siïrsssïï Jlechts&akeH J-ootieel Maaltijd ter eere van de Indische delegaties. Aangeboden door den Onderneme raad voor Ned.-lndië to wb8"" i* w-ï tot dc Glimlachje Verkeersongelukken. Moor kleine tuinen. Lente in Januari. Ïf8- te Scheveningen een m.altiM L BrUff eere van de Indische delegati^*^ T uit du I„d»chu eulCTSSdiSSr R®de van den voorzitter. vaneen S""11"'8161' Welter als voorzitter he? rnemersraad bij den aanvang het Kontaw T dronk had op als volgt tSf hÜ g8Sten Deze maaltyd is min of meer het slot- accoord van de symphonie van feesten, die haar hoogtepunt heeft gevonden in het juist een week geleden gesloten huwelijk tusschen onze geliefde Kroonprinses en Prins Bern- hard. De Prinselijke bruiloft, die in Nederland en in Indië met zoo groot enthousiasme is gevierd, heeft wel duidelijk bewezen, hoe zeer de liefde tot het Huis van Oranje diep is geworteld in de volken, die de Nederland- sche staatsgemeenschap uitmaken, dieper dan velen onzer wellicht zullen hebben ge dacht Men spreekt vaak van die gemeenschap als van de rijkseenheid, zonder er zich vol doende rekenschap van te geven wat dit begrip beteekent. Het Oranjefeest dat wij onlangs hebben gevierd, brengt het in eens tot leven en werkelijkheid. Wij hebben gezien, dat de Javaanscbe zelfbestuurders en sommigen in de Buiten gewesten óf zelf óf door vertegenwoordigin gen hebben deelgenomen aan de waarlijk nationale feestvreugde hier te lande, met ons, onder ons bezield door dezelfde gevoe lens van aanhankelijkheid en trouw aan het vorstenhuis, dat het levende symbool is van de eenheid des rijks. Te zelden zien wij hier de inheemsche vorsten en hun vertegenwoordigers en nu wij het voorrecht hebben hen in ons midden te hebben, wilde het Indische bedrijfsleven niet nalaten hun te laten blijken hoezeer hun tegenwoordigheid op prijs wordt ge steld. hoe hartelijk zij hier welkom zijn. Het Indisch bedrijfsleven heeft daarvoor bijzondere redenen. Van oudsher heeft het vriendschappelijke relaties met de inheemsche vorsten onder houden. Vele der stichters van de onder nemingen in de Vorstenlanden waren per soonlijke vrienden van de Javaansche vorsten en in de Buitengewesten waren de pioniers van de daar gestichte ondernemin gen evenzeer dikwijls vrienden voor het leven van de vorsten. Ik wil het apanagesysteem in de Vorsten landen en den concessievorm in de Buiten gewesten niet verdedigen tegenover meer moderne ondernemingsvormen, maar zij hadden onmiskenbaar het voordeel persoon lijke relaties met de vorsten te bevorderen. En naar mijn ervaring vormen persoonlijke relaties altijd den grondslag van zaken en organisaties en houden zij deze in stand. Zonder die persoonlijke vriendschap zou- 4en verschillende thans bestaande onder nemingen of niet zijn opgericht of althans ■iet in den thans besta agden omvang. Wij hebben willen toonen dat al mogen onpersoonlijke constructies van onderne mingsvormen de oude, meer gemoedelijke hebben vervangen wij niettemin prijs blij ven stellen op persoonlijke vriendschappe lijke relaties. Een andere nauwelijks minder belangrijke reden is dat velen onzer in vroeger jaren het voorrecht hebben gehad de onvolprezen gastvrijheid der Indische vorsten te ervaren. Wij weten het wat wij hebben te bieden, kan niet in de verste verte de vergelijking doorstaan met de vaak feeërieke feesten en de zoo gul geboden hartelijkheid der Indi sche vorsten. Men zal trouwens ver moeten gaan in de wereld om het gelijke te ontwaren in schoonheid, stijl, kunstzinnigheid van wat de Indische vorsten ons zoo vaak te genie ten gaven. Maar wij verzoeken onzen gasten voor lief te nemen wat wij hun kunnen bieden en de verzekering te willen aanvaarden, dat het Indische bedrijfsleven de ononderbroken vriendschappelijke samenwerking met de Indische vorstenbesturen gedurende tiental len jaren op den hoogsten prijs stelt. Het zal er naar de mate zijner krachten naar streven met hen samen te werken in het belang van land en volk en aan de ge stadige verheffing en versterking van de In dische vorstenbesturen, als een der sterkste schakels in den band tusschen Nederland -sn Indië. On of even! Spr. stelde tenslotte een dronk in "op den g oei en den bloei der zelfbesturen in Indië en op het persoonlijk welzijn van de M^ng- koe Negoro en de vertegenwoordigers der andere Indische vorsten. (Applaus.) PRINSES JULIANA BEDENKT ZIEKE KINDEREN EN ZIEKENHUIZEN. Men zal zich herinneren, dat ter gele genheid van het prinselijk huwelijk de Nederlandsche banketbakkersvereeni- gmg een reusachtige bruidstaart aan het bruidspaar heeft aangeboden, die zeer fraai versierd was met aUerlei figu ren en poppetjes. Deze bruidstaart is aan het huwelijks-dejeuner opgediend, maar een zeer groot gedeelte van dit reusachtige stuk is uiteraard overgeble ven. Naar wij vernemen, heeft de prin ses nu voor haar vertrek opdracht ge geven de overblijfselen van deze taart te verdeelen onder de zieke kinderen in een vijftal ziekenhuizen. Menig ziek kind heeft daardoor een gedeelte van de versiering van de bruidstaart als een aardig souvenirtje ontvangen. Voorts vernemen wij, heeft de prinses eveneens opdracht gegeven de bloemen, die bij haar vertrek aanwezig waren te doen toekomen aan het Roode Kruis- ziekenhuis en de overgebleven bruidsui kers aan het Juliana kinderziekenhuis. COSTUUM DUUR GEREINIGD. Een bewoner van de Vondelstraat te Am sterdam heeft aangifte gedaan, dat hij aan een stoomerij een costuum had meegegeven, in een vestzak waarvan zich nog een be drag van 400 bevond. Toen hij bij de stoo merij informeerde, bleek het costuum reeds gereinigd. Het geld was verdwenen DE MANTELSNIJDER AANGEHOUDEN? Rechercheurs van het hoofdbureau hebben in de Kalverstraat te Amsterdam een 50-ja- rigen bedelaar aangehouden, die door zijn eigenaardig gedrag tegenover voorbijgangers de aandacht van de politiemannen op zich gevestigd had. Bij zijn fouilleering werd hij het bezit gevonden van een oud scheermes, hetgeen vermoedens deed rijzen, dat men hier te doen had met den maniak, die er den laatste weken zijn werk van maakte, van argelooze voorbijgangers jas of mantel stuk te snijden. Eenigerlei overtuigend bewijs, dat men den dader van deze ergerlijke fei ten in handen heeft, is er echter niet aange zien er geen signalement bestaat en de aan gehoudene van niets zegt te weten. GEHAKT IN BLIK. Naar aanleiding van de in de pers ver schenen berichten omtrent het verzoek tot surséance van betaling door de Nederland sche vleeschindustrie te IJmuiden, die des tijds by wijze van proef een hoeveelheid gehakt in blik voor het departement van socialezaken heeft aangemaakt, wordt ons medegedeeld, dat de fabricage van bedoeld gehakt in blik reeds sedert Juli van het vo rig jaar is stopgezet, nadat gebleken was dat tengevolge van een constructiefout in een der bij de bereiding gebruikte autocla ven, een gedeelte van het geproduceerde gehakt bij de sterilisatie was oververhit. De toen in omloop zijnde blikken zijn alle door den fabrikant teruggenomen. Er behoort op te worden gewezen, dat het varkensgehakt in blik, dat thans ten be hoeve van werkloozen en armlastigen reeds sedert eenige maanden in distributie wordt gebracht, van geheel andere samenstelling is en afkomstig van een 20-tal vleesch-con- servenfabrieken in den lande, die na gehou den inschrijving bij de fabricage daarvan zjjn ingeschakeld geworden. Aan de productie daarvan is door de Ne derlandsche vleesch-industrie te IJmuiden voornoemd, niet deelgenomen. Het door laatstgenoemde geproduceerde gehakt in blik is sedert Juli 1936 uit de distributie ge nomen. Nog kan worden medegedeeld, dat tus schen het departement van sociale zaken en de Ned. vleeschindustrie géén andere ver houding bestond dan die van kooper en ver- kooper. AUTO DOOR AFSLU1TBOOMEN GEREDEN. De auto door een trein vernield. De inzittenden ongedeerd. Gisteravond ruim half elf is een auto, bestuurd door den heer v. H. uit Hazeis- woude, met volle vaart tegen de afsluit- boomen gereden bü den spoorwegover gang HeerenstraatZoeterwoudscheweg te Leiden, juist op het oogenblik, dat de laatste trein, die om 10 u. 27 van Leiden was vertrokken in de richting Utrecht, passeerde. De schok was zoo hevig, dat de afsluitboomen geheel werden verbogen. De «auto reed tot de spoorlijn en kwam juist tot staan toen de trein voorbijkwam, die krachtig remde. De auto kwam toch tegen den trein aan en werd totaal ver- niNoch de bestuurder, noch de passagiers werden gewond. Beiden zetten het op een loopen, doch na een kwartier kwam de heer v. H. bij zijn vernielden auto terug. Hij beweerde door den mist niet te heb ben gezien dat de boomen gesloten waren. De trein naar Utrecht had ongeveer tien minuten vertraging. De auto is in beslag genomen. DOODELIJK ONGEVAL TE GRONINGEN. Gisteren is de 44-jarige ongehuwde petTO- leumventer W. Velting op den Paterswold- scheweg te Groningen door een personen auto aangereden. Ernstig gewond werd het slachtoffer naar het diakonessenhuis te Gro ningen overgebracht, waar hij in den loop van den dag is overleden. VAN VALSCHHEID IN GESCHRIFTE VRIJGESPROKEN. Een 32-jarige schilder stond vandaag voor het Amsterdamsche Hof terecht, verdacht van valschheid in geschrifte. Hij zou een postchèque, die niet voor hem bestemd was, hebben onderteekend met den naam van den geadresseerde en hebben geïnd. Het betrof hier een ingewikkeld geval; niet minder dan vijf rapporten van schrift deskundigen waren uitgebracht om licht in deze duistere zaak te krijgen. Dr. J. Schrij ver, dr. van Ledden Hulsebosch en de com missaris van politie Broekhoff waren het zooals dat bij schriftdeskundigen meer voorkomt onderling niet eens. Volgens het rapport van dr. Schrijver was de kans dat verd. de valsche handteekening had ge zet 1 op 5.000.000. De chèque had een langen weg afgelegd. Een juffrouw had het document „gevonden" in haar brievenbus. Zij had het papiertje, waarop 125 door den geadresseerde kon worden geïnd, ter hand gesteld aan een waarzegster. „Een waarzegster weet immers overal raad op en die kan ook vooruit weten hoe de zaak zal afloopen", redeneerde de juffrouw. Volgens de waarzegster zou deze de chèque weer hebben doorgegeven aan een vriendin. Maar nog was de reis van het document niet ten einde: de vriendin zou het aan haar broer, den verdachte, hebben ter hand gesteld. Deze zou er wel weg mee weten Verdachte ontkende. Hij wist niets van een chèque en nog minder van een valsche handteekening. De waagzegster hield haar lezing van het geval vol en de rechtbank veroordeelde den schilder tot één jaar ge vangenisstraf. De man ging in hooger beroep, doch de be handeling voor het Hof zou verschillende zittingen in beslag nemen, doordat of de waarzegster óf de vriendin niet ter zitting verschenen. De waarzegster hield vol: Verd. had zijn zuster zelfs op zeker oogenblik een briefje geschreven: „Beste zuster, dat geval gaat niet door, zeg dat maar aan je werkster (de juffrouw, die de chèque oorspronkelijk had „gevon den"), ik kom morgen wel bij je". Later was verd. weer tot andere gedach ten gekomen, aldus getuige. De procureur-generaal, dr. D. Reilingh, was van oordeel, dat er wel aanwijzingen waren voor verd.'s schuld, het bewijs echter achtte hij niet geleverd, zoodat hij vernieti ging van het vonnis der rechtbank en vrij spraak eischte. De verdediger, mr. dr. A. Sternheim, sloot zich bij het requisitoir aan. De valsche handteekening is, ook naar de meening van de deskundigen, niet door verdachte gezet. De verklaringen van de kaartlegster achtte pL volkomen onbe trouwbaar. Het Hof ging in raadkamer en wees na heropening der zitting, onmiddellijk arrest, waarbij verdachte werd vrijgesproken. AL TE BEREIDWILLIG. Een jaar en zes maanden geëischt. Voor de Amsterdamsche rechtbank stond een jongeman terecht verdacht van diefstal van een groote baal goed. Hij werd betrapt, terwijl hij bezig was de baal met een kameraad op zijn transport fiets te laden. En nu komt de verdachte met een origi- neele oplossing voor den dag: de ander vroeg mij de baal even op mijn fiets voor hem te verplaatsen, maar ik ben zoo on schuldig als een lam en alleen wat te bereid willig geweest. De getuigen moesten toegeven, dat ver dachte dadelijk met deze verklaring voor den dag was gekomen. De officier van justitie was van meenine, dat soortgelijke uitvluchten behooren tot de geestelijke uitrusting van een verdachte, evenals zijn transportfiets behoort tot diens materieele uitrusting. Hij is op heeterdaad betrapt en reeds eerder voor diefstal ver oordeeld, zoodat spr. een gevangenisstraf van één jaar en zes maanden tegen hem eischte. Mr. Fr. Pauwels betoogde, dat het bewijs maar heel zwakjes is. De officier is in ge breke gebleven aan te toonen, dat de ver klaring van den verdachte, waarmede deze aanstonds en zonder eenige aarzeling, voor den dag is gekomen, een fabel is. Het dwingende bewijs ontbreekt en op zijn reputatie alleen mag men iemand niet ver- oordeelen. De rechtbank bepaalde de uitspraak op 28 Januari. Pleiter drong met klem op vrijspraak aan. Onze tuin in den winter. De tuin maakt in haar winterkleed een geheel andere indruk als in zomertooi. Menige tuin ziet er nu troosteloos en droef geestig uit. Toch kan het anders, en er zijn ook tuinen die zelfs nu, in den meest on- gunstigen tijd van het jaar, nog mooi zijn. Wel missen we nu den kleurenrijkdom van den zomer, maar toch kan er ook nu kleur en leven zijn. We kunnen dit bereiken door een juist gebruik te maken van de groen- fclijvende houtgewassen, waaronder er velen zijn die, behalve met hun bladeren, ook zeer lang prijken met kleurige bessen. Dit is o.a. het geval met hulst of Olex, Berg- mispel of Cotoneaster, Pernettya, Skimmia, Stranvaesia, en Pyracantha. Onder de groen- blijvende houtgewassen is ook wat blad- kleur betreft veel variatie. Zoo hebben we b.v. zilverbonte en goudbonte hulst en Li- gustrum goudgele en blauwe coniferen en ook in de groene kleur hebben we bij deze planten de meest uiteenloopende tinten. Bij het samenstellen van beplantings- groepen lette men verder vooral ook op de groeiwijze, dus de vorm van de planten. Ook in dat orzicht is er onder de groen- bijjvpnde planten veel afwisseling. Er zijn laagblijvende en hooggroeiende, kruipende en treurvormen, pyramide en zuilvormig Schrijvers over de natuur zijn er meestal vroeg bij om de lente te proclameeren. Te vroeg waarschijnlijk naar het oordeel van sommige hunner lezers, die rillen in hun dikke winterjas, terwijl de sneeuwvlokken hen om de ooren vliegen in de eerste we ken van Januari, nadat het stukje in de krant gezegd heeft dat de lente in aan tocht is. Ik aarzelde dan ook wel even, toen ik aan deze bijdrage den titel gaf die hier boven staat. Maar ik overwon dra deze aarzeling toen ik mij nog eens rekenschap gaf van de drie bijzondere redenen, die zoo ooit, dan zeker dit jaar, dit opschrift rechtvaardigen. Lente in Januari. Hebben we niet eigenlijk al iets van de lente in December gehad? Hoezeer waren de zonnige Kerst dagen een verheugenis na zooveel triest heid en donkerheid. Paschen leek het eer der, prille zonneglans van half April, dan Kersttijd in het hartje van den winter. En wat December al bracht als een late ver rassing aan het eind van een donker jaar, zou ook Januari vol hoopvolle beloften dat niet brengen? We weten dat het ook heel anders kan zijn. We hopen op nog wat an ders ook als enthousiaste schaatsenrijders, maar het vleugje lente dat na den kortsten dag bij het voortgaan der Decemberdagen de zonnige Kersttijd bracht, biedt toch wel alle kans, dat het in de eerste maand van het jaar zal worden voortgezet. Lente in Januari. Er is nog een andere belangrijke reden om er juist dit jaar van te spreken. Laat ik Boutens met zijn veel gesmade Bruidslied aan de jeugd van Nederland, aangeboden bij het vorstelijk huwelijk, even het woord mogen geven in zijn prachtige en' toch waarlijk ook niet zoo duistere strofen: Daar viel weer, buiten elk seizoen, Een nieuwe lente op Hollands erf, Dezelfde grond, hetzelfde veld Oefent aan u zijn zoet geweld, Van levens Mei en hoogfestijn! Ons land viert een lentefeest, een feest van vlaggen, klokken, kleuxen, midden in den winter over de velden en de wateren van Nederland! Is dat alles geen reden genoeg, geen rechtvaardiging voldoende voor den titel van deze bijdragen? En wat moet ik nu in de weinige ruimte die ik nog vullen mag, verder zeggen? Kan ik niet met een raad volstaan? De raad om bij t lengen der da gen en het al nader komen van lente's hooggetij ook in de natuur, de oogen open te houden voor de voorboden van het nieuwe bloeiseizoen. Dat behoeft ons dan niet af te houden van oprechte vreugde aan wintersche geneugten. We kunnen als zoo vaak, het eene doen en het andere niet laten. Ons zoeken en speuren naar lente- teekerts behoeft waarlijk geen miskenning van den winter te zijn. Maar als het hoef blad bloeit en de sneeuwklokjes open gaan, als de knoppen zwellen en de haze laarskatjes stuiven, als de tulpen boven den grond komen met groene spruitsels, als de meeuwen beginnen te verkleuren en de musschen rumoerig vergaderen, als de roeken hun oude broedplaatsen inspec- teeren en de meezen twinkelen in 't hout, dan kan niets ons beletten om daarin en in zooveel andere teekenen de lente in Januari te zien, ook al zal de sneeuwjacht nog wel gieren en de thermometer nog wel menig keer een graad of wat onder nul aanwijzen. A. L. B. groeiende. Sommige hebben een gesloten vorm, terwij' andere daarentegen een zeer losse groeiwijze hebben en als oudere exem plaren vaak zeer schilderachtig zijn. Dit laatste is b.v. het geval met de wilgen- bladerige Cotoneaster of C. salicifolia, Juni- perus sinensis Pfitzeriana, J. squamata Muyeri, Taxus brevifolia en Cedrus atlan- tica glauca. De laatste vier zijn coniferen. Onder de bladverliezende houtgewassen zijn er die in den winter door de kleur van het hout opvallen. Mooi rood zijn de twijgen van Cornus alba sibirica en van Salix alba Britzensis, zilvergrijs de twijgen van Eleag- nus argentea en E. angustifolia. Groen is het hout van de meeste bremsoorten. Ten slotte zijn er ook planten die nu bloeien, al is dan ook het aantal niet groot. Volop in bloei staat thans de winterjasmijn of Jas- minium nudiflorum. De groene kale twijgen van deze klimplant zijn bloempjes Vooral tegen een zuidmuur of schutting, of aan een paal voor een achtergrond van groenblij ven- de planten, komt deze winterbloeier fraai uit. Eveneens geel bloeit thans de gaspel doorn of Ulex europeus, een schepstekelige, groen blijvende plant met een heesterachtige groeiwijze. Ook bloeien thans verschillende Erica of heidesoorten. We planten deze in een met veel turfmolm vermengde grond. Noemen we tot slot nog de kerstroos of Helleborus, die nu met groote anemoon- vormige witte of purperkleurige bloemen begint te bloeien. We planten de kerstroos liefst op een half beschaduwde plaats. A. G. ULVADERO MET „DE DISTEL". Meer dan ooit moet deze beschouwing een sterk persoonlijk karakter dragen, om dat wij de opvoering van De Distel be sprekende rekening moeten houden met het West-Friesche dialect en met de West- Friesche gewoonten. En waar wij niet- West-Friezen mogelijk andere ideeën hebben, dan de Noordhollanders, daar is de kans groot, dat onze opmerkingen niet geheel juist zijn! Om echter goed te beginnen: het spel was vlot en de uitvoering op zich zelf was er een van uitstekend gehalte, zooals wij dat trouwens van Ulvadero gewoon zijn. En het publiek, dat wat al te royaal was met de open-doekjes, heeft zich kostelijk geamu seerd, al moeten wij hier direct aan toe voegen, dat het meeste gelach veroorzaakt werd door de typische West-Friesche uit drukkingen. Men kent het verhaal van De Distel na tuurlijk. Jan Fabricius heeft een stijfkoppige boerenfamilie geschilderd op zijn bekende manier: een stijfhoofdige oude vader en twee stijfhoofdige broers, die in volkomen onmin leven, die elkaar niet willen begrijpen en steeds hoog-loopende ruzie krijgen. De jongste broer heeft zijn boerderij aan den kant gedaan en is bloemenkweeker gewor den. De oudste broer, door het succes van zijn broer geprikkeld, gaat ook in bloemen doen, maar zijn pogingen mislukken. Dan komt de onbekende Pietje, een land- looper, die verstand heeft van bloemen, die liefde heeft voor bloemen. Hij wordt op de een of andere manier campagnon van Kok Sr. en na 4 maanden wint deze een eersten prijs op de tentoonstelling. Die Pietje heeft niet alleen liefde voor de bloemen, maar wordt bovendien verliefd op de dochter van Kok Sr. 't Aardige kind is ook op hem verliefd, maar kan den „landlooper" niet vergeten. Op het kritieke moment komt alles voor elkaar; er komt een groote eenheid in de familie Kok en er komt een verloofd paar. Verder is er nog een herbergier met zijn vrouw, die beiden een belangrijke rol spelen in de geschiedenis en die mede voor de „note gaie" zorgen. Jan Fabricius heeft dit stuk natuurlijk niet voor de West-Friezen geschreven, maar het is begrijpelijk, dat men een dergelijk plattelandsstuk in het dialect opvoert, als dit mogelijk is. En hier is het mogelijk, theoretisch heelemaal, practisch mis schien. Want als wij de uitvoering van gister avond eens wat nader beschouwen, dan blijkt ons, dat feitelijk alleen Piet Kroon het dialect volkomen beheerschte, dat v. d. Post het benaderde en dat de anderen er in te kort schoten. Al meenen wij, dat juist die anderen het veel moeilijker hebben gehad, zoodat de waardeering feitelijk grooter moet zijn! Piet Kroon, prachtig geteekend en gegri meerd, speelde den ouden vader Kok op een zeer voortreffelijke manier. Hij was de stijfkop, de groote onverzettelijke, en kan met meer dan gewone genoegdoening op zijn spel terugzien, evenals trouwens op zijn West-Friesche bewerking, behoudens dan de hier onder geplaatste opmerkingen. Kobus Kok en Bart Kok, resp. door v. d. Post en Jaap v. Haneghem gespeeld, waren in het spel best op dreef en wij mogen al de anderen wel in één adem noemen: Ali Blaauw als de dochter Klaartje, Piet Lely als Pietje, Siem Sougé als Hendrik de kas telein en mevr. CouwenhovenBlaauboer als Geesje, diens vrouw. Zonder uitzondering hebben zij hun rollen goed gespeeld; zonder uitzondering vlotte het samenspel en heel dikwijls steeg het spel tot groote hoogte. En waar de aankleeding van de tooneelen zeer geslaagd was, daar zouden wij hier een streep onder kunnen zetten, na nog ge wezen te hebben op de goede regie van Eli Prins, de grime van Steeman, de décors van Theo Groothuizen en de meubelen en antiek, resp. van de firma Masee en het magazijn „De Ster". Maar tochhet bevredigde ons niet heelemaal. Wanneer wij denken aan het platteland in verschillende provincies, dan zien wij dit: in elke boerenfamilie in Groningen, Friesland, Drente, Overijsel en Gelderland spreekt de geheele familie dialect, onder elkaar en onder kennissen, vaak zelfs ook met vreem delingen. En als wij hier in Noordholland in de dorpen komen, dan hooren wij van de ouderen en de jongeren een dialect, dat prettig aandoet. Maar hier rekening mee houdende, vragen wij ons af: waarom praatte Klaartje steeds voortreffelijk Nederlandsch? Zij is de doch ter van een stijven, echt ouderwetschen boer; uit niets blijkt, dat zij meerdere ontwikke ling gehad heeft, dat zij bijvoorbeeld een school in de stad bezocht heeft. En toch staat ze eigenlijk buiten de geheele familie sfeer. Wij zouden ons kunnen indenken, dat Klaartje Nederlandsch spreekt met vrien den, met Pietje in dit geval, maar wij be grijpen niet, dat zij de eenige is in een •huisgezin, die het dialect niet spreekt. Voor ons is er maar één, die geen dialect mag spreken: Pietje. De rest moet zuiver dialect spreken. En om dan een opvoering goed te doen slagen, is een zeer voorname eisch, dat alle spelers dat dialect beheerschen. En daar was althans voor onze ooren geen sprake van. Tenslotte nog een opmerking: Waarom moet men de meest gekke gezichten trek ken, als men dialect spreekt? Piet Krom sprak normaal en zijn gelaatstrekken waren normaal; de anderen spraken een of ander dialect en trokken daarbij scheeve monden. Wat heelemaal niet mooi was. En over de eenheid in uitspraak zullen wij verder maar niet spreken. Nogmaals, het zijn hier opmerkingen van een niet-West-Fries. Misschien denkt de Noordhollander er anders over. Daarom is onze eindconclussie: als wij het dialect vergeten en alles, wat daarmee samenhangt, dan is de opvoerig zéér voor treffelijk geweest. Maar als wij dat dialect hier mede in aanmerking nemen, dan zeg gen wij: laat Ulvadero zich liever met Ne derlandsche stukken bemoeien; dan is zij zeker van een algeheel succes! Wn. ,,'t ONTLUIKENDE ROOSJE" TE HEILOO. Opvoering van Björson's „Een Faillissement". Met het Noorsche tooneelwerk van Björ- son „Een Faillissement" heeft de Rederij kerskamer ,,'t Ontluikende Roosje" een zeer goede keuze gedaan. Immers, het is een stuk, dat volkomen past in dezen tijd en dat zich leent voor sterk spel, waarnaar men eenige uren geboeid kan toezien. En het moet voor ,,'t Ontluikende Roosj'een voldoening zijn, te weten, dat het de aanwezigen inderdaad

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 7