WIE ZIJN ZIJ EN WAT WILLEN ZIJ? Voor de Huisvrouw. SeuMleton MET HUIS MYSTERIES ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 20 MAART 1937 Tsjiang kai Tsjek, de Chineesche Maarschalk. Het uiterste Oosten, waarmede wij in het bijzonder China en Japan en de om liggende Aziatische landen bedoelen, wekt bij ons Westerlingen de gedachte aan een mysterie. Maar de politiek van het verre Oosten is tegenwoordig onbarm hartige realiteit. Vroeger, aan het einde der 19de en het begin der 20ste eeuw, was de Oost-Aziatische politiek gegrondvest op den onderlingen naijver der Europee- sche mogendheden en Amerika, die elk voor zich een zoo groot mogelijk deel der concessies, die China bereid was te geven, trachtten te verkrijgen. Niet het minst de toegevendheid, tegenover de gehate vreemdelingen getoond, heeft geleid tot de revolutie die de Keizerlijke dynastie ver joeg en de Chineesche Republiek er voor in de plaats stelde. Na den oorlog is aan de vreemde overheersching op Chineesch grondgebied ten deele een einde gekomen. In plaats daarvan echter zijn getreden de twisten, die de verschillende deelen van het ontzaglijk groote Chineesche Rijk van elkander scheidden. Daar is altijd geweest een beteekenisvol verschil tusschen het Zuiden, waarin de eenvoudige landbouwer overheerschte, en het Noorden, met de hoofdsteden Peking en Tientsin, waarin de conservatieve macht der Mandarijnen en andere grootwaardigheidsbekleeders overheerschte. De revolutie, in 1912 on der leiding van Dr. Soen Jat Sen tot stand gebracht, heeft deze verschillen gestimu leerd, al zou eventueel Li Juan Hung, die door Soen Jat Sen werd aangewezen om als President der Republiek op te treden, bereid zijn geweest het monarchaal begin sel opnieuw ingang te doen vinden. En het is deze strijd tusschen de versch"lende deelen van China, die de staatslieden, maar vooral de Generaals en Maarschal ken van het Oosten heeft gescheiden. De achtereenvolgende regeeringen der Repu bliek, die te Nanking of Canton zetelden, volgden niet het minst daarom een onze kere politiek, wijl zij in elke der Chinee sche provinciën afhankelijk waren van de plaatselijke militaire leiders. Een ex-roo- verhóofdman als de Mandsjoerijsche Maarschalk Tsjang Tso Lin, de Christen- Generaal Feng, beheerschers van Midden- China als Wu en Soen Tsjwan Fang zijn in dezen binnenlandschen strijd bij afwis seling op den voorgrond gelaten. Zij heb ben allen hun tijd van voorspoed gehad, en zijn, toen het succes der wapenen hen verliet, vermoord, verdwenen of op den achtergrond getreden. Slechts één heeft zich onder en tegen hen staande gehou den: Maarschalk Tsjiang kai Tsjek, die Vooral in het laatste decennium steeds meer als de werkelijke leider van China op den voorgrond begint te treden. Tsjiang kai Tsjek werd geboren te Tsjiko, dicht bij Ningpo, in de provincie Tsjikiang. Zijn vader oefende het eer zame, doch eenvoudig beroep van wijn handelaar uit, en had gaarne gezien, dat zijn oudste zoon hem in dit beroep was opgevolgd. Nog daargelaten, dat hij jong kwam te overlijden, en zijn vrouw de moeilijke taak achterliet om voor het ge zin te zorgen, zou zijn wensch bij Tsjiang kai Tsjek geen gehoor hebben gevonden. Reeds in zijn jeugd, wanneer hij de leiding had bij jongens- en sportspelen, toonde zich het organisatorisch talent van Tsjiang kai Tsjek. Maar ook zijn lust voor de mi litaire loopbaan, die meer en meer in China in aanzien begon te komen. Tsjiang kai Tsjek bezocht daartoe de militaire school; in het begin der twintigste eeuw, enkele jaren nadat de laatste sporen van den Boksersopstand waren verdwenen, ging hij naar Japan om zijn militaire we tenschappelijke studies voort te zetten. Hij blonk er reeds dadelijk uit door zijn strategisch inzicht en zijn practische ken nis van het militaire leven. Maar het toeval wilde, dat Tsjiang kai Tsjek gedu rende zijn Japansch verblijf zijn eerste aanraking vond met revolutionnaire poli tici. Hun plannen lagen nog in de toe komst; de Tung Meng Hui, de voorlooper van de Kwomintang, hetgeen zooveel be- teekent als Nationale Partij, was nog maar een zwakke afspiegeling van het regee- ringskrachtig instrument, dat Soen Jat Sen later zou ontwikkelen. Tsjiang kai Tsjek heeft onlangs in de serie geschrif ten, door de Chineesche League of Nations Union in het licht gegeven, gewezen op den uiterst weldadigen invloed, dien zijn eenvoudige, doch plichtsgetrouwe moeder op zijn opvoeding heeft gehad. Niet alleen heeft zij hem mogelijk gemaakt zijn mili taire illusies te verwezenlijken, maar zij heeft hem ook gesteund in die voor den jongen man zoo begrijpelijk moeilijke jaren, dat zijn hart hem trok naar de nieuwe denkbeelden, en zijn gedachten toch nog verwijlden bij dat wat hij van de voorvaderen had geërfd en den Chinees gelijk den Japanner in zoo hooge mate heilig is. Het is mijn moeder geweest, zoo vertelt ons Tsjiang kai Tsjek, die mij ertoe bracht den beslissenden stap te doen, mij te verbinden aan de partij, en met haar mede te werken tot het doorvoeren van de revolutie. Toen de Republiek gegrond vest werd, was Tsjiang kai Tsjek een jon geman van 25 jaar. Met moeite had hij het zoover gebracht, dat hij zijn moeder het leven wat gemakkelijker kon maken. Hij verwachtte Van de vestiging der Repu bliek betere tijden, maar kwam bedrogen uit. Ten deele, doordat in China geen overeenstemming kon worden verkregen, ten deele omdat van buiten af invloeden de verwarring in de hand wenschten te werken, ten deele, omdat de groote oorlog tusschenbeide kwam, die schijnbaar China aan de overmacht van Japan overleverde. Tengevolge van den vrede, tengevolge van het feit, dat te Parijs en elders, onder den invloed van Wilson, Japan's eischen, voorzoover op Chineesch grondgebied ge richt, werden afgewezen, kon de nationale regeering van Soen Jat Sen zich steviger vestigen. Maar in dienzelfden tijd begon, en niet eens zoo heel langzaam en gelei delijk, de invloed van Sovjet Rusland in China door te dringen. Joffe, Karachin, maar voor alles, de bekwame en daardoor gevaarlijke Borodin legden in 1922 e. v. jaren den grondslag voor een nauwe samenwerking van de Kwomintang met het Russisch communisme, voor de com munistische gedachte in alle onderdeelen van het Chineesche leven. Toen nu te Shanghai zich het betreurenswaardig incident voordeed, waarbij de politie uit de Engelsche wijk enkele Chineesche stu denten doodschoot, ontstond een anti- Engelsche actie, die door uit Hongkong uitgewekenen ten zeerste werd versterkt. Zoodoende vond Borodin het veld vrij, te meer, omdat hij niet alleen propaganda voerde in het bijzonder onder studenten en arbeiders, maar tegelijk aan het leger der Kwomingtang nuttigen onderstand verleende. Zoodoende kon de Zuidelijke Regeering het wagen om op te rukken naar het Noorden, teneinde het ideaal der Chineesche eenheid nabij te brengen. Maar, terwijl de Chineesche roode legers succes boekten, kwam in de Kwomintang de afscheiding van Tsjiang kai Tsjek en de Russische adviseur Bordodin. En het pleit niet alleen voor de beginselvastheid van Tsjiang kai Tsjek, die het wezen der communistische hulp begon te doorzien, maar ook voor het gezag, dat hij zich reeds had veroverd, dat dank zij zijn aan dringen, de zetel der Nationalistische Regeering te Nanking werd gevestigd, waar men zich vrijer van de Russische communisten gevoelde dan te Hankong, waar Borodin en de zijnen, dank zij Tsjang kai Tsjek's invloed, zich slechts met moeite konden handhaven. En ondanks de incidenten met Europeanen, die te Nan king plaats hadden, wist Tsjiang kai Tsjek zijn regeering te vestigen op den zuiveren grondslag van de constitutie van 1912, Borodin en zijn communistische helpers te verwijderen, zoodat vanaf dat oogenblik zijn streven uitging naar het - mijden en terugdringen van eiken communistischen invloed. In zooverre is 1926 in het leven van Tsjiang kai Tsjek en van het jonge China een beteekenisvol jaar, omdat het hem toestond zich werkelijk aan het hoofd der nationale beweging te stellen. En al vernam men nu in het buitenland evenveel van andere Chineesche Gene raals als van Tsjiang kai Tsjek, dit neemt niet weg, dat zijn invloed gestadig wies. Hij klaagde de communisten in zijn mani fest aan het volk aan, en drukte hun in vloed terug tot slechts enkele provinciën. Tegelijkertijd echter verloor hij een deel van zijn populariteit door de wat al te krachtdadige wijze, waarop hij zijn anti communistisch beleid voerde en zelfs vroegere vrienden en medestanders niet ontzag. En ook de militaire successen, die hij behaalde waren niet, gelijk hij dit zelf wenschte. Zoo achtte hij in den zomer van 1926 het oogenblik gekomen om zich, zij het ook tijdelijk en meer voor den schijn, terug te trekken; gelijk zijn politieken tegenstander Wang Tsjing Wei liet hij het veld aan anderen en vertrok naar Japan om zijn militaire studiën weer op te nemen. Maar het Partijbestuur, dat hij had achtergelaten, kon niet veel uitrich ten. En toen nu Tsjiang kai Tsjek nog voor het nieuwe jaar terugkeerde en zijn positie versterkte door met de zuster van de weduwe van Soen Jat Sen in het hu welijk te treden, kon hij ernst maken met de voorbereiding van een nieuwe voltal lige zitting van de Kwomintang. Een com munistische staatsgreep te Canton bracht vertraging; het optreden van Tsjiang Tso Lin in het Noorden en in Mandsjoerije verhinderde zijn pogingen tot eenheid. Maar, nadat deze door een bomaanslag om het leven was gekomen, konden de gene raals der nationalistische regeering Pe king bezetten, dat zij in Peiping omdoop ten en kon Tsjiang kai Tsjek er met groote statie zijn intocht doen. Maar zijn poging om de generaals te bewegen hun provin ciale legers te ontbinden, of op te lossen in het eene nationale leger, stuitte op verzet. Zoo bleven de volgende jaren jaren van verwarring, en het groote Par tijcongres van 1929 deed duidelijk zien, dat linker- en rechter helft van de Kwo mintang als onverzoenlijke vijanden te genover elkander stonden. Toen de Chris ten-Generaal Feng zich schaarde aan de zijde van een der opstandige Generaals, werd deze zelfs uit de partij gezet. Het brak echter zijn macht niet, en Tsjiang kai Tsjek gaf blijk van grooten persoon lijken moed om naar Peking te reizen en daar persoonlijk overleg te plegen met zijn machtige tegenstanders, tevens zijn mededingers, die hem te midden hunner HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de meeste andere. troepen geheel in hun macht hadden. Hij slaagde niet in zijn opzet: vijandig bleef men tegenover elkander staan, doch men waagde het niet hem gewéld aan te doen. Teruggekeerd te Nanking, nam hij maatregelen om den burgeroorlog zoo spoedig mogelijk te beëindigen. De mili taire operaties, die Tsjiang kai Tsjek zoo lang mogelijk trachtte te verhinderen, leidden tot de nederlaag zoowel van Feng alj van Tsjang Fa Kwei, die militair lei der in Midden-China was. Maar de zoon van den vermoorden maarschalk van Mandsjoerije, Tsjang Sjoe Liang, ook wel de jonge maarschalk geheeten, schaarde zich, na langen tijd onbeslist te zijn ge weest in zijn houding, aan de zijde van Tsjiang kai Tsjek. En zoo verkreeg de Centrale Regeering in 1930 haar over wicht, en scheen het als zou Nanking staan aan het hoofd van een werkelijk vereenigd China. Mandsjoerije bleef echter, tenge volge van groote troependeelen, die men daar niet de baas kon, een zwak punt, te meer, omdat deze rooverbende de Japan- sche belangen niet ontzag. Dat Japan reden had zich te beklagen staat vast; dat Japan bij voorkeur niet zag, dat China zich verder zou consolideeren, staat even eens vast, en zoo is Japan, onder den drang zijner militaire leiders, ertoe over gegaan om in het najaar van 1931 door te tasten. Het heeft daarmede een nieuwe phase geopend in de Oost-Aziatische poli tiek, die Rusland aanleiding heeft gegeven om, niettegenstaande het uit China is teruggedrongen, zich te versterken, ten einde eventueel Japan weerstand te kun nen bieden. Het heeft ook aanleiding ge geven tot een zich nauwer aaneensluiten van verschillende deelen van China, die sedert dien Nanking en de daar gevestig de regeering als de wettige erkennen. Er is in de laatste jaren veel veranderd in China, al is de orde er nog ver te zoeken. Hoeveel er is veranderd, hebben de Ja panners een vorig jaar ondervonden, toen zij den eisch deden hooren van bezetting der Noordelijke provinciën en op een schijnbaar zachten, maar tegelijk onver- ze ttelij ken tegenstand van Tsjiang kai Tsjek stuitten. Waarmede deze bleek zijn krachten niet te hebben overschat, want sedert dien zijn wel onderhandelingen zonder tal gevoerd, en heeft Japan wel een toon aangeslagen, die meer dan eens dreigend klonk, maar daden hebben niet plaats gehad. En zoo heeft Tsjiang kai Tsjek kunnen voortwerken aan het hem voor oogen staande ideaal van een Ver eenigd China, aan hervorming van leger en burgerlijke organisatie. Hij heeft er daarbij, gelijk tevoren, voor gewaakt, dat het leger de politiek blijft controleeren; zich tegen elke politieke inmenging weten te beveiligen. Tsjiang kai Tsjek streeft niet naar een dictatuur van een Mussolini of Hitier, al volgt hij deze beiden in vele opzichten na. Maar hij gevoelt wel voor een sterken arm, en het geschenk dat men hem onlangs op zijn 50sten geboortedag als een nationaal geschenk aanbood, was dan ook een eskader vliegtuigen voor het door hem uitgeruste leger. Dat leger, hij heeft het ten deele zelf gevormd, en hij heeft er de medewerking voor genoten van den Duitschen generaal von Seckt, die onlangs is overleden. Tien tallen Duitsche adviseurs stonden hem daarbij ter zijde. Vanzelfsprekend is deze centraliseering van macht niet verkregen zonder aan de vrijheid van woord en ge dachte in China afbreuk te doen. En te vens kan het niet anders of armoede is het gevolg van de achterstelling van econo mische maatregelen bij de militaire. De Regeering te Nanking is afhankelijk van haar militaire leiders; de Kwomintang met haar vijf Raden, die, zoo het heet, de verschillende takken van bestuur beheer - schen, is meer een ornament dan een werkelijkheid. Elke mogelijkheid is aan de burgerlijke autoriteiten ontnomen om haar gezag te vestigen, en voorzoover deze mogelijkheid nog bestond, hebben bin- nenlandsdfie moeilijkheden of de bedrei gingen van Japan haar te niet gedaan. Er zijn er wel geweest, die steeds naar voren hebben gebracht, dat het beter was het communisme met brood en vleesch dan met de wapenen te bestrijden; bij Tsjiang kai Tsjek hebben zij geen gehoor gevon den, en zoo is laatstelijk de provincie Kiangsi ten onder gebracht met behulp van enkele honderdduizenden soldaten. Dat zoodoende de militaire uitgaven ge heel de begrooting beheerschen en druk ken, spreekt vanzelf, al staat daar weer tegenover, dat zich in China heeft vol trokken wat men in deskundige kringen wel eens noemt het wonder van de Chi neesche monetaire politiek, waarbij het van ouds vooraanstaande zilver is ver vangen. Wat er schijn is en wat er wezen is bij de Chineesche eenheid, die de wel vaart moet brengen, is noch voor den buitenstaander, noch voor den ingewijde gemakkelijk te zeggen. Wel echter staat vast, dat de koopkracht van de Chinee sche boerenbevolking steeds meer in ver val is geraakt. De plaatselijke generaals hieven belastingen voor tientallen jaren vooruit; Tsjiang kai Tsjek heeft ze ver dreven, maar het geld, dat ze de bevol king afpersten, hadden ze reeds verteerd of hebben ze medegenomen, en de regee ring te Nanking heeft nieuw geld noodig. Zoo is er in een gedocumenteerd artikel in The Manchester Guardian onlangs op gewezen, dat Tsjiang kai Tsjek niet blind kan zijn voor de noodzakelijkheid van maatregelen om de daling van de prijzen der landbouwproducten, waardoor de las ten der boeren nog zwaarder worden, te gen te gaan. Velen zijn gedwongen ge weest hun landerijen te verkoopen; de paehters nemen zoodoende in aantal toe, het land, waarvan grondbelasting der eigenaren kan worden geheven, neemt dus af, maar voor degenen, die eigenaren ge bleven zijn, nemen de lasten toe. De voortdurende verhooging van de belastin gen heeft sociale onrust tengevolge, die aan de agenten van het communisme, die nog steeds vanuit Canton werkzaam zijn, ten goede komt. Het communisme wordt dan bestreden door het leger, doch om dit te bekostigen, moeten weer nieuwe lasten worden geheven. Het is niet zoo heel moeilijk om critisch dezen vicieuzen cir kel te beschrijven dan wel om procedé's aan de hand te doen, die op andere wijze de Chineesche verwarring kunnen tot staan brengen. Van al degenen, die na Soen Jat Sen een rol hebben gespeeld in China, is Tsjiang kai Tsjek de eenige die erin ge slaagd is een bijkans onbeperkt vertrou wen zijner medeburgers te verkrijgen. De eenige ook, die voldoende de macht heeft kunnen centraliseeren om althans de hoop levendig te houden aan een nieuw op levend China. En hoe groot de beteekenis van Tsjiang Kai Sjek is, niet slechts voor China maar ook voor de buitenwereld, die in hem een der sleutelposities van de Oost-Aziatische gebeurtenissen ziet, is wel uitgekomen, toen onlangs de jonge maarschalk, vermoedelijk in een aanval van persoonlijke boosheid, zich van Tsjiang kai Tsjek's persoon tijdelijk mees ter maakte. Zoowel zijn koelbloedigheid als de persoonlijke moed van zijn vrouw hebben hem, gelijk jaren geleden te Pe king, gered. Ze hebben meer gedaan dan dat: zijn aanzien verhoogd; zijn positie versterkt. Als wij tevoren in het Westen belangstelling hadden voor een Chineesche figuur, was het, omdat hij tot ons kwam gelijk Li Hung Tsjang, maar voor Tsjiang kai Tsjek hebben wij belangstelling, om dat wij voor China's toekomst van hem iets verwachten! We praatten over kleine kleuters, over die héél kleintjes: de wagenkindertjes, en dat het in ons land zoo'n gevaarlijk klimaat was voor dit jonge broed: het eene oogenblik zacht en luw als in de lente, het volgende met 'n ijskouden, alles doordrin genden wind! Dan moet je maar kleertjes hebben, die daarbij passen; niet te broeie rig en toch voldoende afsluitend en be schermend tegen dien wind.„Och", zei mijn nichtje „ik brei altijd maar jasjes en man teltjes voor vriendinnen en mezelf, want niet is zoo warm en sterk als het zelf ge breide goed!" „Ja, maar manteltjes zijn moeilijk te maken; dat is lang niet ieders werk!" „Het valt erg mee, hoor! Zal ik je eenis een leuk patroon voor een kinder wagenmanteltje geven, heelemaal in recht breiwerk gemaakt?" Dat aanbod nam ik wat graag aan! Ik schrijf het nu hier even voor u over: „U moet één paar breinaal den no. 4 en één paar no. 2M hebben; verder 4-draadswol er een beetje bunny- DER Uit het Engelsch door H A. C.S.' „Ja", zei ze peinzend. „Ik vermoed, dat Bayard den brief in uw tasch verborg. H« zal gemeend hebben, dat hij zou worden gevonden. Hij wist, natuurlijk, dat Allen en ik al ons best zouden doen om hem terug te vinden. Hij moet bang geweest zijn, dat Allen zijn boel zou nazoeken, toen hij ziek was". „Kind", zei ik, vriendelijk. „Waarom schoot Dave op Bayard?" Zij deinsde terug, tegen het venster. „Schoot op Bayard? Dus u weet het?" „Ja. En dat de kogel Bayard's schouder wondde, en dat Adela het hoorde en net bijtijds kwam, om Dave tegen te houden, dat hij weer schoot. De kleur kwam langzaam in haar lippen terug. „Ik weet het niet", zei ze kalm. „Ik weet het niet zeker. Maar het had niets met mijn brief te maken; daar ben ik zeker van. Dave zou het mij gezegd hebben; zou mij rekenschap gevraagd hebben. Dave is vree- selijk gedrukt, sinds Bayard's dood en was het daarvóór ook al. Hij is heelemaal zichzelf niet meer, hij is ziek". „Janice". Het was Evelyn, die in de deur stond. „O, dus hier ben je? Emmeli"e heeft koffie voor ons gezet. Je moet nu beneden komen en wat drinken, en dan probeeren te rusten. Wy krijgen vandaag zooveel le doen. Zuster Keate, ik zal voor u wat kof fie boven laten brengen". „Nee", zei ik haastig. „Kan ik een glas warme melk krijgen? Ik wil geen koffie". Ik rilde, toen ik naar Florrie's bleeke ge zicht op het kussen keek naar haar open mond. „Natuurlijk", zei Evelyn, die zalig-prac- tisch was. „Kom Janice. Je ziet er ver schrikkelijk moe uit". Bij de deur aarzelde Janice, en toen Eve lyn vóór haar uitliep, de gang op, kwam ze terug, kwam even naast mij staan, en zei: „Dank u", zachtjes, en toen was ze weg. Ik wist, dat ze mij niet bedankte, omdat ik de kwestie van den brief verborgen had gehouden. Maar nauwelijks was het geluid van haar lichten voetstap weggestorven, of ik zat opnieuw midden in een warboel van tegen strijdige gevoelens en verlangens. Waarom had ik haar niet gevraagd naar al die din gen, die zóó leelijk tegen haar getuigden! Waarom had ik haar tenminste niet ge vraagd naar dien hoed met vloedvlekken? Florrie bewoog zich, en ik ging naar haar toe, om haar pols te voelen. Terwijl ik den polsslag zocht, bedacht ik, dat ik tenslotte niet meer had kunnen doen dan ik gedaan had. Het is buitengewoon moeilijk het is werkelijk heelemaal onmogelijk naar een jonge vrouw toe te gaan en tegen haar te zeggen: „Mijn beste mevrouw, dat is al lemaal best, maar vermoordde u den man?" Neen, dat kon ik niet gedaan hebben. Maar ik werd bijna ziek, wanneer ik dacht aan de bewijzen, die zich tegen haar op hoopten. En dan was er ook de onverklaarbare kwestie van de veronal-tabletten. Het doos je stond nog op tafel; en ik keek er aan dachtig naar. De heele geschiedenis leek 'n onoplosbaar iets. Het was niet aan te ne men dat Florrie het slachtoffer was van een werkelijken opzettelijken moordaanslag; zooals Hilary gezegd had: niemand kon •vooruit geweten hebben, dat zij hoofdpijn zou hebben, aspirine noodig had, en het nergens anders in huis zou kunnen vinden, en daarom bij mij komen. Ik geloof dat ik, van het begin af, het gevoel had, dat de veronal in dat doosje gedaan was met een geheel ander doel wat dat was, kon ik niet gissen en dat het slechts een onge lukkig en bijna fataal toeval was, dat Flor rie het nam en bijna gestorven was. Het geen van beteekenis was, was het feit, dat de veronal in huis gebracht was door iemand, en dan die vreemde kwestie van de, verwisseling. Ik weet nu, dat dit mij den sleutel zou gegeven hebben van het geheele raadsel, en ik heb het gevoel, dat het dit tot op zekere hoogte deed. Maar tenslotte iets constateeren is altijd gemakkelijker dan het vooruit te zien. Veronal, dat kan ik erbij voegen, is, zoo als een verpleegster het bekijkt, niet een bepaald gevaarlijk narcotisch middel. Het kan, natuurlijk, in overdadige hoeveelheid genomen worden, en dan is het doodelijk. Het is een slaapmiddel, dat meestal voor slapeloosheid gebruikt wordt. Het is waar, dat nu en dan een stakkerd verslaafd raakt aan het middel, de gewoonte krijgt het te gebruiken, er hevig en vreeselijk aan ver slaafd raakt, maar zelfs daar kan men doorheen komen, en er van genezen. In vele landen is de verkoop van veronal ver boden, behalve op dokters-voorschrift, en daar dit het geval is in ons land, werd de zaak ingewikkeld. Iemand in huis kon blijkbaar in het bezit komen van groote hoeveelheden van dat middel. Het is onnoodig te zeggen, dat ik de kwestie van alle kanten bekeek, en dat ik 's middags, ik durf zeggen, honderd ver klaringen had, waarvan geen enkele mij voldeed. Het was, dien Zondag, een lange, rustige dag; het welluidende langzame klokgelui drong voortdurend duidelijk tot mij door C. is geen groote stad, maar heeft vijf kerken. De Zondag is, naar ik gemerkt heb, een geliefkoosde dag voor begrafenissen, wat zijn oorzaak vindt in het feit, dat boe ren en winkeliers vrij hebben en dus niets anders te doen hebben, zoodat wat afwis seling welkom is. Dat dus Bayard op dien dag begraven werd, werd beschouwd als iets, dat zoo hoorde, en leek in het minst niet onbetamelijk of verdacht-haastig. Het grootste deel van den dag bracht ik in het kleine kamertje door, met Florrie. Het open venster liet de zachte zomerlucht naar binnen'en het zonlicht en het geluid van de kerkklokken; en het meisje kwam langzaam bij. Ik zag weinig van de begrafe nis en was er niet rouwig om. Slechts een paar gedempte geluiden van menschen, die kwamen, en de doordringende geur van bloemen, en het gemompel van een paar hymnen drongen daar, op de derde verdie ping, tot ons door. En toen ik omstreeks elf uur naar be neden sloop, ontdekte ik, dat zij al van het kerkhof terug waren, en wat alleen nog herinnerde aan hetgeen plaats gevonden had, waren de vele stoelen in het portaal, die er op wachtten, dat ze weggehaald wer den, de doordringende, hinderlijke geur van bloemen, en de hoop kaartjes, die aan de bloemen bevestigd waren geweest, waaraan de witte linten nog vast zaten, op Adela's schrijftafel. Janice en Evelyn waren bezig meubelen, die van hun plaats gehaald wa ren, in de ruime salons, weer op hun plaats te brengen, en Adela was met Emmeline aan het overleggen in het boudoir. Het amuseerde mij, op te merken, hoe veel gave al de vrouwelijke Thatchers hadden, om een huis te besturen. Zij sche nen sommige dingen instinctmatig te doen, en de machinerie liep zacht en onopvallend. Er was altijd royale overvloed, maar nooit verkwisting en verspilling. Bij slot van rekening is er een zekere waardigheid in spaarzaamheid en in het zorg hebben voor de dingen, iets wat wij te weinig zien, en er is een buitengewoon-prettige waardig- hield in een huis, dat verzorgd is. Er was zelfs, merkte ik, een bepaalde traditie: verschillende malen hoorde ik iets over „Evelyn's cake", of „Adela's kwee gelei", en het scheen, dat alleen Adela kant of tafellinnen kon stoppen, en dat Janice bloemen kon laten groeien. „Rozen", heb ik Adela hooren zeggen, op haar minzame zelfbewuste manier, „groeien voor je óf ze groeien. Maar voor Janice groeien ze al tijd. Zij heeft een magischen invloed op bloemen". Allerlei bekoorlijke dingen, waarvan men tegenwoordig weinig vindt; toch zijn ze lief en edel. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 9