Concentratie van bijzondere scholen.
Een groep van het Vorstelijke Bruidspaar met bruidsmeisjes en bruidsjonkers op het bordes van het Paleis aan het Noordeinde.
Hoe komen de plannen voor
het prinselijk jacht
tot stand?
Binnenland
Het rapport der staatscommissie.
Dagorder van den
Gouverneur der Residentie.
Nu de officieele aanbieding van het
nationaal huwelijksgeschenk heeft
plaatsgevonden en op symbolische wijze
aan ons prinselyk paar het motorjacht
en de verbetering van het paleis te
Soestdijk zijn aangeboden, rijst alom
belangstelling voor de vraag: hoe komen
de plannen voor dit jacht tot stand?
Aanstonds zal ook gevraagd worden:
hoe zal het worden gebouwd, hoe zal
het worden ingericht?
Het spreekt vanzelf, dat in deze met de
wenschen der toekomstige eigenaren, met
name van H.K.H. prinses Juliana en van
ZD.H. prins Bernhard, behoeft rekening te
worden gehouden. Teneinde het formulee
ren dezer wenschen gemakkeijk te maken,
werd Z.D.H. voorgelicht door eenige leden
van een inmiddels in het leven geroepen
technische commissie en bezocht de prins
enkele jachten en jachtwerven. Genoemde
commissie, bestaande uit experts op het ge
bied van scheepsbouw en jachtbouw, is be
last met den bouw van het prinselijk jacht.
De prinses en de prins wenschen een
motorjacht geen zeiljacht. Aan boord
waarvan zij met eenige gasten kunnen ver
blijven en waarmede zy weekendtochten en
langere tochten kunnen maken, waar zij
van zon, water en buitenlucht kunnen ge
nieten en waarmede zij zich kunnen bewegen
langs vele schilderachtige plekken, die ons
land aan de waterzijde zoo talrijk biedt Een
zeer gelukkige omstandigheid is, dat ors
prinselyk paar niet de begeerte heeft de
Noordzee te gaan bevaren. Voor een gebruik
zoowel in Nederland als buitengaats behoefï
het schip dus niet te worden ingericht. Was
dit eisch wel ontstaan, dan was een twee
slachtig schip ontstaan, een schip, dat eig n-
lyk ongeschikt zou zijn voor beide doelein
den. Immers tot heden is men nog nooit ge
slaagd een schip te construeeren dat goed en
betrouwbaar bleek in zee en tegelijk een
gerirgen diepgang het meerendeel der bin
nenwateren kon bevaren, waarvan er vele
slechts een geringen diepgang toelaten. Nu
wordt gedacht aan het bevaren der Zeeuw-
sche en Zuid-Hollandsche stroomen, de
groote rivieren, desnoods de Rijn stroom
opwaarts, de Zuiderzee een deel, een deel
der Waddenzee, de voornaamsten kanalen
in het Zuiden des lands en in Zuid- en
Noord-Holand, in Overysel en de groote
vaarwegen en meren van Friesland en
Groningen.
Er blyven evenwel voor de technische
commissie genoeg moeilijkheden ter ovei-
weging. Het ligt voor de hand, dat een klem
schip met weinig diepgang een uitgebreider
vaarterrein vindt dan een grooter met me-'i
diepgang. Maar een dergelijk klein sc i.p
biedt niet de benoodigde ruimte, noch het
comfort, dat in een jacht voor prinselijke
eigenaren bestemd, wordt geëischt. De ver
langde ruimte bepaalt de minimummater,
van het schip, terwyl de afmetingen vdi
bruggen en sluizen en de diepten der vaar
wegen de maximumafmetingen voorschnj-
ven. Een voldoende machinecapaciteit moet
ter beschikking staan, wil het schip bevre
diging aan de eigenaren geven. Voor C.e
vaart in Zeeland en op Waal en Ryn, waar
krachtige stroomen voorkomen zyn sterke
motoren noodig, die hun gewicht meebren
gen en ruimte verlangen. Er moet gedacl
worden aan een voldoende mate van ge
schiktheid voor het bevaren der Zu"*e"e®'
van de Wadden en breede zeegaten in Zee
land en in het Noorden. Niemand zou eeni
ge concessie aan dezen eisch dulden. Ook d
kwestie der stabiliteit is zeer belangrijk,
waar het ook hier gaat om de veiligheid der
opvarenden Het sch.p mag niet te weinig
diepgang hebben en daarbij een te hooger
bovenbouw, wil het niet by zydelmgschen
wind dwars weggeblazen worden en on
regeerbaar blijken. Bovendien zou een te
hooge opbouw voeren tot een minder sier
lijk geheeL Dan dient gelet op den onder-
lingen samenhang der scheepsafmetingen,
waar het geheel een zeker gewicht en dus
een zekere waterverplaatsing heeft, is er
verband tusschen lengte, breedte en diepte.
Met het oog op de niet te overschrijden
maximumlengte, beteekent een verminde
ring van den diepgang een vergrooting der
breedte. Een uitbreiding van het vaarterrein
zou gekocht moeten worden met een bree-
der schip, dat met meer moeite en verhoogd
risico bruggen en sluizen en tegenkomende
vaartuigen passeert. Dan zijn er de aesthe-
tische eischen, die een zeer belangrijk woord
meespreken.
In dit labyrinth van eischen en beperkin
gen moest de technische commissie een weg
zoeken en een compromis tot stand brengen,
waarbij in zooveel mogelijk opzichten even
wicht wordt gebracht.
Dat tenslotte hier en daar beperkingen
blijven bestaan, is duidelijk. Een gevolg is
b.v., dat dit schip enkele wateren niet zal
kunnen bevaren, die een ander ingevolge
andere verlangens gebouwd schip, wel zou
kunnen bezoeken. Maar ernstig is dit be
zwaar niet, want het jacht zal een flinke
motorboot meevoeren, die het prinselijk paar
op die punten zal kunnen brengen, waar het
groote schip niet kan komen. Aldus zal geen
hoekje in ons mooi en schilderachtig water
land voor het prinselijk paar verborgen be
hoeven te blijven.
De heer H. W. de Voogt bracht het resul
taat aller overwegingen in teekening. Zoo
ontstaat in goede samenwerking en met veel
onderling overleg een harmonisch geheel.
Wanneer de thans in bewerking zijnde plan
nen gereed zijn, wordt van het ontwerp een
model gemaakt, dat beproefd zal worden te
wageningen in het scheepsbouwkundig
proefstation. Enkele wijzigingen in het on
derwaterschip kunen dan met het oog op
de snelheid van heht schip, het gedrag in
ondiep water enz. noodzakelijk blijken.
Eerst dan zullen de maten van het schip be
paald zijn en zal met den bouw een aanvang
kunnen worden gemaakt.
De Amsterdamsche scheepswerf
van den heer G. de Vries Lentsch
Jr. met den bouw belast.
Naar wij vernemen, heeft op voorstel
van de technische commissie, belast met
den bouw van het prinselijk jacht, het al
gemeen comité tot aanbièding van een
nationaal huwelijksgeschenk aan de Am
sterdamsche scheepswerf van den heer G.
de Vries Lentsch Jr. opdracht gegeven tot
den bouw van dit schip. De plannen voor
het jacht kwamen tot stand, dank zij de
samenwerking van de tehnische commissie
en den heer H. W. de Voogt.
Het rapport van de staatscommissie in
zake concentratie van bijzondere scholen
bevat een ontwerp van wet met een toe
lichting, waaraan het volgende wordt ont
leend.
De inhoud van het ontwerp bestaat
vooreerst uit een bepaling, strekkende
tot verhooging der minimum-aantal
len leerlingen voor de stichting van
bijzondere scholen voor gewoon lager
onderwijs, waarvan de kosten geheel of
gedeeltelijk door de openbare kas wor
den gedragen.
Voorgesteld wordt op het voetspoor der
beoaling van het eerste üd van artikel 3
Ser wet van 4 Aug. 1933 de aantallen leer
lingen vermeld in het eerste lid, onder a,
van artikel 73 der lager onderwijswet 1920,
voor dc scholen voor gewoon lager onder
wijs te verhoogen, doch deze niet te stel
len op anderhalf maal den daar vermelde
getallen, maar in aansluiting aan het voor
gestelde in het wetsontwerp van 6 Aug
1935 te bepalen op één en een kwart maal
die getallen. Aangezien by de wet van 22
Februari 1936 voor de scholen voor uitge
breid lager onderwijs reeds verscherpte-
bepalingen zyn tot stand gekomen, wordt
deze verhooging echter niet voorgeschre
ven voor uitgebreid lager onderwijs.
In een nieuw vierde lid van art. 73 wordt
wat betreft de leerlingen, die voor t vast
stellen der minimum-aantallen zullen me
detellen, met eenige wijzigingen tijde! nk
dezelfde beperkingen aangelegd als thans
geldt ingevolge de bepaling van het twteede
en. derde lid van artikel 3 van de wet van
4 Aug. 1933. Behalve in gevallen, waanr.
aanzienlijke toeneming of belangrijke ver
plaatsing van de bevolking in eenig dee'
der gemeente of andere gewichtige om
standigheden tot schoolstichting aanlei
ding geven, worden dus tydelyk niet me
de gerekend zoowel de leerlingen di-
slechts voor een korten tyd op een open
bare school zyn geplaatst en te voren een
bijzondere school bezochten, als de leer
lingen, voor wie op de bijzondere school,
welke zij bezoeken, plaatsruimte beschik
baar is, tenzij die school meer dan vier ki
lometer van hun woning is verwijderd en
zij die school reeds gedurende ten minste
zes maanden hebben bezocht.
Parallel daarmee wordt voorgesteld de
regeling, welke thans is vervat in 't tweede
lid van artikel 2 der wet van 4 Aug. 1933,
eenigszins gewijzigd, tot een blijvende re
geling te maken voor het openbaar onder
wijs.
De toestand wordt volgens het ont
werp zoo, dat Ged. Staten geen ver
meerdering van het aantal openbare
scholen bevelen, noch hun goedkeuring
aan een besluit van den gemeenteraad
tot stichting eener openbare school ver-
leenen, indien niet blijkt, dat de te
stichten school zal worden bezocht door
ten minste evenveel leerlingen als in
dezelfde gemeente voor de stichting
eener bijzondere school worden ver-
eischt, of, dat de stichting der school
ingevolge artikel 19 wordt gevorderd
Het laatste gedeelte dezer bepaling is
noodzakelijk, omdat art. 19 der lager-onder-
wijswet 1920 voorschrijft, dat in elke ge
meente openbaar onderwijs wordt gegeven,
in een genoegzaam aantal scholen en af
wijking van deze bepaling niet kan worden
toegelaten, indien voor het aldaar vermelde
aantal kinderen openbaar onderwijs in de
gemeente wordt verlangd. Blijkt, dat het
eene of het andere genoemde geval zich
voordoet, dan zyn Gedeputeerde Staten
verplicht hun goedkeuring te verleenen
Onder de leerlingen die de te stichten open
bare school zullen bezoeken worden even
wel niet medegerekend die leerlingen voor
wie plaa*«mimte beschikbaar is in een
openbare school die zij reeds bezoeken en
evenmin leerlingen, voor welke binnen vier
kilometer van hun woning in een openbare
school plaatsruimte beschikbaar is. Deze
laatste bepaling heeft echter in overeen
stemming met hetgeen voor het bijzondere
onderwijs wordt voorgesteld, slechts pen
tijdelijk karakter.
Het vorenstaande heeft betrekking op de
minimum-aantallen leerlingen bij de stich
ting van scholen, die geheel of gedeeltelijk
uit de openbare kas worden bekostigd.
Daarnaast bevat artikel 96 der lagef-onder-
wijswet 1920 een bepaling omtrent het aan
tal leerlingen, dat een bijzondere school
moet tellen, wil zy voor vergoeding der
jaarlijksche exploitatiekosten, met inbegrip
der onderwij zerswedden, in aanmerking
komen. Het waren deze aantallen, die het op
6 Augustus 1935 ingediende wetsontwerp
voorstelde met een vierde te verhoogen. De
zelfde regeling zal ingevolge voormelde ver
hooging van de getallen van art. 73 der
lager-onderwijswet 1920 nu automatisch
gelden, omdat in art. 96 naar het aantal
leerlingen van art. 73 wordt verwezen.
Ten einde de verhouding, die sinds
de wet van 1920 tusschen het openbaar
en het bijzonder onderwijs is ontstaan,
niet te verbreken, wordt nu voorgesteld
een nieuw art. 22 bis in de lager-
onderwiiswet 1920 op te nemen, krach
tens hetwelk de gemeenteraad een school
voor gewoon lager onderwijs moet op
heffen, indien het aantal leerlingen
daalt beneden de grens, waarbij voor de
bijzondere school het recht op rijks-
vergoeding verloren gaat, tenzij de
school moet worden in stand gehouden
krachtens art. 19 der wet.
In de bestaande wet op het lager onder
wijs is in het derde lid van artikel 96 reeds
de bevoegdheid aan den minister toegekend
om in bijzondere gevallen voor sommige
scholen te bepalen, dat aanspraak bestaat op
de jaarlijksche vergoedingen, zelfs al telt de
school minder dan 40 leerlingen, mits het
aantal niet daalt beneden 25 Deze bepaling
wordt eenigszins ruimer gesteld overge
nomen.
Het bij het wetsontwerp van 6 Aug. 1935
voorgestelde nieuwe derde lid van art. 96
behelsde, dat de minister, den onderwijs
raad gehoord, in bijzondere gevallen, zonder
eenige beperking of nadere aanwijzing, op
verzoek van het schoolbestuur kan bepalen,
dat de school voor de in art. 88 bedoelde
vergoeding in aanmerking komt. Het is
vooral tegen dit voorstel, dat het verzet van
verschillende leden der Tweede Kamer zich
heeft gericht. Eendeels werd geoordeeld dat
het aantal toe te stane afwijkingen zóó groot
zou moeten worden, dat die afwijkingen zich
niet meer zouden verhouden als uitzonde
ringen tot een algemeen geldenden regel,
maar veeleer zelf regel zouden worden,
waardoor de waarde van den gestelden
regel als zoodanig zou komen te vervallen.
Anderdeels achtte men het niet gewenscht
de aanspraak op vergoeding in zoo hooge
mate van het subjectieve inzicht van den
toevallig aan het bewind zynden minister
afhankelijk te stellen, terwijl het stelsel
der lager onderwijswet meebrengt, dat de
voorwaarden, waaraan het recht op vergoe
ding is gebonden, als objectieve normen in
de wet zelve worden neergelegd.
Om aan deze bezwaren zooveel moge
lijk tegemoet te komen wordt thans
voorgesteld een bepaling in de wet op
te nemen, die hierop neerkomt, dat de
vergoeding behouden blijft, indien ten
minste een zeker aantal der leerlingen
eener bijzondere school, welke beneden
de nieuwe normen blijft, binnen een
zekeren afstand van hun woning elders
het door hun ouders, voogden of ver
zorgers gewenschte onderwijs niet kun
De gouverneur der residentie, luit.-gen.
Jhr. W. Röell, heeft den volgenden dagorder
uitgevaardigd:
Het heeft H. M. de Koningin behaagd, mij
Hoogstderzelver groote tevredenheid te
doen betuigen over de houding en verdere
verrichtingen van alle deelen der Weer
macht, welke by de plechtigheid van 7
Januari jj. militaire eerediensten hebben
verricht. Als gouverneur der residentie
waarbij ik mij, voor zoover het den
troepen van het Veldleger aangaat, ook als
commandant van het Veldleger uitspreek
is het mij een zeer bijzondere eer zulks ter
kennis te brengen en my'n ingenomenheid
uit te spreken, over de wy'ze, waarop de
mijnerzijds gegeven bevelen door alle op 7
Januari onder mij gestelde deelen en perso
nen der Weermacht, hetzij in den Konink
lijken Bruidsstoet, hetzij bij de Eerewach-
ten, Eerefronten en Eereposten, hetzij bij
de vele nevendiensten voor geneeskundige
en andere verpleging, zoowel als bij die van
militair-politioneelen aard uitgevoerd zyn.
De tenue en kleeding, de houding, het
toebrengen van de eerbewijzen, het mar-
cheeren door de stad en optreden tegen
over het publiek hebben niets te wenschen
overgelaten, zoodat ook uit dien hoofde de
onvergetelijke eer, die alle deelnemenden in
het eerbetoon van de Weermacht hebben
genoten, een byzonderen indruk heeft ge
maakt op het Nederlandsche Volk van zyn
Weermacht.
Ik breng, in de wetenschap hiervan, mijn
dank aan alle autoriteiten, in de eerste
plaats aan hen, wier troepen niet organiek
onder mijn bevelen staan als commandant
van het Veldleger, voor de wijze, waarop
hunnerzijds en door hunne ondergeschikten
de naar de aanwijzingen van H. M. de Ko
ningin gegeven orders zijn ten uitvoer
gelegd.
Leve H. M. de Koningin.
Leve H. K. H. Prinses Juliana.
Leve Z. K. H. Prins Bernhard der Neder
landen.
nen genieten. Het aantal is gesteld op
25, voor welke keuze de bestaande wet
een aanknoopingspunt biedt.
Het was nog slechts de vraag, by welken
afstand de grens moet liggen, bij overschrij
ding waarvan moet worden aangenomen,
dat de gewenschte school te ver van de wo
ning der kinderen verwijderd ligt. In onze
wetgeving is als zoodanig alleen de grens
van vier kilometer, later deels gewijzigd in
vijf kilometer, bekend. De staatscommissie
heeft zich voor het herstel der vier-kilo-
meter-grens uitgesproken.
De voorgestelde regeling bedoelt te
bereiken, dat geen school, vallende on
der de nieuwe algemeene normen, de
rijks vergoeding behoudt, tenzij de
plaatsruimte, welke andere scholen van
dezelfde richting bieden, voldoende is
benut.
Alle bijzondere scholen, ten aanzien waar
van de ouders, voogden of verzorgers niet
schriftelijk hebben verklaard, dat en waar
om zij tegen de richting van het daar gege
ven onderwijs overwegend bezwaar hebben,
worden beschouwd als scholen, waar het
gewenschte onderwijs gegeven wordt. Deze
formuleering is gekozen, omdat men van
oordeel was, dat op deze wijze de belang
hebbende ouders gedwongen worden zich
rekenschap te geven, dat zij tegen de scho
len, waarheen zij hun kinderen niet wen
schen te zenden, overwegend bezwaar heb
ben, ontleend aan de richting van het daar
gegeven onderwijs, maar dat zy dan ook
kunnen volstaan met dat bezwaar aan te
geven, zonder dat "enig cverheidsorgaan de
gegrondheid daarv-n zal kunnen toetsen.
Het op deze wijze ingebracht bezwaar zal
zonder meer moeten worden aanvaard.