Stad Hoorn, eens machtig en sterk
De geboorteplaats van
Jan Pieterszoon Coen.
Waar de machtige schepen
van de O. I. C. af-
en aanvoeren.
ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 30 JANUARI 1937
Het bolwerk van Hoorn, de hoofdtoren.
HERDENKINGSFESTIJN.
HERINNERINGEN.
Coen's echtgenoote Eva Ment
HISTORISCHE STUKKEN.
1 FEBRUARI
Huis van J. P Coen.
Dispereert nietontsiet
uwe vijanden nietdaer en is
ter werelt niet dat ons kan
hinderen.
De gevelsteen in Bontekoe's huls.
Het visücheioeiland doemt op uit zee.
En zoo heeft de oude stad nog vele
herinneringen aan al wat zij aan
schoonsen macht en die zij stil ont
sluit voor hen die in vrede ernaar kij
ken en ze willen beluisteren.
En thans:
Het is alsof Hoorn zich teruggetrokken
heeft onder de veilige bescherming van een
diepdringende baai van de zee waarop eer
tijds de Hoornsche vlaggen verre de meer
derheid voerden, en blijft slechts herinne
ring aan een schoon en trotsch verleden
over.
Nog beheerscht de Hoofdtoren het uit
zicht, met zijn houten hoofd eertijds al een»
gemaakt ten dienste van de scheepvaart.
Hier in de omgeving is de eerste toegang
tot zee gemaakt gelijk Velius „Doctor in de
Medicijnen tot Hoorn" beschrijft in zijn
„Cronieck van Hoorn".
Daar in verhaelt werden des sel-
ven Stadts eerste begin, opcomen
en gedenckweerdige geschiedenisse
tot op den Jare 1630.
Hij schrijft o.a. over de gebeurtenissen in
den jaren 1319.
Daer was eertijds in de Dijck een
groote Sluyse met een Overtoom
aan d'Oostsyde van de Roodesteen,
so onse marckt tegenwoordelyck
genoemt wordt, dienende den Land
lieden om het binnen water uyt te
lossen en oock dagelycz voor in en
uitvaert tot de Zee.
Hier kwam dus een Sas tot stand dat de
eerste bijdrage was tot den grooten bloei
waar Hoorn eenige eeuwen later in zou
verkeeren. Dicht bij den Hoofdtoren bevin
den zich nu nog de pakhuizen en de Admi
raliteitsgebouwen. Die bergruimten aan de
Veermanskade gelegen, vallen op door hun
prachtige oude geveltjes, met hun bezon
ken gloed der oudheid.
Hier is het dat iets naar achteren
springend het huis van den beroemden
tijdgenoot van Jan Pieterszoon Coen, Ys-
brantz. Bontekoe staat, met een steen in den
gevel, die zijn naam duidelijk weergeeft en
op den nok een windwijzer in den vorm van
een schoon en rank gemodelleerd scheepje
dat luchtig draait in den wind die eertijds
de grootere broeders door het water deed
schuimen.
Over den datum van 8 Januari is nog het
een en ander te doen geweest. Uit oude
stukken wist men wel dat J. P. Coen den
elfden Januari gedoopt was, maar gelijk
wel meer geschiedde in de ouden tijden
waar men meer hechtte aan den doopdag
dan aan den geboortedatum met zeker
heid kon niet gezegd worden dat hij op der.
bewusten Januaridag terwereld kwam.
Velius echter noemt den achtsten Januari
en somt tevens eenige gebeurtenissen uit 't
bewogen leven van Coen op.
Jan Pieterszoon Koen, geboren
te Hoorn den 8 January 1587 is voor
syn eerste reijse naar Oost-Indien
gevaren Anno 1607 in qualiteyte
als tweede Coopman op 't Schip
Hoorn ende wederom t'huys gheko-
men mettet selve schip ende inde
qualiteyte inde maant Juny in den
Jare 1611..."
De heer J. C. K e r k m e ij e r, conserva
tor van het West-Friesch museum en tee-
kenleeraar aan de H.B.S., vertelde ons nog
eenige bijzonderheden. De vader van den
grooten Coen was afkomstig uit Twisk, een
dorp niet ver uit de buurt van Hoorn zooals
uit oude stukken blijkt. In een protocol van
den notaris W. D. Codde te Hoorn treft men
tenminste het volgende aan:
„Plaats van het Doel" dat zich vlak In de
nabijheid bevond namelijk.
Over schilderijen, die zich thans in het
museum bevinden en beeltenissen zijn van
Coen's vrouw, Eva Ment, verkeert men in
twijfel. Wat betreft de echtheid. Volgens jvr.
dr. C. H. de Jonge hangt het origineel in hei
kasteel van baror Robert Gendebien bij
Namen omdat hier de signature op voor
komt van een zekeren Waben die in de
zeventiende eeuw een schilder uit Hoorn,
was. Volgens de heer Kerkmeijer staat het
evenwel nog lang niet vast dat een copie
zich in het museum zou bevinden.
Gelijk uit de kroniek van Velius reeds
was op te maken, is Coen verschillende
malen terueeekeerd in zijn geboortestad.
Ook wanneer hij de hooge post van Gou
verneur-Generaal van Indië bekleedt, gelijk
blijkt uit andere oude stukken. Zoo treft
men o.a. de passage over de geboorte van
een dochter in Hoornsche boeken vermeld.
29 September 1626. Gheboren Geer-
truyt. Vader Sinjeur Jan Pieterszoon
Coen. Meynheer Generaal van den
Oostindischen Companeye.
Thans staat op de Roode Steen, het
marktplein, het standbeeld van den grooten
Hoornaar temidden van vele dingen die
hem lief zijn geweest.
Maandag aanstaande zal hij in het
hart zijn van hen voor wie traditie en
nationaliteitsgevoel iets beteekent en
men zal dankbaar gedenken den man,
die de grondslagen legde voor de sticht
ting van een Holland vèr over de
zeeën.
De herdenkingsplechtigheid zal plaats vitt»
den in de Groote kerk waar de minister
president, dr. H. Colljn, een herdenkings
rede zal uitspreken en een krans zal leggen
aan den voet van het standbeeld van een
groot Vaderlander.
De herinnering aan hem zal levend wor
den
Maar over eenige dagen zal Hoorn ont
rukt worden aan de vergetelheid waarin de
stad in is teruggezonken en zal zij weer
staan in het middelpunt van Nederlands be
langstelling.
Immers op 1 Februari zullen vele hoog-
waardigheidsbekleeders, mannen met na
men die bekend zijn ver buiten de grenzen
van ons land, zich naar Hoorn begeven op
op plechtige wijze den dag te herdenker,
waarop „Hoorns grootste zoon" 350 jaar ge
leden het levenslicht aanschouwde. Feitelijk
heeft men zich niet stipt aan den geboorte
datum gehouden maar het Vorstelijk Hu
welijk deed een herdenking op den oor-
spronkelijken datum namelijk 8 Januar,
niet plaats vinden.
(Brief van Jan Pieterszoon Coen
aan de Bewindhebberen van de
Oost-Indische Compagnie d.d. 29
September 1618).
Zoo luiden de trotsche woorden van een
trotsch man, geboortig uit de stad Hoorn,
eens een machtig bolwerk van de roem
ruchte Oost-Indische Compagnie. Het mo
ge ongeloofwaardig schijnen voor hen die
op den huidigen dag een bezoek brengen
aan de oude veste, dat in een der achter ons
liggende eeuwen zoo stout geschreven kon
worden dat „daer en is ter werelt niet dat
ons kan hinderen".
Eens een stad, gelegen aan een wijde
zee waarover rijkbeladen galjoenen
aanvoeren, voltuig bruischend met hun
oprijzenden boeg door het water. Een
stad welker haven immer in beroering
was van uitzeilende- of binnenvarende
koopvaardijschepen, waar op de werven
de hamers rikketikten, waar de dekken
van de Oostinjevaarders geharpuisd
werden of de naden van rompen ge
breeuwd. Waar zeilmakers de zeilen
herstelden en waar het knarsen gehoord
werd van de ankerspil. Pakhuizen vol
geladen met alles wat uit de ruimen van
prachtige, hechtgebouwde schepen van
een machtige vloot, te voorschijn kwam
24 Augustus 1585 verklaart Pieter
Willemszoon van Twisk, maar nu
poorter van Hoorn, oud omtrent
24 jaar, dat hij als koopman in
Maart lestleden geweest is in San
Cucar in Spanje en gezien heeft
dat aldaer de Maasterlandsche
bokking verkocht werd het dozijn
een reaal
De vader heeft dus eerst als familienaam
den naam van het dorp aangenomen waar
hij geboren was en eerst veel later gaat hij
zich Coen noemen. De familie Coen woonde
in de Gravestraat, hoek Wisselstraat, in een
huis „Mallegum" genaamd hetgeen zoowel
Malaga kan beteekenen (niet onwaarschijn
lijk, gelet op zijn reizen naar Spanje) als