De streekplannen in Nederland.
ÏAitwenland
GEEN „HAD-JE-ME-MAAR" MEER ALS
VOLKSVERTEGENWOORDIGER.
PARLEMENT
De regeering wil geen staatssecretarissen.
Prof. L. van Vuuren vertelt over de taak van de
commissies der verschillende provincies.
De ordening besproken.
(Van onzen parlementairen medewerker).
Er is gisteren nog geen beslissing geno
men over de amendementen van den heer
Goseling (r.k.) met betrekking tot de
openbare lichamen voor beroep en bedrijf.
De voorsteller was voornemens ze, naar
aanleiding van het gevoerde debat, te
wijzigen. Aangezien er nog sub-amende
menten op waren en deze ook zouden ge
wijzigd moeten worden, stelde voorzitter
Aalberse voor, de behandeling tot heden te
schorsen, teneinde een rustiger en dege
lijker werkwijze te verzekeren, met welk
voorstel de Kamer zich vereenigde.
Inmiddels was reeds gebleken, dat de
leider der r.-k.-fractie niet persé wilde
vasthouden aan de door hem bepleitte
systematiek, zoodat hij de plaats van zijn
principieele artikel in de Grondwet, naar
het inzicht der Regeering, wilde verschui
ven.
Het debat over de Regeeringsartikelen
en de voorstellen van den heer Goseling is
ons eigenlijk wat tegengevallen. We had
den er een breede discussie over verwacht;
heel erg interessant was het ook al niet.
Bovendien bewoog het zich op een nog
weinig reeëlen bodem, hetgeen bij de
veelheid van inzicht en opvatting omtrent
de „ordening" niet zoo heel erg te ver
wonderen was.
Bepaald tegenstanders bleken alleen de
liberalen; de sociaal-democraten deden niet
enthousiast, vonden dat de Regeerings-
voorstellen te weinig om het lijf hadden;
anderzijds werden de roomsch-katholie-
ken ook gewaarschuwd tegen overdreven
verwachtingen.
Om nu tot de sprekers te komen, de
heer Smeenk (a.r.) vond het zeer juist
gezien van de Regeering, om voor uit 't
maatschappelijk leven opgekomen organen
richtlijnen in de Grondwet te trekken; het
bestaande art. 194 was te dien aanzien on
toereikend, al stond dit in het geheel niet
aan de oprichting van één centraal advi-
seererd lichaam voor beroep en bedrijf in
het algemeen in den weg. Juist omdat we
reeds een aantal adviseerende lichamen,
zooals de Hooge Raad van Arbeid, de
Middenstandsraad e. d. hebben, bestaat de
behoefte aan een centraal orgaan, zoodat
verbrokkeling kan worden tegen gegaan.
Na te hebben uiteengezet, dat het maat
schappelijk leven op allerlei gebied samen
werking vereischt en in het bijzonder in
de bedrijven en beroepen er nog gemis
aan samenwerking is, betoogde de heer
Smeenk, dat het algemeen belang op den
voorgrond moet staan, wanneer er binden
de regelingen komen. Hij waarschuwde
voor de fouten van het gildenwezen. Cen
traal toezicht kan niet worden gemist. De
gedecentraliseerde uitvoering kan ook
worden uitpebreid tot andere gemeen
schappen, zooals havenschappen en weg
schappen. Met het streven naar een cor
poratieve ontwikkeling stemden de anti-
revolutionnairen in. De heer Smeenk
sprak tenslotte de hoop uit, dat de nieuwe
grondwettelijke formuleering geen doods
letter zou blijven; hij waarschuwde even
wel tegen te hooggespannen verwachtin
gen omtrent het tempo van invoering.
Wat bereidwilligheid om de Regeerings-
voorstellen te aanvaarden betreft, deed de
heer Joekes (v.d.) voor den heer Smeenk
niet onder. In den aanhef van zijn betoog
bestreed hij den heer Wendelaar (v.b.),
die een verstarrenden invloed van deze
Regeeringsbemoeiïng vreesde.
Wat zeggen de middenstanders en de
consumenten ervan? Wordt er met deze
belangen voldoende rekening gehouden?
waren zijn vragen geweest. Met nog an
dere bedenkingen daarbij, was er voor den
liberalen spreker voldoende reden om het
ontwerp af te wijzen.
De heer Joekes nu voerde tegen hem
aan, dat van het algemeen belang het ver-
bruikersbelang inderdaad een gewichtig
element vormt, maar dat behoefde z. i.
nog niet tot een dergelijke conclusie te
leiden. Want de duidelijk gebleken be
hoefte aan een nadere ontwikkeling van
het streven naar ordening behoort thans
in de Grondwet een bodem te vinden. Men
streeft naar het leggen van onderlinge
verbanden en dat moet worden bevor
derd.
De heer Wendelaar daarentegen zag in
het ontwerp der Regeering (dat overeen
stemt met het voorstel der Staatscommis
sie) en „propagandistischen stap" in een
ongewenschte richting, daar de overheid
zich niet met het bedrijfsleven moet be
moeien. Bovendien: wat valt er eigenlijk
te ordenen? Wat verstaat men onder or
dening? Minister Slotemaker hield dezer
dagen voor een bijeenkomst van chr.-
historischen te Amsterdam een rede over
het vraagstuk; die rede „wemelde" echter
van vragen en vraagteekens. M. a. w.: de
heer Wendelaar was van meening, dat de
tijd voor voorstellen als die van de Regee
ring nog niet rijp is. Ordeningspogingen
zooals in het bakkerybedryf te Amsterdam
en Rotterdam en in de baksteenindustrie
hadden hem huiverig gemaakt.
Intusschen, de heer Joekes was niet de
eenige, die dezen spreker bestreed; de
heer Kortenhorst (r.k.) deed het nog in
bijzonderheden, betoogend, dat de tijds
omstandigheden toch wel hebben ge
leerd, „dat niet de vrije concurrentie de
ziel van de negotie is". Overigens beoogt
ordening ook niet het initiatief van de
ondernemers te dooden. Gelijk we reeds
hebben medegedeeld, waren de sociaal
democraten niet enthousiast. Zij achtten
natuurlijk nieuwe organen met verorde
nende bevoegdheid noodig, doch, afgeme
ten naar hun ideeën op het stuk van de
bedrijfsorganisatie, welke zij reeds zoo
lang hebben bestudeerd en onder het oog
gezien, vonden zij de voorstellen poover.
Of, om het met de woorden van den heer
van der Waerden te zeggen, die hun spre
ker was in dit debat: „De voorstellen der
Regeering zijn een musch; niet direct een
doode musch, maar toch allerminst een
paradijsvogel"!
De amendementen-Goseling hadden hem
ook niet verrukt. De heer van der Waerden
vond ze, na de wijziging aanmerkelijk
verbeterd: „Zy zijn nu vrij onschuldig",
zoo luidde zyn oordeel.
Minister de Wilde aan 't woord.
En na dit vijftal sprekers waren we al
aan den minister toe!
Minister de Wilde gebruikte een aardig
beeld, om de beteekenis van de voorstel
len aan te geven: „De machine van de
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie heeft
langen tijd in de loods van artikel 194 der
Grondwet gestaan. Die loods blijft in
stand, maar de machine wordt eruit ge
reden en onder stoom gebracht".
Aan het adres van mr. Wendelaar merk
te hy op, dat het individualistische stand
punt hoe langer hoe meer verlaten is.
Nadat Talma de eerste niet geslaagde
pogingen op het terrein der bedrijfsorga
nisatie had gedaan, is het leven niet stil
blijven staan. Verschillende groepen uit
het bedrijsfleven hebber, zich georgani
seerd. De sociale wetten hebben grooten
invloed op de verhoudingen tusschen
werkgevers en arbeiders gehad.
De Regeering wil, overleg plegend met
de Staten-Generaal, toonen oog te hebben
voor de teekenen des tyds. Aangezien zy
echter de natuur niet dwingen kan, mag
zy niet te ver gaan.
Het zou natuurlijk ideaal zijn, indien
het bedrijfsleven zelf de noodige maat
regelen nam. Helaas blijkt dit niet moge
lijk en daarom kan de overheid zich niet
afzydig houden; haar supervisie kan niet
worden gemist. De Regiering acht de
maatschappelijke ontwikkeling in het be-
drijfs- en beroepsleven geleidelijk zoover
gekomen, dat de Regeering haar meent te
kunnen erkennen, met als uitzicht de mo
gelijkheid, zelf haar regelen te stellen.
Ook de minister waarschuwde voor te
groote verwachtingen: Men meene nu
echter, niet, dat dit zoo maar opeens zal
gaan.
Met nadruk betoogde hij, dat by die
ontwikkeling van het georganiseerde
maatschappelijke leven de individueele
verantwoordelijkheid en het particulier
initiatief blijft bestaan. Hij constateerde,
dat er tusschen" den heer Goseling en de
Regeering geen principieele verschillen
bestonden, waarna hy de door dezen ge
volgde systematiek bestreed, met het
boven reeds vermelde gevolg, dat de lei
der der roomsch-katholieken een wijzi
ging aankondigde.
„Nederlandsche Antillen".
Aangezien het pas half vijf was, gingen
we door met een der volgende wetsont
werpen.
Over de naamswijziging „Curasao" in
„Nederlandsche Antillen" werd geen de
bat gevoerd; z. h. s. keurde de Kamer
deze goed.
Regeering tegen „Staatssecreta
rissen".
Meer was te doen over een amendement
van den heer Goseling, dat de benoeming
van „Staatssecretarissen" mogelijk wilde
maken. Hij zag daarin een voordeel voor
de interne werkverdeeling in het Kabinet
en voor die der ministers afzonderlijk.
Gemakkelijker dan thans zouden diverse
zaken onder eenhoofdige leiding kunnen
worden gebracht. Deze nieuwe functiona
rissen zouden dan in de plaats moeten
komen van de directeuren-generaal der
departementen. De minister, wiens taak
aanmerkelijk zou worden ontlast zou na
tuurlijk zyn volle verantwoordelijkheid
tegenover het Parlement behouden.
Alleen bij den heer Joekes vond dit
amendement steun, al moest deze ook toe
geven, dat het niet gemakkelijk zou zijn
voor deze positie geschiicte personen te
vinden; ook daardoor zou het instituut
geen ruime toepassing kunnen vinden.
Het voornaamste motief was voor hem
evenwel, dat de Grondwet geen beletsel
mocht vormen, indien er te eeniger tijd
werkelijk behoefte aan staatssecretarissen
mocht bestaan.
De heer van Dijk (a.r.) bestreed het
amendement en na hem de heer Rutgers
van Rozenburg (c.h.) en de minister. Hun
bezwaren kwamen in vele opzichten over
een. In de eerste plaats die betreffende de
verantwoordelijkheid; hoe zou die moeten
worden geregeld? Dan de positie van den
staatssecretaris tegenover het overige per
soneel van het departement. Treedt de
man óók af, als de minister aftreedt? Zoo
ja, zal men dan wel geschikte personen
voor dit wisselvallige ambt kunnen vin
den? Vooral vragen van practischen aard
waren het, welke de tegenstanders naar
voren brachten.
De minister achtte ons land ook te klein
voor een functie als deze; ook ons parle
ment is te klein, want men zal buiten de
Kamers moeilijk zijn keus kunnen doen.
Wie kent de sfeer der Staten-Generaal,
als hy van buitenaf komt?
De bewindsman verwachtte er niet veel
van en herinnerde aan Poincaré, den
Franschen minister-president, die in zijn
groote kabinet van 1924 geen enkelen
staatssecretaris opgenomen had- Sterker
nog: hij schafte al die heeren direct af!
Vandaag zou er over het amendement-
Goseling worden gestemd.
Verkiesbaarheid.
Die afdeeling moest eveneens worden
aangehouden, evenals de stemming over
de volgende, waarbij de verkiesbaarheid
van de leden der Tweede Kamer wordt
geregeld. De Regeering stelde een wijzi
ging voor, waardoor voortaan van passief
kiesrecht uitgesloten zullen zyn allen die
tot een vrijheidsstraf van langer dan een
jaar zyn veroordeeld, behalve de land-
loopers, bedelaars en gewone dronkaards,
die ook niet voor het lidmaatschap in
aanmerking mogen komen. Aan één geval
„Had-je-me-maar" heeft de Regeering
genoeg!
Deze wijziging beteekent echter ook dit,
dat eveneens zoogenaamde politieke mis
dadigers van passief kiesrecht worden
uitgesloten.
Een amendement van den socaal-demo-
craat mr. Donker beoogde de tegenwoor
dige redactie te handhaven. Hij had nog
een ander amendement, dat geen andere
beleekenis dan 'n redactieverduidelijking
had en dat bij den minister dan ook geen
bezwaar ontmoette; hy nam het zelfs
over.
Waren de heeren Terpstra en Goseling
het met de Regeering eens, die een poli-
tieken misdadiger evengoed een misdadi
ger acht en, zooals de minister het uit
drukte, voor dergelijke politieke idealisten
niets voelt, de heer de Visser nam het
met zekeren hartstocht voor deze lieden
op. De communistische afgevaardigde zou
het niet minder dan „schandalig" vinden,
als een politieke misdadiger met den
eersten den besten crimineelen boosdoener
werd gelijk gesteld, waai op de heer Wen
delaar (lib.), onder groote hilariteit der
Kamer interrumpeerde: „U zou ze liever
doodschieten!"
De stemming over dit amendement
werd aangehouden, evenals de discussie
over een drietal andere amendementen van
den heer Donker, bij een volgende para
graaf, welke beoogden de parlementaire
onschendbaarheid niet op te heffen voor
opruiing, en gedeeltelyk-'-met betrekking
tot de schending van geheimen. Hij wilde
een Kamerlid slechts doen vervolgen bij
„schending van de verplichting tot ge
heimhouding, die krachtens besluit van
een der Kamers of van de Staten-Gene
raal in vereenigde vergadering op hem
rust."
In een derde amendement stelde deze
afgevaardigde voor, dat gerechtelijke ver
volging slechts zal kruinen plaats hebben
na vergunning van de Kamer, waarvan
het lid deel uitmaakt.
Over deze amendementen werd nog niet
gedebateerd; in de vergadering van gis
termiddag werden ze slechts toegelicht.
We zullen er dus morgen op terug
komen.
In den aanvang der vergadering werden
behandeld het verzoek van den heer van
der Sluis (s.d.) om verlof tot het richten
van vragen aan den minister van Land
bouw en Visscherij over het landbouw-
crisisbeleid van de Regeering met betrek
king tot den noodtoestand in het pluim-
veebedrijf, en het verzoek van den heer
Wendelaar (v.b.) om verlof tot het richten
van vragen aan de ministers van handel,
nijverheid en scheepvaart en van land
bouw en visscherij over de sluiting van het
bakkersbedrijf te Amsterdam en te Rot
terdam, benevens over den wettelijken
grondslag waarop die sluiting berust.
Beide interpellaties werden z. h. s. toe
gestaan en gesteld op een nader te bepalen
dag
MINISTER SANDLER VERTROKKEN.
Besprekingen in Kopenhagen?
Gisteravond is de Zweedsche minister van
buitenlandsche zaken, de heer Sandler, die
in den loop van den ochtend in Den Haag
was aangekomen naar Zweden terugge
keerd.
Evenals by de aankomst van den Scandi-
navischen staatsman waren minister de
Graeff, de heer Vendel, tijdelijk Zweedsch
zaakgelastigde ten onzent en de rechter in
het permanente hof van internationale justi
tie, de heer Hammarskjöld op het perron.
Het afscheid was bijzonder hartelijk en loen
de minister en zijn secretaris instegen, open
de de heer Sandler nog een raam om zijn
Nederlandschen ambtgenoot en zyn beide
landgenooten nog een vaarwel toe te roepen.
In een niet-gereserveerde le klasse coupe
namen de minister en zijn secretaris plaats.
Een verslaggever van het Algemeen Neder-
landsch Persbureau zocht hen daar op en
kreeg van den heer Sandler verlof enkele
vragen te stellen.
Het gaat er nu om, aldus de minister, om
op de basis van de conventie van Oslo voort
te bouwen en concrete toepassingen te vin
den.
Ik wil niet beweren, dat de conventie in
het geheel niet is toegepast, maar ik consta
teer, dat zij niet volledig tot haar recht is
gekomen.
Bent u optimistisch gestemd omtrent de
toekomst?
Mijnheer, ik ben noch optimist, noch pes
simist, maar een realist, was het bescheid.
De minister wenschte niet te antwoorden
op de vraag of een conferentie tusschen de
onderteekenaars van het verdrag van Oslo
in het vooruitzicht was en liet ook de vraag
of Nederland als plaats van samenkomst
zou worden uitverkoren onbeantwoord.
Ook over zijn aanstaand bezoek aan En
geland liet hy zich niet uit. Van het hoofd
artikel in de „Times" over de verhouding
tusschen de Oslo-staten had de heer Sand
ler met groote waardeering voor den geest,
die uit dit artikel spreekt, kennis genomen.
Is het juist, dat u ook in Kopenhagen
besprekingen zult voeren?
Hierop antwoordde de heer Sandlor.
dat hij morgen enkele uren in Kopen-
(Van onzen R.-redacteur.)
„Er zyn drie factoren, die er toe geleid
hebben dat het grondgebruik voor vestiging
centraal geregeld zal worden", aldus prof.
van Vuuren.
In de eerste plaats noem ik dan de stads
ontwikkeling, die verband houdt met de in
dustrie en de, in de industrieele centra te
verdienen loonen. Er vertoont zich in Neder
land hetzelfde verschijnsel, dat zich feite
lijk in alle beschaafde landen voordoet, na
melijk dat van de trek van het platteland
naar de stad, welke trek in hausseperioden
een hoogtepunt bereikt. Merkwaardigerwijs
is een dergelijke trek in baisseperioden van
de stad weer terug naar het platteland zeer
moeilijk te bereiken omdat, speciaal voor
Nederland, de menschen die eenmaal in de
stad het levenspeil dat daar gemeenlijk
heerscht, bereikt hebben, niet meer terug
kunnen naar het sobere, vaak harde levro
op het platteland. Ziedaar een der voor
naamste factoren die geleid hebben tot eer.
groote uitbreiding der steden.
Het verkeer als factor
Daarbij voegt zich nog een andere factor.
Namelijk die van het toenemend verkeer
waarmede gepaard gaat de aanleg var
wegen, het graven van kanalen voor hot
vervoer over het water en niet te vergeten,
het aanleggen van vliegvelden, daar ook in
dustrieterreinen die allen grond aan de
productie onttrekkeh. Dat bedrag bedraagt
naar onderzoekingen van de commissie
Lovink de Zuidercommissie voor ons
land 2400 hectaren per jaar, terwijl wij in
normale omstandigheden er per jaar slechts
200 hectaren kunnen terugwinnen in de ver
schillende vorryen van landaanwinning, dat
wil zeggen, inpoldering, ontginning en der
gelijke.
De bevolkingstoename.
Welk een groote rol de bevolkingstoename
speelt, kan ik het beste illustreeren door
een voorbeeld te geven:
Als wij de inwoners van ons land gelei
delijk verdeelen over de oppervlakte, dan
bedroeg de afstand tusschen hen bij de eerste
volkstelling in 1849, een 120 meter. In 1930
bedroeg die afstand 60 meter!
Nu is het toch voor een ieder wel duide
lijk, dat het grondgebruik voor vestiging
eigenlijk in volledige samenwerking centraal
behoorde te worden geregeld.
Ook de overheid heeft dit gevoeld en de
woningwet van 1901 heeft een dergelijk toe
zicht voor het eerst mogelijk werd gemaakt
maar de streekplanmogelijkheid groeide
door een wijziging in de woningwet in 1921
en 1931, waardoor samenwerking tusschen
verschillende gemeenten verwezenlijkt
werd.
De uitvoering in de provincie Zuid-Hol
land geschiedde door het instellen van een
commissie voor het Zuid-Westelijk deel, van
de provincie dus voor de steden Rotterdam,
den Haag en Delft.
Deze commissie is dus te beschouwen als
een schakel tusschen de uitbreidingsplan
nen der verschillende gemeenten. Ook in
Noord-Holland is een vaste commissie die
tot taak heeft de uitbreidingsplannen te
coördineeren.
In Noord-Brabant is de meest hechte
vorm op het oogenblik bereikt, omdat daar
de commissaris der koningin een technische
dienst heeft ingesteld van streekplanr.ea
waai alle uitbreidingsplannen van gemeen-
hagen zal verblijven. Over den reden
van dit oponthoud kon hy niets zeggen.
De besprekingen met de ministers Colyn
en de Graeff, van zuiver informatieven
aard, voegde de minister er haastig by,
hadden een zeer bevredigend verloop.
Tenslotte vroeg de journalist nog, an-
neer de minister in Zweden terug hoopt te
zyn.
Morgen vlieg ik van Hamburg naar Ko
penhagen, blijf daar enkele uren, steeK dan
over met de P Ferry-boat naar Malmö en
reis met den nachttrein naar Stockholm,
waar ik Zaterdagochtend aankom.
Met deze woorden besloot minister Sand
ler het onderhoud. De trein stopte enkele
oogenblikken later in Gouda, waar de mi
nister en zijn secretaris in den slaapwagen
naar Hamburg overstapten.
NAUWERE SAMENWERKING MET
DE OSLO-STATEN.
Tijdens het vriendschappelijk bezoek, dut
de heer Sandler, de Zweedsche minister van
buitenlandsche zaken, gister aan zijn Neder
landschen ambtgenoot, jhr. de Graeff, heeft
gebracht, is, naar wij vernemen, ook de ge
dachte om tot een nauwere samenwerking
van de Oslo-staten te geraken ter sprake
gekomen. De besprekingen, dienaangaande
gevoerd en waaraan ook minister Colyn
heeft deelgenomen, zyn uiteraard van zeer
algemeenen aard geweest en hebben geheel
het karakter van een terreinverkenning aan
genomen.
Minister Sandler heeft bij deze gelegen
heid zijn Nederlandschen collega namens de
Zweedsche regeering uitgenoodigd in ue
maand April een bezoek aan Stockholm te
brengen, welke uitnoodiging minister de
Graeff heeft aangenomen onder voorbehoud
dat zyn ambtsbezigheden en andere omstan
digheden het toelaten.
HET LIJK VAN DS. J. HUIZINGA
GEVONDEN.
Gistermiddag is in het Oosterdiep te Wil-
dervank in de schroef van een motorboot
het lyk gevonden van ds. J. Huizinga, bap
tisten-predikant te Muntendam. Ds. Huizin
ga geraakte in den nacht van 21 op 22 Jan.
j.1. door de gladheid te water en verdronk.
Het lyk is naar Muntendam vervoerd.
ten onderworpen worden aan een onder
zoek. Daar heeft zich in het vorige Jaar de
provincie Limburg bU gevoegd. Ook daar is
nu een afzonderlijke dienst voor de streek-
plannen.
Gunstige resultaten.
De twee provincies trachten nu in vol
ledige samenwerking de problemen op te
lossen. De gasvoorziening bijvoorbeeld! Op
het oogenblik loopt de gasleiding van de
mijnstreek door tot den Bosch en ook tal
rijke andere, gemeenschappelijke belangen
zullen behartigd worden.
Door de practijk ziet men nu in dat eT
wel degelyk belangen zijn, die tesamen ge
diend kunnen worden en waarby meer het
regionale nut bekeken wordt in plaats
zooals vroeger de locale beteekenis waar
by dikwijls een feiteiyk plaatseiyke eer
zucht er toe leidde dat er dingen tot stand
kwamen, die nuttig waren. Als by voorbeeld
drie groote plaatsen vlak by elkaar gelegen
zyn, dan kan men zich vroeger heel goed
voorstellen dat elke plaats voor zich prijs
stelde op een vliegveld! Nu zal men een
vliegveld stichten na onderling overleg welk
veld dan voor alle drie even geschikt is en
waar elke stad evenveel voordeel van heeft.
De genoemde commissies kunnen dus voor
komen, dat een bepaalde gemeente groote
oppervlakten reserveert voor industrieter
rein, dat uit een economisch en sociaal stand
punt bekeken, niet verantwoord is.
Gemeentegrenzen.
De administratieve grenzen van de ver
schillende gemeenten zyn voor het vraag
stuk een groot struikelblok. Immers, dikwyis
berusten die grenzen op historische gronden
uit een ver verleden, maar zy houden geen
rekening met den economischen en socialen
groei van de maatschappy. Een typisch
voorbeeld is Utrecht dat vandaag aan den
dag nog precies dezelfde grenzen heeft als
in 1539, toen het nog in vryheid was. Door
die enge grenzen heeft Utrecht gronden
moeten koopen in andere gemeenten.
Het is een absoluut noodzakeiyke
eisch, dat dit probleem tot oplossing
wordt gebracht en daarvoor dient het
streekplan hetgeen beoogt dat, ten aan
zien van de algemeene belangen, de
locale worden overspannen door een
lichaam commissie dat zegging
schap krygt over die algemeene belan
gen. Nu is men nog niet zoover, maar
wellicht dat die tyd zal komen. In
Duitschland is. men wat dat betreft ver»
der. Daar is by rykswet deze mater»
geregeld. -
Stelt u zich voor dat er eens een weg zou
moeten komen door de mynstreek. Daar zyn
liefst 48 gemeenten en iedere gemeenteraad
zou dan moeten beslissen over „hun" stukje
weg! Neen, daar zou door ter zake deskun
digen moeten beoordeeld worden of in de
eerste plaats die weg noodig was, sociaal en
economisch bekeken. Hoe zyn de sociale
verhoudingen in de streek, wat is de be
volkingsdichtheid en meer van dergelyke
problemen. Aan de hand van de ■resultaten
zal dan uitgemaakt moeten worden of die
weg al of niet verantwoord is.
Wy zyn nog in een beginstadium, maar
nochtans zyn er reeds resultaten geboekt er.
naar myn meening zal over een tyd nog
veel meer bereikt zyn.
INVAL IN SPEELHOL IN DE
RESIDENTIE.
Hazardspel ontdekt.
In den afgeloopen nacht heeft de politie
een inval gedaan in het benedenhuis van
perceel Valentynstraat 116 in den Haag, be
woond door mej. E. H., waarvan het vermoe
den bestond, dat hier gelegenheid tot ha
zardspel werd gegeven.
Omstreeks het middernachteiyk uur drong
een vyf tien tal rechercheurs, onder leiding
van commissaris W. Hol, nadat de buiten
deur geforceerd was, de woning binnen,
waar men 19 bezoekers, onder wie vyf vrou
wen, aantrof.
Blijkbaar kwam de overval zeer onver
wacht, want de roulette was .inderhaast in
de kast geborgen, terwyl de fiches en ander
speelmateriaal in verschillende hoeken wa
ren weggemoffeld.
Ook een hoeveelheid sterke drank werd
in beslag genomen.
Alle aanwezigen zyn per arrestantenwa
gen naar het bureau van de zedenpolitie
overgebracht, waar proces-verbaal werd op
gemaakt
De houdster van de gelegenheid, mej. K.,
die destyds een soortgeiyke „inrichting" aan
de Laan van Meerdervoort exploiteerde, is
in arrest gehouden. De overigen zyn later
op vrye voeten gesteld.
ANTON KABELAAR.
Hij redde een halve eeuw geleden
de koningin het leven.
Een merkwaardig gouden jubileum zal op
lü I ebruari de heer Anton Kabelaar vieren.
Het zal op dien dag juist vyf tig jaar geleden
zijn dat hy de koningin het leven redde.
Dit feit kwam ons dezer dagen ter oore
aldus schrijft het A. N. P. en wy hebben
Anton Kabelaar, die op de Amsterdamsche
Veerkade 35a te 's-Gravenhage woont, op
gezocht en hem gevraagd of hy ons het re
laas van het gebeurde nog eens wilde ver
tellen.
Het was op 19 Februari 1887, den ver
jaardag van koning- Wülem IH, toen konin
gin Emma met prinses Wilhelmina waren
uitgereden voor een rytoer door de resi
dentie. In Scheveningen sloegen de paarden
van het rytuig, waarin de vorsteiyke perso
nen waren gezeten, op hoL De postillons