siïrsssïï
Jlechts&akeH
J-ootieel
Maaltijd ter eere van de
Indische delegaties.
Aangeboden door den Onderneme
raad voor Ned.-lndië
to wb8"" i* w-ï
tot dc
Glimlachje
Verkeersongelukken.
Moor kleine tuinen.
Lente in Januari.
Ïf8-
te Scheveningen een m.altiM L BrUff
eere van de Indische delegati^*^ T
uit du I„d»chu eulCTSSdiSSr
R®de van den voorzitter.
vaneen S""11"'8161' Welter als voorzitter
he? rnemersraad bij den aanvang
het Kontaw T dronk had op
als volgt tSf hÜ g8Sten
Deze maaltyd is min of meer het slot-
accoord van de symphonie van feesten, die
haar hoogtepunt heeft gevonden in het juist
een week geleden gesloten huwelijk tusschen
onze geliefde Kroonprinses en Prins Bern-
hard.
De Prinselijke bruiloft, die in Nederland
en in Indië met zoo groot enthousiasme is
gevierd, heeft wel duidelijk bewezen, hoe
zeer de liefde tot het Huis van Oranje diep
is geworteld in de volken, die de Nederland-
sche staatsgemeenschap uitmaken, dieper
dan velen onzer wellicht zullen hebben ge
dacht
Men spreekt vaak van die gemeenschap
als van de rijkseenheid, zonder er zich vol
doende rekenschap van te geven wat dit
begrip beteekent. Het Oranjefeest dat wij
onlangs hebben gevierd, brengt het in eens
tot leven en werkelijkheid.
Wij hebben gezien, dat de Javaanscbe
zelfbestuurders en sommigen in de Buiten
gewesten óf zelf óf door vertegenwoordigin
gen hebben deelgenomen aan de waarlijk
nationale feestvreugde hier te lande, met
ons, onder ons bezield door dezelfde gevoe
lens van aanhankelijkheid en trouw aan het
vorstenhuis, dat het levende symbool is van
de eenheid des rijks.
Te zelden zien wij hier de inheemsche
vorsten en hun vertegenwoordigers en nu
wij het voorrecht hebben hen in ons midden
te hebben, wilde het Indische bedrijfsleven
niet nalaten hun te laten blijken hoezeer
hun tegenwoordigheid op prijs wordt ge
steld. hoe hartelijk zij hier welkom zijn.
Het Indisch bedrijfsleven heeft daarvoor
bijzondere redenen.
Van oudsher heeft het vriendschappelijke
relaties met de inheemsche vorsten onder
houden. Vele der stichters van de onder
nemingen in de Vorstenlanden waren per
soonlijke vrienden van de Javaansche
vorsten en in de Buitengewesten waren de
pioniers van de daar gestichte ondernemin
gen evenzeer dikwijls vrienden voor het
leven van de vorsten.
Ik wil het apanagesysteem in de Vorsten
landen en den concessievorm in de Buiten
gewesten niet verdedigen tegenover meer
moderne ondernemingsvormen, maar zij
hadden onmiskenbaar het voordeel persoon
lijke relaties met de vorsten te bevorderen.
En naar mijn ervaring vormen persoonlijke
relaties altijd den grondslag van zaken en
organisaties en houden zij deze in stand.
Zonder die persoonlijke vriendschap zou-
4en verschillende thans bestaande onder
nemingen of niet zijn opgericht of althans
■iet in den thans besta agden omvang.
Wij hebben willen toonen dat al mogen
onpersoonlijke constructies van onderne
mingsvormen de oude, meer gemoedelijke
hebben vervangen wij niettemin prijs blij
ven stellen op persoonlijke vriendschappe
lijke relaties.
Een andere nauwelijks minder belangrijke
reden is dat velen onzer in vroeger jaren
het voorrecht hebben gehad de onvolprezen
gastvrijheid der Indische vorsten te ervaren.
Wij weten het wat wij hebben te bieden,
kan niet in de verste verte de vergelijking
doorstaan met de vaak feeërieke feesten en
de zoo gul geboden hartelijkheid der Indi
sche vorsten.
Men zal trouwens ver moeten gaan in de
wereld om het gelijke te ontwaren in
schoonheid, stijl, kunstzinnigheid van wat
de Indische vorsten ons zoo vaak te genie
ten gaven.
Maar wij verzoeken onzen gasten voor
lief te nemen wat wij hun kunnen bieden en
de verzekering te willen aanvaarden, dat het
Indische bedrijfsleven de ononderbroken
vriendschappelijke samenwerking met de
Indische vorstenbesturen gedurende tiental
len jaren op den hoogsten prijs stelt.
Het zal er naar de mate zijner krachten
naar streven met hen samen te werken in
het belang van land en volk en aan de ge
stadige verheffing en versterking van de In
dische vorstenbesturen, als een der sterkste
schakels in den band tusschen Nederland -sn
Indië.
On of even!
Spr. stelde tenslotte een dronk in "op den
g oei en den bloei der zelfbesturen in Indië
en op het persoonlijk welzijn van de M^ng-
koe Negoro en de vertegenwoordigers der
andere Indische vorsten. (Applaus.)
PRINSES JULIANA BEDENKT
ZIEKE KINDEREN EN ZIEKENHUIZEN.
Men zal zich herinneren, dat ter gele
genheid van het prinselijk huwelijk de
Nederlandsche banketbakkersvereeni-
gmg een reusachtige bruidstaart aan
het bruidspaar heeft aangeboden, die
zeer fraai versierd was met aUerlei figu
ren en poppetjes. Deze bruidstaart is
aan het huwelijks-dejeuner opgediend,
maar een zeer groot gedeelte van dit
reusachtige stuk is uiteraard overgeble
ven. Naar wij vernemen, heeft de prin
ses nu voor haar vertrek opdracht ge
geven de overblijfselen van deze taart
te verdeelen onder de zieke kinderen
in een vijftal ziekenhuizen. Menig ziek
kind heeft daardoor een gedeelte van de
versiering van de bruidstaart als een
aardig souvenirtje ontvangen.
Voorts vernemen wij, heeft de prinses
eveneens opdracht gegeven de bloemen,
die bij haar vertrek aanwezig waren te
doen toekomen aan het Roode Kruis-
ziekenhuis en de overgebleven bruidsui
kers aan het Juliana kinderziekenhuis.
COSTUUM DUUR GEREINIGD.
Een bewoner van de Vondelstraat te Am
sterdam heeft aangifte gedaan, dat hij aan
een stoomerij een costuum had meegegeven,
in een vestzak waarvan zich nog een be
drag van 400 bevond. Toen hij bij de stoo
merij informeerde, bleek het costuum reeds
gereinigd. Het geld was verdwenen
DE MANTELSNIJDER AANGEHOUDEN?
Rechercheurs van het hoofdbureau hebben
in de Kalverstraat te Amsterdam een 50-ja-
rigen bedelaar aangehouden, die door zijn
eigenaardig gedrag tegenover voorbijgangers
de aandacht van de politiemannen op zich
gevestigd had. Bij zijn fouilleering werd hij
het bezit gevonden van een oud scheermes,
hetgeen vermoedens deed rijzen, dat men
hier te doen had met den maniak, die er den
laatste weken zijn werk van maakte, van
argelooze voorbijgangers jas of mantel stuk
te snijden. Eenigerlei overtuigend bewijs,
dat men den dader van deze ergerlijke fei
ten in handen heeft, is er echter niet aange
zien er geen signalement bestaat en de aan
gehoudene van niets zegt te weten.
GEHAKT IN BLIK.
Naar aanleiding van de in de pers ver
schenen berichten omtrent het verzoek tot
surséance van betaling door de Nederland
sche vleeschindustrie te IJmuiden, die des
tijds by wijze van proef een hoeveelheid
gehakt in blik voor het departement van
socialezaken heeft aangemaakt, wordt ons
medegedeeld, dat de fabricage van bedoeld
gehakt in blik reeds sedert Juli van het vo
rig jaar is stopgezet, nadat gebleken was
dat tengevolge van een constructiefout in
een der bij de bereiding gebruikte autocla
ven, een gedeelte van het geproduceerde
gehakt bij de sterilisatie was oververhit.
De toen in omloop zijnde blikken zijn alle
door den fabrikant teruggenomen.
Er behoort op te worden gewezen, dat het
varkensgehakt in blik, dat thans ten be
hoeve van werkloozen en armlastigen reeds
sedert eenige maanden in distributie wordt
gebracht, van geheel andere samenstelling
is en afkomstig van een 20-tal vleesch-con-
servenfabrieken in den lande, die na gehou
den inschrijving bij de fabricage daarvan
zjjn ingeschakeld geworden.
Aan de productie daarvan is door de Ne
derlandsche vleesch-industrie te IJmuiden
voornoemd, niet deelgenomen. Het door
laatstgenoemde geproduceerde gehakt in
blik is sedert Juli 1936 uit de distributie ge
nomen.
Nog kan worden medegedeeld, dat tus
schen het departement van sociale zaken en
de Ned. vleeschindustrie géén andere ver
houding bestond dan die van kooper en ver-
kooper.
AUTO DOOR AFSLU1TBOOMEN
GEREDEN.
De auto door een trein vernield.
De inzittenden ongedeerd.
Gisteravond ruim half elf is een auto,
bestuurd door den heer v. H. uit Hazeis-
woude, met volle vaart tegen de afsluit-
boomen gereden bü den spoorwegover
gang HeerenstraatZoeterwoudscheweg
te Leiden, juist op het oogenblik, dat de
laatste trein, die om 10 u. 27 van Leiden
was vertrokken in de richting Utrecht,
passeerde. De schok was zoo hevig, dat de
afsluitboomen geheel werden verbogen.
De «auto reed tot de spoorlijn en kwam
juist tot staan toen de trein voorbijkwam,
die krachtig remde. De auto kwam toch
tegen den trein aan en werd totaal ver-
niNoch de bestuurder, noch de passagiers
werden gewond. Beiden zetten het op een
loopen, doch na een kwartier kwam de
heer v. H. bij zijn vernielden auto terug.
Hij beweerde door den mist niet te heb
ben gezien dat de boomen gesloten waren.
De trein naar Utrecht had ongeveer tien
minuten vertraging. De auto is in beslag
genomen.
DOODELIJK ONGEVAL TE
GRONINGEN.
Gisteren is de 44-jarige ongehuwde petTO-
leumventer W. Velting op den Paterswold-
scheweg te Groningen door een personen
auto aangereden. Ernstig gewond werd het
slachtoffer naar het diakonessenhuis te Gro
ningen overgebracht, waar hij in den loop
van den dag is overleden.
VAN VALSCHHEID IN GESCHRIFTE
VRIJGESPROKEN.
Een 32-jarige schilder stond vandaag voor
het Amsterdamsche Hof terecht, verdacht
van valschheid in geschrifte. Hij zou een
postchèque, die niet voor hem bestemd was,
hebben onderteekend met den naam van
den geadresseerde en hebben geïnd.
Het betrof hier een ingewikkeld geval;
niet minder dan vijf rapporten van schrift
deskundigen waren uitgebracht om licht in
deze duistere zaak te krijgen. Dr. J. Schrij
ver, dr. van Ledden Hulsebosch en de com
missaris van politie Broekhoff waren het
zooals dat bij schriftdeskundigen meer
voorkomt onderling niet eens. Volgens
het rapport van dr. Schrijver was de kans
dat verd. de valsche handteekening had ge
zet 1 op 5.000.000.
De chèque had een langen weg afgelegd.
Een juffrouw had het document „gevonden"
in haar brievenbus. Zij had het papiertje,
waarop 125 door den geadresseerde kon
worden geïnd, ter hand gesteld aan een
waarzegster.
„Een waarzegster weet immers overal raad
op en die kan ook vooruit weten hoe de zaak
zal afloopen", redeneerde de juffrouw.
Volgens de waarzegster zou deze de
chèque weer hebben doorgegeven aan een
vriendin. Maar nog was de reis van het
document niet ten einde: de vriendin zou
het aan haar broer, den verdachte, hebben
ter hand gesteld. Deze zou er wel weg mee
weten
Verdachte ontkende. Hij wist niets van een
chèque en nog minder van een valsche
handteekening. De waagzegster hield haar
lezing van het geval vol en de rechtbank
veroordeelde den schilder tot één jaar ge
vangenisstraf.
De man ging in hooger beroep, doch de be
handeling voor het Hof zou verschillende
zittingen in beslag nemen, doordat of de
waarzegster óf de vriendin niet ter zitting
verschenen.
De waarzegster hield vol: Verd. had zijn
zuster zelfs op zeker oogenblik een briefje
geschreven:
„Beste zuster, dat geval gaat niet door,
zeg dat maar aan je werkster (de juffrouw,
die de chèque oorspronkelijk had „gevon
den"), ik kom morgen wel bij je".
Later was verd. weer tot andere gedach
ten gekomen, aldus getuige.
De procureur-generaal, dr. D. Reilingh,
was van oordeel, dat er wel aanwijzingen
waren voor verd.'s schuld, het bewijs echter
achtte hij niet geleverd, zoodat hij vernieti
ging van het vonnis der rechtbank en vrij
spraak eischte.
De verdediger, mr. dr. A. Sternheim,
sloot zich bij het requisitoir aan.
De valsche handteekening is, ook naar de
meening van de deskundigen, niet door
verdachte gezet. De verklaringen van de
kaartlegster achtte pL volkomen onbe
trouwbaar.
Het Hof ging in raadkamer en wees na
heropening der zitting, onmiddellijk arrest,
waarbij verdachte werd vrijgesproken.
AL TE BEREIDWILLIG.
Een jaar en zes maanden geëischt.
Voor de Amsterdamsche rechtbank stond
een jongeman terecht verdacht van diefstal
van een groote baal goed.
Hij werd betrapt, terwijl hij bezig was de
baal met een kameraad op zijn transport
fiets te laden.
En nu komt de verdachte met een origi-
neele oplossing voor den dag: de ander
vroeg mij de baal even op mijn fiets voor
hem te verplaatsen, maar ik ben zoo on
schuldig als een lam en alleen wat te bereid
willig geweest.
De getuigen moesten toegeven, dat ver
dachte dadelijk met deze verklaring voor
den dag was gekomen.
De officier van justitie was van meenine,
dat soortgelijke uitvluchten behooren tot de
geestelijke uitrusting van een verdachte,
evenals zijn transportfiets behoort tot diens
materieele uitrusting. Hij is op heeterdaad
betrapt en reeds eerder voor diefstal ver
oordeeld, zoodat spr. een gevangenisstraf
van één jaar en zes maanden tegen hem
eischte.
Mr. Fr. Pauwels betoogde, dat het bewijs
maar heel zwakjes is. De officier is in ge
breke gebleven aan te toonen, dat de ver
klaring van den verdachte, waarmede deze
aanstonds en zonder eenige aarzeling, voor
den dag is gekomen, een fabel is.
Het dwingende bewijs ontbreekt en op zijn
reputatie alleen mag men iemand niet ver-
oordeelen.
De rechtbank bepaalde de uitspraak op
28 Januari.
Pleiter drong met klem op vrijspraak aan.
Onze tuin in den winter.
De tuin maakt in haar winterkleed een
geheel andere indruk als in zomertooi.
Menige tuin ziet er nu troosteloos en droef
geestig uit. Toch kan het anders, en er zijn
ook tuinen die zelfs nu, in den meest on-
gunstigen tijd van het jaar, nog mooi zijn.
Wel missen we nu den kleurenrijkdom van
den zomer, maar toch kan er ook nu kleur
en leven zijn. We kunnen dit bereiken door
een juist gebruik te maken van de groen-
fclijvende houtgewassen, waaronder er velen
zijn die, behalve met hun bladeren, ook
zeer lang prijken met kleurige bessen. Dit
is o.a. het geval met hulst of Olex, Berg-
mispel of Cotoneaster, Pernettya, Skimmia,
Stranvaesia, en Pyracantha. Onder de groen-
blijvende houtgewassen is ook wat blad-
kleur betreft veel variatie. Zoo hebben we
b.v. zilverbonte en goudbonte hulst en Li-
gustrum goudgele en blauwe coniferen en
ook in de groene kleur hebben we bij deze
planten de meest uiteenloopende tinten.
Bij het samenstellen van beplantings-
groepen lette men verder vooral ook op de
groeiwijze, dus de vorm van de planten.
Ook in dat orzicht is er onder de groen-
bijjvpnde planten veel afwisseling. Er zijn
laagblijvende en hooggroeiende, kruipende
en treurvormen, pyramide en zuilvormig
Schrijvers over de natuur zijn er meestal
vroeg bij om de lente te proclameeren. Te
vroeg waarschijnlijk naar het oordeel van
sommige hunner lezers, die rillen in hun
dikke winterjas, terwijl de sneeuwvlokken
hen om de ooren vliegen in de eerste we
ken van Januari, nadat het stukje in de
krant gezegd heeft dat de lente in aan
tocht is.
Ik aarzelde dan ook wel even, toen ik
aan deze bijdrage den titel gaf die hier
boven staat. Maar ik overwon dra deze
aarzeling toen ik mij nog eens rekenschap
gaf van de drie bijzondere redenen, die zoo
ooit, dan zeker dit jaar, dit opschrift
rechtvaardigen.
Lente in Januari. Hebben we niet
eigenlijk al iets van de lente in December
gehad? Hoezeer waren de zonnige Kerst
dagen een verheugenis na zooveel triest
heid en donkerheid. Paschen leek het eer
der, prille zonneglans van half April, dan
Kersttijd in het hartje van den winter. En
wat December al bracht als een late ver
rassing aan het eind van een donker jaar,
zou ook Januari vol hoopvolle beloften dat
niet brengen? We weten dat het ook heel
anders kan zijn. We hopen op nog wat an
ders ook als enthousiaste schaatsenrijders,
maar het vleugje lente dat na den kortsten
dag bij het voortgaan der Decemberdagen
de zonnige Kersttijd bracht, biedt toch
wel alle kans, dat het in de eerste maand
van het jaar zal worden voortgezet.
Lente in Januari. Er is nog een andere
belangrijke reden om er juist dit jaar van
te spreken. Laat ik Boutens met zijn veel
gesmade Bruidslied aan de jeugd van
Nederland, aangeboden bij het vorstelijk
huwelijk, even het woord mogen geven in
zijn prachtige en' toch waarlijk ook niet
zoo duistere strofen:
Daar viel weer, buiten elk seizoen,
Een nieuwe lente op Hollands erf,
Dezelfde grond, hetzelfde veld
Oefent aan u zijn zoet geweld,
Van levens Mei en hoogfestijn!
Ons land viert een lentefeest, een feest
van vlaggen, klokken, kleuxen, midden in
den winter over de velden en de wateren
van Nederland!
Is dat alles geen reden genoeg, geen
rechtvaardiging voldoende voor den titel
van deze bijdragen? En wat moet ik nu in
de weinige ruimte die ik nog vullen mag,
verder zeggen? Kan ik niet met een raad
volstaan? De raad om bij t lengen der da
gen en het al nader komen van lente's
hooggetij ook in de natuur, de oogen open
te houden voor de voorboden van het
nieuwe bloeiseizoen. Dat behoeft ons dan
niet af te houden van oprechte vreugde
aan wintersche geneugten. We kunnen als
zoo vaak, het eene doen en het andere niet
laten. Ons zoeken en speuren naar lente-
teekerts behoeft waarlijk geen miskenning
van den winter te zijn. Maar als het hoef
blad bloeit en de sneeuwklokjes open
gaan, als de knoppen zwellen en de haze
laarskatjes stuiven, als de tulpen boven
den grond komen met groene spruitsels,
als de meeuwen beginnen te verkleuren
en de musschen rumoerig vergaderen, als
de roeken hun oude broedplaatsen inspec-
teeren en de meezen twinkelen in 't hout,
dan kan niets ons beletten om daarin en
in zooveel andere teekenen de lente in
Januari te zien, ook al zal de sneeuwjacht
nog wel gieren en de thermometer nog wel
menig keer een graad of wat onder nul
aanwijzen. A. L. B.
groeiende. Sommige hebben een gesloten
vorm, terwij' andere daarentegen een zeer
losse groeiwijze hebben en als oudere exem
plaren vaak zeer schilderachtig zijn. Dit
laatste is b.v. het geval met de wilgen-
bladerige Cotoneaster of C. salicifolia, Juni-
perus sinensis Pfitzeriana, J. squamata
Muyeri, Taxus brevifolia en Cedrus atlan-
tica glauca. De laatste vier zijn coniferen.
Onder de bladverliezende houtgewassen zijn
er die in den winter door de kleur van het
hout opvallen. Mooi rood zijn de twijgen
van Cornus alba sibirica en van Salix alba
Britzensis, zilvergrijs de twijgen van Eleag-
nus argentea en E. angustifolia. Groen is
het hout van de meeste bremsoorten. Ten
slotte zijn er ook planten die nu bloeien, al
is dan ook het aantal niet groot. Volop in
bloei staat thans de winterjasmijn of Jas-
minium nudiflorum. De groene kale twijgen
van deze klimplant zijn bloempjes Vooral
tegen een zuidmuur of schutting, of aan een
paal voor een achtergrond van groenblij ven-
de planten, komt deze winterbloeier fraai
uit. Eveneens geel bloeit thans de gaspel
doorn of Ulex europeus, een schepstekelige,
groen blijvende plant met een heesterachtige
groeiwijze. Ook bloeien thans verschillende
Erica of heidesoorten. We planten deze in
een met veel turfmolm vermengde grond.
Noemen we tot slot nog de kerstroos of
Helleborus, die nu met groote anemoon-
vormige witte of purperkleurige bloemen
begint te bloeien. We planten de kerstroos
liefst op een half beschaduwde plaats.
A. G.
ULVADERO MET „DE DISTEL".
Meer dan ooit moet deze beschouwing
een sterk persoonlijk karakter dragen, om
dat wij de opvoering van De Distel be
sprekende rekening moeten houden met
het West-Friesche dialect en met de West-
Friesche gewoonten. En waar wij niet-
West-Friezen mogelijk andere ideeën
hebben, dan de Noordhollanders, daar is de
kans groot, dat onze opmerkingen niet
geheel juist zijn!
Om echter goed te beginnen: het spel was
vlot en de uitvoering op zich zelf was er
een van uitstekend gehalte, zooals wij dat
trouwens van Ulvadero gewoon zijn. En het
publiek, dat wat al te royaal was met de
open-doekjes, heeft zich kostelijk geamu
seerd, al moeten wij hier direct aan toe
voegen, dat het meeste gelach veroorzaakt
werd door de typische West-Friesche uit
drukkingen.
Men kent het verhaal van De Distel na
tuurlijk. Jan Fabricius heeft een stijfkoppige
boerenfamilie geschilderd op zijn bekende
manier: een stijfhoofdige oude vader en twee
stijfhoofdige broers, die in volkomen onmin
leven, die elkaar niet willen begrijpen en
steeds hoog-loopende ruzie krijgen. De
jongste broer heeft zijn boerderij aan den
kant gedaan en is bloemenkweeker gewor
den. De oudste broer, door het succes van
zijn broer geprikkeld, gaat ook in bloemen
doen, maar zijn pogingen mislukken.
Dan komt de onbekende Pietje, een land-
looper, die verstand heeft van bloemen, die
liefde heeft voor bloemen. Hij wordt op de
een of andere manier campagnon van Kok
Sr. en na 4 maanden wint deze een eersten
prijs op de tentoonstelling.
Die Pietje heeft niet alleen liefde voor de
bloemen, maar wordt bovendien verliefd
op de dochter van Kok Sr. 't Aardige kind
is ook op hem verliefd, maar kan den
„landlooper" niet vergeten.
Op het kritieke moment komt alles voor
elkaar; er komt een groote eenheid in de
familie Kok en er komt een verloofd paar.
Verder is er nog een herbergier met zijn
vrouw, die beiden een belangrijke rol spelen
in de geschiedenis en die mede voor de
„note gaie" zorgen.
Jan Fabricius heeft dit stuk natuurlijk
niet voor de West-Friezen geschreven, maar
het is begrijpelijk, dat men een dergelijk
plattelandsstuk in het dialect opvoert, als
dit mogelijk is. En hier is het mogelijk,
theoretisch heelemaal, practisch mis
schien.
Want als wij de uitvoering van gister
avond eens wat nader beschouwen, dan blijkt
ons, dat feitelijk alleen Piet Kroon het
dialect volkomen beheerschte, dat v. d. Post
het benaderde en dat de anderen er in te
kort schoten. Al meenen wij, dat juist die
anderen het veel moeilijker hebben gehad,
zoodat de waardeering feitelijk grooter
moet zijn!
Piet Kroon, prachtig geteekend en gegri
meerd, speelde den ouden vader Kok op
een zeer voortreffelijke manier. Hij was de
stijfkop, de groote onverzettelijke, en kan
met meer dan gewone genoegdoening op
zijn spel terugzien, evenals trouwens op zijn
West-Friesche bewerking, behoudens dan de
hier onder geplaatste opmerkingen.
Kobus Kok en Bart Kok, resp. door v. d.
Post en Jaap v. Haneghem gespeeld, waren
in het spel best op dreef en wij mogen al
de anderen wel in één adem noemen: Ali
Blaauw als de dochter Klaartje, Piet Lely
als Pietje, Siem Sougé als Hendrik de kas
telein en mevr. CouwenhovenBlaauboer
als Geesje, diens vrouw.
Zonder uitzondering hebben zij hun rollen
goed gespeeld; zonder uitzondering vlotte
het samenspel en heel dikwijls steeg het
spel tot groote hoogte.
En waar de aankleeding van de tooneelen
zeer geslaagd was, daar zouden wij hier een
streep onder kunnen zetten, na nog ge
wezen te hebben op de goede regie van Eli
Prins, de grime van Steeman, de décors
van Theo Groothuizen en de meubelen en
antiek, resp. van de firma Masee en het
magazijn „De Ster".
Maar tochhet bevredigde ons niet
heelemaal.
Wanneer wij denken aan het platteland in
verschillende provincies, dan zien wij dit: in
elke boerenfamilie in Groningen, Friesland,
Drente, Overijsel en Gelderland spreekt de
geheele familie dialect, onder elkaar en
onder kennissen, vaak zelfs ook met vreem
delingen. En als wij hier in Noordholland in
de dorpen komen, dan hooren wij van de
ouderen en de jongeren een dialect, dat
prettig aandoet.
Maar hier rekening mee houdende, vragen
wij ons af: waarom praatte Klaartje steeds
voortreffelijk Nederlandsch? Zij is de doch
ter van een stijven, echt ouderwetschen boer;
uit niets blijkt, dat zij meerdere ontwikke
ling gehad heeft, dat zij bijvoorbeeld een
school in de stad bezocht heeft. En toch
staat ze eigenlijk buiten de geheele familie
sfeer.
Wij zouden ons kunnen indenken, dat
Klaartje Nederlandsch spreekt met vrien
den, met Pietje in dit geval, maar wij be
grijpen niet, dat zij de eenige is in een
•huisgezin, die het dialect niet spreekt. Voor
ons is er maar één, die geen dialect mag
spreken: Pietje. De rest moet zuiver dialect
spreken.
En om dan een opvoering goed te doen
slagen, is een zeer voorname eisch, dat
alle spelers dat dialect beheerschen. En
daar was althans voor onze ooren
geen sprake van.
Tenslotte nog een opmerking: Waarom
moet men de meest gekke gezichten trek
ken, als men dialect spreekt? Piet Krom
sprak normaal en zijn gelaatstrekken waren
normaal; de anderen spraken een of ander
dialect en trokken daarbij scheeve monden.
Wat heelemaal niet mooi was.
En over de eenheid in uitspraak zullen
wij verder maar niet spreken.
Nogmaals, het zijn hier opmerkingen van
een niet-West-Fries. Misschien denkt de
Noordhollander er anders over.
Daarom is onze eindconclussie: als wij
het dialect vergeten en alles, wat daarmee
samenhangt, dan is de opvoerig zéér voor
treffelijk geweest. Maar als wij dat dialect
hier mede in aanmerking nemen, dan zeg
gen wij: laat Ulvadero zich liever met Ne
derlandsche stukken bemoeien; dan is zij
zeker van een algeheel succes!
Wn.
,,'t ONTLUIKENDE ROOSJE"
TE HEILOO.
Opvoering van Björson's „Een
Faillissement".
Met het Noorsche tooneelwerk van Björ-
son „Een Faillissement" heeft de Rederij
kerskamer ,,'t Ontluikende Roosje" een zeer
goede keuze gedaan. Immers, het is een stuk,
dat volkomen past in dezen tijd en dat zich
leent voor sterk spel, waarnaar men eenige
uren geboeid kan toezien. En het moet voor
,,'t Ontluikende Roosj'een voldoening zijn,
te weten, dat het de aanwezigen inderdaad