden te zoeken. Kleine successen worden ook wel geboekt, maar ze schijnen druppels op den gloeienden stepn. De Duitsch-Poolsche „mariage de raison", waarin we nooit veel vertrouwen gehad hebben, dreigt sinds eenigen t(jd bedenkelijk in de richting van scheiding, althans van tafel en bed, te wil len neigen. De nieuwe vriendschap met Oos tenrijk, Hongarije en vooral Italië zal, na vele droevige ervaringen, in de Wilhelm- strasse zeker met innig wantrouwen be oordeeld worden. Of in Spanje ten slotte een vriendschappelijk regime zal zegevie ren, is nog altijd hoogst onzeker, ook al heeft de nationaal-gezinde Spaansche ambassa deur in Berlijn dezer dagen vol hoop zyn plaats in de door de Marxisten verlaten am bassade weer ingenomen. De in de Wilhelm- strasse zoozeer gewenschte enge toenade ring tot Engeland is sedert het eerste op treden van ambassadeur von Ribbentrop in Londen eerder aan het verkoelen dan aan het toenemen. Kortom, waarheen men, van Berlijn uit, ook over de grenzen ziet, nergens is een zekere toekomst met wat zonneglanzen waar te nemen. Innerlijke ontevredenheid- En intusschen begint men binnen de Duit sche grenzen met een programma, dat het gevaar in zich bergt, te zyn opgedrongen en daarom met diep-innerlijken tegenzin te worden aangepakt. Met uiterlijke feeeten, door fanatici gearrangeerd en omraamd, leidt men den nuchteren toeschouwer niet op een dwaalspoor. De met duizend teedere zorgen omringde arbeider is niet zoo tevre den. als men zich wellicht voorstelt. Hij loopt met den heerschenden mee, om zich, mochten de kansen zich wijzigen, zonder veel hartzeer van hen af te wenden. Slechts de goed verdienende boer voelt zich meer of minder lekker, en is nu zeker wel over tuigd te weten, wat hij heeft, en niet, wat hy krygt. Wil men de stemming onder veie z.g. intellectueelen, onder industriealen, bankmenschen. exporteurs, ent polsen, dan moet men maar eens in een vertrouwelijk hoekje met hen aan 't praten gaan. Zeker zyn ze allen goede patriotten en gelooven ze wel, dat de regeering het beste wil. Er zijn zeker ook tallooze arbeidsrs, die nog in het stadium van het vertrouwen verkeeren en niet al te hard brommen over lage loonen, hooge lasten en weinig toe komst Men heeft hier, het Duitsche volk kennend, met groot succes gehamerd op be grippen van beroepseer, nationale plicht, opofferingsgezindheid met een succes, dat uit niets beter blijkt dan uit de nog steeds stijgende enorme sommen, die bijv. de Winterhulp toevloeien. Er is in de Duit sche massa's een gloed gewekt, die wellicht nog jaren lang zal blijven oplaaien. Dat is alles positief. Maar daartegenover staat zoo veel negatiefs, dat we, en waarlijk niet met voldoening, aan de kruik denken, die soo- lang te water gaat. VEEL ANIMO. Voor de vacante betrekking van hoofd der o. L school te Schagerbrug hebben zich 69 sollicitanten aangemeld. VERKIEZING. Door stemgerechtigde leden der Ned. herv. gemeente te Wieringerwaard werden als notabel herkozen de heeren J. Koomen en P. Visser Az. In de vacature, ontstaan door het vertrek van den heer K. Zander, werd voorzien door de verkiezing van den heer Samphonius. Door de notabelen werd de heer C. Haring huizen herkozen als kerkvoogd. STEUN AAN OEN TUINBOUW. In de Staatscourant van gister is opgeno men de „Crisis-steunbeschikking 1936 (fruit en warmoezerygewassen"). Blijkens deze beschikking zal uit het Landbouwcrisisfonds aan hen, die als teler van gewassen van den tuinbouw zyn aange sloten by de Nederlandsche Groenten- en Fruitcentrale, steun verleend worden tot 'n totaal bedrag van ten hoogste 3.790.000. Deze steun betreft druiven, frambozen, andijvie, augurken, bloemkool, pronk- en sinjjboonen, spekboonen, doperwten, kas- komkommers, platglas-komkommers, gele, roode, spits- en witte kool, meloenen, peu len, prei, radijs, sla en tomaten. U ligt op de verkeerde tafel! Dt tafel voor massagekuurbeglnners is daar!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 12