8 Welk regeeringsbeleid gewenscht? 8 l Lezing te Schagen door Dr. Ir, M. D. Dijt. Land- en Tuinbouw Devaluatie en afschaffing van de beperkings- politiek bepleit. 0 GROOTE BELANGSTELLING. door RICHARD STARR Vertaald door A. RIEWERD. Dinsdag 26 Januari. HILVERSUM, 1875 M. (AVRO- uitz.) 8^~ Gr.pl. 8.40 Orgelspel. 9.— Gr.pl. 10.— Morgenwijding, gr.pl. 10.30 Gr.pl. 11.— Huish. wenken. 11.30 De Octophonikers en gr.pl. 1.Het Omroeporkst. 1.45 Gr.pl. 2.Omroeporkest en solist. 3. Knipcursus. 4.Zang en piano. 4.30 Kinderkoorzang. 5.Kinderhalf uur. 5.30 Het Omroeporkest. 6.30 RVU.: Lezing: Vaderland en Moe- drland. 7.Voor de kindren. 7.05 Avro-dansorkest. 7.30 Engelsche les. 8.ANP-ber., mededeelingen. 8.10 Bonte Dinsdagavondtrein. 10. Gr.pl. 10.30 Schaakles. 11.— ANP- ber. Hierna Lajos Kiss' Ensemble. 11.3012.Avro-dansorkst. HILVERSUM. 301 M. (KRO-ultz.) 8.—9.15 en 10.— Gr.pl. 11.3012. Godsd. halfuur. 12.15 KRO-orkest en gr.pl. 2.Vrouwenuur. 3.05 Modecursus. 4.05 Gr.pl. 5.De KRO-melodisten. (5.45 Felicitatie- bezoek en gr.pl.) 6.40 Esperanto- cursus. 7.Ber. 7.15 Cyclus: Wat deze tijd leert. 7.35 Sporthalfuur. 8.ANP-ber., mededeelingen. 8.10 De Kon. Harmonie 's Hertogen bosch. 8.40 De KRO-melodisten. 9.Vervolg Kon. Harmonie Den Bosch. 9.20 Gr.pl. 9.40 KRO-Kamer- orkest mmv. soliste. 10.30 ANP- ber., gr.pl. 10.40 Cello-recital. 10.50 —11.20 Gr.pl. DROITWICH, 1500 M. 11.05 School meals in the country, causerie. 11.20 —11.50 Orgelspel 12.10 BBC-Em- pire-orkest. 1.10 Het Ystalyfera Town Prize orkest mmv. solist. 1.50 2.20 Gr.pl. 4.20 The Danzig Question, causerie. 4.40 Het Hunga- ria Zigeunerorkest 5.10 Gr.pl. 5.35 Bernard Crook's kwintet. 6.20 Ber. 6.45 Het BBC-Midland orkest. 7.50 Discussie. 8.20 Radiotooneel met muziek. 9.20 Ber. 9.40 Causerie: The Christian understanding of men. 10.Orgelspel. 10.20 Solistencon cert. 11.35 Billy Cotton en zijn Band. 11.5012.20 Dansmuziek (gr.pl.) RADIO PARIS, 1648 M. 7.20 en 8.20 Gr.pl. 11.20 Parljsch Kamerorkest. 2.55 Gr.pl. 4.50 Zang. 5.05 en 5.50 Jladioptcgcamma 3000000® Gr.pl. 6.05 Piano-recital. 6.50 Gr.pl. 9.05 Omroeporkest en vocale solis ten. 11.20—12.35 Pascal-dansorkest. KEULEN, 456 M. 5.50 Orkestcon- concert. 7.50 Amusementsorkest. 11.20 Keulsch Philh. orkest. 1.35 Gevar. concert. 3.20 Omroep-Amu- sementsorkest. 5.20 en 6.Gr.pl. 7.30 Omroepkleinorkest en solisten. Hierna dansmuziek. 10.1011.20 Omroepdansorkest, mandoline orkest en solisten. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.; 12.20 Gr.pl. 12.50 Omroepklein orkest. 1.30 Salonorkest 1.50—2 20 Gr.pl. 5.20 Salonorkest en gr.pl. 6.50 en 7.20 Gr.pl. 8.20 Revue-progr. 9 20 Omroepkleinorkest en zang. 10.30—11.20 Gr.pl 484 M.: 12.20 Gr, 12.20 Gr.pl. 12.60 Salonorkest. 1.30 Kleinorkest. 1.502.20 Gr.pL 5.20 Omroepdansorkest. 6.35 Gr.pL 6.50 Vioolrecital. 7.35 Gr.pl. 8.20 Om- roepsymph.-orkest. 10.3011.20 Gramofoonplaten. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7,30 Oskar Joost en Georg Freun- dorfer met hun orkesten. In de pauze: Wintersportnieuws. 9.20 Ber. 9.50 Het Görlich-kwartet. 10.05 Weerber. 10.20—11.20 Gr.pL GEMEENTELIJKE RADIO- 1 DISTRIBUTIE. A'' Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.—11.20, Droit- wich 11.20—11.50, Keulen 11.50— 12.20, Brussel VI. 12.20—14.20, Lu xemburg 14.2014.55, Parijs Radio 14.5515.20, Keulen 15.20—17.—, Lond. Reg. 17.—17.20, Brussel VL 17.2018.50, Brussel (Fr.) 18.50— 19.20, Weenen 19.20—20.20, Rome 20.20—24.—. Lijn 4: Brussel VI. 8.9.20, Nor- mandië 9.2010.35, Lond. Reg. 10.3516.50, Droitwich 16.5018.20, Normandië 18.2018.45, Droitwich 18.45—19.50, Lond. Reg. 19.50— 20.20, Droitwich 20.2021.35, Brus sel Fr. 21.35—22.20, Brussel (VI.) 22.20—22.30, Brussel Fr. 22.30 23.Lond. Reg. 23.-24.—^ Lijn 5: Diversen. In het Noordhollandsch Koffiehuis te Schagen behandelde hedenmiddag in een door de Vereeniging van Oud-leerlingen der Rykslandbouwwinterschool te Schagen be legde vergadering Dr. Ir. M. D. Dijt, uit Haarlem, het onderwerp: „Wat is voor de naaste toekomst het meest gewenschte regeeringsbeleid?" Niet alleen uit de kringen van de leden werd groote belangstelling voor deze lezing getoond. Ook vele leden van de Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hol land* Noorderkwartier, alsmede uit andere kringen van het landbouwvereenigingsleven gaven door hun aanwezigheid blijk van hun belangstelling. De voorzitter, de heer Blaauboer, van Barsingerhorn, verheugde zich over de groote opkomst en bracht Dr. Ir. Dijt dank voor het aanvaarden van de uitnoodiging, hetgeen geschiedde vóór Dr. Dijt zich zoo zeer zag bezet met de uitvoering van het plan-Deterding, dat voor den Nederland- schen landbouw in verband met een prijs verbetering door het opruimen van voor raden van groote beteekenis is. Rede Dr. Ir. Dijt. Na het openings- en begroetingswoord van den voorzitter verkreeg Dr. Ir. Dijt hot woord. Deze verklaarde in de eerste plaats hartelijk dank te betuigen voor de vriende lijke woorden van welkom aan zijn adres geuit en het deed spr. zeer veel genoegen de uitnoodiging voor deze lezing te hebben ontvangen. De voorzitter aldus spr. heeft wel gezegd, dat de stellingen, die ik in 1935 heb ontwikkeld, gebleken zijn waar heid te bevatten en te zijn uitgekomen, maar ik wil hier met nadruk verklaren, dat het uw vereeniging geweest is, die mij daar in zeer veel geholpen heeft. Want, wanneer uw vereeniging mij niet in de gelegenheid gesteld zou hebben deze denkbeelden te ontwikkelen, dan zou het er waarschijnlijk niet zoo uitgezien hebben als thans. Im mers, in die jaren ontmoette ik zeer veel tegenstand en de opmerkingen in de econo mische organen waren scherp en fel tegen mij gekant. Het is dus uw vereeniging, mijnheer de voorzitter, die opengestaan heeft mij de gelegenheid te schenken m'n denkbeelden naar voren te brengen en daarom is het mijn eerste plicht het contact tusschen mij en uw vereeniging te blijven bestendigen tot in lengte van dagen. (Langdurig applaus.) Dr. Dijt vervolgde zijn beto#g met voorop te stellen, dat het vraagstuk van een zoo algemeene strekking is, dat het nood zakelijk was de grenzen aan te geven, waar toe hij zich dezen middag zou beperken. Gezien het karakter van de uitnoodigende vereeniging en het terrein van spr.'s studie, zou hij zich in zijn rede beperken tot het economisch regeeringsbeleid in het algemeen en de agrarische politiek in het bijzonder. Voorts betoogde spr., dat hij onder „het meest gewenschte" (regeeringsbeleid) niet verstond de politiek, welke gewenscht wordt door het grootste aantal stemmen, doch wel dat het te ontwikkelen regeeringsbeleid ob jectief het meest gewenscht moet zijn voor de samenleving als geheel. Voor spr. is dat reegeringsbeleid het meest gewenscht, dat de voorwaarden voor een opbloei van het economische leven in houdt en het mogelijk maakt, dat het vast- geloopen economische leven weer los komt, weer vaart en vooral meer „wel vaart". Het onderwerp, zoo vervolgde spr., sluit utopistische beschouwingen over het jaar 2000 en dergelijke abstracties uit, doch niet het denken aan de verdere toekomst. De meest gewenschte politiek, aldus spr., dient rekening te houden met de tot heden gegroeide maatschappelijke structuur en zoo gericht te zijn, dat de samenleving door te nemen maatregelen niet alleen onmiddel lijk, doch ook en vooral voor de verdere toe komst gebaat zal zijn, opdat onze cultuur onze beschaving zal blijven bestendigen en ontwikkelen. In de vraag „Wat is voor de naaste toe komst het meest gewenschte regeerings beleid?" ligt de onuitgesproken bewering opgesloten, dat het huidige beleid geheele of gedeeltelijke herziening behoeft. Om die aan te geven, was het in de eerste plaats noodig, de kwalen van den huidigen toestand en het huidige beleid te kennen. Spr. herinnerde aan de door hem in 1932 en 1935 voor de vereeniging gehouden voor drachten, waarin hij had aangegeven, hoe het economische leven zich in de laatste eeuw had ontwikkeld. Door den groei van de steden, een gevolg van de ontwikkeling der industrie, moesten door het platteland steeds meer menschen gevoed worden, die zelf geen voedsel voort brachten en moesten de landbouwers een steeds grooter deel van hun productie ver- koopen. Door de voortschrijding van de techniek, ook op landbouwkundig gebied, kon ondanks de bevolkingstoename het levenspeil stijgen, met als gevolg, dat de vraag naar allerlei producten minder elastisch werd en de prijs- schommelingen grooter. Tengevolge van de uitbreiding van het crediet in de laatste 60 jaar, zoowel natio naal als internationaal, werd de maatschap pelijke structuur hoe langer hoe gevoeliger voor de prysschommelingen. Mede als gevolg van den wereldoorlog en het daarbij aansluitende vredesverdrag van Versailles geraakte de financieele structuur van de wereld in disharmonie met de econo mische structuur, waardoor de kwalen, die de prijsdaling opwekten, in verschillende opzichten werden verergerd. Internationaal prijsverschil nood zakelijk. Wanneer, zoo vervolgde Dr. Dijt, onze cultuur wil blijven profiteeren van den grooten vooruitgang van wetenschap, in dustrie, landbouw en verkeer, van nationale en internationale specialisatie, dan is het noodzakelijk, dat nationaal en internationaal gezorgd wordt voor een stabiliteit van het prijspeil bij vrije productie en handel, op zoodanige wijze, dat de vooruitgang van de productie aan het geheel ten goede komt. Bij de vraag of de overheid hier een taak heeft te vervullen, dringen de vragen zich naar voren of de overheid moet ingrijpen ten behoeve van de boeren of de stedelingen, voor den producent of voor den consument, voor den schuldeischer of voor den schul denaar, voor den invoer of voor den uit voer. Ook komt daarbij de vraag naar voren of de prijzen van de goederen hoog of laag moeten zijn. Spr. was van oordeel, dat in de laatste jaren de economische politiek daarom ver keerd was geweest, omdat de maatregelen steeds gericht waren op den steun van de eene groep ten koste van de andere. Deze politiek, wel eens „de verdeelende recht vaardigheid" genoemd, is echter in geen geval gericht geweest op een verhooging van het welvaartspeil in harmonie met de grootere productiemogelijkheden. Het groote gevaar. Het groote gevaar van onzen tijd oordeelde spr., dat de koopkracht van het volk als geheel niet voldoende is om de productie op te nemen. De geschiedenis van de oude beschavingen leert toch, dat het groote ver val plaats vond in de tijden, waarin het levenspeil zoo gedaald was, dat de industrie verviel, de landbouw verarmde en de handel verstarde. Juist daarom verdient in de eerste plaats de aanpassingspolitiek, het streven naar lager levenspeil, te worden veroordeeld. Men beweert, dat onze land- en tuinbouw en onze industrie op de wereldmarkt niet kunnen concurreeren, omdat het Neder- landsche levenspeil te hoog is. Men vergeet, dat de export dient om den ixnpori te Kunnen betalen. Uoor verlaging van levenspeil loopt ae uivoer terug, maar verminden ook auiomauscn ue uitvoer en bereikt men net tegenovergestelde van wat men meent na te streven. Niet net concurrentievermogen is een resultaat van het levenspeil, maar het om gekeerde is het geval. Door onze goede economische liggmg tusschen Frankrijk, Duitschland en Engeland, door de uitsteken de verkeersmiddelen, door de kwaliteiten van den bodem en de zegeningen van het klimaat, door de Jarenlange verbetering van veestapel en productietechniek is ons concurrentievermogen zoo groot geworden, dat het levenspeil zoo hoog kon stijgen. En wanneer nu onze reeds genoemde gevoelige economische structuur een sterke prijs daling veel moeilijker verdraagt dan die van primitieve gebieden, mag dit niet tot de conclusie leiden, dat wy dan maar tot het peil van de primitieven terug moeten, maar wel aat het onverantwoord is, onze structuur aan dergelijke prijsdalingen bloot te stellen. Wanneer men de verdeeling van de in komens groepen in ons land beschouwt, dan ziet men dat een aanpassing bij lagere prijzen en lagere loonen bij de huidige zoo gevoelige economische structuur tot afbraak van het productieapparaat en zoo tot werk loosheid en verval leidt. Wanneer het prijsniveau daalt, dan betee- kent dit, dat het aandeel, dat de rente op het maatschappelijk inkomen in goederen uitdrukt, grooter wordt, zoodat er minder goederen blijven ter verdeeling tusschen producent en arbeider. De loonen zouden dan zoo omlaag moeten, dat de koopkracht van het arbeidsloon, ook in goederen uit gedrukt, zou moeten dalen. Dit is voor het huidige productieapparaat ondeugelijk, in tegenstelling met de crisis periode van 1884/1896 toen het aanpassings vermogen van de samenleving groot genoeg was om de toenmaals nog betrekkelijk geringe prijsdaling te verdragen. Stabiel prijspeil noodzakelijk. Noodzakelijk is, zoo vervolgde Dr. Dijt, een stabiel prijspeil op de basis van om streeks 1929. Om dit op korten termijn en zonder inter nationale samenwerking te bereiken, was een verdere aanpassing van de munt nood zakelijk. Bij de dan optredende prijsstijgingen dient onmiddellijk gezorgd te worden voor een voldoende verhooging der arbeidsloonen, hetgeen dan ook mogelijk wordt. Principieel was spr. tegen dergelijke valutaspeculaties, doch in den economischen oorlog van thans oordeelde spr. die als ver- dedigings- en aanvalswapen onmisbaar. De gouden standaard toch is alleen maar gerechtvaardigd, wanneer deze internatio naal wordt gehandhaafd. Verlaten de groote staten deze basis, dan is het een eco nomische zelfverzwakking, wanneer een kleine staat zijn valuta hoog blijft houden. Spr. oordeelde dan ook, dat Nederland veel te laat heeft gedevalueerd en dat het niet eenvoudig zal zijn, de gevolgen van deze politiek op korten termijn te overwinnen. Om op korten termijn de gevolgen van de verkeerde economische politiek op te heffen, was spr. van oordeel, dat als secun daire maatregel de uitvoering van openbare werken krachtig ter hand moest worden ge nomen, waarbij men er rekening mede diende te houden, dat herstel van het prijs peil primair is. Voor de naaste toekomst kan een zeker herstel van het prijspeil op de wereldmarkt worden verwacht als gevolg van de groote erschuivingen in productie en consumptie, waarbij de wereldoverschotten van stapel- producten zeer sterk zijn afgenomen. De plaatsgevonden en te verwachten prijs stijgingen betreffen in het by zonder de akkerbouwproducten, waardoor de toestand van de veehouderij en pluimveeteelt nog veel moeilijker wordt. De positie van deze bedrijven is door de diverse restrictiemaat regelen nog rampzaliger geworden. Noodig is allereerst afschaffing van de beperkings- politiek, welke is geweest een politiek van achter de macht aanloopen. Een politiek, waarbij de fouten die de particuliere onder nemers zouden hebben gemaakt, in hooge mate door de overheid zyn verergerd. Het zou juist de taak van de overheid zijn, de conjunctuuruitslagen te verzachten, terwijl bij het huidige stelsel die uitslagen eerder worden versterkt. Behalve opheffing der beperking is voor de naaste toekomst een sterke verdediging van den export noodig door een flinken exporttoeslag. Laat dit in 1937 eens eenige tientallen millicenen kost, men redt daarbij een zeer groote bevn' ^sgroep, die voor de productie en voor de welvaart in de naaste toekomst van het allergrootste belang is en waarvan de instandhouding niet in millioenen is uit te duiden. Door een behoorlijke verhooging van het prijspeil en van het loonpeil is meteen de kwestie der schulden en der vaste lasten veel gemakkelijker oplosbaar. Dit zal niet alleen voor de nationale, doch ook voor de internationale verhoudingen van groot be lang zijn. Die internationale leeningen, welke economisch gerechtvaardigd waren en thans onstabiel zijn, zullen dan weer z.g. economisch gezond genoemd kunnen worden, terwijl dan tevens een betere sfeer geschapen is om die internationale leenin gen, welke economisch niet gerechtvaardigd zijn, n.1. de oorlogsschulden en een reeks tusschen 1925 en 1929 als uitwassen gegroei de internationale credieten, te regelen. Zoolang n.1. Duitschland, aldus spr., de economische structuur van een crediteur- staat en de financiëele van een debiteur- staat heeft, kan onze export naar dat land niet opleven; en zoolang de Ver. Staten de economische structuur van een debiteurstaat en de financiëele van een crediteurstaat heeft, zal men daar als het ware „stikken" in het goud. Een behoorlijke regeling der inter nationale schulden kan en moet gepaard gaan met een regeling der valutaverhoudin gen en een vermindering der handelsbelem meringen. Een en ander hangt niet alleen af van het regeeringsbeleid in Nederland, doch ook van den goeden wil en het juiste inzicht in Engeland, Amerika en Duitsch land. Wanneer deze drie machten door be middeling van Nederland tot overeenstem ming waren te brengen, zouden de overige Staten zonder veel moeite tot die inter nationale samenwerking zijn over te halen Kleine lapmiddeltjes kunnen geen behoor lijke welvaart scheppen. Wanneer men, zoo vervolgde spr., opmerkt, dat er geen behoor lijke internationale regelingen kunnen wor den verwerkelijkt, omdat er te weinig ver trouwen bestaat tusschen de Staten, dan stelt spr. daar tegenover dat juist het ge brek aan behoorlijke internationale rege lingen het wantrouwen in den chaos ver groot, zoodat er in redelijkheid geen andere oplossing bestaat dan internationale samen werking. Zoolang de economische crisis bestaat, moet er echter ook economisch gestreden worden: Het huidige economische beleid achtte spr. averechts verkeerd. De huidige politiek van aanpassen, beperken en ver nietigen oordeelde spr. een politiek van economisch defaitisme, ingegeven door een gebrek aan inzicht in de economische ver houdingen, waarvan een gebrek aan geloof in de toekomst het gevolg is. Tot welk een paradoxale opvattingen deze wanbegrippen aanleiding geven, blijkt on middellijk, wanneer men ziet, dat heden in Nederland tegelijkertijd voor productiebe perking en voor emigratie wordt gepropa geerd. Of het een of het ander: of een land biedt geen toekomst voor zyn bevolking, omdat 'zyn productie te klein is en dan moet er wel geëmigreerd worden, bt een land kan méér produceeren dan bij zijn be volking past en dan kunnen de menschen immigreeren. Wanneer men èn meent dat er teveel menschen zyn, èn dat er teveel ge produceerd wordt, dan ligt de kwaal in de economische organisatie. Naar internationale samenwerking. Wanneer, zoo vervolgde spr., groote inter nationale regelingen onmogelijk zijn, is toch een wijziging in de verhouding van ons land tot Duitschland afzonderlijk ook zeer gewenscht. Onze land- en tuinbouw zijn in hooge mate aangewezen op export naar dezen buurstaat. In het belang van onzen export is het wenschelyk dat méér in Duitschland jheuithton 59) „Dat zal ik je zeggen. Morgen is het Vijf- Kunsten- bal. Natuurlijk moet ik er bij zijn. Alles zou in het water vallen, als ik er niet bij was. Mijn publiek verwacht het, en wy, kunstenaars, moeten altijd buigen voor het publiek. En er zullen daar hoopen vrienden van mij zijn. Ik mag ze niet teleurstellen. Maar tegelijk moet ik dien man zien, dien ik lief heb, en ik moet nog een poosje bij hem zijn, voordat hy mij voorgoed verlaat. Ik wou, dat jij voor mij naar het Vijf- Kunsten-bal gaat. Kun je dansen?" „Ja maar, miss Mulvaney „Dat is dan in orde. Je moet mijn plaats op het bal innemen van elf tot één uur. Ik moet om één uur terug zijn, omdat dan de man komt, met wien ik verloofd ben, en dan moet jij weg zijn. Gelukkig heeft hij zaken, die hem tot laat bezig houden, en daardoor heb ik mijn kans". „Maar waarom hebt u mij noodig?" zei Tessa. „Zou u niet even goed vóór éénen kunnen komen?" „Neen. Ik wil, dat iedereen denkt, dat ik daar den heelen tijd geweest ben. De man, met wien ik verloofd ben, is erg jaloerseh, en hij weet van dien anderen man af. Als hy hoort, dat ik de eerste twee uur niet gezien ben, wil hij weten, waar ik geweest ben, en dat zou verkeerd kunnen afloopen. Ik mag hem niet verliezen, maar ook moet ik den man zien, dien ik lief heb. Ik moet". „Ik ga naar dat bal als een haremvrouw, en draag een yashmak. Ik heb een dupli caat van mijn costuum, en dat moet jy dragen. Hoopen menschen weten, hoe ik ga en zullen naar mij uitkijken. Zij zullen jou zien, en je lijkt zoo op my, dat niemand ooit verschil zal zien, vooral niet met de yashmak". „Wat is een yashmak?" vroeg Tessa. „Een sluier een Turksch ding. Bedekt het onderste gedeelte van het gezicht tot aan de oogen. Onze oogen hebben dezelfde kleur, en ons haar ook. En jij maakt het net zoo op als ik. Je hebt het zeker van my nagedaan". „Beslist niet", riep Tessa. „Spreek niet tegen, liefje. Dat maakt my driftig. Laat me je nu precies vertellen, wat je moet doen. Geef my je adres, dan zal ik je morgen het duplicaat costuum zen den. Er zal een auto klaar staan, om je naar het bal te brengen. Mijn eigen auto met mijn chauffeur in mijn eigen livrei. Als je dus op het bal verschijnt, zal dade lijk het gerucht gaan, dat Lallie Mulvaney is gekomen. Het is heel eenvoudig voor je. Je blijft op het bal, danst en vermaakt je tot even voor éénen. Maar om één uur moet je weg zijn. Neem een auto en ga naar huis. Als je er om één uur nog bent, zal de man, met wien ik verloofd ben, naar je toekomen, en dan heb je de poppen aan het dansen". „Maar hoe kan ik dat doen, miss Mul- veney?" klaagde Tessa. „Ik weet zeker, dat het uitkomt. Iedereen kent u, en zal naar mij toe komen en met mij praten". „Praat Turksch tegen hen", zei Lalüe. „Zij zullen zich doodlachen, want dat is nu juist iets, wat ik zou doen". „Maar ik ken geen Turksch". „Ik ook niet. Zeg maar inshallah, bis- millah, selaama, Allah Akbar en derge lijke dingen. Weiger Engelsch te spreken. Dat zullen ze dol vinden". HOOFDSTUK XXXVII. Lallie Mulvaney's vriend. Toen zij den schouwburg verliet, kwam Tessa tot de ontdekking, dat zij er in had toegestemd, de haar toegedachte rol te spelen. Waarom zij eigenlijk had toegestemd kon zij zich niet verklaren, maar zij voelde vaag, dat haar beslissing iets met Jimmy te maken had. Zy koesterde de onstuimige gedachte, die langzamerhand tot een vast besluit groeide, dat zy op het bal zou wachten, tot Jimmy naar haar toe zou komen en haar als Lallie Mulvaney zou begroeten. Zij was er heel zeker van, dat Jimmy de man was, met wien Lallie verloofd was, omdat zy dat gedrukt had gezien. En Lallie had erkend, dat zy hem niet lief had, en hem met schandelijke huichelarij be droog. Heel goed, zy zou eens zienl Het scheen een vrij achterbaksch zaakje, maar zy was er al vreemd opgewonden over, en iets dwong haar sterk, te gaan en zoo goed mogelijk Lallie Mulvaney's plaats in te nemen. Vroeg op den avond deed zij iets, om haar vermoedens te bevestigen. Zij wist. dat Jimmy eigen kamers had in Londen, omdat zij in het telefoonboek zijn naam had opgezocht. Dus belde zij hem om streeks acht uur vanuit een publieke tele fooncel op, en hoorde aan het einde van de lijn zijn stem. „Ben jij daar, Jimmy?" „Sapperloot, Tessa! Wat is er, lieveling?" Het vuur in zijn stem deed haar pijn. „Kan ik je vanavond spreken?" „Neen, lieveling, het spijt me verschrik kelijk. Morgenavond, morgen op elk uur van den dag. Kan dat?" „O Jimmy, waarom vanavond niet? „Onmogelijk, Tessa, lieveling. Ik zou je vreeselijk graag willen zien. Dag aan dag hoopte ik, dat je mij zoudt zeggen, dat ik kon komen. Elke andere afspraak zou ik verbreken, om jou te zien, maar deze eene kan ik niet verbreken. Het is een heel be langrijke vergadering van de maatschappij, en ik moet er bij zijn". „Maar zou die niet bijtijds afgeloopen zyn om mij op te zoeken, Jimmy?" „Neen, het zal heel laat worden. Minstens middernacht. Waarschijnlijk om en bij één uur. Dan kan ik niet meer bij je komen, nietwaar?" Tessa hing kalm den hoorn op en verliet de cel met een loodzwaar hart Jimmy bracht tien minuten door met opnieuw aan sluiting te verkrijgen. Haar ergste vrees was bewaarheid. Om één uur zou Jimmy van zyn zakenvergadering naar het Vijf- Kunsten-bal gaan, om daar Lallie Mul vaney in het costuum van een gesluierde Turksche dame te ontmoeten. „En in plaats van haar zal hij mij ont moeten", zei Tessa met samengeknepen lip pen. Even over elf dien avond gaf het een heele sensatie op het druk bezochte Vijf- Kunstenbal, toen het gerucht zich ver spreidde, dat Lallie Mulvaney gekomen was. Tessa hoorde het geluister, toen zij de hel verlichte groote balzaal binnentrad, waarin honderden prachtige costuums schitterden. Haar hoofd duizelde, maar zij speelde haar rol goed. De tonen der muziek, het gewarrel der lachende menigte, de weten schap, dat iedereen haar voor de revue-ster hield, prikkelden haar als wijn. Lallie Mul vaney zelf kon de rol niet beter gespeeld hebben. Zij had verwacht, andere haremschoon heden te zullen vinden. Maar Lallie had er al weken van tevoren de pers van in ken nis gesteld, hoe zy gecostumeerd zou gaan, dus had niemand anders het gewaagd, zich evenzoo te costumeeren, daar men zich niet gaarne op den achtergrond zag ge drongen. Bijgevolg zag zy, dat zij de eenige Turksche dame was in de zaal. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6