Hoe de „Kantoeng" vergaan is.
®ooo30oooeeeooeeooeeooooo<N»oo&
HET
HUIS
MYSTERIES
Binnenland
Een der sleepbooten te Maassluis aangekomen.
40 Gaten geboord om het wrak
te doen zinken.
Gistermiddag is een der beide sleep
booten „De Schelde", die met de
„Humber" de tinbaggermolen „Kan
toen" naar Indië zouden sleepen, doch
hun kostbare sleep in de diepte van
het Engelsche kanaal moesten achter
laten in de haven van Smit's inter
nationale sleepdienst te Maassluis
teruggekeerd.
Het spreekt vanzelf, dat wij dadelijk ge
tracht hebben contact te krijgen met den
kapitem om uit zijn mond nadere bijzon
derheden te vernemen omtrent de onfor
tuinlijke reis, welke Donderdag voor een
week aangevangen werd, doch reeds spoe
dig een onverwacht einde vond.
Kapitein Kalkman is als alle Hol-
landsche zeelui een bescheiden man.
Een echt type van een Hollandsche
zeerob, een die de grootste sensaties
en meest schokkende gebeurtenissen
in kort zinnen en weinig woorden
weergeeft.
Zij die verwacht hadden uit zijn
mond een verhaal te hooren over het
drama in het Engelsche kanaal, waar
bij de „Kantoeng" ten onder ging, be
merkten al spoedig, dat kapitein
Kalkman eigenlijk weinig te vertellen
heeft.
„Er heeft al meer in de krant gestaan,
dan ik zelf er van weet", zoo ving de ka
pitein het gesprek aan, toen wij bij hem in
de stuurhut zaten.
„Het was van den nieuwen waterweg
af goed weer, bij Eddystone ging de molen
een beetje scheef liggen. De runners wer
den er af gehaald en even later sloeg de
molen om. Dat is alles."
Maar daarmee is de kapitein niet van
ons af.
„U zei toch dat het goed weer was? Wat
verstaat u dan onder goed weer?
Het stormde in elk geval niet. Er stond
een windkracht 5 k 6 uit oostelijke rich
ting. Alles ging goed tot Zondagmiddag 12
uur, toen de runners op den molen ons
met de vlaggen seinden, dat de schuit
scheef ging liggen. We waren toen ter
hoogte van de vuurtoren Eddystone en
besloten zoo dicht mogelijk onder de wal
te varen en te trachten Plymouth binnen
te loopen. 's Avonds om 7.40 uur stonden
de runners weer, dat de molen steeds
meer water maakte eri dat zij er af wil
den. De kapitein 't hart van de „Humber",
de leider van het transport gaf toen op
dracht de lui van boord te halen. We za
gen toen wel dat het ernst begon te wor
den en dat onze menschen in gevaar zou
den gaan verkeeren, als wij niet spoedig
maatregelen namen. Ik liet onmiddellijk
de 190 vaam lange tros kappen.
De runners waren intusschen reeds in
een sloep gegaan.
Zö waren nauwelijks tien meter
van den molen af, toen deze kantelde,
op haar kop ging staan en in de diep
te verdween.
Het heele drama had zich in twintig
minuten afgespeeld. Om precies acht
uur ging de schuit onder. Het was
roet-donker. Wij zagen niets. Alleen
met het zoeklicht van de „Humber"
konden we de omtrekken van den
baggermolen waarnemen.
Een lek aan stuurboordzij.
De „Kantoeng" moet aan stuurboordzij
een lek gekregen hebben, want over dien
kant ging hij kantelen.
Wat de oorzaak van het lek is, daarover
weten wij niets, ook aan pompen viel niet
te denken, daarvoor was er al te veel
water in het ponton en bovmdien, de
zeeën sloegen er voortdurend over.
Het was zeer tragisch", voegt de kapitein
Kalkman er met een bittere glimlach aan
toe.
„Ook de „Humber" heeft de tros losge
laten toen men inzag dat er toch niets
meer te redden was. Den volgenden mor
gen zijn we gaan zoeken, maar we vonden
niets. Daarna kwam de opdracht, om
maar weer naar huis terug te keeren. Wij
waren reeds op den terugweg, toen we
bericht kregen, dat een vaartuig van de
Engelsche kustwacht de „Kantoeng" drij
vende had gevonden. En het merkwaardige
daarbij was, dat de molen gedurende den
nacht niet minder dan 10 mijl was afge
dreven. En niet met den stroom mede,
doch er tegen in. Wanneer wij geweten
hadden, dat het lek inderdaad zoo ernstig
was, dan wouden wij al wel eerder ge
tracht hebben een haven binnen te loopen,
maar niets wees er op, dat de zaak er zoo
ernstig voorstond.
Toen we bericht kregen dat de „Kan
toeng" was gevonden zijn we teruggekeerd
en tot Vrijdagavond in de buurt geble
ven."
De molen waarvan de bovenbouw steeds
meer afbrak, dreef in de richting van de
Engelsche kust, waar hij vlak bij Fowey
aan den grond is gekomen, tegen den wal
is opgekrabbeld en in het zand is blijven
vastzitten. Met de Schelde zijn mee te
ruggekeerd de vier runners, onverschrok
ken zeelui, die al zoo dikwijls dergelijke
transporten bij de hand hebben gehad,
Een van hen, Verhagen heeft bij het
drama in het Engelsche kanaal in het
grootste gevaar verkeerd. Zelf wil hij er
niets van weten, maar een der anderen
vertelde het ons.
Verhagen was het die kort voordat de
runners in de sloep gingen, nog even naar
de hut terug liep om de lamp uit te bla
zen. Want, zoo zeide hy, als het nog eens
mee zou vallen en we zouden het geluk
hebben gehad dat de molen recht op bleef
staan, dan mochten we toch niet de kans
loopen, dat onze „villa" zou verbranden.
Op de vraag of er nog aan berging te
denken viel, kon kapitein Kalkman geen
antwoord geven. De bovenbouw is groo-
tendeels vernield. Het wrak lijkt .op een
groot billard met heel veel pooten.
Hiermede is het vraaggesprek met den
kapitein ten einde.
De „Humber' is eveneens op den terug
weg en kan in den loop van den dag in
Maassluis terug komen.
„Kantoeng" moedwillig laten
zinken?
De Londensche Daily Telegraph
meldt, dat de havenmeester van
Fowey op eigen verantwoordelijk
heid gaten in het wrak van de „Kan
toeng" heeft doen boren, teneinde het
tot zinken te brengen. In den ponton
werden óp veertig plaatsen gaten
aangebracht, hetgeen drie uur tijd
vorderde.
De „Daily Telegraph" meldt verder nog,
dat de havenmeester van Fowey, Collins,
het zijn plicht geacht heeft, om, gezien het
feit, dat er juist thans druk verkeer in de
haven heerscht, deze vrij te houden en een
veilige toegang te waarborgen. Collins is
van meening, daA nu de tinbaggermolen
veertig gaten in den ponton heeft, hij
volkomen breken zal bij het eerste zware
weer, dat zich zal voordoen. Overwegende,
dat wellicht nog pogingen in het werk ge
steld zullen worden om de „Kantoeng" te
bergen, heeft Collins^ bij wijze, van voor
zorg een nauwkeurig plan opgesteld van
de gaten, die in den ponton zijn geboord.
Mocht men bergingspogingen willen on
dernemen, dan is het een kleinigheid de
gaten weer te dichten.
HEVIGE ECHTELIJKE TWIST TE
BERGEN OP ZOOM.
Vrouw mét een mes gestoken.
Zondagavond omstreeks kwart voor ze
ven werden de bewoners van den Zuid-
Singel te Bergen op Zoom opgeschrikt door
angstgegil van een jonge vrouw. Eenigen
tijd later kwam de vrouw hevig bloedend
naar buiten snellen, achtervolgd door haar
man, gewapend mét een broodmes, waarme
de hij haar in het huis te lijf was gegaan.
Op straat werd de huiselijke twist nog
voortgezet, doch omstanders wisten de
twistenden te scheiden.
De vrouw, die geheel overstuur was, werd
bij omwonenden binnengedragen. Hier
werd haar door een dokter de eerste hulp
verleend. Zij had eenige stéken in haar arm
en een diepe wonde in haar achterhoofd; de
laatste was ontstaan, doordat zij in haar
angst van de trap was gesprongen en met
haar hoofd op een der treden was gevallen.
De man heeft de vlucht genomen, doch
later heeft hij zich op het politiebureau
aangemeld. Nadat de vrouw door den dok
ter van haar ouders vervoerd.
MEVROUW VAN BIEMA—HIJMANS.
Bekende figuur in de vrouwen
beweging.
In 72-jarigen ouderdom is ten Den Haag
overleden mevrouw H. Van BiemaHli
mans, een bekende figuur in de vrouwenbe -
weging, die vooral in de jaren van strijd
voor de verkrijging van het vrouwenkies
recht destijds aangevangen onder leiding
van dr. AlettaJacobs e.a. veel van zich
deed hooren.
COMITÉ VAN WAAKZAAMHEID.
Conferentie te Amersfoort.
Het comité van waakzaamheid van
anti-nationaalsacjalistische intellectueelen
heeft Zaterdag en Zondag een druk be
zochte weekend-conferentie belegd in de
Internationale school voor wijsbegeerte te
Amersfoort onder voorzitterschap van
prof. dr. H. J. Pos.
De bijeenkomst werd geopend door een
toespraak van prof. dr. Gerard Brom over
„gezag en vrijheid'. Spreker zag het hoofd
probleem voor onzen tijd- liggen in de
verhouding van persoon tot gemeenschap.
Het evenwicht tusschen beiden wordt ge
zocht, al blijven zij blijkbaar op elkaar
aangewezen, omdat de .mensch eerst vol
ledig uitgroeit in het verband met ande
ren. Moet deze samenhang nu een objec
tief doel voor ons leven verezkeren, dan
mag niet aan het toeval-Van het oogenblik
Worden overgelaten, Wiè óf wat ons lei
ding geven zal. De vraag is immers,-welke
aanspraken het'gezag kan" laten - gelden.
Want instinct van" het-bi'oed; macht van
een partij, dwang vans een mythe zijn
enkel tirannen, dus karikaturen van het
gezag. Johamies leert ons niet eiken geest
te gelooven; maar te onderzoeken of de
geesten uit God zijn, en wie in geen God
meer gelooft, maakt zith onvermijdelijk
afgoden. Niet anders schijnt eén deel van
onze jeugd den denkbeeldigen lieerscheï
te aanbidden, die tucht en orde in den
staat verpersoonlijkt. Dit caesarisme be
antwoordt wel aan dén harden levenstoon
van sommige, jongeren. Nadat een vorig
geslacht zich door medelijden met de
zwakken persoonlijk gericht voelde op de
liefde, wordt tegenwoordig, volgens
Maurras' wachtwoord „politique avant
tout" alles op geweld en macht gezet. Be
grijpelijk is in dit streven tenminste de
drang naar eenheid, al dreigt het een doo-
dende eenvormigheid te worden. Tot straf
voor het feit, dat het individualisme vroe
ger de waarde van, (Je traditie, die de er
varing dermenschheid vertegenwoordig
de, heeft miskend, wil. een fascistische
groep de burgers slaags aan de willekeur
van een dwingeland binden. Intusschen
heeft de vrijheid nog altijd de noodige
Oladiopcoqtammü'
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. - en 25%fzwaarder dan- de- meeste andere.
Dinsdag 16 Maart.
HILVERSUM, 1875 M. (AVRO-
uitz.) 8.Gr.pl. 10.Morgenwij
ding. 10.15 Gr.pl. 10.30 Kovacs La-
jos' orkest. 11.— Huish. wenken.
11.30 Ensemble J. Cantor en gr.pl.
1.Omroeporkest. 11.Huish.
wenken. 11.30 Ensemble J. Cantor
en. gr.pl. 1.Omroeporkest. 2.
Gr.pl. 2.15 Avro-Strijkorkest. 3.
Knipcursus. 4.Piano voordracht.
4.30 Kinderkoorzang. 5.05 Kinder
halfuur. 5.35 Omroeporkest en
gr.pl. 7.Voor de kinderen. 7.05
Avro-dansorkefet. 7.30 Engelsche les.
8.ANP-ber., mededeelingen. 8.10
Gr.pl. 8.30 Bonte Dinsdagavond-
trein. 10.15 Renova-kwintet. 11.
ANP-ber. Hierna tot 12.Avro-
dansorkest en gr.pl.
HILVERSUM, 301 M. (KRO-uitz.)
8.—9.15 en 10.— Gr.pl. 11.30 Godsd.
halfuur. - 12.— Ber. 12.15 KRO-
orkest en gr.pl. 2.Vrouwenuur.
3.Modecursus. 4.HIRO: Gr.pl.
4.05 Lezing: Vrijmetselarij en Hu
maniteit. 4.30 Gr.pl. 4.35 HIRO-
Post. 4.40 Gr.pl. 4.45 Causerie over
het Spiritisme. 5.10 De KRO-melo-
disten mmv. solist. (5.45 Felicitatie-
bezoek). 6.40 Esperantoles. 7.—
Ber. 7.15 Causerie over Jeugdwerk-
loozenzorg. 7.35 Sporthalfuur. 8.
ANP-ber., mededeelingen. 8.15 Lij
densmeditatie. 9.15 Gr.pl. 9.30 Sted.
orkest Maastricht en solist. 10.30
ANP-ber. 10.40 KRO-orkest. 11.30—
12.— Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 11.05 Valuc
for money, causerie. 11.2011.50
Orgelspel. 12.10 BBC-Empire-orkest
en soliste. 1.10 Het West Calder
Fanfare-orkest. 1.502.20 Gr.pl.
4.20 Actueele causerie. 4.40 't Hun-
garia Zigeunerorkest. 5.10 Gr.pl.
5.35 Mantovani's Tipica-orkest. 6.20
Ber. 6.45 BBC-Theater-orkest en
soliste. 7.45 Causerie: A Nation of
shoppers. ,8.05 Radiotooneel. 9.20
Ber. 9.40' Dialoog. 10.Variété.
10.30 Het International-stfijkkwar-
tet en solisten. 11.35 Jack Payne en
zijn Band. 11.5012.20 Dansmuziek
(gramofoonplaten).
RADIO PARIS, 1648 M. 7.20 en 8.20
Gr.pl. 12.20 Pascal-orkest en zang.
3.50 Gr.pl. 5.50 Zang. 6.05 Viool-
vocrdracht. 6.50 Zang. 7.05 Viool
voordracht. 9.05 Oratoriumconcert.
KEULEN,, 456 M. 5.50 Militair-con
cert. 7.50 Omroepkleinorkest. 11.20
SA-orkest. 12.35 Jmroep-orkest en
-dansorkest. 1.35 Gev. concert. 3.20
Keulsche Violsi-Vereeniging. 4.50
Ömroepkwintet. 6.— Gr.pl. 7.30
Omroepkleinorkest en solisten.
10.0511.20 Farkas Miska's orkest.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
12.20 Gr.pl. 12.50 Omroeporkest,
I.30. Salonorkest. 1.502.20 Gr.pl.
5.20 Omroeporkest en gr.pl. 6.50 en
7.20 Gr.pl. 8.20 Omroepsymph.-
orkest en radiotooneel. 10.3011.20
Gr.pl. 484 M.: 12.20 Gr.pl. 12.50 Sa
lonorkest. 1.30 Omroeporkest. 1.50
2.20 Grpl. 5.20 Salonorkest. 6.35
Gr.pl. 6.50 Vioolrecital. 7.35 Gr.pL
8.20 Klein-orkest. 9.05 Paul Clau-
del-progr.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
7.30 Het Omroeporkest en solist.
9.20 Ber. 9.50 Cello en piano. 10.05
Weerber. 10.20—11.20 Gr.pl.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 8.10.20, Diver
sen 10.2011.20, Kalundborg 11.20
—12.20, Brussel VI. 12.20—15.05,
D.sender 15.0516.20, Parijs R.
16.20—17.20, Brussel VI. 17.20—
19.05, Parijs R. 19.05—19.35, Bero-
münster 19.3520.20, Rome 20.20
24.—.
Lijn 4: Brussel VI. 8.—9.20, Ham
burg 9.2010.35, Lond. Reg. 10.35—
II.20, Droitwich 11.20—14.20, Lond.
Reg. 14.20—16.50, Droitwich 16.50
—18.20, Keulen 18.20—18.45, Droit
wich 18.4519.50, Lond. Reg. 19.50
—21.20, Droitwich 21.20—21.40,
Weenen 21.4022.Droitwich
22.-24.—.
Lijn 5: Diversen.
O
rechten te handhaven. Vrijheid is volgens
Thomas van Aquino het vermogen, dat
den mensch volmaakt en volgens Paus Leo
XIII het kostbaarste goed der natuur. Vrij
werken de verschillende leden van het
maatschappelijk lichaam, wanneer zij niet
los van elkaar raken.
Daarom heeft het totaliteitsbeginsel den
juisten zin, ons tijdig aan het geheel van
de samenleving te herinneren, die zeker
door geen' uitsluitend technische of eco
nomische ofesthetische cultuur wordt
omvat, maar'nog minder door een :bnfëil-
bare staatsaimaeht, waarin de betèekenis
van de scheppende""persoonlijkheid, van
het vormende gezin, van de hëiligende
kerk verloren gaat. De gronden, die krach
ten® de maatschappij het gezag bewerken,
zijn dezelfde gronden, die het gezag be
perken. Er" bestaat op aarde nu eenmaal
geen onbepaalde macht, het absolutisme
blijft een ideologie, die geen rekening met
de spontane werking van allerlei organen
houdt en dan ook, in plaats van de dingen
vruchtbaar te ordenen door het evenredig
opwegen van zooveel verschillende waar
den, vroeg of laat een ander absolutisme
als onverbiddeïyken tegenstander zal op
roepen. Wanneer een stand of partij voor
zich de dictatuur vordert, wordt het volk
aan den chaos van een blinden strijd op
leven en dood overgeleverd ofwel aan een
kunstmatig gereglementeerd ^ven, dat
met den dood gelijk staat. Alleen Gods
gezag is volstrekt en volmaakt, iedere
menschelijke macht is daarvan afgeleid.
Samenhangen kunnen de menschen al
leen, wanneer zij samen van den hemel
afhangen. Wel wordt die vrede in onze ge
brekkige wereld nooit zuiver bereikt,
maar een gezonde wrijving hoeft geen
scheiding op te leveren. Overspanning van
het gezag loopt onherroepelijk op onder
mijning van hét gezag uit, omdat de ge
hoorzaamheid daarbij ophoudt recht
vaardig te zijn. De droom van een alleen
heerschappij kan nooit lang duren. Eer
bied voor de vrijheid berust op een we-
derbzijdsche bétrekking tusschen de func
ties van het leiden en van hét dienen.
Deze verhouding wordt ons klaar bewust
door het inzicht, dat wij allen tegelyk
kind en vader, mindere en meerdere, nu
eens de eene, dan weer de andere taak in
het léven vervullen. Cok op geestelijk ge
bied geldt de les van Bacon: de mensch
béheerscht dé natuürj door eraan te ge
hoorzamen. Dez'e ervaring is historische
werkelijkheid en niet de bewering van
Sorel, dat mythe enkel met mythe zou te
keeren zijn. Mogén kinderen of barbaren
elkaar mét schimmen en schaduwen bang
maken, de redelijke mensch overwint ten
slotte door een kracht, die boven iedere
myhtos uitgaat en die eeuwig is gegrond
in den levenden logos.
In den namiddag sprak prof. mr. dr. Leo
olak over-: „het verzaken van het univer
salisme". Een kort inhoud van zijn betoog
móge hier volgen.
De verzaking van het universalisme.
Spreker zag als het essentieele ter ver
klaring van de geest des tyds, van natio
nalisme en fascisme, de verzaking van het
universalisme, dat misduid wordt tot een
zijdig „intellectualisme" en abstract leeg
„humanisme", die beide veeleer vormen
dier verzaking zij. Want het „universeele"
hier bedoeld is het algemeen-geldige, na
der algemeen-geldige waarheid en waar
de, zooals die. vanouds erkend zijn in de
waarheid (het theoretische of logische),
de zedelijkheid of gerechtigheid (het
ethische) en de schoonheid (het aestheti-
sche)?
Het onderscheidings- of ken-vermogen
voor deze geestelijke waarden heet de
„rede (ratio), wel te onderscheiden van
SeuMCelott
OER
Uit het Engelsch door H. A. C.S,
32)
Het geluid van de auto verbrak de stilte
van den avond. Janice had zich terugge
trokken in de schaduw van den wingerd.
„Zulke weinige oogenblikken", had zij ge
zegd, „zij alleen tellen mee, ze zijn zóó
kort. En al het andere is een vreeselijke
woestenij".
Adela stond op.
„Ik zeg jullie maar goedennacht", zei ze.
„Wij zullen, zooals Evelyn zegt, morgen
ochtend moeten jagen". Zij zuchtte. „Ik
hoop maar, dat niemand er iets van zegt,
dèt wy zoo'n haast maken met de be
grafenis. 't Lykt niet fatsoenlijk niet te
wachten maar morgen is het Zondag
misschien zullen ze denkenZij viel
zich zelf in de rede, en zei wat meer be-
heerscht: „Wilt u, alsjeblieft, met my mee
gaan, zuster Keate? Ik ben erg moe".
Ik ging natuurlijk met haar mee. Zy zag
er ontzettend moe uit. Ik was bezig met
haar rug te masseeren, toen iemand aan
de deur klopte. Toen Adela „binnen" riep,
kwam Florrie binnen.
„En, Florrie, wat is er?"
„Ik vind het naar, u te sloren, nvss
Adela", zei Florrie, „maar ik dacht, dat u
wel wat aspirine had. Ik heb weer die erge
hoofdpijn. En ik wil morgen niet ziek zijn.
Er zal veel te doen zijn".
„Ja, zeker, Florrie. Er moet wat in het
medicynkastje zijn, daar in de badkamer.
Kijk maar eens".
Maar er was er geen, bleek het, en Adela
stuurde Florrie naar Janice's kamer.
„Ik weet zeker, dat zij het heeft. Kijl:
maar in het medicijnkastje in haar kleed
kamer. Zij heeft het altijd by de 'hand
voor de hoofdpijn van mijnheer Dave".
Florrie ging weg. Misschien vijf minuten
later kwam zij terug. Zoodra ik haar oogen
zag, die een beetje schitterden, en dien
vreemden kwaadaardigen blik in haar ge
woonlijk onbewogen gezicht, kwam ik over
eind, en keek naar wat ze in haar hand
had. Het was een kleine witte vilten hoe.3.
Adela keek ook, en werd opeens, toen ik
haar aanzag, een oude vrouw.
„Ik dacht, dat ik u dit moest brengen",
zei Florrie, en haar stem klonk schel, het
was alsof ze, op een leelijke manier, triom
feerde. „Ik zag hem toevallig. Hij zat achter
de radiator in de kleedkamer van miss
Janice. Precies ónder het medicynkastje".
Ik heb Adela nooit zoo bewonderd al3
toen. Ze zei:
„Geef hem maar aan mij, Florrie. Zuster
Keate, hebt u niet wat aspirine voor haar?"
Ik had ze: een groote doos vol. Een kar
tonnen doos, waar ik de tabletten, voor
het gemak, in gestopt had, en waar ik een
etiket op geplakt had. Ze zat in myn in-
strumententasch, en ik haalde ze, en gat
Florrie de heele doos, en zei haar, niet te
veel ervan te nemen.
„Nu kun je-gaan, Florrie", zei Adela.
Haar blauwachtige lippen 'keken verstijfd,
en haar oogen als ijs. Het meisje ging; zij
zag er verschrikt uit.
Adela probeerde niet te veinzen tegen
over mij. Ik vermoedde, dat zij begreep, dat
het toch niet helpen zou. Ik keek naar het
kleine hoedje.
Het was het hoedje, dat Janice den vo-
rigen middag op gehad had, ik herkende
het dadelijk. En ik herinnerde my, angstig
duidelijk, dat zij het droeg, toen zij, alleen,
het huis binnengegaan was, niet meer dan
tien minuten voordat Bayard dood gevon
den was. En dat, toen zij, toen er alarm
gemaakt was, in de bibliotheek gekomen
was, waar wij allen waren, zij geen hoed
gedragen had.
Maar op den witten rand van dat kleine
hoedje zaten vier rood-bruine vlekken. Ik
heb te vaak opgedroogd bloed gezien, zoo
dat ik onmiddellijk herkende, wat het was.
Adela zei, en het kostte haar inspanning:
„Neemt u het, zuster..."
En op hetzelfde oogenblik werd er orj
de deur geklopt, en zonder dat er op ant
woord gewacht werd, ging de deur open.
Janice stond op den drempel.
Haar donkere oogen keken naar mij, toen
naar Adela, en bleven daarna op het hoedje
gericht.
Het was niet prettig te zien hoe haar
gezicht al het bekoorlijke verloor; te zien,
hoe het een stijf, strak wit masker werd.
waarachter een groote angst verborgen
was.
HOOFDSTUK X.
Vele malen, gedurende mijn verblijf in 't
huis der Thatchers, was ik verbaasd ovei
de gave der Thatchers om, uiterlijk, stilte
in acht te nemen. Uitwendig volkomen
stilte, op oogenblikken, wanneer een ge
woon mensch dol zóu zijn losgebarsten
Maar ik was nooit méér onder den indruk
van die vreemde eigenaardigheid, dan toen
Janice niet 'andèrs deed dan maar kijken
naar dat met bloed bevlekte hoedje, die
vreeselijke aanklacht tegen haar, en toen
zei:
„Wat doet u met mijn hped?" Haar stem
was volkomen beheerscht, en toen ontdekte
ik iets van haar macht om zichzelf te be-
heerschen. En haar gezicht was nog wit,
en alle leven was eruit verdwenen.
„Jouw... hoed", zei Adela, en het kostte
haar moeite. Het was niet bepaald een
vraag en ook niet een constateeren, het
was niet meer dan het uiten van enkele
woorden, op vragenden onderzoekenden
toon. Zij gaf, dacht ik, aan Janice een kans,
om haar hoedje te verloochenen.
Maar Janice zei: „Ja, zeker. Je weet, dat
't myn hoed is. Wat doe je er mee?"
„Hij werdgevonden", zei Adela. Zij
zag er vertrokken en vreeselijk oud uit. „Hij
werd gevonden en aan mij gebracht".
„Wie heeft hem gevonden?"
„Florrie".
„O", zei Janice. „O, Florrie. Florrie schijnt,
den laatsten tijd, veel belangstelling voor
mijn dingen te hebben. Nou, als je er klaar
mee bent, zal ik hem maar meenemen".
Zy liep vlug naar het bed, en raapte
hem op. Ik zag, hoe haar dunne vingers
den rand schenen te ontwijken; die rand,
die liet zien, dat vier vingers hem hadden
aangeraakt en zoo'n leelijken afdruk had
den achtergelaten. Om mijn verbazing vol
komen te maken: zij boog zich over Adela
heen, kuste haar vluchtig op haar wang,
zei: „ik hoop, dat je een goeden nacht 2ült
hebben, lieve. Maak je geen zorg over
morgen", en draaide zich om, Bij de deur
herinnerde zij zich mijn aanwezigheid, en
zei, over haar schouder heen: „Goeden
nacht, zuster Keate".
Zy zei het koeltjes, haar donkere oogen
waren ondoorgrondelijk, haar slanke figüur
hield ze rechtop, en in haar hand als een
prop den verraderlijken kleinen hoed.
Daarna deed ze de deur met een flinken
slag dicht achter haar, en Adela zuchtte.
„U ziet, zuster Keate, wy hebben het bij
het verkeerde eind. Wij waren ineens klaar
met een onjuiste en verschrikkelijke con
clusie. Of niet zoozeer een conclusie als wel
een zeer vreeseiyke verdenking. Er .^blijkt
alleen uit, hoe iemands zenuwen hem op
een dwaalspoor kunnen brengen. Wy zyn
beiden van streek door de schokkende om
standigheden van Bayard's dood. Hy werd
door een inbreker gedood dat weten wij.
En toch alleen maar het gezicht van
het gezicht vanZij. kon het woord
niet uitspreken en zei in plaats daarvan:
„Alleen maar de vlek op Janice's hoed gaf
ons beiden een schrik't Waren diepe
wateren, Adela. En zij realiseerde het. Want
zij slikte haar woorden in, en hoestte fijn
tjes, en zocht naar haar zakdoek, en vroeg
mij om wat water. En eindelijk zei ze:
„Dwaas van ons. Wanneer er zooveel
mogelijkheden zijn. Natuurlijk. Ik ken myn
familie. Ik weet, dat geen van hen in staat
is... dat Janice niet... dat zy niet zou
kunnen..." Zy bleef weer steken. Arme
Adela, zy kon haar gedachten niet onder
woorden brengen.
(Wordt vervolgd.i