Overpeinzingen van een Indië-vlieger.
Revolutionnaireri uit het Parlement geweerd.
PARLEMEST
Lichamen, welke regelend optreden.
Glimlachje
Het is goed, als de mensch eens mijmert.
SlüuieHtatid
De schrijfwijze der
Nederlandsche taal.
Schoonmama deed de wasch.
(Van onzen parlementairen medewerker.)
Gistermiddag heeft de minister van bin-
nenlandsche zaken het debat inzake de
kwestie der revolutionnaire volksvertegen
woordigers beantwoord en uiteengezet,
waarom de regeering het noodzakelijk
achtte, dat tegen revolutionnaire uitingen in
en buiten het Parlement, de Staten en de
Baden, van afgevaardigden maatregelen ge
nomen kunnen worden. Op de eindstemming
na heeft de Kamer het ontwerp, waarin het
desbetreffende regeeringsvoorstel was ver
vat, afgewerkt. Zij is het over de instantie,
welke over een vervallenverklaring van het
lidmaatschap zal hebben te oordeelen, eens
geworden. Een amendement-de Geer bood
een uitweg, welke niet alleen de instem
ming van de meerderheid der leden, maar
ook die van minister de Wilde verwierf. We
zullen er straks op terugkomen.
De minister nu constateerde in den aan
vang van zijn levendig en boeiend betoog,
dat de meerderheid der Kamer op het be
houd van het parlementaire stelsel blijkt
prijs te stellen, welke stelsel is gebaseerd
op de toelaatbaarheid van politieke tegen
stellingen. Wij stellen te veel prijs op de
aan ons staatsbestel vastzittende vrijheden,
die van vrije meeningsuiting in de eerste
plaats, dan dat wij daarvan iets zouden
willen missen. Echter vrije meeningsuiting
met aanwending van wettige middelen!
Dit alles willen we handhaven, maar dan
moeten we ons ook aan de regels van het
spel houden. In het verleden is het gebeurd,
dat dit niet geschiedde, ook in de lagere
colleges. De minister haalde daarvan eer
aantal voorbeelden aan, citeerde uit rede
voeringen van communistische Tweede-
Kamerleden en uitlatingen in raadsverga
deringen, waaruit bleek, dat van die zijde
niet de minste waarde wordt gehecht aan
den eed op de Grondwet en dat men er niet
afkeerig van is, opruiende taal (in casu be
treffende het onbetrouwbaar maken van
leger en vloot) te plegen.
Dergelijke volksvertegenwoordigers hou
den een middel achter de hand om regeering
en parlement voor de voeten te loopen. De
grondslag van de Nederlandsche samen
leving is de legaliteit. Wie die niet aanvaardt,
behoort in een vertegenwoordigend college
niet thuis. De kiezers zijn in groepsverband
samengebracht; onze kieswet kent geen par
tijen. De vertegenwoordigers van die groe
pen moeten zich houden aan de Grondwet;
doen zij dit niet, dan zijn die groepen mede
verantwoordelijk.
De minister achtte de vrees voor wille
keur en machtsmisbruik schromelijk over
dreven. Wat is er terechtgekomen van al
die schrikbeelden, welke bij de behande
ling van de zoogenaamde „worgwetten" van
Loeff en Kuyper na de staking van 1903
zijn opgeroepen? Wat van de schrikbeelden
b(j de debatten bij de verscherping van het
Reglement van Orde der Kamer? Niets! De
arbeidersbeweging is er niet door geschaad.
Integendeel, zeide de bewindsman, want na
1903 zijn zij juist tot grooten bloei en macht
gekomen!
Er was ook gewezen op de toepassing van
het uniformverbod. Heeft deze wet dan niet
een krachtige preventieve werking gehad?
vroeg de minister. Dank zij dat verbod is
het rustig in ons land.
De regeering verwacht ook van dit wets
ontwerp een sterke preventieve werking.
Het parlement moet ook voor zijn eigen
prestige waken. In het buitenland hebben
we het kunnen zien, dat parlementen niet
bij machte zijn geweest het doorgedrongen
gif uit eigen kracht uit te bannen.
Omdat er in het buitenland misbruik van
bepalingen als de voorgestelde is gemaakt,
behoeven wij die nog niet na te laten. Wij
leven hier niet in het buitenland, riep de
minister uit, maar in Nederland, dat bij
zondere tradities ten aanzien van de vrijheid
huldigt.
Dat was ook weer zoo'n schrikbeeld, dat
een meerderheid van de gelegenheid ge
bruik zou maken, om een onwelgevallige
minderheid uit de Kamers te werken! Im
mers voor een vervallenverklaring is in de
eerste plaats een meerderheid van tweeder
den van het aantal leden noodig; verder
wordt de procedure geregeld bij de wet,
welke in gemeen overleg met de Staten-
Generaal zelf wordt vastgesteld. Dan is er
nog een zeker „esprit de corps" in de Ka
mers, dat boven politieke geschillen uitgaat
en dat zich zeker tegen machtsmisbruik zal
Gossiemijne!hier is vast
ingebroken van nacht!
kanten. En tenslotte is er nog een sterk ont
wikkeld rechtsgevoel in ons volk, dat niet
nalaten zal zich te doen gelden!
Zoo bekeek de minister de kwestie van
alle kanten. Van de gelegenheid tot repliek
maakte alleen de heer de Visser gebruik, die
zich beijverde aan te toonen, dat de minister
citaten uit hun verband had gerukt en dat
er niets strafbaars door hem of door zijn
geestverwanten was gezegd. Een vergeefsche
poging echter, want juist deze repliek gaf
den heer de Wilde aanleiding om als zijn
vaste overtuiging uit te spreken, hoe noodig
zelfs nu, op een kalm oogenblik, de voorge,-
stelde bepalingen zijn!
Amendementen.
We komen nu tot de amendementen. In
ons vorige overzicht hebben we reeds mede
gedeeld, dat de voorstanders het niet eens
waren over de vraag, aan wie de bevoegd
heid moet worden gegeven om over de ver
vallenverklaring te beslissen: aan het ver
tegenwoordigende college zelf, gelijk de
regeering voorstelde; aan den Raad van
State, zooals de Staatscommissie tot herzie
ning van de Grondwet wilde en eveneens
in een amendement van den heer Schouten
(a.r.) werd voorgesteld; of aan den Hoogen
Raad, ons opperste rechterlijke college, dat
door de liberalen in een amendement-Coops
was uitverkoren. Gisteren bleek er nóg
een nieuw denkbeeld aan de hand te zijn
gedaan en wel door oud-minister de Geer,
een nuchter voorstel, een compromis, waar
van men dadelijk bij zichzelf zeide: net een
voorstel voor de Geer!
Diens amendement omzeilde alle moeilijk
heden door de beslissing op te dragen aan
een commissie ad hoe, waarvan de samen
stelling door de wet zou moeten worden ge
regeld, terwijl de benoeming van de ledea
zou geschieden door de Kroon, uit een door
de Tweede Kamer opgemaakte voordracht
van drie personen; een figuur, welke in ons
Staatsrecht niet vreemd is, wantode leden
van de Algemeene Rekenkamer en van den
Hoogen Raad worden op dezelfde wijze be
noemd.
Met dit voorstel bleken de voorstanders
zich zeer goed te kunnen vereenigen; de
heer Joekes (v.d.), die zich om principieele
redenen al tegen de mogelijke uitsluiting
van revolutionnairen had verklaard, zeide
het amendement-de Geer het minst bezwaar
lijke te achten, al zou hij tegen blijven.
De heer Coops (v.b.) was zelfs zoo vrien
delijk zijn amendement ten gunste van dat
van den leider der c.h.-fractie in te trekken
Toen de minister zag hoe de zaken stonden
hield hij niet meer vast aan het regeerings
voorstel; boven de andere amendementen
gaf hy de voorkeur aan dat van den heer de
Gaer; het leek hem echter aanbeveling te
verdienen, dat een voorstel tot vervallen
verklaring door den Voorzitter van het ver
tegenwoordigend college, op voordracht van
dit laatste aan de commissie zou worden
gedaan, met welke wensch rekening werd
gehouden.
Met 54 tegen 21 stemmen werd het amen
dement-de Geer aangenomen. Tegen warer.
de 80c. dem., de communisten en de heer
van Dis (s.g.)
Het amendement-Schouten was tevoren
met 52 tegen 23 stemmen verworpen; het
kreeg slechts de stemmen van de anti-rev.
en de chr. historischen.
Dan was er nog een amendement-Suring
om het pensioen niet te doen genieten door
een vervallen verklaard Kamerlid, wcar-
medi de minister kon instemmen, omdat het
regeeringsvoorstel de stopzetting van de
uitbetaling der schadeloosstelling reeds in
hield. Met 49 tegen 26 stemmen werd dit
amendement aangenomen; tegen was dc
geheele linkerzijde.
De tegenstanders lokten nog een stem
ming uit over de paragraaf welke soortge
lijke bepalingen behelst voor de leden van
de Prov. Staten; met de stemmen van de
soc. dem., de v. d. en de communisten tegen
werd ze aanvaard.
De eindstemming hield men aan tot eer.
nader te bepalen dag.
Openbare lichamen voor beroep en
bedrijf.
Vrij laat op den middag begon de Kamer
nog aan het volgende voorstel, waarin eeni-
ge nieuwe artikelen worden aangeboden,
regelend de instelling van openbare licha
men voor beroep en bedrijf, een belangrijke
materie, waaraan vooral aan katholieke zij
de groote beteekenis wordt gehecht, omdat
hier het ordeningsstreven een plaats in onze
Grondwet krijgt. Dat wil zeggen een na
drukkelijker plaats. Want verscheidene
stemmen gaan op, die beweren, dat het be
staande art. 194 een basis voor de bedoelde
nieuwe organen kan bieden. Ook de katho
lieken blijken, gehoord de rede van mr.
Goseling, deze opvatting te huldigen. Art.
194 luidt: „De wet kan aan andere dan in de
Grondwet genoemde lichamen verordende
bevoegdheid geven".
Hoe het ook zij, de regeering achtte het
noodig deze kwestie nader te regelen. In
een nieuw art. 149a stelt zij voor:
„De wet kan voor bepaalde beroepen en
bedrijven en groepen daarvan, alsmede
voor het beroeps- en bedrijfsleven in het al
gemeen, lichamen instellen, ten einde rege
lend op te treden.
De samenstelling, inrichting en bevoegd
heid van deze lichamen worden door de
wet geregeld."
Art. 149 luidt: „De wet kan aan deze
lichamen verordenende bevoegdheid geven"
Art. 149 c: „De besluiten van deze licha
men, die met de wet of het algemeen belang
strijdig zijn, kunnen worden geschorst en
vernietigd volgens regels bij de wet te stel
len.
De wet kan bepaalde besluiten dezer
lichamen aan goedkeuring onderwerpen,
volgens door haar te stellen regels".
De strekking in groote lijnen van deze
artikelen zal wel duidelijk zijn.
Eén spreker hebben we er gistermiddag
over gehoord, namelijk den leider der r.k.
fractie, mr. Goseling. Hij juichte de strek
king van deze artikelen toe, maar vond ze
voor verbetering vatbaar..
Niet alleen wat de draagwijdte, maar ook
wat de systematiek, hun plaats in de
Grondwet zelf betreft.
De fractie van den heer Goseling wil het
uitgangspunt van de regeering meer op den
voorgrond doen komen. De formuleering
immers van de regeeringsartikelen kan zoo
wel slaan op door den Staat in te stellen
organen als op maatschappelijke organen.
De amendementen beoogen dan ook de
beteekenis van de ordening, van de samen
werking in het maatschappelijk leven, na
der te definieeren.
De nieuwe organen moeten de taak van
regeering en Volksvertegenwoordiging ver
lichten. Het beginsel van decentralisatie en
„zelfdoen" moet daarom beter tot zijn recht
komen. Door de samenwerking van de nieu
we gemeenschappen en de overheid wordt
het algemeen belang gediend. Een Grond
wetsartikel kan natuurlijk een nieuwe or
dening, waarin ook het cultureele leven
zijn plaats moet krijgen, niet zoo maar in
elkaar timmeren. Het kan er wel een bree-
deren grondslag voor geven.
Daarom stelde de heer Goseling voor een
nieuw artikel 3 bis (dat zijn plaats vindt in
de eerste afdeeling betreffende de territo
riale indeeling van het Rijk, achter de pro-
vincieën en gemeenten), luidende:
„Insteling van andere dan in de Grond
wet genoemde openbare lichamen geschiedt
bij de wet.
De wet kan aan bepaalde vormen van
maatschappelijke samenwerking het karak
ter van openbare lichamen verleenen.
Werkkring en samenstelling deze licha
men worden bij de wet, in de vorige leden
van dit artikel bedoeld, geregeld.
Een nieuw artikel 149 a zou moeten lul
den: „De inrichting en bevoegdheid van
openbare lichamen, in den zin van art. 3 bis,
en van derzelver organen worden door de
wet geregeld, met in achtneming der voor
schriften in dit hoofdstuk vervat".
Art. 149 b zou moeten luiden: „De wet re
gelt de voorziening in zaken en belangen,
bij welke twee of meer lichamen betrokken
zijn".
Art. 149 c luidt: „Instelling van een cen
traal lichaam voor het beroeps- en bedrijfs
leven in het algemeen geschiedt krachtens
de wet, die tevens regelen inhoudt omtrent
zijn samenstelling, werkwijze en bevoegd
heid".
Dit centrale lichaam zou dus de overige
organen moeten overkoepelen.
Hoe de Kamer speciaal over dit laatste
punt denkt, zullen we spoedig weten!
Het kan een interessant debat worden
over een actueele kwestie, die tijdens de
a.s. verkiezingscampagne ook nog wel eens
te berde zal komen!
Op de vragen van den heer Thijssen in
verband met de strekking van het op 21 De
cember J.1. aan directeuren en directrices
der kweekscholen gezonden rondschrijven
van den inspecteur van de onderwijzersop
leiding inzake de schrijfwijze der Neder
landsche taal bij de kweekschooleindexa
mens en hoofdakte-examens, heeft de mi
nister van onderwijs, kunsten en weten
schappen als volgt geantwoord:
Het rondschrijven van den inspecteur van
de onderwijzersopleiding, op 21 December
.L aan de directeuren en directrices der
kweekscholen gezonden, moet gelezen wor
den in het licht van het feit, dat de eenig
geldende regeling inzake de schrijfwijze
der Nederlandsche taal voor de examens
uitgaat van de schrijfwijze volgens de Vries
en te Winkel; dat dit volgens de regels 5 en
van het bedoelde koninklijk besluit ook
geldt voor den naamvalsuitgang en voor de
oornaamwoordelüke aanduidingen; dat
echter van de regeling „mag" worden afge
weken, behalve in bepaald aangegegeven
gevallen. Het bedoelde rondschrijven betee
kent nu, dat deze afwijkingen voorshands
niet worden toegepast.
De vraag of het mogelijk zal zijn in de
nog overblijvende vijf maanden den aan
staanden candidaten de noodige gewenning
bij te brengen, beantwoordt de minister in
bevestigenden zin, mede, omdat hij er geen
bezwaar tegen heeft, dat in 1937 bij het
schriftelijk werk voor de examens de raad
pleging van een woordenlijst met de ge
slachtsaanduiding volgens de Vries en .e
Winkel wordt toegestaan en zulks te minder,
omdat hij moet aannemen, dat inderdaad
sinds jaren op vele scholen met die ge
slachtsaanduiding geen rekening is gehou
den. De minister teekent hierbij overigens
aan, dat de regel, welke sinds 18 Juli 1936
geldt, en dus in acht is genomen, het verval
len van de uitzondering ln de nog restee-
rende vijf maanden minder bezwaarlijk doet
zijn.
Op de vragen van den heer Moller betref
fende hetzelfde onderwerp heeft de minis
ter o.m. geantwoord, dat de inspecteur van
de onderwijzersopleiding zich tot hem had
gewend met een vraag betreffende de in de
iegels 5, onder b, en 6 van het konink'ijk
besluit van 18 Juli 1936 voorkomende uit
drukking: „Woorden, die een kennelijk man
nelijke zelfstandigheid aanduiden". In de
ontvangst van het hem daarop gegeven ant
woord heeft die inspecteur aanleiding ge
vonden de bedoelde mededeeling te doen
aan de directeuren en directrices van de
kweekscholen voor onderwijzers en (of) on
derwijzeressen.
Aangezien de inspecteur terecht in zijn
rondschrijven er op wijst, dat dit konink
lijk besluit, zooals mede uit den aanhef van
de daarin vervatte regeling blijkt, de schrijf
wijze volgens de Vries en te Winkel als uit
gangspunt neemt en aangezien bovendien
het besluit slechts een uitzondering op den
regel formuleert, kan kwalijk worden toe
gegeven, dat de aanschrijving een wijziging
in het besluit zou aanbrengen.
De Nederlanders hebben het vliegen niet
uitgevonden. Wel vonden zij de psychologie
der groote luchtvaart uit
Iemand bouwt een Indië-route op. Zijn
slagen heeft niets met geld te maken
Spanje's onburgerlijke burgeroorlog wordt
rijkelijk gesubsidieerd, nooit toonden men-
schen zulk een onmacht.
Plotseling is het met de macht van een
mensch afgeloopen; zijn nauwelijks voltooi
de woning ging in een Indisch hotel-con
cern over dat op vijf werelddeelen vlug
schriften uitstrooit waarin U en iedereen
vorstelijke gastvrijheid wordt aangeboden
tegen uiterst billijke prijzenover luttele
jaren zal het leven van Insulinde's overle
den persmagnaat een legende zijn.
Ik zit hier op kamer 2. Het leven gaat
voort en nummert, rangschikt en legt de
zuiverste menschelijke gevoelens in statis
tieken vast. Voor zoover een mensch zich
isoleeren kan is mijn isolement in deze
pompeuze villa een feit geworden.
Onder mij in het Zuid-Westen flikkeren
de vuurvliegjes van Bandoeng en hoog van
mijn kamer kijk ik neer op het panorama
van elke verlichte stadde wazige heiïg-
heid, de oplichtende tweelingslijnen van
voortsuizende automobielensignalen, het
verre gejoel van een begeesterde menigte in
een openluchtbioscoop.
Vanavond heb ik mijn groote koffer uit
gepakt, welke vijf dagen onder den stoel van
mrs. Monroe heeft gestaan. Zij was met de
Rietvink op weg van Rome naar Karacht
en had de wereld bereisd als weinigen. Toch
wist zij niet dat onder haar stoel een stukje
van mijn leven meereisde; overal kan men
zeep koopen en tandpasta en sokken en das
sen zijn in Singapore veel goedkooper:
maar wanneer ik zoo voor het naar bed
gaan één voor één alles in een kast opsta
pel, glijdt er elk oogenblik een stukje van
het home, van mijn home door de handen.
Dan komt een mensch op zoo een tropen
avond temidden der millioenen zingende
insecten tot zichzelf en slaat aan het mijme
ren of hij wil of niet. Het is voed als de
mensch dan wil.
Vroeger.
Vroeger! Het woord houdt geluk en ook
verdriet invroeger.
Vroeger! Wij werden bewierookt en bij
kans aanbeden als hoogepriesters eener
nieuwe levensverschijning en zaten bij
voortduring aan feestelijk versierde tafels
aan, waar de knallende kurken als vreugde
schoten klonken maar wij kregen ma
laria en dysenterie en onophoudelijk vielen
Indië-vliegers voor elkaar in.
De natuur won; luxe hotels verloren den
strijd en menig collega trekt op met zijn
bemanning, naar de berghotelswaar
geen eenzame vrouwen verveeld de tijd
schriften in de lobbles doorbladeren op zoek
naar het groote avontuur.
Waar geen gepensionneerde luitenants
kolonel contact met ons zoeken om voor de
zooveelste maal plechtig te verzekeren dat
het in „hun tijd toch wel anders was".
Als dit leven het Leven is, zijn Indië-vlie
gers wel heel snel oud geworden. Maai
gingen wij niet sneller door dat leven? Lie
pen wij per dag soms niet drie uren in op
de zon, die dan de zwarte regengordijnen
boven Burma vaneen scheurde, dan weer 't
zand in een grauwe dikke heiïgheid opblies
tot boven het plafond onzer modernste In-
dië-vaarders?
Groote luchtvaart maakt andere menschen
en vervaagt het begrip van den afstand.
Het was in die eerste jaren toen een goe
de vriend mij op Andir eens een pakje gaf.
„Zou jij dat in Amsterdam aan mijn schoon
mama willen geven?" Ik verzekerde hem
(waren wij niet samen opgegroeid in het
zwaarder dan lucht) dat ik dat met alle
pleizier voor hem zou doen.
Twee maanden later bracht ik voor hem
een pakje meeuit Amsterdam. Twee
keer per maand vertrokken de vliegtuigen
van Bandoeng en Schiphol. In elke machine
waren pakjes geborgen welke tusschen
schoonmoeder en schoonzoon op en neer
reisden, want méér vriendelijke geesten wa
ren dezen collega uit Java, wij zullen hem
Fietsmans noemen, want zijn figuur is reeds
nu onsterfelijk geworden, ter wille.
En twee keer per maand kwamen Fiets
mans' groezelige hemden en boorden net
jes gesteven en gestreken uit het Moeder
land terug. Fietsmans begreep reeds in die
dagen dat de luchtvaart geen afstanden
kende.
Maar de ambtenaar bij de invoerrechten
en accijnzen benevens de chef afdeeling
vracht van het hoofdkantoor konden zich
met deze evolutie in het menschdom niet
vereenigen.
De Chineesche stoomwasscherij in Ban
doeng Hang An Ltjn heeft sindsdien de taak
van schoonmama overgenomen.
Wij deden het graag voor hem, want wie
van ons in de groote steden kent niet de
verrukking van de gesteven boord?
Maar wie van ons ondergaat niet ook haar
kwelling?
Een verlossing.
Er is voor ons een verlossing uit den da-
gelijkschen band. Wat zijn wij, bewoners
van de groote stad? Leven wij of worden
wij geleefd?
Wij worden het: temidden van al onze
medemenschen worden wij langs lijnen ge
voerd die wij liever niet volgen. Temidden
van cargadoors, film-directeuren en redac
teuren die het leven leven uit hun tele
grammen, journaals en radioberichten, maar
die binnen de grenzen van hun wezen ge
leid worden als moderne Lilliputters...
Rechts houden, Mannen, Verboden te
Rooken, Rechtsomkeert marsch, Hoogste
tijd heeren!
En dan komt na twee maanden de »on
langs den Ringdijk van de Haarlemmermeer
boven het stationsgebouw kijken en dan is
er voor ons, drie weken lang, weer vrijheid
in het verschiet.
Veel laten wij achter. Wat wij liever mee
zouden willen nemen, maar veel ook laten
wij met een gerust hart thuis.
Het grootestadomhulsel, dat ons door Ar
row, Tweka en Tootal Westersch civiliseer
de, blijft ergens achter in de kamferkist en
van nu af zullen wij ons vrij voelen ln het
open khakihemd en de wijde shorts, waar
in huid en ziel weer vrijelijk zullen ade
men.
Waarom?
Waarom vliegen Indië-vliegers zoo graag
naar Indië?
Een groote psycholoog bij den staf van de
luchtvaartmaatschappij formuleerde het
antwoord op deze vraag aldus:
„Er zijn drie categoriën van Indië-vliegers
Ten eerste zijn die het alleen doen voor het
avontuur, ten tweede die leden, welke ge
voelig zijn voor de tropentoelage en de
laatste categorie welke voornamelijk bestaat
uit de realisten die nog vermaak scheppen
in de Grands Gala's de Nuit ln velerlei so
ciëteiten.
Tot 1935 kon deze uitspraak nog gelden.
In dat jaar werd de tropentoelage ver
laagd, wat op zichzelf volkomen logisch
was. In dat jaar werd elk avontuur door 't
instellen van den tweewekelijkschen dienst
overlapt. In dat jaar bereikte de malaise
haar hoogtepunt en ging ieder grootsch op
gezet festijn als een nachtkaars uit voor h*t
goed en wel nacht was! Waarom dan wel?
Ik zal het U zeggen, lezer van dit blad!
Het is het open khakihemd! Drie weken
lang hebben wij datzelfde gevoel dat U op
een heelen warmen zomeravond ondergaai
als het kwik zoo een dag boven de dertig
bleef. U deed Uw boord af en nam een dou
che en spoelde alles van U af en kwam
daarna tot de conclusie dat wat daarna
kwam, niets meer te beteekenen had.
Drie weken voltrekt zich bij den Indië-
vlieger geestelijk datgene wat U lichamelijk
zoo naar waarde wist te schatten.
Dat is groote luchtvaart, dat is Indivi
dualisme in de zuiverste beteekenis van hei
woord. Dit individualisme bracht dc lucht
vaart.
Als mensch varen zij, die de luchtvaart
als hun beroep uitoefeningen, er wel bij.
Daarom zal de luchtvaart welke steeds haar
vleugelen uitslaat, de menschheid op den
duur opheffen uit het aardsch gekrioel. De
allerlaatste stuiptrekkingen van den kudde
geest zullen haar dat niet kunnen beletten.
Een oogenblikhet is al méér dan ge
noeg. Daar is iets anders:
Een haan kraait ergens tegen de hellingen
van de Tangoeban Prahoe en het is heel
goed te begrijpen, want hoog boven zijn
top laten cirrusveeren een ijl licht door, dat
in het Westen de uitgedoofde vulkanen pro
jecteert op de sluiers van den nacht. Het is
volle maan. Daar ligt in de verte de Mals-
bar, maar de hooge radiomasten zijn nu diep
verborgen in de duisternis van het daL
Uit die masten reizen de teekens weg
naar het Moederland en wanneer ik mijn
oog laat gaan over de zilveren golfjes van
de sawah's en naar het concert der dieren
luister, dat aankomt golven als een symph<
nie, begin ik langzaam te begrijpen waarom
die teekens altijd spreken van liefde voor dit
land.
„Slamat tidoer Toean", zegt Simin de be
diende en schuifelt weg met nauwehj'4'
hoorbaren tred. „Tabe Simin..."
Een dag is om.
26 Januari 1937.
W. VAN VEENENDAA!
Villa Isola, Bandoen,
De suggestie, dat door de voorschriften in
zake de schrijfwijze der Nederlandsche taal
verwarring en chaos op spellinggebied zou
worden veroorzaakt, kan niet als gerecht
vaardigd worden aanvaard.
Veeleer bedoelen deze de verwarring en
den chaos, die allengs in het onderwijs zijn
ontstaan, zooveel doenlijk terug te dringen.
Dit doel zal zeker worden bereikt, wan
neer bij het onderwijs dat tot de bedoelde
examens voorbereidt, men zich nauwkeurig
houdt aan den thans alleen geldenden regel;
het zal niet als een gemis worden gevoeld,
wanneer straks na het verschijnen van de
lijst van kennelijk mannelijke woorden
meer vrijheid inzake geslacht en voornaam
woord kan worden gelaten, zonder dat daar-
door regelloosheid optreedt.
In ontkennenden zin beantwoordt de mi
nister de vraag van den heer Moller of hij
voornemens is de mededeeling van den in
specteur ten spoedigste' in te trekken.
AMELAND UIT ZIJN ISOLEMENT.
De reizigers van de ressrveboot „Ame
land" zijn gisteravond om half negen over
het ijs naar het eiland geloopen. Lany
denzelfden weg is de post op het eiland
gebracht. Het was een tocht van slechts een
kwartier, doch vol moeilijkheden, omdat
de ijsschotsen kris en kras over elkaar
lagen. Een der reizigers, een zeeman, die
met verlof is, heeft van Dinsdag tot
Zaterdag op „De Waddenzee" doorge
bracht. „De Waddenzee", welke gisteren
nacht zwaar ln het ijs heeft gezeten, heeft
een stuk van de schroef verloren. De boot
is in het kielwater van de „Ameland" op
50 meter van den steiger geankerd
Nieuws- en familieberichten van vijf
dagen zijn thans op het eiland aangekomen
Waarschiirlijk is Ameland thans uit zijr
isolement verlost.