De streekplannen in Nederland. ÏAitwenland GEEN „HAD-JE-ME-MAAR" MEER ALS VOLKSVERTEGENWOORDIGER. PARLEMENT De regeering wil geen staatssecretarissen. Prof. L. van Vuuren vertelt over de taak van de commissies der verschillende provincies. De ordening besproken. (Van onzen parlementairen medewerker). Er is gisteren nog geen beslissing geno men over de amendementen van den heer Goseling (r.k.) met betrekking tot de openbare lichamen voor beroep en bedrijf. De voorsteller was voornemens ze, naar aanleiding van het gevoerde debat, te wijzigen. Aangezien er nog sub-amende menten op waren en deze ook zouden ge wijzigd moeten worden, stelde voorzitter Aalberse voor, de behandeling tot heden te schorsen, teneinde een rustiger en dege lijker werkwijze te verzekeren, met welk voorstel de Kamer zich vereenigde. Inmiddels was reeds gebleken, dat de leider der r.-k.-fractie niet persé wilde vasthouden aan de door hem bepleitte systematiek, zoodat hij de plaats van zijn principieele artikel in de Grondwet, naar het inzicht der Regeering, wilde verschui ven. Het debat over de Regeeringsartikelen en de voorstellen van den heer Goseling is ons eigenlijk wat tegengevallen. We had den er een breede discussie over verwacht; heel erg interessant was het ook al niet. Bovendien bewoog het zich op een nog weinig reeëlen bodem, hetgeen bij de veelheid van inzicht en opvatting omtrent de „ordening" niet zoo heel erg te ver wonderen was. Bepaald tegenstanders bleken alleen de liberalen; de sociaal-democraten deden niet enthousiast, vonden dat de Regeerings- voorstellen te weinig om het lijf hadden; anderzijds werden de roomsch-katholie- ken ook gewaarschuwd tegen overdreven verwachtingen. Om nu tot de sprekers te komen, de heer Smeenk (a.r.) vond het zeer juist gezien van de Regeering, om voor uit 't maatschappelijk leven opgekomen organen richtlijnen in de Grondwet te trekken; het bestaande art. 194 was te dien aanzien on toereikend, al stond dit in het geheel niet aan de oprichting van één centraal advi- seererd lichaam voor beroep en bedrijf in het algemeen in den weg. Juist omdat we reeds een aantal adviseerende lichamen, zooals de Hooge Raad van Arbeid, de Middenstandsraad e. d. hebben, bestaat de behoefte aan een centraal orgaan, zoodat verbrokkeling kan worden tegen gegaan. Na te hebben uiteengezet, dat het maat schappelijk leven op allerlei gebied samen werking vereischt en in het bijzonder in de bedrijven en beroepen er nog gemis aan samenwerking is, betoogde de heer Smeenk, dat het algemeen belang op den voorgrond moet staan, wanneer er binden de regelingen komen. Hij waarschuwde voor de fouten van het gildenwezen. Cen traal toezicht kan niet worden gemist. De gedecentraliseerde uitvoering kan ook worden uitpebreid tot andere gemeen schappen, zooals havenschappen en weg schappen. Met het streven naar een cor poratieve ontwikkeling stemden de anti- revolutionnairen in. De heer Smeenk sprak tenslotte de hoop uit, dat de nieuwe grondwettelijke formuleering geen doods letter zou blijven; hij waarschuwde even wel tegen te hooggespannen verwachtin gen omtrent het tempo van invoering. Wat bereidwilligheid om de Regeerings- voorstellen te aanvaarden betreft, deed de heer Joekes (v.d.) voor den heer Smeenk niet onder. In den aanhef van zijn betoog bestreed hij den heer Wendelaar (v.b.), die een verstarrenden invloed van deze Regeeringsbemoeiïng vreesde. Wat zeggen de middenstanders en de consumenten ervan? Wordt er met deze belangen voldoende rekening gehouden? waren zijn vragen geweest. Met nog an dere bedenkingen daarbij, was er voor den liberalen spreker voldoende reden om het ontwerp af te wijzen. De heer Joekes nu voerde tegen hem aan, dat van het algemeen belang het ver- bruikersbelang inderdaad een gewichtig element vormt, maar dat behoefde z. i. nog niet tot een dergelijke conclusie te leiden. Want de duidelijk gebleken be hoefte aan een nadere ontwikkeling van het streven naar ordening behoort thans in de Grondwet een bodem te vinden. Men streeft naar het leggen van onderlinge verbanden en dat moet worden bevor derd. De heer Wendelaar daarentegen zag in het ontwerp der Regeering (dat overeen stemt met het voorstel der Staatscommis sie) en „propagandistischen stap" in een ongewenschte richting, daar de overheid zich niet met het bedrijfsleven moet be moeien. Bovendien: wat valt er eigenlijk te ordenen? Wat verstaat men onder or dening? Minister Slotemaker hield dezer dagen voor een bijeenkomst van chr.- historischen te Amsterdam een rede over het vraagstuk; die rede „wemelde" echter van vragen en vraagteekens. M. a. w.: de heer Wendelaar was van meening, dat de tijd voor voorstellen als die van de Regee ring nog niet rijp is. Ordeningspogingen zooals in het bakkerybedryf te Amsterdam en Rotterdam en in de baksteenindustrie hadden hem huiverig gemaakt. Intusschen, de heer Joekes was niet de eenige, die dezen spreker bestreed; de heer Kortenhorst (r.k.) deed het nog in bijzonderheden, betoogend, dat de tijds omstandigheden toch wel hebben ge leerd, „dat niet de vrije concurrentie de ziel van de negotie is". Overigens beoogt ordening ook niet het initiatief van de ondernemers te dooden. Gelijk we reeds hebben medegedeeld, waren de sociaal democraten niet enthousiast. Zij achtten natuurlijk nieuwe organen met verorde nende bevoegdheid noodig, doch, afgeme ten naar hun ideeën op het stuk van de bedrijfsorganisatie, welke zij reeds zoo lang hebben bestudeerd en onder het oog gezien, vonden zij de voorstellen poover. Of, om het met de woorden van den heer van der Waerden te zeggen, die hun spre ker was in dit debat: „De voorstellen der Regeering zijn een musch; niet direct een doode musch, maar toch allerminst een paradijsvogel"! De amendementen-Goseling hadden hem ook niet verrukt. De heer van der Waerden vond ze, na de wijziging aanmerkelijk verbeterd: „Zy zijn nu vrij onschuldig", zoo luidde zyn oordeel. Minister de Wilde aan 't woord. En na dit vijftal sprekers waren we al aan den minister toe! Minister de Wilde gebruikte een aardig beeld, om de beteekenis van de voorstel len aan te geven: „De machine van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie heeft langen tijd in de loods van artikel 194 der Grondwet gestaan. Die loods blijft in stand, maar de machine wordt eruit ge reden en onder stoom gebracht". Aan het adres van mr. Wendelaar merk te hy op, dat het individualistische stand punt hoe langer hoe meer verlaten is. Nadat Talma de eerste niet geslaagde pogingen op het terrein der bedrijfsorga nisatie had gedaan, is het leven niet stil blijven staan. Verschillende groepen uit het bedrijsfleven hebber, zich georgani seerd. De sociale wetten hebben grooten invloed op de verhoudingen tusschen werkgevers en arbeiders gehad. De Regeering wil, overleg plegend met de Staten-Generaal, toonen oog te hebben voor de teekenen des tyds. Aangezien zy echter de natuur niet dwingen kan, mag zy niet te ver gaan. Het zou natuurlijk ideaal zijn, indien het bedrijfsleven zelf de noodige maat regelen nam. Helaas blijkt dit niet moge lijk en daarom kan de overheid zich niet afzydig houden; haar supervisie kan niet worden gemist. De Regiering acht de maatschappelijke ontwikkeling in het be- drijfs- en beroepsleven geleidelijk zoover gekomen, dat de Regeering haar meent te kunnen erkennen, met als uitzicht de mo gelijkheid, zelf haar regelen te stellen. Ook de minister waarschuwde voor te groote verwachtingen: Men meene nu echter, niet, dat dit zoo maar opeens zal gaan. Met nadruk betoogde hij, dat by die ontwikkeling van het georganiseerde maatschappelijke leven de individueele verantwoordelijkheid en het particulier initiatief blijft bestaan. Hij constateerde, dat er tusschen" den heer Goseling en de Regeering geen principieele verschillen bestonden, waarna hy de door dezen ge volgde systematiek bestreed, met het boven reeds vermelde gevolg, dat de lei der der roomsch-katholieken een wijzi ging aankondigde. „Nederlandsche Antillen". Aangezien het pas half vijf was, gingen we door met een der volgende wetsont werpen. Over de naamswijziging „Curasao" in „Nederlandsche Antillen" werd geen de bat gevoerd; z. h. s. keurde de Kamer deze goed. Regeering tegen „Staatssecreta rissen". Meer was te doen over een amendement van den heer Goseling, dat de benoeming van „Staatssecretarissen" mogelijk wilde maken. Hij zag daarin een voordeel voor de interne werkverdeeling in het Kabinet en voor die der ministers afzonderlijk. Gemakkelijker dan thans zouden diverse zaken onder eenhoofdige leiding kunnen worden gebracht. Deze nieuwe functiona rissen zouden dan in de plaats moeten komen van de directeuren-generaal der departementen. De minister, wiens taak aanmerkelijk zou worden ontlast zou na tuurlijk zyn volle verantwoordelijkheid tegenover het Parlement behouden. Alleen bij den heer Joekes vond dit amendement steun, al moest deze ook toe geven, dat het niet gemakkelijk zou zijn voor deze positie geschiicte personen te vinden; ook daardoor zou het instituut geen ruime toepassing kunnen vinden. Het voornaamste motief was voor hem evenwel, dat de Grondwet geen beletsel mocht vormen, indien er te eeniger tijd werkelijk behoefte aan staatssecretarissen mocht bestaan. De heer van Dijk (a.r.) bestreed het amendement en na hem de heer Rutgers van Rozenburg (c.h.) en de minister. Hun bezwaren kwamen in vele opzichten over een. In de eerste plaats die betreffende de verantwoordelijkheid; hoe zou die moeten worden geregeld? Dan de positie van den staatssecretaris tegenover het overige per soneel van het departement. Treedt de man óók af, als de minister aftreedt? Zoo ja, zal men dan wel geschikte personen voor dit wisselvallige ambt kunnen vin den? Vooral vragen van practischen aard waren het, welke de tegenstanders naar voren brachten. De minister achtte ons land ook te klein voor een functie als deze; ook ons parle ment is te klein, want men zal buiten de Kamers moeilijk zijn keus kunnen doen. Wie kent de sfeer der Staten-Generaal, als hy van buitenaf komt? De bewindsman verwachtte er niet veel van en herinnerde aan Poincaré, den Franschen minister-president, die in zijn groote kabinet van 1924 geen enkelen staatssecretaris opgenomen had- Sterker nog: hij schafte al die heeren direct af! Vandaag zou er over het amendement- Goseling worden gestemd. Verkiesbaarheid. Die afdeeling moest eveneens worden aangehouden, evenals de stemming over de volgende, waarbij de verkiesbaarheid van de leden der Tweede Kamer wordt geregeld. De Regeering stelde een wijzi ging voor, waardoor voortaan van passief kiesrecht uitgesloten zullen zyn allen die tot een vrijheidsstraf van langer dan een jaar zyn veroordeeld, behalve de land- loopers, bedelaars en gewone dronkaards, die ook niet voor het lidmaatschap in aanmerking mogen komen. Aan één geval „Had-je-me-maar" heeft de Regeering genoeg! Deze wijziging beteekent echter ook dit, dat eveneens zoogenaamde politieke mis dadigers van passief kiesrecht worden uitgesloten. Een amendement van den socaal-demo- craat mr. Donker beoogde de tegenwoor dige redactie te handhaven. Hij had nog een ander amendement, dat geen andere beleekenis dan 'n redactieverduidelijking had en dat bij den minister dan ook geen bezwaar ontmoette; hy nam het zelfs over. Waren de heeren Terpstra en Goseling het met de Regeering eens, die een poli- tieken misdadiger evengoed een misdadi ger acht en, zooals de minister het uit drukte, voor dergelijke politieke idealisten niets voelt, de heer de Visser nam het met zekeren hartstocht voor deze lieden op. De communistische afgevaardigde zou het niet minder dan „schandalig" vinden, als een politieke misdadiger met den eersten den besten crimineelen boosdoener werd gelijk gesteld, waai op de heer Wen delaar (lib.), onder groote hilariteit der Kamer interrumpeerde: „U zou ze liever doodschieten!" De stemming over dit amendement werd aangehouden, evenals de discussie over een drietal andere amendementen van den heer Donker, bij een volgende para graaf, welke beoogden de parlementaire onschendbaarheid niet op te heffen voor opruiing, en gedeeltelyk-'-met betrekking tot de schending van geheimen. Hij wilde een Kamerlid slechts doen vervolgen bij „schending van de verplichting tot ge heimhouding, die krachtens besluit van een der Kamers of van de Staten-Gene raal in vereenigde vergadering op hem rust." In een derde amendement stelde deze afgevaardigde voor, dat gerechtelijke ver volging slechts zal kruinen plaats hebben na vergunning van de Kamer, waarvan het lid deel uitmaakt. Over deze amendementen werd nog niet gedebateerd; in de vergadering van gis termiddag werden ze slechts toegelicht. We zullen er dus morgen op terug komen. In den aanvang der vergadering werden behandeld het verzoek van den heer van der Sluis (s.d.) om verlof tot het richten van vragen aan den minister van Land bouw en Visscherij over het landbouw- crisisbeleid van de Regeering met betrek king tot den noodtoestand in het pluim- veebedrijf, en het verzoek van den heer Wendelaar (v.b.) om verlof tot het richten van vragen aan de ministers van handel, nijverheid en scheepvaart en van land bouw en visscherij over de sluiting van het bakkersbedrijf te Amsterdam en te Rot terdam, benevens over den wettelijken grondslag waarop die sluiting berust. Beide interpellaties werden z. h. s. toe gestaan en gesteld op een nader te bepalen dag MINISTER SANDLER VERTROKKEN. Besprekingen in Kopenhagen? Gisteravond is de Zweedsche minister van buitenlandsche zaken, de heer Sandler, die in den loop van den ochtend in Den Haag was aangekomen naar Zweden terugge keerd. Evenals by de aankomst van den Scandi- navischen staatsman waren minister de Graeff, de heer Vendel, tijdelijk Zweedsch zaakgelastigde ten onzent en de rechter in het permanente hof van internationale justi tie, de heer Hammarskjöld op het perron. Het afscheid was bijzonder hartelijk en loen de minister en zijn secretaris instegen, open de de heer Sandler nog een raam om zijn Nederlandschen ambtgenoot en zyn beide landgenooten nog een vaarwel toe te roepen. In een niet-gereserveerde le klasse coupe namen de minister en zijn secretaris plaats. Een verslaggever van het Algemeen Neder- landsch Persbureau zocht hen daar op en kreeg van den heer Sandler verlof enkele vragen te stellen. Het gaat er nu om, aldus de minister, om op de basis van de conventie van Oslo voort te bouwen en concrete toepassingen te vin den. Ik wil niet beweren, dat de conventie in het geheel niet is toegepast, maar ik consta teer, dat zij niet volledig tot haar recht is gekomen. Bent u optimistisch gestemd omtrent de toekomst? Mijnheer, ik ben noch optimist, noch pes simist, maar een realist, was het bescheid. De minister wenschte niet te antwoorden op de vraag of een conferentie tusschen de onderteekenaars van het verdrag van Oslo in het vooruitzicht was en liet ook de vraag of Nederland als plaats van samenkomst zou worden uitverkoren onbeantwoord. Ook over zijn aanstaand bezoek aan En geland liet hy zich niet uit. Van het hoofd artikel in de „Times" over de verhouding tusschen de Oslo-staten had de heer Sand ler met groote waardeering voor den geest, die uit dit artikel spreekt, kennis genomen. Is het juist, dat u ook in Kopenhagen besprekingen zult voeren? Hierop antwoordde de heer Sandlor. dat hij morgen enkele uren in Kopen- (Van onzen R.-redacteur.) „Er zyn drie factoren, die er toe geleid hebben dat het grondgebruik voor vestiging centraal geregeld zal worden", aldus prof. van Vuuren. In de eerste plaats noem ik dan de stads ontwikkeling, die verband houdt met de in dustrie en de, in de industrieele centra te verdienen loonen. Er vertoont zich in Neder land hetzelfde verschijnsel, dat zich feite lijk in alle beschaafde landen voordoet, na melijk dat van de trek van het platteland naar de stad, welke trek in hausseperioden een hoogtepunt bereikt. Merkwaardigerwijs is een dergelijke trek in baisseperioden van de stad weer terug naar het platteland zeer moeilijk te bereiken omdat, speciaal voor Nederland, de menschen die eenmaal in de stad het levenspeil dat daar gemeenlijk heerscht, bereikt hebben, niet meer terug kunnen naar het sobere, vaak harde levro op het platteland. Ziedaar een der voor naamste factoren die geleid hebben tot eer. groote uitbreiding der steden. Het verkeer als factor Daarbij voegt zich nog een andere factor. Namelijk die van het toenemend verkeer waarmede gepaard gaat de aanleg var wegen, het graven van kanalen voor hot vervoer over het water en niet te vergeten, het aanleggen van vliegvelden, daar ook in dustrieterreinen die allen grond aan de productie onttrekkeh. Dat bedrag bedraagt naar onderzoekingen van de commissie Lovink de Zuidercommissie voor ons land 2400 hectaren per jaar, terwijl wij in normale omstandigheden er per jaar slechts 200 hectaren kunnen terugwinnen in de ver schillende vorryen van landaanwinning, dat wil zeggen, inpoldering, ontginning en der gelijke. De bevolkingstoename. Welk een groote rol de bevolkingstoename speelt, kan ik het beste illustreeren door een voorbeeld te geven: Als wij de inwoners van ons land gelei delijk verdeelen over de oppervlakte, dan bedroeg de afstand tusschen hen bij de eerste volkstelling in 1849, een 120 meter. In 1930 bedroeg die afstand 60 meter! Nu is het toch voor een ieder wel duide lijk, dat het grondgebruik voor vestiging eigenlijk in volledige samenwerking centraal behoorde te worden geregeld. Ook de overheid heeft dit gevoeld en de woningwet van 1901 heeft een dergelijk toe zicht voor het eerst mogelijk werd gemaakt maar de streekplanmogelijkheid groeide door een wijziging in de woningwet in 1921 en 1931, waardoor samenwerking tusschen verschillende gemeenten verwezenlijkt werd. De uitvoering in de provincie Zuid-Hol land geschiedde door het instellen van een commissie voor het Zuid-Westelijk deel, van de provincie dus voor de steden Rotterdam, den Haag en Delft. Deze commissie is dus te beschouwen als een schakel tusschen de uitbreidingsplan nen der verschillende gemeenten. Ook in Noord-Holland is een vaste commissie die tot taak heeft de uitbreidingsplannen te coördineeren. In Noord-Brabant is de meest hechte vorm op het oogenblik bereikt, omdat daar de commissaris der koningin een technische dienst heeft ingesteld van streekplanr.ea waai alle uitbreidingsplannen van gemeen- hagen zal verblijven. Over den reden van dit oponthoud kon hy niets zeggen. De besprekingen met de ministers Colyn en de Graeff, van zuiver informatieven aard, voegde de minister er haastig by, hadden een zeer bevredigend verloop. Tenslotte vroeg de journalist nog, an- neer de minister in Zweden terug hoopt te zyn. Morgen vlieg ik van Hamburg naar Ko penhagen, blijf daar enkele uren, steeK dan over met de P Ferry-boat naar Malmö en reis met den nachttrein naar Stockholm, waar ik Zaterdagochtend aankom. Met deze woorden besloot minister Sand ler het onderhoud. De trein stopte enkele oogenblikken later in Gouda, waar de mi nister en zijn secretaris in den slaapwagen naar Hamburg overstapten. NAUWERE SAMENWERKING MET DE OSLO-STATEN. Tijdens het vriendschappelijk bezoek, dut de heer Sandler, de Zweedsche minister van buitenlandsche zaken, gister aan zijn Neder landschen ambtgenoot, jhr. de Graeff, heeft gebracht, is, naar wij vernemen, ook de ge dachte om tot een nauwere samenwerking van de Oslo-staten te geraken ter sprake gekomen. De besprekingen, dienaangaande gevoerd en waaraan ook minister Colyn heeft deelgenomen, zyn uiteraard van zeer algemeenen aard geweest en hebben geheel het karakter van een terreinverkenning aan genomen. Minister Sandler heeft bij deze gelegen heid zijn Nederlandschen collega namens de Zweedsche regeering uitgenoodigd in ue maand April een bezoek aan Stockholm te brengen, welke uitnoodiging minister de Graeff heeft aangenomen onder voorbehoud dat zyn ambtsbezigheden en andere omstan digheden het toelaten. HET LIJK VAN DS. J. HUIZINGA GEVONDEN. Gistermiddag is in het Oosterdiep te Wil- dervank in de schroef van een motorboot het lyk gevonden van ds. J. Huizinga, bap tisten-predikant te Muntendam. Ds. Huizin ga geraakte in den nacht van 21 op 22 Jan. j.1. door de gladheid te water en verdronk. Het lyk is naar Muntendam vervoerd. ten onderworpen worden aan een onder zoek. Daar heeft zich in het vorige Jaar de provincie Limburg bU gevoegd. Ook daar is nu een afzonderlijke dienst voor de streek- plannen. Gunstige resultaten. De twee provincies trachten nu in vol ledige samenwerking de problemen op te lossen. De gasvoorziening bijvoorbeeld! Op het oogenblik loopt de gasleiding van de mijnstreek door tot den Bosch en ook tal rijke andere, gemeenschappelijke belangen zullen behartigd worden. Door de practijk ziet men nu in dat eT wel degelyk belangen zijn, die tesamen ge diend kunnen worden en waarby meer het regionale nut bekeken wordt in plaats zooals vroeger de locale beteekenis waar by dikwijls een feiteiyk plaatseiyke eer zucht er toe leidde dat er dingen tot stand kwamen, die nuttig waren. Als by voorbeeld drie groote plaatsen vlak by elkaar gelegen zyn, dan kan men zich vroeger heel goed voorstellen dat elke plaats voor zich prijs stelde op een vliegveld! Nu zal men een vliegveld stichten na onderling overleg welk veld dan voor alle drie even geschikt is en waar elke stad evenveel voordeel van heeft. De genoemde commissies kunnen dus voor komen, dat een bepaalde gemeente groote oppervlakten reserveert voor industrieter rein, dat uit een economisch en sociaal stand punt bekeken, niet verantwoord is. Gemeentegrenzen. De administratieve grenzen van de ver schillende gemeenten zyn voor het vraag stuk een groot struikelblok. Immers, dikwyis berusten die grenzen op historische gronden uit een ver verleden, maar zy houden geen rekening met den economischen en socialen groei van de maatschappy. Een typisch voorbeeld is Utrecht dat vandaag aan den dag nog precies dezelfde grenzen heeft als in 1539, toen het nog in vryheid was. Door die enge grenzen heeft Utrecht gronden moeten koopen in andere gemeenten. Het is een absoluut noodzakeiyke eisch, dat dit probleem tot oplossing wordt gebracht en daarvoor dient het streekplan hetgeen beoogt dat, ten aan zien van de algemeene belangen, de locale worden overspannen door een lichaam commissie dat zegging schap krygt over die algemeene belan gen. Nu is men nog niet zoover, maar wellicht dat die tyd zal komen. In Duitschland is. men wat dat betreft ver» der. Daar is by rykswet deze mater» geregeld. - Stelt u zich voor dat er eens een weg zou moeten komen door de mynstreek. Daar zyn liefst 48 gemeenten en iedere gemeenteraad zou dan moeten beslissen over „hun" stukje weg! Neen, daar zou door ter zake deskun digen moeten beoordeeld worden of in de eerste plaats die weg noodig was, sociaal en economisch bekeken. Hoe zyn de sociale verhoudingen in de streek, wat is de be volkingsdichtheid en meer van dergelyke problemen. Aan de hand van de ■resultaten zal dan uitgemaakt moeten worden of die weg al of niet verantwoord is. Wy zyn nog in een beginstadium, maar nochtans zyn er reeds resultaten geboekt er. naar myn meening zal over een tyd nog veel meer bereikt zyn. INVAL IN SPEELHOL IN DE RESIDENTIE. Hazardspel ontdekt. In den afgeloopen nacht heeft de politie een inval gedaan in het benedenhuis van perceel Valentynstraat 116 in den Haag, be woond door mej. E. H., waarvan het vermoe den bestond, dat hier gelegenheid tot ha zardspel werd gegeven. Omstreeks het middernachteiyk uur drong een vyf tien tal rechercheurs, onder leiding van commissaris W. Hol, nadat de buiten deur geforceerd was, de woning binnen, waar men 19 bezoekers, onder wie vyf vrou wen, aantrof. Blijkbaar kwam de overval zeer onver wacht, want de roulette was .inderhaast in de kast geborgen, terwyl de fiches en ander speelmateriaal in verschillende hoeken wa ren weggemoffeld. Ook een hoeveelheid sterke drank werd in beslag genomen. Alle aanwezigen zyn per arrestantenwa gen naar het bureau van de zedenpolitie overgebracht, waar proces-verbaal werd op gemaakt De houdster van de gelegenheid, mej. K., die destyds een soortgeiyke „inrichting" aan de Laan van Meerdervoort exploiteerde, is in arrest gehouden. De overigen zyn later op vrye voeten gesteld. ANTON KABELAAR. Hij redde een halve eeuw geleden de koningin het leven. Een merkwaardig gouden jubileum zal op lü I ebruari de heer Anton Kabelaar vieren. Het zal op dien dag juist vyf tig jaar geleden zijn dat hy de koningin het leven redde. Dit feit kwam ons dezer dagen ter oore aldus schrijft het A. N. P. en wy hebben Anton Kabelaar, die op de Amsterdamsche Veerkade 35a te 's-Gravenhage woont, op gezocht en hem gevraagd of hy ons het re laas van het gebeurde nog eens wilde ver tellen. Het was op 19 Februari 1887, den ver jaardag van koning- Wülem IH, toen konin gin Emma met prinses Wilhelmina waren uitgereden voor een rytoer door de resi dentie. In Scheveningen sloegen de paarden van het rytuig, waarin de vorsteiyke perso nen waren gezeten, op hoL De postillons

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6