DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Uit den Alkmaarschen Raad. No. 300 Dinsdag 22 December 1936 138e Jaargang n. Moet een wethouder zich aan de politieke wet houden Een poort die niet op een eerepoort lijkt. !BuUe*i£atid ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS FER GEWONE AD VERTEN"" EEN: Van 15 regels f 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. De kwestie-Bonsema is al een heel eigen aardige. Daar is een wethouder, die op de een of andere wijze de vriendschap en het vertrou wen van zijn fractiegenooten of een deel van zijn fractiegenooten heeft verlóren en wan neer dezen ter oore komt, dat hij langen tijd geleden enkele geschenken geaccepteerd heeft, wat men als een soort omkooperij be schouwt, wordt hij van corruptie beschul digd en voor een commissie gedaagd, waar van niemand minder dan de partij-voorzitter Koos Vorrink de heer Van de Vall keek toen hij dien naam noemde eenigszins drei gend naar de pers en om te bewijzen, dat dit indruk gemaakt heeft zullen we dus maar spreken van den grooten Koos Vorrink waarvan dus niemand minder dan de groote Koos Vorrink de voorzitter is ge weest. Deze commissie maakt een acte van be schuldiging van dertig folio-vellen op en leest al dat fraais voor in een afdeelings- vergadering, met de mededeeling, dat men dit en dat wel gezegd heeft, maar dat het niet bewezen is kunnen worden. Men legt een verklaring over van den ge ver, dat hij enkele dingen wel geschonken had met de bedoeling den wethouder om te koopen en ook een verklaring, dat hij die be doeling niet gehad heeft, waaruit blijkt, dat menschen van verschillende zienswijze bij dezen man op visite zijn geweest. De wethouder wendt zich tot den waarne mend burgemeester, die een onderzoek in stelt en mededeelt, dat hij van den goeden trouw van zijn collega overtuigd is. Ook de commissie schijnt geen schuld te kunnen be wijzen, maar de afdeeling veroordeelt den beklaagde, op haar voorstel, desniettegen staande tot een royement met de mededee ling, dat hij als wethouder verre heeft over schreden wat hij zich had mogen veroorlo ven. Ziedaar de kwestie-Bonsema in een note- dop, maar het drama is nog niet uit, want de veroordeelde is zich geen schuld bewust en gaat in hooger beroep bij het partij-be stuur in de verwachting, dat een nieuwe col lege zijn zaak dan bekijken zal en hij zich ook daar zal mogen verdedigen. Zoo zou het tenminste in de gewone maat schappij gaan, maar bij het partijbestuur ging het anders. De beklaagde kreeg geen antwoord op een brief om inlichtingen en kon op een goeden dag in de courant lezen, dat hij ook in hoogste instantie veroordeeld was en de zwaarst mogelijke straf het royement had gekregen. Daarmede had de heer Bonsema, als lid der S.D.A.P. afgedaan, maar daarom nog niet als wethouder en omdat hij ervan over tuigd was op onjuiste conclusies gevonnisd te zijn men had zich daarbij zelfs niet ontzien om de verklaring van den loco-bur gemeester zoo te verdraaien, dat deze niet door overtuiging van onschuld, maar door gebrek aan bewijs tot zijn vrijspraak zou zijn gekomen wendde de heer Bonsema zich tot den Raad en verzocht om een onpartij dige uitspraak. En nu is het zeer merkwaardig, dat in de bewuste, in September gehouden vergade ring de heer Van de Vall, als fractie-voor zitter een verklaring voorlas, waarin tot uiting kwam, dat de geheele kwestie-Bonse ma buiten diens wethouderschap omging en een organisatorische kwestie, dus een zuii- vere partij-kwestie was, met het natuurlijk gevolg, dat men zich toen met een motie- Govers vereenigde waarin verklaard werd, dat de Raad zich er dan ook niet mee te be moeien had en tot de orde van den dag kon overgaan. Sterker nog: in de vergadering van Vrij dagmiddag, waarin de heer Bonsema een verklaring aflegde en er aan herinnerde, dat de heer Van de Vall geconcludeerd had, dat de wethouder in het vermeende corruptie geval vrijuit ging, interrumpeerde de heer Van de Val} met de woorden: „Dat is juist". De heer Van de Vall had trouwens even tevoren een verklaring voorgelezen, waarin tot uitdrukking gebracht werd, dat de wet houder als partij-lid geroyeerd was en, in dien hij aanbleef, zijn zetel dus ten onrechte zou bezetten, maar waarin als oorzaak van het conflict alleen over organisatorische re denen werd gesproken. Een logisch denkend mensch zou veron derstellen, dat wanneer er 's middags van corruptie geen sprake was, dit ook 's avonds als argument zou hebben afgedaan, maar tot aller verbazing haalde de heer Van de Vall nadat hij er zich van overtuigd had, da de wethouder niet van plan was heen te gaan een papier uit den zak en vertelde, dat hij tot zijn grooten spijt nu een en ander openbaar zou moeten maken. De geheele Raad verwachtte verrassende onthullingen, maar het bleken ten slotte niets anders dan de overbekende conclusies van de commissie-Vorrink te zijn, waarbij de heer Van de Vall thans met de schemer lamp en het jongensfietsje kwam aandragen, daarmede dus welbewust den indruk willen de wekken, dat de wethouder zich aan on toelaatbare handelingen dus aan corrup tie zou hebben schuldig gemaakt en zou moeten verdwijnen. Een dergelijke houding van geen cor ruptie en wel corruptie is ons volkomen on begrijpelijk en als de rechters van den heer Bonsema even vlug van standpunt kunnen veranderen als de heer Van de Vall, kunnen we ons begrijpen, dat de wethouder niet van plan is, zonder meer in zijn vonnis te be rusten. Wie van corruptie beschuldigd wordt en door het geheele land als een onbetrouwbaar man bekend gemaakt wordt, heeft zeker het recht, dat de tegen hem ingebrachte beschul digingen ook werkelijk worden bewezen. Voldoet hij zonder meer aan den wenk van het partij-bestuur, door zijn zetel be schikbaar te stellen, dan laadt hy den schijn op zich, dat hij, zich aan een dergelijk von nis onderwerpende, zich van zijn schuld be wust is en dat is de reden, dat de wethouder er niet aan denkt zonder meer te vertrek ken. De heer Bonsema blijft dus en er is trou wens niemand in den Raad, die hem kan dwingen zijn zetel prijs te geven vóór het tijdstip van nieuwe wethoudersverkiezingen is aangebroken. Maar daarmede is natuurlijk wel een zon derlinge situatie ontstaan. Daar zit een wet houder, die door zijn partijgenooten of liever voormalige partij genooten niet meer als hun vertegenwoordiger in het col lege erkend wordt en er is ongetwijfeld iets scheefs in de positie van den heer Bonsema gekomen. De vraag doet zich nu voor of hij, los van zijn partij, daar kan blijven zitten en de heer Bonsema heeft zich, om aan te toonen, dat dit wèl kan, beroepen op een benoeming welke in een vorige raadsvergadering plaats had, toen de heer Bakker werd gekozen als regent van het Stedelijk Ziekenhuis. De heer Bakker zat namelijk in het re gentencollege als vertegenwoordiger van de S.D.A.P. en toen de partij ook hem royeer de beklaagden en getuigen schijnen daar door hetzelfde zwaard van Damocles getrof fen te worden heeft hy als gehoorzaam sociaal-democraat voor zijn regentschap be dankt, in de verwachting dat de Raad daar voor een zijner nog niet geroyeerde fractie genooten zou kiezen. De Raad heeft zich toen evenwel op het standpunt gesteld, dat de heer Bakker ge toond had een goed regent te zijn, een re gent, die zyn taak naar behooren verricht had. De Raad heeft zich daarom niet ge stoord aan de conflicten welke de heer Bak ker met zijn partij en zijn partij genooten ge had heeft, heeft er zich zelfs niets van aan getrokken, dat de heer Bakker officieel geen lid van de S.D.A.P. meer is en hem door een herkiezing gehouden op de plaats waar men meent, dat hij nuttig werk kan verrichten. Dat zelfde standpunt, zegt de heer Bon sema, kan de Raad thans ook innemen. Im mers er is nimmer gebleken, dat hy aJs wethouder niet voor zyn taak berekend is geweest. Hij is van alle hem toevertrouwde bedryven tot in onderdeelen op de hoogte en weet zyn beleid met argumenten te verde digen. Hy is dus als wethouder de rechte man op de rechte plaats en zou hij dan moeten ver dwijnen enkel en alleen omdat hy geen lid van de S.D.A.P. is gebleven? Wij weten, dat wy ons hier op glad ijs wagen, want dat men zal beweren, dat het Stadsziekenhuis ten slotte nog iets anders is dan de gemeente zelf, dat men in het Zie kenhuis desnoods alle politiek kan negeeren, maar dat de Raad nu eenmaal in zyn leden en in de verhouding van zyn leden een beeld geeft van de verschillende politieke par tijen en de aantallen geestverwanten welke zich daarvan in onze gemeente bevinden. De S.D.A.P. heeft zes leden in onzen Raad gebracht en de heer Bonsema is door zijn geestverwanten, via deze zes uitverkorenen in den wethouderszetel gekomen. Is hy dus geen lid van de soc.-dem. partij meer, dan mag hy nog zoo'n goed wethouder zijn, maar dan eischt het politiek fatsoen, dat hij gaat verdwijnen. Dat is bij de begrootingsvergaderingen door verschillende fractie-voorzitters naar voren gebracht en de heer Go vers, die blijk baar al een anderen candidaat op het oog had, heeft zich veel moeite gegeven den Raad tot een dergelijke uitspraak uit te lok ken, zonder dat hij blijkbaar voldoende me destanders heeft kunnen vinden om de een of andere motie met succes in stemming te kunnen brengen. Het ziet er dus niet naar uit, dat de heer Bonsema binnen afzienbaren tijd zal heen gaan, zelfs niet dat de Raad openlijk zal uit spreken, dat dit noodzakelijk geacht wordt en wy kunnen ons indenken, dat het feit, ''at de vermeende corruptie niet bewezen is ge worden, het feit, dat de heer Bonsema zijn wethouderlijke taak naar behooren verricht, en niet het minst het feit, dat hij op een zeer onsympathieke wijze buiten zijn party gezet is, op de houding van vele raadsleden van invloed is geweest. Wie geen starre politicus is en den Raad dus niet alleen als een verzameling van po litieke voormannen, maar ook als een groep ingezetenen ziet, dat naar eigen inzicht de belangen van stad en bewoners hebben te behartigen, kan in het aanblijven van den heer Bonsema, ook tegenover degenen, die bij de laatste raadsverkiezing op de candi- daten der S.D.A.P. gestemd hebben, wel eenige logica zien. Immers, in 1935 kregen de katholieken ruim 4000 stemmen en er zullen waarschijn lijk niet velen geweest zijn, die op deze par ty hun stem uitbrachten en niet tot de katholieke staatsparty behoorden. De S.D.A.P. kreeg ruim 3500 stemmen en aangezien de kiesdeeler bijna 700 was, is het duidelijk, dat wanneer alleen de leden dezer partij hun stemmen hierop uitgebracht had den, de soc.-dem. hoogstens één vertegen woordiger in den Raad hadden gekregen. Wij houden daarbij niet eens rekening met het feit, dat er onder de 500 afdeelingsleden hier ter stede nog vele jongeren zijn, die aan de stemming niet hebben deelgenomen. Minder dan 500 leden brachten dus, door hun partij te stemmen, tevens hun stem op den heer Bonsema uit. Van die 500 leden zijn er slechts 140 die voor zijn royement ge stemd hebben en wanneer men dus den toe stand zuiver nagaat, zijn er op het moment in onze stad een 140-tal menschen, die zich door het aanblijven van den heer Bonsema gedupeerd kunnen gevoelen en kunnen ver klaren, dat hij buiten hun wil als wethou der is blijven zitten. Daar tegenover staan dan ruim 3000 kie zers, die wel op de S.D.A.P. stemden, maar er niet officieel toe behooren, wien het vrij onverschillig kan laten op de partij hem al dan niet geroyeerd heeft en die hem wel licht bij een volgende verkiezing zooveel stemmen zullen bezorgen, dat zijn herkie zing verzekerd zal zijn. Vertegenwoordigt de heer Bonsema in den Raad dus niet officieel de afdeelingsle den der S.D.A.P. meer, hij behoeft daarom geenszins het vertrouwen te hebben verlo ren van een drieduizend stadgenooten, die hem door hun stemmen mede in den Raad brachten en nog geen blyk hebben gegeven, dat ook zij op zijn heengaan prijs stellen. Wij begrijpen, dat strenge politici deze theorie aanvechtbaar zullen oordeelen, maar wie ook nog met andere dan politieke fac toren rekening wil houden, kan zeker tot de conclusie komen, dat de wethouder zich nog altijd de vertegenwoordiger van een breede volksgroep kan noemen. En daarmee stappen wij van het geval- Bonsema af om nog wat minder belangrijke punten naar voren te brengen. Daar is b.v. de geschiedenis van de kerk en het poortje, een kerk, die zoo groot, zoo oud en zoo mooi is, dat wy haar lotgevallen eigenlijk niet onder de minder belangrijke gebeurtenissen mogen rangschikken. Die kerk is bezig in elkaar te storten en dat dateert natuurlijk niet van vandaag of gister, maar dat is al jaren aan den gang. Zij zal daarom gerestaureerd moeten wor den, maar de restauratie van een kerk is geen karweitje, dat het kerkbestuur wel uit de opbrengst van het Zondagsche collecte zakje zal kunnen betalen Dat kost honderd duizenden guldens en als het er zoo voor staat is de tijd gekomen, dat er eens met de heeren in Den Haag wordt gesproken. Er is destijds een prachtig plan geweest, een restauratie-plan, waarbij de gemeente en de kerkvoogdij wat zouden betalen en de rest door de Provincie en het Rijk zou wor den bijgepast en B. en W. bevalen den Raad geestdriftig aan van de gelegenheid gebruik te maken en het regeeringsvoorstel in dank te aanvaarden. Maar toen bleek, dat de loonen tusschen die van de werkverschaffing en de normale zouden liggen. Er waren protesten van de vakbonden en ook de wethouders hadden plotseling bezwaren, zoodat de Raad allerlei reserves maakte en niet op het voorstel uit Den Haag is ingegaan. Sedert dien wachten wy af wat het resul taat van de besprekingen tusschen diverse ministers zal zijn en de conferentie schijnt nog al lang te duren, want bij de vorige be grooting was men niet tot een resultaat ge komen en dat was er nu nog niet. Intusschen blijkt de kerk zelf niet te wach ten, maar gaat voort met bouwvallig te wor den. De Westelijke gevel is, zooals de heer Grondsma in den Raad mededeelde, nu al twintig centimeter naar buiten gezakt en zooals bekend, is de doorgang in het Waai gat, met het oog op het gevaar, voor het pu bliek afgesloten. Zakt de gevel, ondanks een aangebrachte ijzeren steunbalk nog meer, dan komt op een goeden of liever slechten dag de heele boel naar beneden en dan blijft er van het wereldberoemde orgel, dat tegen dezen muur gebouwd is, niets an ders over dan een verzameling kapotte toetsen en platgedrukte pijpen. Er is periculum in mora, maar de mi nisters bespreken nog het een en ander en dan past het een gemeenteraadje van een provinciestadje lijdzaam af te wachten tot de hooge heeren tot een accoord zyn geko men. Aan de kerk zit een poortje en dat poortje is enkele jaren geleden eens aangereden door een vrachtauto van een of andere zui velonderneming, met het gevolg, dat het er min of meer gehavend uitziet. Men vraagt zich onwillekeurig af of de ge meente het bleek later dat dit de taak van de kerkvoogdij was niet eens een werkloozen metselaar met 'n emmer kalk en een verzameling zandsteen kon laten komen om het hier en daar wat bij te werken en weer in behoorlijken staat te brengen. Maar dan vergeet men natuurlijk, dat de kerk en dus ook het poortje op de monu mentenlijst staan. Als het poortje gerestau reerd zai worden moet er minstens een ar chitect met een dubbelen naam aan te pas komen en die heeft dan ook een begrooting opgemaakt waaruit blijkt, dat de reparatie niet minder dan 11.500 zal kosten. De heer Grondsma verklapte, dat de kerk voogdij een aanbod van een particuliere firma had gekregen, die het werk graag voor 3000 a 4000 wil opknappen, maar in den Raad bleek al spoedig dat het prijsver schil eigenlijk hierin zat, dat de architect het heele poortje eerst wil afbreken en dan weer wil opbouwen. Er was dan nog verschil in prys al naarmate het er uit zou zien als een poortje van 1000 jaar geleden of als een poortje van 400 jaar geleden, wat in deze omgeving, waar zelfs de heer Kropholler oudheidkundige bevliegingen krijgt, eigen lijk geen verwondering behoeft te wekken. Het resultaat is natuurlijk, dat er voorloo- pig aan het poortje niets gedaan wordt. Het wacht op de kerk omdat men blijkbaar het geheele plan ineens wil uitvoeren en het is natuurlijk ook mogelijk, dat het poortje op een goeden dag onder de instortende kerk verdwijnt, waarmee dan het voordeel is ver kregen dat er niet meer gedebatteerd hoeft te worden over de vraag of het al dan niet zal worden afgebroken. Meester Leesberg wilde en daar is hy natuurlijk jurist voor de kerkvoogdij een proces-verbaal geven in de hoop, dat de heeren daarvan zoo zouden schrikken, dat zij zelf nog eens op bespoediging van de plannen zouden aandringen, maar de bur gemeester wees er op, dat er tusschen de heeren van de stad en de heeren van de kerk vriendschappelijke verhoudingen bestaan zoodat er beter niet met processen-verbaal kan gewerkt worden. De heer Sietsma herinnerde zich nog wel ke zuivelonderneming destijds de eigenares was geweest van de vrachtauto die het poor tje had aangereden en zou daarom hier maar eens om schadevergoeding willen aan kloppen. Het idee is niet slecht, de zuivelfabrieken, trouwens de veehouders in het algemeen, leven tegenwoordig in een land van melk en honing, er worden extra groote winsten gemaakt en wie weet, zou de fabriek niet bereid gevonden worden als het poortje dan toch op haar kosten gerepareerd wordt de restauratie van de kerk er nog by te nemen. Dan ging dat in een moeite door en dan was het vraagstuk meteen tot een op lossing gekomen en behoefden ook de hee ren in Den Haag er niet langer over te con- fereeren. Intusschen wachten we maar af in de hoop, dat ook de kerk nog een tijdje zal wachten. De heer Dekker heeft zyn beklag gedaan over een artikel in de bouwverordening, dat zoo onduidelijk was, dat er een wethouder van Gemeentewerken by te pas moest ko men om het te kunnen begrijpen. Trouwens de wethouder had er ook niet veel van begrepen en het artikel was op hoog bevel dan ook vereenvoudigd. Het doet eenigszins zonderling aan den huizenbouwer Dekker een pleidooi voor zyn eigen onderneming te hooren houden, maar er was wel groote belangstelling voor zyn woorden toen hij verzekerde, dat de bouwrijp gemaakte terreinen aan den Ber- gerweg zoo hoog zijn, dat er minstens een dertig duizend kubieke meter zand te veel opgebracht zou zyn. Wie deze enorme terreinen ziet, waar de straten al gelegd zijn alsof zy dicht be bouwd waren en daarop een stuk of drie hui zen ziet staan, begrijpt welk een kapitaal hier renteloos ligt en renteloos zal blijven liggen als er niet vlugger verkocht en ge bouwd wordt. Dan verwondert men er zich niet meer over, dat de grond in onze gemeente zoo duur is en dan is het een dubbel onaange name verrassing als men hoort, dat hier voor duizenden en duizenden guldens zand te veel ligt, kapitaal en arbeid, die nutte loos verspild zyn Volgens den heer Dekker ligt het bouw terrein te hoog of de straten te laag, wat natuurlijk op hetzelfde neerkomt en zouden de bouwers, die elders grond te kort komen het hier zonder bezwaar van de eigenaren mogen weghalen. Wethouder Klaver betwistte dat hier on deskundig en roekeloos zou zyn opgetreden. Hy wist dat het terrein hoog lag, maar dat was expres gebeurd om de huizen niet al leen hoog, maar ook droog te krijgen. Er wa ren vroeger in de Steynstraat eens huizen, die in den regentijd onder water liepen en de klachten daarover hebben den wethou der zooveel slapelooze nachten bezorgd, dat er op den Bergerweg geen huis meer ge bouwd zal worden waar de bewoners ooit last van natte voeten zullen krijgen. Dat is natuurlijk erg prettig voor de be woners, maar de bouwers schijnen heel wat onkosten te hebben door het overvloedige zand weg te halen en het komt ten slotte natuurlijk hier op neer, dat het er wel dege lijk uitziet dat onze armlastige gemeente hier roekeloos met zand en dus ook met geld heeft gesmeten. DE SING SING-GEVANGENIS. Dezer dagen kwam er een berichtje over de overVuldheid van het „doodenhuis" in de staatsgevangenis van New York, Sing Sing. Een nader bericht leert, dat er onder de 23 ongelukkigen, die er op hun terechtstel ling wachten, negen jongens zyn van nog geen 21 jaar oud. De jongste is James Sulli- van, die 17 is. Hy was in een winkel bin nengedrongen, had er den winkelier dood geslagen en was er met 9 dollar uit de win kellade vandoor gegaan. De jongen was een leerling van een middelbare school. Geld zucht had hem tot de daad gebracht. Wentworth Springer, ook 17 en slechts vijf maanden ouder dan Sullivan, zal op 7 Januari op den stoel moeten plaats nemen. Salvatore Scata is 18, Frederick Fowler 19, Henry Stevens 19, Charles A. Waterbury 20, en Charles Ham 20. De beruchtste moordzaak, waarbij een dezer jongelieden betrokken was, was die van Scata. Met twee anderen was hy een kantoor van een ver keersonderneming op Coney-eiland binnen gedrongen en een van hen had er den be ambte, die de ontvangsten van den dag naar het hoofdkantoor wilde overbrengen, gedood, toen deze zich te weer wilde stellen! Er waren by deze zaak nog ettelijke ande ren betrokken, n.1. Sam Kimmel 23 jaar, Eugène Bruno 23 jaar, Joseph Bologna 24 jaar, Dominick Zizzo 26 en Theodore Di- donne 31 jaar. DE KERKSTRIJD IN DUITSCHLAND. Niemöller weigert met de nationaai- socialisten samen te werken. Dominé Niemöller deelde gisteravond de geloovigen van zijn parochie, Dahlem in West-Berlyn, mede, dat hy categorisch ge weigerd heeft samen te werken met de evangelische rijkskerk-commissie, welke door de nat.-socialisten wordt gesteund. Hij zeide verder, dat van de synode van Breslau vele dominé's van de confessionneele kerk bereid waren vrede te sluiten met deze commissie en den voorzitter hiervan, Zöllner, doch hij, Niemöller, weigerde. Hij' wil niet van den eens gekozen weg afwij ken. Velen in de confessionneele kerk zijn thans van meening, dat nu Niemöller zijn standpunt uiteen heeft gezet, vele van zyn vrienden onder de predikanten van de con fessionneele kerk hem zullen verlaten en contact zullen zoeken met de rijks-commis sie.' STUWDAM VAN OSARUZAWA OPNIEUW BEZWEKEN. Opnieuw acht dooden en 36 gewonden. De stuwdam bij.de kopermijn van Osaru- zawa (Japansche prov. Akita) is vanoch tend opnieuw bezweken. Acht arbeiders kwamen om het leven, 36 werden gewond. Tpen de flam he.t op 2Q November j.L be gaf, kwamen 700 personen om het leven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1936 | | pagina 1