ABDIJSIROOP
Verkoudheid,
hoest, bronchitis
AKKER's verstèrkte
Stad ett OmgeoütQ
en 3e gevaarlijke gevolgen daarvan.
Sommige menschen, die wat vatbaar zijn op
borst en keel denken, dat het nu eenmaal
hun lot is 's winters te moeten hoesten,
kuchen, hijgen en benauwd op de borst te zijn.
Indien Gij tot diegenen behoort, probeert dan
eena de nieuwe verstèrkte Akker's Abdijsiroop
die honderdduizenden hun levens-blijheid heeft
teruggegeven. Reeds naenkele lepels bemerkt Ge
dat dit middel U werkelijk zal kunnep helpen.
De slijm, die op de borst drukte, en U benauwd
maakte, komt gemakkelijk los. de hoestbuien wor
den zeldzamer, lichter en verdwijnen. Uw adem
haling wordt weer diep en geruischloos en de
slijmvliezen van Uwborst en keel worden versterkt.
De pianten-extracten en de codeïne, de grootste
hoest-bedwinger. maken de nieuwe verstèrkte
Abdijsiroop tot ,,'s Werelds béste Hoest-siroop".
Verlaagde prijzen: f 0.75, f L25.12.-, 13.50 p. flacon
die op uitnoodiging van de verhuizende fa
milie was komen helpen, pogingen deed een
enorme kist van de trap te sleepen, een po
ging die volgens Riekelt beslist tot misluk
ken gedoemd was, en waarbij zijn trap
deerlijk zou worden beschadigd.
Riekelt greep onmiddellijk in en beval
den jongeman het sjorren aan den kist te
staken. De uitwerking van dit bevel was
evenwel niet merkbaar geweest en toen ook
een tweede bevel geen uitwerking had ge
had, had B. naar andere middelen gegrepen
en den sjorrenden Urker met zijn vuisten
van de kist gewerkt.
Volgens R. was het lang niet zoo erg
geweest. „Ik pakte hem maar bij z'n schouder
meneer" was zyn repliek en met een dave
rend „Dank U" had hij tenslotte zijn rede
voering beëindigd.
Eisch 15 of 10 dagen. Uitspraak conform.
Een voetbalmatch met een staartje.
't Was een belangrijke en spannende wed
strijd geweest, die er op 7 Februari ge
speeld was geworden te Zwaag tusschen de
club „Succes" uit Wieringen en het bezoe
kende „Hollandia" uit Hoorn en heet was
het er toegegaan. De uitslag was voor Hol
landia niet gelukkig geweest en Succes had
haar naam eer aangedaan. De tribune had
meegeleefd en luid waren de toejuichingen
geweest voor elk doelpunt, dat Succes wist
te scoren, toejuichingen, die de supporters
van Hollandia min of meer als uitfluitingen
in de ooren moeten hebben geklonken. Toen
Succes, dan ook succes geboekt had, waren
de supporters van de bezoekende club „ge
laden" geweest en in het bijzonder één van
hen, de chauffeur P. v. d. Woude uit Hoorn,
die blijkbaar midden in het kamp van de
vereerders van de overwinnende club had
gezeten en zich constant door had zitten
ergeren aan de vreugdekreten van de Suc-
cessianen.
Toen de wedstrijd geëindigd was, had v.
d. Woude nogmaals een moeilijken strijd te
strijden, daar hij beleefdheidshalve eerst een
vijftal dames-supporters van Succes moest
laten passeeren. Aanvankelijk won zijn
„heer"-zijn het, doch toen de vierde gepas
seerd was? was het hem te bar geworden en
bruut had hij zich tusschen de passeerende
dames geworpen, waarbij mej. A. Smit
Lont vrijwel ondersteboven geloopen werd.
Dit was koren op den molen van den Suc-
cessiaan J. C. K. uit Anna Paulowna ge
weest die, onmiddellijk partij trekkend voor
het zwakke geslacht, in de bres was ge
sprongen en v. d. Woude een fikschen slag
in het gezicht had gegeven.
Zoo werd de strijd SuccesHollandia
thans opnieuw uitgestreden en weer stonden
de kansen van Succes goed, want de officier,
die de omstandigheden in aanmerking nam,
meende dat K., inderdaad wel uit verdedi
ging gehandeld kon hebben en vroeg der
halve ontslag van rechtsvervolging.
Succes had weer succes, want conform den
eisch werd K. ontslagen van rechtsvervol
ging.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
(Zitting van 9 Maart).
Een handig scharenslijper.
Als eenige voor openbare behandeling
bestemde zaak behandelde de rechtbank
in een ongewone samenstelling met als
president mr. Holstein en mr. Hijmans als
officier van justitie, een zaak tegen een
scharenslijper, die te Middelie een beurs
inhoudende 22.35 zou hebben ontvreemd.
De scharenslijper Jan S. was allereerst
nogal in twijfel over zijn geboortedatum.
Na veel peinzen kwam hij tot de conclu
sie dat dit 12 April 1888 geweest was, doch
onwaarschijnlijk was het ook niet dat het
10 April was geweest. Enfin hoe dan ook,
geboren was hij, maar waar, dat wist hij
heelemaal niet. Zijn vader zou een Hol
lander geweest zijn, zijn moeder een Pool-
sche. En hij was ergens aan de Poolsche
grens geboren.
Zoo was het verleden van dezen, mie
zerig uitzienden verdachte in een groot
waas gehuld, doch minder vaag was de
gebeurtenis in Middelie geweest. Op 19
Dec. n.1. was de bakkerknecht C. Vennik
van 't venten thuis gekomen en hij had zijn
jas, waarin zich zijn portemonnaie met
een inhoud van ongeveer 22 gulden be
vond, in de gang gehangen. Toen hij na
het eten de jas weer aantrok, was de por
temonnaie verdwenen geweest. De ver
denking was al direct op Jan S. gevallen,
daar deze gedurende het etensuur in de
buurt van het huis van Vennik was ge
zien en, volgens mededeelingen van het
jongste zoontje des huizes, zelfs de deur
was binnengegaan.
Verdachte ontkende dit hardnekkig.
Hij was met opzet niet bij de bedoelde
woning gekomen, omdat het een rijwiel-
zaak was en deze zaken, meestal hun eigen
materialen slijpen.
Een paar andere getuigen, die tegen
over het huis waarin de bestolene woont,
hadden gezien hoe de verdachte later op
straat bezig was het geld vanuit een zoo
genaamde venters beurs over te brengen
in zijn zak.
Ook deze bewering werd door ver
dachte pertinent ontkend. De beurs, die de
getuigen gezien zouden hebben, was de
zijne geweest en in plaats van het geld
over te brengen van de beurs in zijn zak,
zou dit juist precies andersom zijn ge
schied.
Verdachte, die reeds eenigen tijd in
voorloopige hechtenis had doorgebracht,
bleek er tijdens zijn opsluiting niet slecht
■bij, gevaren te zijn. Een der getuigen ver
klaarde tenminste op een desbetreffende
vraag van den president, dat hij den ver
dachte zeer zeker herkende, waaraan werd
toegevoegd: „hij is er anders wèl knapper
op geworden".
De officier van justitie mr. Hijmans,
achtte in zijn requisitoir het ten laste ge
legde wettig en overtuigend bewezen.
Verschillende getuigen hebben verdachte
op den bewusten dag nabij de plaats waar
de portemonnaie werd ontvreemd, gezien
en al werd de beurs dan niet op hem ge
vonden, desalniettemin was spr. van
meening dat het feit dat verdachte tijdens
de fouilleering tén raadhuize een bedrag
van ruim 36 op zak had, sterk in zijn
nadeel pleitte. Spr. requireerde tenslotte
een gevangenisstraf voor den tijd van 6
maanden.
De verdediger, mr. Bromberg, achtte
het bewijs niet overtuigend geleverd.
Verdachte heeft wel eenige malen contact
met den strafrechter gehad doch nog
nooit heeft hij wegens een vermogens
delict terecht moeten staan. Pleiter acht
te het heel begrijpelijk dat een dergelijke
„vreemde snuiter" in een dorpje als Mid
delie onmiddellijk de schuld van het ge
beurde kreeg, doch het stond volgens
pleiter heelemaal niet vast dat de porte
monnaie in het huis van den bestolene nog
in diens zak zou hebben gezeten.
Pleiter had het beter geoordeeld indien
de officier van justitie gelast had dat ver
dachte als ongewenschte vreemdeling
over de grens gezet zou zijn geworden. In
verband hiermede refereerde zich de ver
dediger aan het oordeel van de rechtbank.
Uitspraak 16 Maart.
AANVARING „MADO" MET GRIEKSCH
SCHIP.
Voor den Raad voor de Scheepvaart.
De Raad voor de Scheepvaart heeft gister
middag een onderzoek ingesteld naar de
oorzaak van de aanvaring van het kleine
motorschip „Mado" met het Grieksche
stoomschip „Matronna" op 24 October j.1.
nabij Terschellingerbank.
Als getuige was opgeroepen de kapitein,
tevens eigenaar van de „Mado".
Volgens de verklaringen van getuige voer
de „Mado" nabij de Terschellingerbank, toen
aan s.b. achteruit een oploopend schip
werd waargenomen. Wij behielden onzen
koers en vaart, aldus get. Toen het schip wat
naderkwam, week het een weinig naar s.b.
uit en volgde onzen koers. Toen het oploo-
pende schip op een korten afstand genaderd
was, week* het schip plotseling naar bak
boord uit en liep op ons achterschip. De
voorzitter van den Raad, prof. B. M. Taver
ne, las dan gedeelten voor uit de .scheeps-
verklaring van de „Matronna"; deze zijn
geheel in tegenspraak met de verklaringen
van getuige. De scheepsverklaring spreekt
er van, dat de „Mado" plotseling naar stuur
boord uitweek en dat zoo een botsing onver
mijdelijk bleek. Voorts zouden verschillen
de leden van de bemanning hebben waarge
nomen, dat op de brug van de „Mado" zich
alleen een jonge roerganger bevond. Get.
sprak deze verklaring ten stelligste tegen.
Ook is hij aldoor op de brug geweest, zoo
wel vóór als na de aanvaring. De onver
wachte manoeuvre van het Grieksche schip
schreef getuige toe aan onvoldoende oplet
tendheid van den roerganger. Op een des
betreffende vraag van den voorzitter van
den Raad antwoordde getuige, dat hij geen
waarschuwingsseinen had gegeven, daar het
schip op een halve mijl afstand van de
„Mado" naar s.b. had gestuurd, waaruit hij
afleidde, dat het Grieksche schip hem had
opgemerkt. De Raad zal later uitspraak
doen.
STRANDING VAN MOTORLOGGER
NABIJ CAMPERDUIN.
De Raad voor de Scheepvaart heeft een
onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de
stranding van den motorlogger „Vertrou
wen" K.W. 112 op 12 December j.1. nabij
Camperduin.
Opgeroepen was de kapitein van den
logger, die werd verhoord op schuldvraag.
Uit de verklaringen van den kapitein blijkt,
dat er dikke mist hing en het kompas niet
in orde was.
De voorzitter van den Raad verweet den
kapitein niet voldoende voorzorgsmaatrege
len te hebben genomen, vooral daar hem
bekend moest zijn, dat het kompas een
afwijking vertoonde.
De Raad zal later uitspraak doen.
INSLUIPER TOT ZWARE STRAl
VEROORDEELD.
Het Hof te den Bosch heeft arrest gewe
zen in de zaak tegen den schoenmaker P.
J. G. te Heerlen, thans gedetineerd, die in
den nacht van 2 op 3 November van het vo
rige jaar met een zekeren L. heeft ingebro
ken in het gebouw van den Kamer van
Koophandel te Heerlen. Het tweetal werd
op heeterdaad betrapt.
De Maastrichtsche rechtbank had G. ver
oordeeld tot een jaar gevangenisstraf.
Het Bossche hof veroordeelde G. tot een
jaar en zes maanden gevangenisstraf.
DE OVERVAL TE RIEL.
Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft
arrest gewezen in de strafzaak tegen den
arbeider J. V. en den reiziger H. B., beide
wonende te Tilburg en thans gedetineerd,
die tèrecht hebben gestaan als verdacht zich
te hebben schuldig gemaakt aan den over
val op den landbouwer J. van der Avoirt,
wonende onder de gemeente Riel, in den
nacht van 22 op 23 Juni 1936.
De verdachten zijn door de Bredasche
rechtbank, wegens poging tot zware mishan
deling, veroordeeld ieder tot drie jaar ge
vangenisstraf.
Het Hof heeft dit vonnis op formeele
gronden vernietigd en opnieuw rechtdoende
ieder der verdachten veroordeeld tot een
gevangenistraf van drie jaren met
aftrek van het voorarrest.
Het zoutgehalte van 't water
in Noordholland.
De Nederlandsche Vereeniging tegen
Bodem- en Luchtverontreiniging hield heden
in „Het Gulden Vlies" alhier een vergade
ring, waarin het zoutgehalte van het boezem
en polderwater van Noordholland besproken
werd en de wenschelijkheid en mogelijkheid
van verbetering in den toestand werd na
gegaan.
De vergadering was druk bezocht en werd
ook bijgewoond door prof. Visser uit Wage-
ningen, den heer Kooiman, lid van Ged.
Staten van Noordholland, den heer Reigers
man, oud-hoofdingenieur van den Provin
cialen Waterstaat van Noordholland, ir.
Smeeding, directeur van den Wieringermeer-
polder en vele bestuurders van water
schappen.
De voorzitter, de heer W. F. Veld-
h u y s e n, zeide, dat het hoofdbestuur gaarne
het initiatief voor de vergadering had ge
nomen en veel belangstelling voor het vraag
stuk heeft. De vraag: „Blijft Noordholland
brak", is een brandende vraag, omdat van
de afsluiting der Zuiderzee verwacht werd,
dat het water zoet zou worden, gezien het
rapport van de commissie-Lovink, waarin de
voordeelen van het zoet worden van het
water werden belicht.
Nu 12 jaar na het rapport van de Zuider-
zee-afsluiting was het wer.schelijk, het vraag
stuk nader te bespreken.
Spr. verheugde zich over de groote op
komst en waardeerde het zeer, dat de minis
ter van defensie zich op de vergadering had
doen vertegenwoordigen.
Mevr. dr. N. L. W i b a u tI s e b r e e
M o e n s verheugde zich er over, dat voor
deze vergadering Alkmaar was gekozen,
aangezien dit daarvoor het centrum was en
veel steun voor het onderzoek had verleend.
Aan de hand van een kaart van 1300 be
sprak zij den waterstaatkundigen toestand
van N.-Holland en stelde zij in het licht, hoe
het in 1600 gelukte dé zee uit het land te
houden en in de 18e eeuw de verschillende
meren tot polders te veranderen.
In 1932 werd door de totstandkoming van
den afsluitdijk de afsluiting van de zee vol
komen.
De drie soorten water: Zoet, brak en zee
water, onderwierp spr. aan een nadere be-
schouwing, er op wijzende, dat men speciaal
in Noordholland en Friesland brak water
kent. Spr. gaf aan, hoe men door de aan
wezigheid van zeewier en andere planten
kan zien, of men met brak water te doen
heeft, hoewel alleen door scheikundig onder
zoek kan worden vastgesteld „hoe brak" het
water is.
De gemeente Amsterdam en de Prov.
Waterleiding stelden spr. in staat, een onder
zoek naar het zoutgehalte van het water in
Noordholland in te stellen.
Spr. meende, dat men thans het laagste
punt van het zoutgehalte heeft bereikt en
eerder een stijging dan een daling daarvan
kan verwachten.
In Noordholland is de bron van het zoet
water alleen de neerslag.
Aan de hand van een grafische voorstel
ling toonde spr. den regenval in de verschil
lende maanden aan, alsmede de verdamping
in de verschillende maanden. De neerslag
en de verdamping heffen elkander op. Aan
die wetenschap, aldus spr., hebben wij voor
de practijk weinig.
Het zoute water komt direct in Noordhol
lands Noorderkwartier door de sluizen en
indirect door een ondergrondschen stroom
onder de duinen.
Het binnendringen van het zeewater door
de sluizen zal bij een toeneming van de
scheepvaart, waarnaar algemeen verlangd
wordt, steeds toenemen. Het zoute water
dringt als een onderstroom langzaam Noord-
holland in en wordt onderbroken tijdens het
spuien.
De gronden in Noordholland bestaan uit
verschillende minder of meer zoute lagen
in een prae-historischen tijd gevormd, men
kan men zich dit het beste voorstellen als
een stuk doorregen spek.
In de Haarlemmermeer heeft het naar
boven komen van zout water uit onderlagen
invloed, doch de grootste factor in Noord-
hollands Noorderkwartier is toch het binnen
dringen door het zeewater via de sluizen.
Verreweg het grootste gedeelte van Noord-
holland-Noord bezit een graad van brakheid
van boven 300 milligram per H.L. Dit is niet
te proeven, onschadelijk voor de dieren en
geschikt voor de tuincultuur.
Zeer merkwaardig is echter, dat in de
kanalen op plaatsen ver van de sluizen een
hoog zoutgehalte voorkomt.
Het zoutgehalte zal toenemen door een
opbloei van de scheepvaart en de verbree
ding van het Noordzeekanaal.
De invloed van de afsluiting van het IJsel-
meer is alleen in het Oostelijk gedeelte
gunstig. Voor het overige gedeelte oefenen
de sluizen grooten invloed uit. Naar het
oordeel van spr. komt dit, omdat men niet
vroeg noege inlaat. In den herfst en den
winter is de neerslag zoo overvloedig, dat
het in Schermerboezem gedrongen zout
gehalte wordt opgeheven. Schermerboezem
bevat 2000 H.A. water. Aangenomen kan
worden, dat eens om de twee maanden het
water in de kanalen is ververscht. Aan het
eind van den winter is Schermerboezem
wat het zoutgehalte betreft, op zijn mini
mum. Aan het Noordzeekanaal is dit niet
het gevaL
Het spreekt vanzelf, dat de boezem
wateren, die met het zoutgehalte van het
water der kanalen op en neer gaan, van de
ontzilting zeer zouden profiteeren.
Spr. eindigde met de conclusie, dat voor
Hollands Noorderkwartier de Zuiderzee
door de afsluiting van een slechten buurman
een goede is geworden. (Applaus).
Het peil van het IJselmeer.
Ir. J. P. Mazure betoogde, dat het peil
van het IJselmeer, met het oog op de ont
zilting van het boezemwater van groote
beteekenis is. Het chloorgehalte van 't water
speelt een groote rol. Het chloorgehalte van
zeewater is 18000 milligram per liter, van
de Zuiderzee was dit 6000 en zuiver duin
water heeft slechts 50 milligram chloorge
halte per liter, terwijl de grens van schade
lijkheid voor den tuinbouw is 300.
Spr. toonde den ontziltingsinvloed, door de
afsluiting van de Zuiderzee aan, aan de hand
van een kaartschema.
Gezien den grooten regenval verwachtte
spr., dat thans het gemiddelde chloorgehalte
in het IJselmeer 200 is, zoodat practisch ge
sproken de ontzilting is bereikt, in den-
zomer zal het stijgen tot 220.
Pessimistisch bekeken moet echter ver
wacht worden, dat door de industrialisatie
van de riviergebiecien er meer zout in de
rivieren komt, zoodat in 10 jaar een stijging
met 20 milligram per liter verwacht mag
worden. Door meer zorg te besteden aan de
inrichting en de bediening van de sluizen
in den afsluitdijk, zal men echter verlaging
kunnen verkrijgen. Ook kan men verbete
ring bereiken, door inlating van het water
van het IJselmeer in het Noordzeekanaal.
De kanalisatie van den IJsel, waarvan
sprake is, maakt het onmogelijk om den
toestand van het water van het IJselmeer
over 15 jaar te voorspellen.
Wel kan verklaard worden, dat het water
dan van zoodanig gehalte zal zijn, dat men
het steeds zal willen inlaten. Niet in alle
zomers zal men daarvoor steeds voldoende
water hebben. De verschillende invloeden
daarop besprak spr. meer uitvoerig.
Steeds zal echter wel voldoende water
aanwezig zijn, om de polders met water
aan te vullen, teneinde de daling van het
peil te voorkomen en om Amsterdam te
voorzien. Om steeds voldoende water
te hebben voor verversching, staat
echter niet vast. Daarvoor zou het noodig
zijn, dat de Schermerboezem per etmaal 1
millioen M3. inlaat boven dat wat noodig
is voor inlating in de polders. Voor het ge-
heele gebied zal in normale zomers per
etmaal 14 millioen M3. water moeten wor
den ingelaten en in droge tijden
zal dit wel 17 millioen M3. moeten zijn. Een
zekere ordening zal noodig zijn. Berekenin
gen in '34 leerden, dat de Schermerboezem 40
millioen M3. noodig heeft om den polder
op peil te houden en 150 millioen M3. om
door te spuien.
Stelt men de wenschen van de Schermer
boezem zeer hoog, dan zal toch nog in droge
jaren aan 2/3 van de behoefte van de Scher
merboezem worden voldaan.
Met het oog op het inlaten zal het wen-
schelijk zijn, dat het peil van het IJselmeer
veranderd wordt. Defensiebelangen verzet
ten zich daar tegen, doch spr. oordeelde, dat
het peil geen afbreuk kan doen aan de mo
gelijkheid tot inlating. (Applaus).
Het inzicht van de land- en
tuinbouwconsulenten.
De voorzitter verheugde zich, dat dr.
Schey, na zijn ongesteldheid, aanwezig kon
zijn. Inplaats van dr. Schey zou echter ir.
Rietsema het inzicht van de land- en tuin
bouwconsulenten uiteenzetten. Spr. deelde
mede, dat de landbouwconsulent te Scha-
gen, ir. Lienesch, te kennen had gegeven,
dat hij moeilijk de vraag beantwoorden kon,
of meerdere ontzouting wenschelijk is,
gezien den goeden stand van de landbouw
gewassen.
De tuinbouwconsulen L te Hoorn oordeelde
ontzouting alleen van belang voor de kas-
gewassen. Den laatsten tijd worden er geen
klachten gehoord over de aanwezigheid van
zout in het water. Voor het koolplanten is
veel zout-arm water noodig, voor de pluim
veeteelt daarentegen heeft men zeer veel
zoetwater noodig.
Volgens ir. de Vries werden na de afslui
ting geen klachten meer gehoord over het
zoutgehalte van het drinkwater.
In den IJpolder worden nog wel klachten
over het zoutgehalte vernomen. Neiging be
staan om de vraag of een verdere ontzilting
van het water, als drinkwater voor het vee,
bevestigend te beantwoorden, al kan men de
daaraan verbonden voordeelen niet becijfe
ren. Dr. Scheij is van oordeel, dat het pol
derwater, als industriewater voor de zuivel
fabrieken ongeschikt is, zoodat deze bij de
ontzilting geen belang hebben. Aangezien
het vee echter zomers voor het drinken aan
gewezen is op slootwater, heeft de veeteelt
wel veel belang van een verdere ontzilting
en dit vooral in streken waar nog een hoog
zoutgehalte bestaat.
De algemeen indruk in landbouwkringen
is echter, dat men geen behoefte gevoeld
om met financieele offers de verdere ontzil
ting te bevorderen. Daaraan bestaat evenwel
wel behoefte in die gebieden die direct
grenzen aan het Noordzeekanaal en het
Noordhollandsch kanaal. (Applaus.)
In antwoord op een vraag van den heer
Kooimans zeide mevr. Wibaut, dat in de ja
ren 1933 en 1934 het zoutgehalte inderdaad
te hoog is geweest.
Ir. Reigersman kon zich niet voorstel
len, dat de Beemster en Heerhugowaard
wel een eigen zouthuishouding hebben en
de Schermer en Geestmerambacht niet.
Ook vroeg spr. inlichtingen over den in
vloed van het inlaten van water te Schar
dam, terwijl hij voorts vroeg of op de melk-
gift van het vee geen gunstige invloed kon
worden uitgoefend door het planten van
boomen in de weide.
Mevr. Wibaut antwoordde, dat er inder-
"daad polders zijn die bijna niet inlaten, om
dat zij door wellen veel water bekomen, de
Wogmeer is daardoor b.v. bijna geheel zoet.
Ook de Purmer heeft een eigen waterpro
ductie, terwijl Ir. Mazure antwoordde, dat
Geestmerambacht steeds kan inlaten en
niet gerantsoeneerd behoeft te worden.
De heer Rietsema kon de laatste vraag
van ir. Reigerman niet beantwoorden, omdat
de landbouwconsulent niet a-nwezig was.
Ir. Smeeding zeide, dat in streken
waar boomen in de weide zijn, men ze
plant, maar in streken waar men ze niet
heeft, de boomen in de weide niet wenscht.
Koeien prefereeren inderdaad schaduw in
de weide, maar boomen onttrekken voedsel
aan den grond en noodzakelijk zijn de boo
men volgens de praktijk niet.
Prof. Visser informeerde of dr. Wi
baut uitsluitend met droogmakingen of ook
met oud land te maken had gehad en merk
te op, dat Schermerboezem wel een voor
name factor was voor water afvoer, doch
niet voor water inlaat.
Er is een groot deel van Hollands Noor
derkwartier dat water inlaat vanuit het
IJselmeer. Met de consulenten was spr.
het niet eens, dat het Noordelijk deel geen
behoefte heeft aan het inlaten van IJsel-
water en hij was van oordeel dat de ge
toonde kaart dit ook wel leerde.
Spr. oordeelde dat de Nortonputten in
de polders een verreikenden invloed
hebben.
Dr. Wibaut had ter wille van den
tijd de randgebieden langs het IJselmeer
niet genoemd, omdat ze geen beteekenis
hebben voor de verdere ontzouting van
Noordholland. Inderdaad hebben de water
en de gasbronnen in de Beemster een ont-
zoutingsinvloed, doch er zijn er ook die
brak zijn.
Ir. Rietsema wees op een misver
stand bij prof. Visser, omdat in de 3e con-
lusie van de landbouwconsulenten erkend
wordt dat er nog wel gebieden in N.-H.
zijn waar men belang heeft bij een ver
deze ontzouting.
De heer N a u t a besprak de belangen
van Amsterdam, en beschouwde het IJsel
meer ook als een inrichting voor de zui
vering van. afvalwater. Amsterdam heeft
ook belang bij de verversching van de
stadsgrachten. Per etmaal wordt 500.000
M3. in de grachten ingelaten en bij verla
ging van het peil zou dit met pompen
moeten geschieden.
Spr. oordeelde dat de rechten die Am
sterdam heeft, vrij stevig zijn en kon zich
niet voorstellen dat het inlaten van het
water voor Amsterdam van beteekenen-
den invloed zou zijn op de verhooging van
het chloorgehalte.
Ir. M a s u r e merkte op, dat dit
200 millioen M3. per jaar is en die hoe
veelheid brengt zout mee. Spr. was dan
ook van oordeel dat compenseerende
maatregelen noodig waren.
De voorzitter wilde de Amster-
damsche problemen buiten beschouwing
laten en was van oordeel dat voor de rio-
leering van Amsterdam ook naar de
Noordzee gebruikt kan worden.
Ir. L o u w e s vroeg of er nog goede
gronden bestaan om het peil van het
IJselmeer te verlagen.
Ir. M a s u r e antwoordde, dat de Zui-
derzee-commissie zulks met 't oog op het
loozen van het polderwater zeer wensche
lijk oordeelde.
Op- en afvaart wegen.
De heer v. d. Hoeven vestigde de
aandacht er op, dat met het oog op de
bevolkingsaanwas een veranderde toe
stand kan ontstaan en nog meer behoefte
aan een verdere ontzetting kan blijken.
Ook wees hij er op, dat, als de Noord-
Oostpolder zal zijn tot stand gebracht, er
weer een andere zouttoestand kan ont
staan. Spr. was van oordeel dat men ook
te optimistisch kan zijn.
De voorzitter concludeerde, dat de
opponent ten onrechte geconcludeerd had
dat men geheel tevreden was. Overigens
was hij er mede eens, dat rekening gehou
den moet worden met de door den heer
v. d. Hoeven genoemde factoren.
Ir. Masure zeide nog dat aan het
rapport over de drinkwatervoorziening
wordt gewerkt, doch dat voorbarige pu
blicatie ongewenscht is.
Ir. Ritsema zeide nog dat men van
landbouwerszijde volkomen zoet wa£er
ideaal acht.
Ir. B ij 1 besprak uitvoerig den water-
kundigen toestand van Rijnland en be
toogde voorts dat mr. Jansma, die de ver
dere droogmaking propageert, ook moet
aangeven wat hij wil droog maken er op
wijzende, dat het IJmeer nog niet is
verworpen en dat dit dan de rioleering
van Amsterdam moet accepteeren. Ook
besprak hij de biologische werking van
het water.
Dr. Wibaut erkende dat in 1600 in
Amsterdam al aandacht aan 't zoutgehal
te van het water is geschonken. Toen
eischten de bierbrouwers reeds dat het
water niet mocht stinken en niet zout
mocht zijn. Spr. had zich in verbinding
gesteld met Aalsmeer. De kweekers weten
daar van dag tot dag met welk water zij
gieten, dank zij een scheikundige. De
waterhuishouding is daar inderdaad voor
beeldig. Voor de fijne tuinbouw is water
met meer dan 300 m. gram per liter
schadelijk.
Prof. Swellengrebeli informeerde
naar de toename van de leverbotziekte bij
schapen aan de Zaanstreek en den invloed
van het zoutgehalte van het water daarop.
Dr. Wibaut antwoordde, dat daarover
weinig bekend is. De leverbotziekte wordt
ook door andere oorzaken beinvloed.
Hierop werd gepauzeerd.
999999999909999909999999999999
9 Een krant, die werk'iijh 9
x wordt gelezen, 9
o Moet voor uw zaak X
9 afdoende wezen! 9
999999999999999999999999999999