PRINS BERNHARD
-
ZIJN VOOROUDERS EN
ZIJN GEBOORTEPLAATS
door HOFRAT MAX STAERCKE
Hofrat Max Staercke, oud-lid van
het Lippische Landesprasidium"
en gevolmachtigd lid van de
„Deutsche Reichsrat" schreef voor
ons blad een artikel over de roem
rijke geschiedenis van het over
oude Vorstenhuis, waaruit Z.D.H.
Prins Bernhard is voortgekomen.
ruggaande geschiedenis gesproken wordt,
en de eerste indruk, die het Nederlandsche
volk bij het eerste officieele optreden van
prins Bernhard gelooft te hebben gekregen,
zich in de voor- en tegenspoed van de ge
schiedenis van zijn huis weerspiegelt als die
genen, die den prins vanaf zijn jeugd ge
kend, zyn leven en volwassen-worden waar
genomen hebben, over het goede debuut
van den jongen prins in het geheel niet ver
wonderd waren, ja, dit zelfs als heel na
tuurlijk hebben opgenomen, dan kan dit
voor het Nederlandsche volk niet anders
dan een geruststelling zijn.
Maar nu in een oude familie, als het Huis
van Oranje Nassau, een zoon „introuwt"
(men kan eigenlijk zonder veel overdrij
ving „een vreemde" zeggen), nu wil men
toch steeds nog meer over hem weten en niet
alleen over hemzelf, doch ook over zijn fa
milie, over den grond, waarop zijn wieg
stond, over de menschen, waarmede hij
heeft omgegaan, over de levensvoorwaarden
en levensopgaven, die aan zijn geslacht ge
steld zijn.
Het is een lange weg, die de lezers voor
deze beschrijving moeten gaan, maar de
foto's, die de blikken trekken, de menschen.
die men op dezen langen weg tegenkomt, de
politiek van het gebied, dat de Lippische fa-
malie gedurende een duizend jaar beheerscht
heeft, en waarover zij tot de jongste politieke
verandering heeft geregeerd, zijn zeer af
wisselend.
Het geslacht van den prins.
Nederduitsche grond is het, waaruit het
geslacht van den prins stamt. Oud is de ge
schiedenis, waaraan al haar afstammelingen
verplicht waren, en in het laatst de a.s.
prins-gemaal, dien het lot aangewezen heeft
om aan de zijde van de toekomstige konin
gin van Nederland een groote taak te ver
vullen.
Hoe vaak hebben niet de afstammelingen
van dit vorstenhuis den blik op het schitte
rende voorbeeld van hun voorouders gericht,
op hun geschiedkundig welbekenden voorva
der Bernhard II van Lippe, die reeds in 1140
als zoon, kleinzoon en achterkleinzoon van
een oud-Saksisch riddergeslacht aan de
oevers van een zijrivier van den Rijn, de
Lippe, verscheen. Hoe plichtsgetrouw heeft
het nageslacht van dezen held steeds ge
tracht volgens het woord van den grooten
Duitschen dichter: „win het, om het te bé
zitten" te handelen.
Deze Bernhard, wiens naam de prins
draagt, en wiens naam steeds weer aan zo
nen van het Huis Lippe werd gegeven, van
wiens roem jonge vorstelijke moeders hun
zoontjes legenden en sprookjes vertelden,
draagt den naam van het kleine vorstenge
slacht op prachtige wijze door de geschiede
nis heen. Niet alleen heldhaftig en als veld
heer van Heinrich de Leeuw, Hertog van
Braunschweig, die een zoo grooten invloed
op het leven van keizer Barbarossa heeft
gehad. De Lippische edelman Bernhard werd
meer bekend als stichter van de middel-
eeuwsche steden Lippstadt en Lemgo, als op
richter van kloosters, als dapper kruisvader
en uitbreider van het christelijke geloof in
de Baltische provincies, waarheen hij nog
tegen het einde van zijn leven trok en waar
hij als bisschop van Semgatlen op den hoo-
gen leeftijd van ruim 80 jaar stierf. Deze
Bernhard was het, van wiens vader Her-
mann de Duitsche geschiedenis als politieke
gebeurtenis slechts kan berichten, dat hij
aan een kruistocht van keizer Barbarossa
naar Rome heeft deelgenomen en na een
zegevierende veldslag in de Campagne is ge
sneuveld, genoemd als offer van dezen slag
naast de beroemde namen van Duitsche aan-
voeders, die den keizer toen naar Italië bege
leidden. De edelman Hermann was de wer
kelijke grondvester van de huismacht, waar
op zich eeuwen later de grootheid van de
graven en vorsten van Lippe heeft ontwik
keld. De eerste groote Bernhard van dit
vorstengeslacht was echter ook hierin van
beteekenis, dat hy met zyn zoons de bisdom
men van Utrecht, Deventer, Bremen en Pa-
derborn groote kerkvorsten ter beschikking
stelde; Otto van Utrecht, die met zijn broe
der Dirk in den strijd tegen Hermann van
Coevorden in 1227 in de slag bij Anen sneu
velde, Gerhard, aartsbisschop van Bremen,
die door zijn oorlogen, die de Stedinger boe
ren vernietigden, en door de uitbreiding van
het Duitsche aartsbisdom Bremen en door
de Duitsche invloed in het hedendaagsche
Holstein, van groote beteekenis werd.
En aan de middeleeuwsche gestalte van
Bernhard II en zijn kerkvorstelij ke zonen
voorbij voert de weg door de eeuwen heen
naar graaf Simon Hl van Lippe, die, regee-
rend van 13601410, den grondsteen voor
de ondeelbaarheid van het land legde, die,
ondanks alle bezuinigingspogingen van den
een of anderen nakomeling, het gebied Lip
pe als souverein-land tot op heden behou
den heeft. Ook was het deze Simon III, een
krachtige heerschernatuur, die zich zelfs ge
durende zijn smadelijke 3-jarige gevangen
schap in Rheda niet liet breken, die het op
zeer hoogen leeftijd nog mocht beleven, dat
zijn in het oorlogvoeren niet minder erva
ren en succesvollen zoon Bernhard IV, den
hertog van Braunschweig op den Bückeberg
bij Hameln overwon en hem als gevangenen
meevoerde naar den nu vervallen Falken-
burg bij Berlebeck in het Teutoburger woud,
Een strijdende edelman.
Maar nog grooter en gewichtiger werd in
de Westfaalsche-Nedersachsische geschiede
nis. Bernhard VII, edelman van Lippe, die
reeds op éénjarigen leeftijd zijn gesneu
velden vader opvolgde, eerst onder voogdij
schap van den aartsbisschop Dietrich van
Keulen, doch daarna reeds op 16-jarigen
leeftijd de regeering overnam, om tezamen
met den Hartog van Kleef de stad Soest,
welke in de middeleeuwen zoo belangrijk
was, tegen zijn voormaligen voogd te helpen.
Vyftig jaar later werd Johannes Hus in
Konstanz verbrand. De Böhmische huur
lingen-legers, die onder den naam van „De
Hussiten" door den Keulsche kerkvorst
waren aangenomen, vielen het Lippische
land binnen en, terwijl de jonge Bernhard
voor de belegerde vesting Werl bij Dort-
mund lag, plunderden en verbrandden zij
de steden van het graafschap, waaronder
ook Bernhards residentie, Blomberg, die
gelijk gemaakt werd met den grond, op de
resten van de thans nog bestaande burcht
na. In een lang leven van meer dan 60 jaar
heeft de strijdende edelman toen zijn land
weer opgebouwd, steden en handel be
schermd en de welvaart opgevoerd. Aan
het einde van zijn dagen kwam de eeuwige
landsvrede, en hiermede hield de tijd van
„ridders en strijd" op. Vanuit Wittenberg
verkondigde Martin Luther eenige jaren na
den dood van den edelman de nieuwe leer,
en de tijd van de scholieren en van het
humanisme was aangebroken, afgewisseld
door kleine gevechten en toernooien.
Een kleinzoon van den twistzieken Bern
hard VII, Bernhard VIII, voerde in zijn land
de reformatie in, die door de steden harts
tochtelijk werd begeerd, en waaraan zich
ook de edelman zelf niet onttrok, en die de
geloofsleer voor het geheele gebied werd.
Humanisme, ontwikkeling, een van de in
de middeleeuwen zoo bloeiende steden uit
stralende beschaving, breidden zich uit.
Zijn vertegenwoordiger van dezen tijd in
den edelman en graaf Simon VI, die van
meer beteekenis als diplojpaat was dan als
krijgsman. Simon VI kwam in nadere be
trekking tot Prins Maurits, dien hij in de
veldlegerplaats bij Lingen leerde kennen en
aan wiens hof hij als leider van keizerlijke
gezantschappen heeft gewerkt. Aan zijn
heerscherpersoonlijkheid knoopt zich die
overeenkomst met de Generale Staten van
1598, die later niet meef door den keizer
werd erkend, zoodat de vrijheidsoorlog van
de Nederlanden zich veranderde in den 80-
jarigen oorlog, welks herinnering voortleeft,
zelfs in de geschiedenis van de andere
Europeesche volken.
Godsdienstoorlogen komen.
Met Simon VI verbleekt de middeleeuw
sche tijd van edelingen-geschiedenis en de
tijd van godsdienst-oorlogen werpt haar
tragische schaduwen vooruit. Ondanks zijn
beslist evangelische overtuiging met
kracht heeft hij in zijn land de gerefor
meerde leer ingevoerd behoorde hy tot
de vertrouwden van den Habsburgschen
keizer en men bericht van zijn belangrijken
invloed op Hem en op de Duitsche vorsten
van dien tijd. Het was zijn, ja, het was
Duitsche tragiek, dat hij tengevolge van
een zware ziekte vroeg oud werd en in de
godsdienststrijd en bij politieke scher
mutselingen zijn verstandige raad en zijn
vaak zoo beslissende invloed niet meer tot
hun recht kwamen. En volgden op den
dood van zijn belangrijken grootvader,
Bernhard VIII, na eenige jaren, de hamer
slagen van Luther aan de slotkerk te Wit
tenberg, zoo volgden op zijn dood 5 jaar
later het uitbreken van den 30-jarigen
oorlog.
Simon VII, de stamvader van het huis
Lippe-Biesterfeld, volgde zijn in de politiek
beduidenden vader op. Maar hy stierf
jong. Met haar na zijn dood geboren zoon
Jobst Hermann, den eersten graaf van
Lippe-Biesterfeld, trekt de jonge weduwe,
Maria Magdalena, in de zeer oude burcht
Schwalenberg, waar de omstreeks 1200 uit
gestorven graven van Schwalenberg en
Sternberg, eens het beroemdste en belang
rijkste heerschergeslacht van Nedersachsen
naast de Guelfen-hertogen, gezeteld hadden
en welke later in het bezit van Lippe was
gekomen. De burcht en de haar omringende
meierij, bosschen en dorpen werden als
levensonderhoud aan Maria Magdalena en
haar kinderen gegeven. Op de burcht
Schwalenberg beleefde zij de verschrik
kingen van den 30-jarigen oorlog, plunde
ringen en rampen van allerlei aard. Hier
bracht zij een sterk, oprecht Lutherdom in
practijk, wat niet alleeen een zorg was voor
het behoud van het materieele bezit, van
haar kinderen, doch ook voor hun Luther-
Ruïne Lippe
Het heerenhuis te Biesterfeld.
sche bekentenis. Vanaf de burcht Schwalen
berg kwam zij met den beroemden dominé
en liederendichter Paul Gerhardt in kennis,
dien zij bij haar aan aan het hof uitnoo-
digde, toen hij tengevolge van zijn Luther-
sche overtuiging, bij den keurvorst van
Brandenburg in ongenade was gevallen.
Een dappere, verstandige vrouw, wier in
tellect niet verloren is gegaan in de familie
geschiedenis van de Biesterfelder graven,
zooals wij in de volgende eeuwen steeds
weer opmerken.
Doch met den stamvader Simon n, en
als nageboren kinderen treden zij uit de
glans van het regeerende huis. Terwijl
Maria Magdalena en haar zoon Jobst Her
mann een heel eenvoudig leven leidde, ter
wijl zij er naar streefden het leed, door den
langen oorlog veroorzaakt, te verzachten,
de vernielde dorpen en meierijen van hun
woonplaats weer op te bouwen, de bosschen
om hun bezit te verzorgen en productiever
te maken voor de komende geslachten, be
gint aan het hof te Detmold van den broeder
en neef dat uiterlijk zoo schitterende, maar
ook zoo rampzalige tijdperk in de lands
geschiedenis. Een regeerende graaf Simon
Heinrich werd de gemaal van de rijke
Amalia zu Dohna, Erfburchtgravin van
Utrecht, vrouwe van Vianen en Ameiden,
en het kleine Lippische land maakte toebe
reidselen om zich onder zijn regeering den
zonnekoning in pracht en glans te evenaren.
Zijn zoon Friedrich Adolf probeert zijn vader
hierin nog te overtreffen, de kleinzoon niet
minder. Drie generatiesen het kleine rijk
is financieel bijna ten onder gegaan.
Intusschen zaten de graven en edellie
den in hun eenvoudig woonhuis Biestelfeld,
graven van geboorte, edel van inborst, arm
aan aardsche goederen, maar godsvruchtig.
Terwijl de regeerende lijn opging in schit
terende feesten, leefde men op Biesterfeld
zeer vroom. Graaf van Zinsendorf, de op
richter van de Hernhutters, Spener, de be
roemde theoloog, August Hermann Francke,
de stichter van het bekende Hallesche wees
huis en Gottfried Herder, de Duitsche
philosoof, stonden in nauwe relatie met de
graven van Biesterfeld.
Het huis Biesterfeld en de gods
dienst.
Het huis Biesterfeld heeft een leidend
aandeel gehad in de godsdienstige bewe
ging, die toentertijd door het Duitsche land
ging, en Pietismus werd genoemd. De oude
residentie werd het middelpunt van de be
wegingen, het toevluchtsoord voor velen, die
om hun geloof waren verdreven. Zelfs door
hun eigen landskerk werd de erfheerlijke
familie Biesterfeld veroordeeld. En de re
geerende Lippische landsheer, de heer van
de Biesterfelder graven, schrok er zelfs
niet voor terug de op het slot levende
vrouw emigranten te kerkeren.
Sedert hun aftakking van de regeerende
lijn, te beginnen met Maria Magdalena
(16061671), over Jobst Hermann, den
stamvader van de Lippe-Biesterfelds (1625
1678), tot Rudolf Ferdinand (16711736)
en zijn zoon Friedricht Carls August (1700
1781 leefde de erfheerlyke familie in in
nigste vroomheid.
Een dochter van den laatstgenoemden
graaf Friedrich Carl August, Maria Barba-
ra, getrouwde regeerende gravin van
Schaumburg-Lippe, trad door haar vrome
en sociale levenswijze en als haar tijd voor-
uitloopende sociale hervormster in de Duit
sche litteratuur, en niemand minder dan de
groote Gottfried Herder hield aan haar graf
een rouwrede.
Het lot van de nakomelingen der regee
rende families, die in de schaduw van den
troon leefden, werd door hen in voorname
terughouding gedragen. Zij leefden op het
eenvoudige slot Biesterfeld en na 1762, toen
zij een einde maakten aan de eindelooze
oneenigheden met de regeerende familie en
de oude erflanden verlieten, op Friedrichs-
ruh, het latere buiten van den Rijkskanse
lier vorst Bismarck; zij leefden daarna ook
op het slot Oberkassei bij Bonn en op Neu-
dorf, het tegenwoordige Pollsche Bentschen.
Zij droegen dit lot plichtsgetrouw, in een
voud werkend en toch met grafelijke waar
digheid, steeds aan de verplichtingen, die de
levenden tegenover de vele-eeuwenoude
traditie van de familie moesten tegemoet
komen.
Het Nederlandsche volk behoeft zich niet
bezorgd te maken, als het de geschiedenis
van de familie van den Prins-Gemaal leest,
als het de lange, lange rij van Zijn voor
ouders met hun eenvoudige opvattingen
van arbeid en plicht op zich laat inwerken.
Nog minder zou dit noodig zijn, als het in
de gelegenheid was geweest den vader en
den grootvader van den Prins te kennen,
die tijdgenooten waren van velen, die nu
nog leven, en met wie schrijver dezes in
nauwe relatie stond. De erfenis van de
voorouders in vroomheid, geloof, eenvoud
en menschelijkheid, arbeid en plicht, ver
persoonlijkt wel het meeste den grootvader
van prins Bernhard, die na het uitsterven
van de oudste lijn van de familie in 1898 als
regent naar het vorstendom Lippe werd ge
roepen, en niemand droeg meer die karak
tertrekken van den goeden en rechtvaardi
gen mensch als zijn zoon Bernhard, de va
der van den Prins Gemaal.
Op grond van deze ook karakteristiek
zoo waardevolle en rijke familiegeschiede
nis mag het Nederlandsche volk voor zijn
Prinses en voor zijn Rijk een nieuw groot
geluk verwachten.
(Nadruk verboden).
Ruïne Lippe (ca. 1000)
Slot Reckenwalde
(woonplaats van prins Bernhard)
Geen van de vele indrukken na de offi
cieele bekendmaking van de verloving van
prinses Juliana heeft hartroerender op de
geheele wereld gewerkt, dan de toespraak
van H-M. de koningin, waarbij zij op 9 Sept.
j.L haar a.s. schoonzoon, die burgerlijk werk
heeft verricht en daarby de menschen uit
de maatschappij zoo goed heeft leeren ken
nen, op zulk een moederlijk-vorstelijke
wijze aan het Nederlandsche volk voorstel
de. En toen minister Colyn juist dezen ge-
dachtengang van onze vorstin onderstreepte,
toen beantwoordde dit niet alleen aan zijn
in een zeer werkzaam leven verwezenlijkte
opvatting, niet alleen aan de innerlijke stem
ming van het werkende Nederlandsche volk
in het vaderland en Oost en West. Deze
woorden van H.M. de koningin en den mi
nister-president beantwoordden eveneens
aan de stemming van andere volken, die
zich, in weerwil van eigen zorgen mede
verheugden in de groote familie- en staats
gebeurtenis van de verloving.
Arbeid en plichtsvervulling. Aan het werk
was onze prins, toen hij het jawoord van
de prinses en haar koninklijke moeder
kreeg. En plichten heeft hij zyn heele jonge
leven door vervuld. Deze beide eigenschap
pen worden door H.M. de koningin ten zeer
ste gewaardeerd. Haar woorden, betrekking
hebbend op haar toekomstigen schoonzoon,
en gericht aan het Nederlandsche volk, wa
ren gebaseerd op de ontwikkeling en op de
positie van den prins in de maatschappij;
deze woorden waren gebaseerd op de natuur
en karaktertrekken, die zij in de aan de ver
loving voorafgegane maanden zoo goed heeft
kunnen gadeslaan.
Het Nederlandsche volk heeft een derge
lijk oordeel over den toekomstigen prins
gemaal geaccepteerd uit innig vertrouwen
in H.M. de koningin, een vertrouwen, dat in
de tientallen jaren van haar regeering
steeds dieper en vaster is geworden. Maar
men maakt er aanspraak op, dit nog eens
bekrachtigd te hooren door menschen, die
zich met de familie van den prins en met
de geschiedenis van zijn voorouders samen
gegroeid voelen. En als hier over deze fa
milie en haar tot in de grijze oudheid te-
Klooster en kerk Falkenhagen (in het bezit
van de Biesterfelders in de 17e en
18e eeuw)
Slot Schwalenberg
Het slot te Detnioln
Slot Brake, gebouwd door Simon VI
van Lippe
Burcht Blomberg, residentie v. d. Graven
v. Lippe in de 14e en 15e eeuw.
Familiegraf te Heisterbach
(gedurende 18e en 19e eeuw de laatste
rustplaats van de Biesterfelders)
Slot Varenholz
Slot Schwalenberg
Burcht Sternberg
Slot van Rheda (bezit v. d. Lippes
in de 13e en 14e eeuw