i TRIUMPH
Het leven van Kaja-Kaja's in den Archipel
n Smaak die wel een
triomf moest zijn!
Financieel Overzicht.
bouwgebruiken bij de Kaja-Kaja's.
ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 6 FEBRUARI 1937
ONGELOOFLIJKE MOEILIJKHEDEN DER TAAL.
Rekenkundige problemen met een humoristisch kantje.
I
VOOR
|o<
VIRG IN IA
VI.
Bij huwelijk richt men een groot feestmaal aan, dat bestaat uit groote koeken, vruch-
ten, enz. Van dit alles wordt een heel groote stapel aangedragen.
Vroeger, voor de blanken I._m de wet
konden stellen, werd na een dag het graf
geopend.-Dan daalde de vader van den
overleden geliefden jongen man er in ai,
en nam zyn drinknap half vol met „wati"
en vulde ze met het lijkvocht, dat hij uit
de blaasies van het lijk opving, na ze met
een puntig schelpje te.hebben doorgesto
ken. Daarna dromt hij jlles in één teug '-p.
Hij bestreek daarna het lijf met rooae
aarde, waarna het graf weer werd toege
dekt als te vo cn.
Later, als het geraamte alleen nog maar
over was, werd het lijk voor goed begra
ven onder het zand op den bodem van het
graf.
Het lijkvocht was een tooverrniddel van
groote kiacht. Men kon den doode wre
ken, door met dat vocht den schuldigen
toovernaar te treffen.
Dat openen van het graf, het verzamelen
van lijkvocht is thans vei boden, tot groot
verdriet der ouden die met heimwee in het
harti terugdenken aan de heilige oude ge
bruiken!
Wel wordt het rouwmaal nog gehouden
om den „koema anern" den „inwendigen
mensch" te herdenken. Stapels vruchten
en wati 'worderi opgehoopt op den reus-
achtigen koek, die ligt te smoren onder een
dikke lag boomschors tusschen een dichte
rij tropheeën van spijzen en siertakies. En
de velen, die dan samenkomen zullen den
doode gedenken, want ze eten van het
rouwmaal van den geliefden jongeling.
„Misschien zal hij later nog herdacht
worden bij een groot algemeen dooden-
feest, wanneer de ouden den hielen nacht
door hun sombere sonore rouwzangen
zingen op de graven en de iongelui stug
en statig hun zinnebeeldige dansen zullen
uitvoeren: misschien...."
Ten teeken van rouw men alle
haarverlenesels af en ontdoet zich van
alle sieraden. E"n naar bi°7°n vlecM'es
om den hals en in de ooren is alles. Het
lichaam wordt (vooral den eersten tijd)
bi,i rouwmaal en andere plechtigheden met
witte leem ingewreven. Er wordt een ver
bod gelegd op de boomen van den over
ledene: de tuin is taboe. Gevallen klap
pernoten laat men liggen. Den dag na de
begrafenis is er een grootere of kleinere
maaltijd, die dient, om „de tranen te dro
gen". De uitgebreidheid hangt af van leef
tijd en de sociale waarde van den over
ledene. Het is een welkome afleiding voor
de mannen en een troost voor de familie,
die er mee vereerd is en er goed haar deel
van krijgt. Na een maand ongeveer worit
het groote rowmaal gehoden met veel en
goed eten. Er is dan algemeene bedeeling.
Heel de familie en vele vrienden en ken
nissen stroomen van heinde en verre toe
om er aan deel te nemen. Een Klein feest
je sluit den eigenlijken rouwtijd. Nu kan
de geest tevreden vertrekken naar gees-
tenland. Maar eerst houden de mannen
's nachts een samenkomst. Een der ouden
siaat de maat op zijn kalakoker. Hij zingt
voor en al de anderen vallen samen in.
Het. lied klinkt als een religieus gezang in
den donkeren, stillen nacht. Veel plaats
namen hoort men. Demaplaatsen (geesten-
plaatsen) en andere, van heel verre en
vreemde streken, namen eiken stamgenoot
dierbaar. Dat zal den ov-rledene aange
naam zijn, want hij is bij de samenkomst
tegenwoordig. Nog dwaalt hij rond. Hij
nadert. De geest komt bij den voorganger
staan. Hij beweegt zich op de maat van
den zang. De veer, die hij draagt hoog op
zijn hoogen pluimnouder beweegt op het
rhythme van den zanger. Als de wind ce
pluimkransen van de gasten doet trillen,
meenen ze ,dat de geest voorbij grat. Zóó
is het afscheid van de geesten. Zij kunnen
immers niet ineens alles verlaten wat hun
zoo dierbaar was cn de overledenen heb
ben tijd noodig en lieve gebruiken om
hun leed te doen slijten. „Op mij", zegt
VeVtenten, „heeft het meer dan eens in
druk gemaakt. Dat is óns gebed, toewan."
's Morgens bij de schemering verdwijnt
met de geheimzinnigheid van den nacht
ook de geest. He.v, is alle eer bewezen.
Tevreden kan hij nu de groote reis onder
nemen naar het verre geheimzinnige gees-
tenland vanwaar niemand terug komt."
Ware droefheid over net heengaan van
familieleden, komt niet zoo heel vaak voor.
Zijn dezen in het gewone dagelijksche
leven werkelijk aan elKaar gehecht, bij den
dood schijnt alle gevoel meestal te ver
dwijnen, althans zoodra het lijk begraven
is. De Ma.indinees" zegt Pater v. d. Kolk,
„blijft voor ons een echt raadsel wat zijn
innerlijke gevoelens betreft."
Ik merkte dit laatste op, omdat U door
het lezen van Geurtjen's roerende beschrij
ving over den dood van een zeer geliefd
jongeling zoudt kunr.en gaan meenen, dat
elke doode zóó betreurd wordt. Hoe het zij,
bij „wilden' zou men ware, echte droef
heid niet hebben verwacht, nietwaar?
Ik heb hierboven verteid van toovenarij
en er op gewezen, dat de „Kaja Kaja
meent, dat er in lijkvocht sterke magische
kracht schuilt. Ook, dat de dood van een
jonge man aan toovernarij wordt toege
schreven. De dood moet een oorzaak heb
ben. Stel ft nu een flinke, jonge kerel, dan
kan men er geen natuurlijke oorzaak voor
aanwijzen. Dan zijn er toovenaars of booze
geesten aan te pas gekomen. Om nu d-e
zaak tot klaarheid te brengen wordt enkele
Kaja Kaja-raoeder, die haar overleden kindje beweent.
dagen na de begrafenis het graf geopend
en het lijkvocht verzameld. Gemengd met
„wati" drinkt een der naast familieleden
dat mengsel op. De „wati" bezorgt hem een
roes, die hij naast het graf uitslaapt. Is de
overledene nu door betoovering gestorven,
dan droomt hij precies zooals het gebeurd
is. Hij ziet dan den moordenaar, wien dan
de bloedwraak treft.
Zooals reeds Js gezegd, heeft het Bestuur
dit „aanwijzen" van den moordenaar zeer
terecht verboden.
Merkwaardig is de wijze waarop de
„Kaja-Kaja" telt. Ver heeft hij het in de
kunst niet gebracht! Voor één zegt hij:
„één ding." Voor twee: „een midden door".
Voor drie: „één ding, één midden door."
Voor vier: „één jmidden door, één midden
door." Voor vijf: „één hand." Voor zes:
„één hand, één ding." Voor negen: „de
pink alléén overeind." Voor tien: de han
den zijn op." Na de vingers gebruikt hij
teenen als telraam en brengt het hiermee
tot twintig. (De Franschman heeft, heb ik
me wel eens laten vertellen, oorspronkelijk
het „handen plus teenen" tallig stelsel
ook gehad, wat zou moeten blijken uit
„tachtig", wat in het Fransch 4 x 20 is. Si
non e vero!) Begint de Kaja-Kaja met de
teenen, dan laat hij de vingers onvermeld,
omdat hij hiermee altijd begint en deze
dus vanzelf inbegrepen zijn. Elf is dus:
„van den voet één". Drie en twintig is:
„handen op, voeten op, één ding, één mid
den door". Veelvouden van 20 drukt hij
uit door: „handen op, voeten op" te her
halen, wat voor groote getallen nog be
werkelijk is, waarvan hij liever kortweg
zegt, dat het „veel' 'is.
Zoo eenvoudig en kinderlijk de wijze
van tellen is, zoo gecompliceerd is de
taal! Het heeft den missionarissen zeer
veel moeite gekost achter de finesses er
van te komen! Vertenten heeft er mij heel
veel van verteld! Zooveel, dat ik er als
niet taalman gewoon van in de war
raakte. Ik heb mijn kinderen indertijd
hooren zuchten over de moeilijkheden van
het Grieksch. Welnu, de Marindineesche
taal is nog veel gecompliceerder. Geur-
tjens vertelde mij, dat ze keurig in elkaar
zit, volkomen logisch is en mooi. Enfin
men moet bij die waardeering een „taai
knobbel" of .misschien wel een paar van
die nuttige organen bezitten, om dit in
te zien.
Ongelooflijk moeilijk is het geweest van
die onbekende taal een gramatica samen
te stellen Pater Geurtjens is dit na vele
jaren harde stud'e gelukt. Ik zal aan de
hand van diens boek die moeilijkheden
even illustreeren. „De taal is rijk aan
allerlei vormen. Het werkwoord heeft
soorten, tijden en vele wijzen: onbepaalde,
aantoor.ende, voorwaardelijke, wenschen-
de, verbiedende, twijfelende, nadrukke
lijke, onwezenlijke, pnatsaanwijzende.
herhalendt, enz. enz." Op het ééne zin
netje: „hy alleen kan zyn woord zoo ver
draaien", hebber de paters jaren en jaren
gezwoegd eer ze het begrepen! En de
kennis der taal is noodzakelijk voor ze om
tot de ziel der menschen door te dringen!
Want zoolang dit niet hel geval is, blijft
men in de oogen der menschen een vreem
deling en een sukkel! Is het by ons
anders? Dringt de vreemdeling b.v. in
Friesland tot de harten der bewoners door
als hij de finesses van het Friesch niet
kent?
Naast hun gewone taal hebben de Kaja-
Kaja's hun gebarentaal. Vaak vervangt
ze de plaats van woorden, zegt pater v. d
Kolk. „Zijn ze wat opgewonden, dan leeft
alles aan hen: mond, oogen, neus, armen,
handen, teenen. Alles beweegt en de
hoofd-, hals-, armversieringen bewegen
mee." „Een stomme (als de mond te vol
geladen is met sirih) noemen ze „schild
padman". (Dit beest is stom. T.) Een poes
(dit huisïier was onbekend, is daar inder
tijd door vreemdelingen ingevoerd) heet:
„poehond". (Poe vreemdeling, afgeleid
van het geluid van een afschoten geweer)
Met deze paar voorbeelden als illustratie
volsta ik.
Als wapens hebben de Kaja-Kaja's pijl
en boog en lans. Ik merk even op, dat de
boog niet bij allo primitieven bekend is
De Dajaks op Borneo b.v. kennen ze niet
als wapens. Wel als speeltuigje van kin
deren.
Pijl en lans hebben bij de „Kaja-Kaja's"
als lemmet een vlijmscherp bamboepuntje
of een casuarisklauw.
De casuaris is een groote vogel, die veel
gelijkt op de bekende struisvogel. „Iemand
zijn boog te zien spannen, en in uitgelaten
overmoed een pijl te zien dryven tegen de
wolken in, is een lust voor het oog. Op
het wild gericht, kerft zoo'n pijl rillend en
wroetend diep in het lillende vieesch."
„Ter beschutting tegen den slag der
pees draagt de schutter om den linker
onderarm een stevige van rottan gevloch
ten mof. Die mof s versierd met een paar
langs den elleboog zwiepende rottan sprie
ten, die met casuarispluimen en veen n
zijn getooid'. Om de lans verder te kunnen
uithalen en ze met meer kracht te slinge
ren, bedient de Kaja-Kaja zich van een
werphaak. Dit is een bamboestok van plm.
1 Meter lengte, vooraan voorzien van een
klein mikje, om steviger te kunnen vast
houden. Aan het uiteinde is een zijtakje
tot een haakje ingekort, dat grijpt in een
kleine holte ir het uiteinde der lans
schacht aangebracht. Bovendien is de
jager nog toegerust met een zeer eigen
aardig wapen. Het kan worden vergeleken
met een tennisracket zonder net. Het is
gemaakt van stevige rottan. „Die hoepel
haalt hij het opgejaagde en gesarde wil
de varken, dat op hem aanstormt, om den
nek. Dan trekt hij het beest omver, of
houdt hij het althans staande, tot een
kameraad het met de knots tuiten gevecht
stelt. Dat is het spannende oogenblik. Alle
spieren trillen van overmatige krachtsin
spanning als de strengen van een snokkend
rekpaard. Het krijgsgeschreeuw loeit. Den
ager de zege! Soms echter ook de neder
laag, wanneer de jager gruwelijk gewond
wordt."
H. F. TILLEMA.
Gevolgen van den lagen rentestand.
Door vermindering van inkomsten
uit rente van obligaties geeft het
publiek de voorkeur aan aandeelen.
Het aanbod van de Koninklijke
heeft een hausse in de aandeelen ten
gevolge. Rubberaandeelen vast ge
stemd. De vooruitzichten voor Suma-
tratabak. Handelsvennootschappen
hooger o.a. Tels en Moluksche.
De houding van onze beurs wordt voort
durend in sterke mate beïnvloed door de
sterke toevloeiing van kapitaal, waartegen
over nog onvoldoende vraag bestaat. Tot nu
toe wordt van de kapitaalmarkt nog in
hoofdzaak gebruik gemaakt met het doel
om obligaties van een hooger rentetype te
converteeren, terwijl er nog in zeer beschei
den omvang nieuw kapitaal wordt opgeno
men. Het gevolg is dan ook, dat de beschik
baar komende middelen de vraag naar
kapitaal voor nieuwe doeleinden in sterke
mate overtreffen. Waarschijnlijk zal hierin
na verloop van tijd wel verandering komen,
maar voor het oogenblik bestaat er nog
weinig vooruitzicht, dat er aan den beleg
ger nieuwe belangrijke objecten worden
aangeboden in een zoodanigen omvang, dat
daardoor de overvloed van geld eenigermate
zal verminderen.
De vraag doet zich voor, hoe deze toestand
is ontstaan. Het is voornamelijk het ver
sterkte vertrouwen in de positie van onzen
gulden, die het in het buitenland belegde
kapitaal doet terugkeeren, terwijl verder
middelen van cultuurmaatschappijen, die
tevoren in Ponden werden aangehouden op
korten termijn in guldens worden omgezet,
met het gevolg, een zeer groote geldruimte,
die niet nalaat ook de kapitaalmarkt te be-
invloeden De verbeterde economische positie
van Nederland en Italië is wel de voornaam
ste oorzaak van de stijgende tendenz. die de
gulden voortdurend aan den dag legt. In
het buitenland heeft Nederland toch steeds
de reputatie gehad een land te zijn van ge
zonde financieele principes en nu eerst de
jaren van moeizame aannasc'"" tot hevre-
digende resultaten hadden geleid en daarna
bovendien nog een devaluatie werd door
gevoerd, waardoor de concurrentie met het
buitenland aanzienlijk kon werden ver
sterkt, ligt het voor de hand, dat men de
vooruitzichten hier te* lande gunstig beoor
deeld.
Het is dan ook te verwachten, dat niet
alleen het naar het buitenland afgevloeide
kapitaal ook in de toekomst wederom beleg
ging in ons land zal zoeken, maar dat ook
het buitenlandsch kapitaal in toenemende
mate Nederlandsche aandeelen en beleg
gingswaarden zal koopen. Tot nu toe was
het koopen van aandeelen voor buitenlan
ders tamelijk bezwaarlijk, in zooverre, dat
feitelijk alleen a contant kon worden ge
kocht. De buitenlandsche bank of particu
lier, die Nederlandsche aandeelen kocht
tegen betaling van 40 van de waarde, zoo
als bij binnenlandsche effectenzaken zeer
dikwijls voorkomt, werd beschouwd als een
speculant tegen den gulden. Immers hij
ging Nederlandsche aandeelen a la hausse
en bleef guldens schuldig. In verband hier
mede had de Nederlandsche Bank aan de
particuliere banken zekere beperkingen op
gelegd ten aanzien van zulke transacties. Nu
de toestand echter zoodanig is veranderd,
dat er geen vrees meer behoeft te bestaan
voor een koersdaling van den gulden en
deze juist met moeite op het tegenwoordige
lage niveau kan worden gehouden, zijn deze
beperkingen opgeheven, zoodat het aan bui
tenlanders geoorloofd is gewone effecten
zaken te doen in Nederlandsche waarden.
Met de mogelijkheid wordt thans rekening
gehouden, dat als gevolg daarvan zich in de
toekomst meerdere vraag voor buitenland
sche rekening zal voordoen. Ook de beper
kende bepalingen betreffende termijntrans
acties in ponden, dollars en francs, die even
eens verband hielden met een verdediging
van den gulden, zijn thans opgeheven.
De toestrooming van kapitaal uit het buiten
land kan men dagelijks waarnemen door de
operaties van het Egalisatiefonds. In tegen
stelling met den oorspronkelijke opzet, dat
men de gulden zijn vrije loop zou laten,
houdt men thans krampachtig vast aan het
verkregen niveau, waardoor het Egalisatie
fonds genoodzaakt is voortdurend buiten
landsche wissels op te koopen, die dan in
goud worden omgezet. Het goud vloeit dan
weer naar de Nederlandsche Bank, die daar
voor aan het Fonds nieuwe middelen afstaat
cm haar operaties voort te zetten Het be
hoeft geen betoog, dat deze methode slechts
een verdere verruiming van de kapitaal
markt tot gevolg heeft, waaraan op het
oogenblik allerminst behoefte bestaat. De
uiterst lage rentevoet voor staatsfondsen,
gemeenteleeningen e.d. maken vele particu
liere beleggers huiverig om aan de conver
sies deel te nemen en op deze wijze genoe
gen te nemen met veel lagere inkomsten.
Vele bezitters zijn geheel op het inkomen uit
effecten aangewezen en in het algemeen
zijn deze inkomsten, nog afzien van kapi
taalverlies, dat in vroegere jaren kan zijn
geleden zonder dat daartegenover *nieuwe
kapitaal* an was kwam te staan met minstens
20 a 30 gedaald.
Van verschillende kanten hebben ons
vragen bereikt van effectenbezitters, welke
houding zij tegenover die voortdurende in
krimping van hun inkomen moeten aan
nemen. Dr. Posthuma heeft nog dezer dagen
in een interview een bepaald schrikaan
jagend beeld opgehangen over de bezitters
van obligaties, waarbij zy voorspelde, dat
na verloop van eenige jaren, wanneer de
rentevoet wellicht zal zijn gestegen, deze
houders, nog afgezien van de lagere in
komsten uit rente, eveneens nog een kapi
taalverlies zouden lijden, omdat de koersen
van de betreffende lage rentedragende
fondsen dan zouden terugloopen. Tegen deze
redeneering valt natuurlijk niet veel in te
brengen al heeft dr. Posthuma zich op een
ander punt in dit interview, nJ. wat betreft
de behandeling van de Rijksfondsen leelijk
vergaloppeerd.
Met het oog op deze ontwikkeling van den
rentevoet hebben wij reeds vroeger gewe
zen op de wenschelijkheid om aandeelen te
koopen, teneinde tegenover de lagere in
komsten uit obligaties een zekere compen
satie te verkrijgen in den vorm van kapi-
taalaanwas, omdat reeds lang geleden viel
te voorzien, dat het koerspeil der aandeelen
omhoog zou gaan. Ook thans zijn wij nog
lang niet is bereikt, niettegenstaande op
grond van de dividenden, die over 1936 mo
gen worden verwacht, het rendement uiterst
gering moet worden geacht. Toch willen
wij hiermede geenszins zeggen, dat het
wenschelijk zou zijn om het geheele obliga-
tiebezit om te zetten in aandeelen. In de
eerste plaats zou dit voor vele houders, die
op de rent aangewezen zijn, onmogelijk zijn,
omdat het werkelijke prevenu althans voor
het oogenblik dan nog zou verminderen.
Het beste lijkt ons daarom, dat men een
zekere verhouding in acht blijft nemen en
dat alleen het percentage aandeelen van
een portefeuille tijdelijk wordt verhoogd,
byv. tot 50 In normale tijden is een ver
houding van 70 obligaties en 30 aan
deelen het meest wenschelijk. Overigens
hangt het ook van de keuze der aandeelen
af of men wellicht de grens van 50 gedu
rende eenigen tijd nog wel overschrijden.
Uit het vorenstaande volgt dus, dat wij
geenszins aanraden om van alle conversies
af te zien. Men kan echter voor het vrij
komende kapitaal, bijv. door losingen of uit
andere hoofde aandeelen koopen inplaats
van obligaties.
De tendenz van de aandeelenmarkt blijft
nog altijd naar boven gericht. Ook in de af-
geloopen week bestond er weer in ver
schillende afdeelingen goede vraag en de
aandacht concentreerde zich vooral op aan
deelen Koninklijke, zulks in verband met
het aanbod, dat deze maatscharoij heeft ge
daan aan de houders der dollarobligaties.
Zooals men weet, komt dit aanbod hierop
neer, dat de obligaties zullen worden om
gewisseld in nieuwe obligaties van f 2500,
waaraan dan een z.g. warrant zal zijn be
vestigd, die den houder het recht geven om
tot en met 31 Maart 1940 een aandeel te
verwerven tegen den koers van 450
Daarna zal tot 1 April 1943 deze optie blijven
bestaan, doch evenwel alsdan tegen een
koers van 500 Mochten de obligaties ver
vroegd worden afgelost, dan blijft toch de
warrant van kracht. Heeft er inmiddels een
uitgifte van aandeelen plaats, dan zouden
de genoemde koersen in zoodanigen omvang
worden verlaagd als overeenkomt met de
waarde van de claim.
Dit aanbod heeft niet de instemming kun
nen verwerven van het bestuur van de Ver.
v. d. Effectenhandel. Er zijn over het onder
werp reeds geruimen tijd besprekingen ge
voerd en wij hoorden uit goede bron, dat het
bestuur van een verdere gerechtelijke actie
had willen afzien, indien de maatschappij
bereid ware geweest om behalve een obli
gatie van 2500 een aandeel van f 100 te
verstrekken.
Het bestuur van de Koninklijke heeft ech
ter blijkbaar in het door haar geconstrueer
de aanbod een middel gezien om het publiek
te animeeren aandeelen te koopen. Immers
onmiddellijk na het bekend worden van het
vorstel heeft zich een zeer sterke kooplust
voorgedaan, zodat de koers in een snel tem
po is gestegen. Het publiek ziet blijkbaar in
het aanbod een aan wijziging, dat inderdaad
binnen afzienbaren tijd de daarin gemelde
koers zal worden bereikt, zoodat de war
rant dan waarde zal krijgen. Daar de koers
der obligaties reeds tot 115 is gestegen en de
waarde zonder warrant op omstreeks pari
mag worden aangenomen, volgt hieruit, dat
de markt de hierboven bedoelde kans waar
deert op omstreeks 375.
De methode van de Koninklijke om op
deze wijze te probeeren den koers van de
aandeelen op te voeren, zal in kringen van
beleggers wel geen groote waardeering vin
den, maar toch lijkt het ons wel waarschijn
lijk, d$t de meeste houders van het aanbod
gebruik zullen maken met het oog op het
financieel voordeel, dat er langs speculatie
ven weg aan verbonden kan zyn. Het schijnt
in de bedoeling te liggen van de Vereeni-
ging, indien door bijv. 70 pCt. van de hou
ders van het aanbod gebruik wordt gemaakt
van een verdere actie af te zien en in dat
geval zou dan ook de Koninklijke niet lan
ger meer worden beschouwd als in gebreke
te zijn, zoodat het verbod van opneming van
nieuwe aandeelen in de noteering zal ko
men te vervallen.
De maatschappij heeft in zooverre de
wind mee, dat de berichten uit de petro-
leumnyverheid uiterst gunstig luiden en dat
reeds eenige malen is melding gemaakt van
een verhooging der benzineprijzen. Ook te
Londen is groote belangstelling voor petro-
leumwaarden ontstaan en het ziet er inder
daad naar uit, dat de verwachting volgens
welke reeds in betrekkelijk korten tijd de
mogelijk geachte koers van 450 pCt. zal
worden bereikt, in vervulling zal gaan.
In de afdeeling van cultuurwaarden was
de stemming verdeeld. In het algemeen