WIE ZIJN ZIJ EN WAT WILLEN ZIJ?
Voor de Huisvrouw.
SeuMleton
MET HUIS
MYSTERIES
ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 20 MAART 1937
Tsjiang kai Tsjek, de Chineesche Maarschalk.
Het uiterste Oosten, waarmede wij in
het bijzonder China en Japan en de om
liggende Aziatische landen bedoelen,
wekt bij ons Westerlingen de gedachte
aan een mysterie. Maar de politiek van
het verre Oosten is tegenwoordig onbarm
hartige realiteit. Vroeger, aan het einde
der 19de en het begin der 20ste eeuw, was
de Oost-Aziatische politiek gegrondvest
op den onderlingen naijver der Europee-
sche mogendheden en Amerika, die elk
voor zich een zoo groot mogelijk deel der
concessies, die China bereid was te geven,
trachtten te verkrijgen. Niet het minst de
toegevendheid, tegenover de gehate
vreemdelingen getoond, heeft geleid tot de
revolutie die de Keizerlijke dynastie ver
joeg en de Chineesche Republiek er voor
in de plaats stelde. Na den oorlog is aan
de vreemde overheersching op Chineesch
grondgebied ten deele een einde gekomen.
In plaats daarvan echter zijn getreden de
twisten, die de verschillende deelen van
het ontzaglijk groote Chineesche Rijk van
elkander scheidden. Daar is altijd geweest
een beteekenisvol verschil tusschen het
Zuiden, waarin de eenvoudige landbouwer
overheerschte, en het Noorden, met de
hoofdsteden Peking en Tientsin, waarin
de conservatieve macht der Mandarijnen
en andere grootwaardigheidsbekleeders
overheerschte. De revolutie, in 1912 on
der leiding van Dr. Soen Jat Sen tot stand
gebracht, heeft deze verschillen gestimu
leerd, al zou eventueel Li Juan Hung, die
door Soen Jat Sen werd aangewezen om
als President der Republiek op te treden,
bereid zijn geweest het monarchaal begin
sel opnieuw ingang te doen vinden. En het
is deze strijd tusschen de versch"lende
deelen van China, die de staatslieden,
maar vooral de Generaals en Maarschal
ken van het Oosten heeft gescheiden. De
achtereenvolgende regeeringen der Repu
bliek, die te Nanking of Canton zetelden,
volgden niet het minst daarom een onze
kere politiek, wijl zij in elke der Chinee
sche provinciën afhankelijk waren van de
plaatselijke militaire leiders. Een ex-roo-
verhóofdman als de Mandsjoerijsche
Maarschalk Tsjang Tso Lin, de Christen-
Generaal Feng, beheerschers van Midden-
China als Wu en Soen Tsjwan Fang zijn
in dezen binnenlandschen strijd bij afwis
seling op den voorgrond gelaten. Zij heb
ben allen hun tijd van voorspoed gehad,
en zijn, toen het succes der wapenen hen
verliet, vermoord, verdwenen of op den
achtergrond getreden. Slechts één heeft
zich onder en tegen hen staande gehou
den: Maarschalk Tsjiang kai Tsjek, die
Vooral in het laatste decennium steeds
meer als de werkelijke leider van China
op den voorgrond begint te treden.
Tsjiang kai Tsjek werd geboren te
Tsjiko, dicht bij Ningpo, in de provincie
Tsjikiang. Zijn vader oefende het eer
zame, doch eenvoudig beroep van wijn
handelaar uit, en had gaarne gezien, dat
zijn oudste zoon hem in dit beroep was
opgevolgd. Nog daargelaten, dat hij jong
kwam te overlijden, en zijn vrouw de
moeilijke taak achterliet om voor het ge
zin te zorgen, zou zijn wensch bij Tsjiang
kai Tsjek geen gehoor hebben gevonden.
Reeds in zijn jeugd, wanneer hij de leiding
had bij jongens- en sportspelen, toonde
zich het organisatorisch talent van Tsjiang
kai Tsjek. Maar ook zijn lust voor de mi
litaire loopbaan, die meer en meer in
China in aanzien begon te komen. Tsjiang
kai Tsjek bezocht daartoe de militaire
school; in het begin der twintigste eeuw,
enkele jaren nadat de laatste sporen van
den Boksersopstand waren verdwenen,
ging hij naar Japan om zijn militaire we
tenschappelijke studies voort te zetten.
Hij blonk er reeds dadelijk uit door zijn
strategisch inzicht en zijn practische ken
nis van het militaire leven. Maar het
toeval wilde, dat Tsjiang kai Tsjek gedu
rende zijn Japansch verblijf zijn eerste
aanraking vond met revolutionnaire poli
tici. Hun plannen lagen nog in de toe
komst; de Tung Meng Hui, de voorlooper
van de Kwomintang, hetgeen zooveel be-
teekent als Nationale Partij, was nog maar
een zwakke afspiegeling van het regee-
ringskrachtig instrument, dat Soen Jat
Sen later zou ontwikkelen. Tsjiang kai
Tsjek heeft onlangs in de serie geschrif
ten, door de Chineesche League of Nations
Union in het licht gegeven, gewezen op
den uiterst weldadigen invloed, dien zijn
eenvoudige, doch plichtsgetrouwe moeder
op zijn opvoeding heeft gehad. Niet alleen
heeft zij hem mogelijk gemaakt zijn mili
taire illusies te verwezenlijken, maar zij
heeft hem ook gesteund in die voor den
jongen man zoo begrijpelijk moeilijke
jaren, dat zijn hart hem trok naar de
nieuwe denkbeelden, en zijn gedachten
toch nog verwijlden bij dat wat hij van de
voorvaderen had geërfd en den Chinees
gelijk den Japanner in zoo hooge mate
heilig is. Het is mijn moeder geweest, zoo
vertelt ons Tsjiang kai Tsjek, die mij ertoe
bracht den beslissenden stap te doen, mij
te verbinden aan de partij, en met haar
mede te werken tot het doorvoeren van
de revolutie. Toen de Republiek gegrond
vest werd, was Tsjiang kai Tsjek een jon
geman van 25 jaar. Met moeite had hij het
zoover gebracht, dat hij zijn moeder het
leven wat gemakkelijker kon maken. Hij
verwachtte Van de vestiging der Repu
bliek betere tijden, maar kwam bedrogen
uit. Ten deele, doordat in China geen
overeenstemming kon worden verkregen,
ten deele omdat van buiten af invloeden
de verwarring in de hand wenschten te
werken, ten deele, omdat de groote oorlog
tusschenbeide kwam, die schijnbaar China
aan de overmacht van Japan overleverde.
Tengevolge van den vrede, tengevolge
van het feit, dat te Parijs en elders, onder
den invloed van Wilson, Japan's eischen,
voorzoover op Chineesch grondgebied ge
richt, werden afgewezen, kon de nationale
regeering van Soen Jat Sen zich steviger
vestigen. Maar in dienzelfden tijd begon,
en niet eens zoo heel langzaam en gelei
delijk, de invloed van Sovjet Rusland in
China door te dringen. Joffe, Karachin,
maar voor alles, de bekwame en daardoor
gevaarlijke Borodin legden in 1922 e. v.
jaren den grondslag voor een nauwe
samenwerking van de Kwomintang met
het Russisch communisme, voor de com
munistische gedachte in alle onderdeelen
van het Chineesche leven. Toen nu te
Shanghai zich het betreurenswaardig
incident voordeed, waarbij de politie uit
de Engelsche wijk enkele Chineesche stu
denten doodschoot, ontstond een anti-
Engelsche actie, die door uit Hongkong
uitgewekenen ten zeerste werd versterkt.
Zoodoende vond Borodin het veld vrij,
te meer, omdat hij niet alleen propaganda
voerde in het bijzonder onder studenten
en arbeiders, maar tegelijk aan het leger
der Kwomingtang nuttigen onderstand
verleende. Zoodoende kon de Zuidelijke
Regeering het wagen om op te rukken
naar het Noorden, teneinde het ideaal der
Chineesche eenheid nabij te brengen.
Maar, terwijl de Chineesche roode legers
succes boekten, kwam in de Kwomintang
de afscheiding van Tsjiang kai Tsjek en
de Russische adviseur Bordodin. En het
pleit niet alleen voor de beginselvastheid
van Tsjiang kai Tsjek, die het wezen der
communistische hulp begon te doorzien,
maar ook voor het gezag, dat hij zich
reeds had veroverd, dat dank zij zijn aan
dringen, de zetel der Nationalistische
Regeering te Nanking werd gevestigd,
waar men zich vrijer van de Russische
communisten gevoelde dan te Hankong,
waar Borodin en de zijnen, dank zij Tsjang
kai Tsjek's invloed, zich slechts met
moeite konden handhaven. En ondanks de
incidenten met Europeanen, die te Nan
king plaats hadden, wist Tsjiang kai Tsjek
zijn regeering te vestigen op den zuiveren
grondslag van de constitutie van 1912,
Borodin en zijn communistische helpers te
verwijderen, zoodat vanaf dat oogenblik
zijn streven uitging naar het - mijden en
terugdringen van eiken communistischen
invloed. In zooverre is 1926 in het leven
van Tsjiang kai Tsjek en van het jonge
China een beteekenisvol jaar, omdat het
hem toestond zich werkelijk aan het
hoofd der nationale beweging te stellen.
En al vernam men nu in het buitenland
evenveel van andere Chineesche Gene
raals als van Tsjiang kai Tsjek, dit neemt
niet weg, dat zijn invloed gestadig wies.
Hij klaagde de communisten in zijn mani
fest aan het volk aan, en drukte hun in
vloed terug tot slechts enkele provinciën.
Tegelijkertijd echter verloor hij een deel
van zijn populariteit door de wat al te
krachtdadige wijze, waarop hij zijn anti
communistisch beleid voerde en zelfs
vroegere vrienden en medestanders niet
ontzag. En ook de militaire successen, die
hij behaalde waren niet, gelijk hij dit zelf
wenschte. Zoo achtte hij in den zomer van
1926 het oogenblik gekomen om zich, zij
het ook tijdelijk en meer voor den schijn,
terug te trekken; gelijk zijn politieken
tegenstander Wang Tsjing Wei liet hij het
veld aan anderen en vertrok naar Japan
om zijn militaire studiën weer op te
nemen. Maar het Partijbestuur, dat hij
had achtergelaten, kon niet veel uitrich
ten. En toen nu Tsjiang kai Tsjek nog
voor het nieuwe jaar terugkeerde en zijn
positie versterkte door met de zuster van
de weduwe van Soen Jat Sen in het hu
welijk te treden, kon hij ernst maken met
de voorbereiding van een nieuwe voltal
lige zitting van de Kwomintang. Een com
munistische staatsgreep te Canton bracht
vertraging; het optreden van Tsjiang Tso
Lin in het Noorden en in Mandsjoerije
verhinderde zijn pogingen tot eenheid.
Maar, nadat deze door een bomaanslag om
het leven was gekomen, konden de gene
raals der nationalistische regeering Pe
king bezetten, dat zij in Peiping omdoop
ten en kon Tsjiang kai Tsjek er met groote
statie zijn intocht doen. Maar zijn poging
om de generaals te bewegen hun provin
ciale legers te ontbinden, of op te lossen
in het eene nationale leger, stuitte op
verzet. Zoo bleven de volgende jaren
jaren van verwarring, en het groote Par
tijcongres van 1929 deed duidelijk zien,
dat linker- en rechter helft van de Kwo
mintang als onverzoenlijke vijanden te
genover elkander stonden. Toen de Chris
ten-Generaal Feng zich schaarde aan de
zijde van een der opstandige Generaals,
werd deze zelfs uit de partij gezet. Het
brak echter zijn macht niet, en Tsjiang
kai Tsjek gaf blijk van grooten persoon
lijken moed om naar Peking te reizen en
daar persoonlijk overleg te plegen met
zijn machtige tegenstanders, tevens zijn
mededingers, die hem te midden hunner
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de meeste andere.
troepen geheel in hun macht hadden. Hij
slaagde niet in zijn opzet: vijandig bleef
men tegenover elkander staan, doch men
waagde het niet hem gewéld aan te doen.
Teruggekeerd te Nanking, nam hij
maatregelen om den burgeroorlog zoo
spoedig mogelijk te beëindigen. De mili
taire operaties, die Tsjiang kai Tsjek zoo
lang mogelijk trachtte te verhinderen,
leidden tot de nederlaag zoowel van Feng
alj van Tsjang Fa Kwei, die militair lei
der in Midden-China was. Maar de zoon
van den vermoorden maarschalk van
Mandsjoerije, Tsjang Sjoe Liang, ook wel
de jonge maarschalk geheeten, schaarde
zich, na langen tijd onbeslist te zijn ge
weest in zijn houding, aan de zijde van
Tsjiang kai Tsjek. En zoo verkreeg de
Centrale Regeering in 1930 haar over
wicht, en scheen het als zou Nanking staan
aan het hoofd van een werkelijk vereenigd
China. Mandsjoerije bleef echter, tenge
volge van groote troependeelen, die men
daar niet de baas kon, een zwak punt, te
meer, omdat deze rooverbende de Japan-
sche belangen niet ontzag. Dat Japan
reden had zich te beklagen staat vast; dat
Japan bij voorkeur niet zag, dat China
zich verder zou consolideeren, staat even
eens vast, en zoo is Japan, onder den
drang zijner militaire leiders, ertoe over
gegaan om in het najaar van 1931 door te
tasten. Het heeft daarmede een nieuwe
phase geopend in de Oost-Aziatische poli
tiek, die Rusland aanleiding heeft gegeven
om, niettegenstaande het uit China is
teruggedrongen, zich te versterken, ten
einde eventueel Japan weerstand te kun
nen bieden. Het heeft ook aanleiding ge
geven tot een zich nauwer aaneensluiten
van verschillende deelen van China, die
sedert dien Nanking en de daar gevestig
de regeering als de wettige erkennen. Er
is in de laatste jaren veel veranderd in
China, al is de orde er nog ver te zoeken.
Hoeveel er is veranderd, hebben de Ja
panners een vorig jaar ondervonden, toen
zij den eisch deden hooren van bezetting
der Noordelijke provinciën en op een
schijnbaar zachten, maar tegelijk onver-
ze ttelij ken tegenstand van Tsjiang kai
Tsjek stuitten. Waarmede deze bleek zijn
krachten niet te hebben overschat, want
sedert dien zijn wel onderhandelingen
zonder tal gevoerd, en heeft Japan wel
een toon aangeslagen, die meer dan eens
dreigend klonk, maar daden hebben niet
plaats gehad. En zoo heeft Tsjiang kai
Tsjek kunnen voortwerken aan het hem
voor oogen staande ideaal van een Ver
eenigd China, aan hervorming van leger
en burgerlijke organisatie. Hij heeft er
daarbij, gelijk tevoren, voor gewaakt, dat
het leger de politiek blijft controleeren;
zich tegen elke politieke inmenging weten
te beveiligen. Tsjiang kai Tsjek streeft
niet naar een dictatuur van een Mussolini
of Hitier, al volgt hij deze beiden in vele
opzichten na. Maar hij gevoelt wel voor
een sterken arm, en het geschenk dat men
hem onlangs op zijn 50sten geboortedag
als een nationaal geschenk aanbood, was
dan ook een eskader vliegtuigen voor het
door hem uitgeruste leger.
Dat leger, hij heeft het ten deele zelf
gevormd, en hij heeft er de medewerking
voor genoten van den Duitschen generaal
von Seckt, die onlangs is overleden. Tien
tallen Duitsche adviseurs stonden hem
daarbij ter zijde. Vanzelfsprekend is deze
centraliseering van macht niet verkregen
zonder aan de vrijheid van woord en ge
dachte in China afbreuk te doen. En te
vens kan het niet anders of armoede is het
gevolg van de achterstelling van econo
mische maatregelen bij de militaire. De
Regeering te Nanking is afhankelijk van
haar militaire leiders; de Kwomintang
met haar vijf Raden, die, zoo het heet, de
verschillende takken van bestuur beheer -
schen, is meer een ornament dan een
werkelijkheid. Elke mogelijkheid is aan
de burgerlijke autoriteiten ontnomen om
haar gezag te vestigen, en voorzoover deze
mogelijkheid nog bestond, hebben bin-
nenlandsdfie moeilijkheden of de bedrei
gingen van Japan haar te niet gedaan. Er
zijn er wel geweest, die steeds naar voren
hebben gebracht, dat het beter was het
communisme met brood en vleesch dan
met de wapenen te bestrijden; bij Tsjiang
kai Tsjek hebben zij geen gehoor gevon
den, en zoo is laatstelijk de provincie
Kiangsi ten onder gebracht met behulp
van enkele honderdduizenden soldaten.
Dat zoodoende de militaire uitgaven ge
heel de begrooting beheerschen en druk
ken, spreekt vanzelf, al staat daar weer
tegenover, dat zich in China heeft vol
trokken wat men in deskundige kringen
wel eens noemt het wonder van de Chi
neesche monetaire politiek, waarbij het
van ouds vooraanstaande zilver is ver
vangen. Wat er schijn is en wat er wezen
is bij de Chineesche eenheid, die de wel
vaart moet brengen, is noch voor den
buitenstaander, noch voor den ingewijde
gemakkelijk te zeggen. Wel echter staat
vast, dat de koopkracht van de Chinee
sche boerenbevolking steeds meer in ver
val is geraakt. De plaatselijke generaals
hieven belastingen voor tientallen jaren
vooruit; Tsjiang kai Tsjek heeft ze ver
dreven, maar het geld, dat ze de bevol
king afpersten, hadden ze reeds verteerd
of hebben ze medegenomen, en de regee
ring te Nanking heeft nieuw geld noodig.
Zoo is er in een gedocumenteerd artikel
in The Manchester Guardian onlangs op
gewezen, dat Tsjiang kai Tsjek niet blind
kan zijn voor de noodzakelijkheid van
maatregelen om de daling van de prijzen
der landbouwproducten, waardoor de las
ten der boeren nog zwaarder worden, te
gen te gaan. Velen zijn gedwongen ge
weest hun landerijen te verkoopen; de
paehters nemen zoodoende in aantal toe,
het land, waarvan grondbelasting der
eigenaren kan worden geheven, neemt dus
af, maar voor degenen, die eigenaren ge
bleven zijn, nemen de lasten toe. De
voortdurende verhooging van de belastin
gen heeft sociale onrust tengevolge, die
aan de agenten van het communisme, die
nog steeds vanuit Canton werkzaam zijn,
ten goede komt. Het communisme wordt
dan bestreden door het leger, doch om dit
te bekostigen, moeten weer nieuwe lasten
worden geheven. Het is niet zoo heel
moeilijk om critisch dezen vicieuzen cir
kel te beschrijven dan wel om procedé's
aan de hand te doen, die op andere wijze
de Chineesche verwarring kunnen tot
staan brengen.
Van al degenen, die na Soen Jat Sen
een rol hebben gespeeld in China, is
Tsjiang kai Tsjek de eenige die erin ge
slaagd is een bijkans onbeperkt vertrou
wen zijner medeburgers te verkrijgen. De
eenige ook, die voldoende de macht heeft
kunnen centraliseeren om althans de hoop
levendig te houden aan een nieuw op
levend China. En hoe groot de beteekenis
van Tsjiang Kai Sjek is, niet slechts voor
China maar ook voor de buitenwereld, die
in hem een der sleutelposities van de
Oost-Aziatische gebeurtenissen ziet, is
wel uitgekomen, toen onlangs de jonge
maarschalk, vermoedelijk in een aanval
van persoonlijke boosheid, zich van
Tsjiang kai Tsjek's persoon tijdelijk mees
ter maakte. Zoowel zijn koelbloedigheid
als de persoonlijke moed van zijn vrouw
hebben hem, gelijk jaren geleden te Pe
king, gered. Ze hebben meer gedaan dan
dat: zijn aanzien verhoogd; zijn positie
versterkt. Als wij tevoren in het Westen
belangstelling hadden voor een Chineesche
figuur, was het, omdat hij tot ons kwam
gelijk Li Hung Tsjang, maar voor Tsjiang
kai Tsjek hebben wij belangstelling, om
dat wij voor China's toekomst van hem
iets verwachten!
We praatten over kleine kleuters, over
die héél kleintjes: de wagenkindertjes,
en dat het in ons land zoo'n gevaarlijk
klimaat was voor dit jonge broed: het eene
oogenblik zacht en luw als in de lente, het
volgende met 'n ijskouden, alles doordrin
genden wind! Dan moet je maar kleertjes
hebben, die daarbij passen; niet te broeie
rig en toch voldoende afsluitend en be
schermend tegen dien wind.„Och", zei mijn
nichtje „ik brei altijd maar jasjes en man
teltjes voor vriendinnen en mezelf, want
niet is zoo warm en sterk als het zelf ge
breide goed!" „Ja, maar manteltjes zijn
moeilijk te maken; dat is lang niet ieders
werk!" „Het valt erg mee, hoor! Zal ik je
eenis een leuk patroon voor een kinder
wagenmanteltje geven, heelemaal in recht
breiwerk gemaakt?" Dat aanbod nam ik
wat graag aan! Ik schrijf het nu hier even
voor u over: „U moet één paar breinaal
den no. 4 en één paar no. 2M hebben;
verder 4-draadswol er een beetje bunny-
DER
Uit het Engelsch door H A. C.S.'
„Ja", zei ze peinzend. „Ik vermoed, dat
Bayard den brief in uw tasch verborg. H«
zal gemeend hebben, dat hij zou worden
gevonden. Hij wist, natuurlijk, dat Allen en
ik al ons best zouden doen om hem terug
te vinden. Hij moet bang geweest zijn, dat
Allen zijn boel zou nazoeken, toen hij ziek
was".
„Kind", zei ik, vriendelijk. „Waarom
schoot Dave op Bayard?"
Zij deinsde terug, tegen het venster.
„Schoot op Bayard? Dus u weet het?"
„Ja. En dat de kogel Bayard's schouder
wondde, en dat Adela het hoorde en net
bijtijds kwam, om Dave tegen te houden,
dat hij weer schoot.
De kleur kwam langzaam in haar lippen
terug.
„Ik weet het niet", zei ze kalm. „Ik weet
het niet zeker. Maar het had niets met mijn
brief te maken; daar ben ik zeker van.
Dave zou het mij gezegd hebben; zou mij
rekenschap gevraagd hebben. Dave is vree-
selijk gedrukt, sinds Bayard's dood en
was het daarvóór ook al. Hij is heelemaal
zichzelf niet meer, hij is ziek".
„Janice". Het was Evelyn, die in de deur
stond. „O, dus hier ben je? Emmeli"e heeft
koffie voor ons gezet. Je moet nu beneden
komen en wat drinken, en dan probeeren
te rusten. Wy krijgen vandaag zooveel le
doen. Zuster Keate, ik zal voor u wat kof
fie boven laten brengen".
„Nee", zei ik haastig. „Kan ik een glas
warme melk krijgen? Ik wil geen koffie".
Ik rilde, toen ik naar Florrie's bleeke ge
zicht op het kussen keek naar haar
open mond.
„Natuurlijk", zei Evelyn, die zalig-prac-
tisch was. „Kom Janice. Je ziet er ver
schrikkelijk moe uit".
Bij de deur aarzelde Janice, en toen Eve
lyn vóór haar uitliep, de gang op, kwam ze
terug, kwam even naast mij staan, en zei:
„Dank u", zachtjes, en toen was ze weg.
Ik wist, dat ze mij niet bedankte, omdat ik
de kwestie van den brief verborgen had
gehouden.
Maar nauwelijks was het geluid van haar
lichten voetstap weggestorven, of ik zat
opnieuw midden in een warboel van tegen
strijdige gevoelens en verlangens. Waarom
had ik haar niet gevraagd naar al die din
gen, die zóó leelijk tegen haar getuigden!
Waarom had ik haar tenminste niet ge
vraagd naar dien hoed met vloedvlekken?
Florrie bewoog zich, en ik ging naar haar
toe, om haar pols te voelen. Terwijl ik den
polsslag zocht, bedacht ik, dat ik tenslotte
niet meer had kunnen doen dan ik gedaan
had. Het is buitengewoon moeilijk het
is werkelijk heelemaal onmogelijk naar een
jonge vrouw toe te gaan en tegen haar
te zeggen: „Mijn beste mevrouw, dat is al
lemaal best, maar vermoordde u den man?"
Neen, dat kon ik niet gedaan hebben.
Maar ik werd bijna ziek, wanneer ik dacht
aan de bewijzen, die zich tegen haar op
hoopten.
En dan was er ook de onverklaarbare
kwestie van de veronal-tabletten. Het doos
je stond nog op tafel; en ik keek er aan
dachtig naar. De heele geschiedenis leek 'n
onoplosbaar iets. Het was niet aan te ne
men dat Florrie het slachtoffer was van
een werkelijken opzettelijken moordaanslag;
zooals Hilary gezegd had: niemand kon
•vooruit geweten hebben, dat zij hoofdpijn
zou hebben, aspirine noodig had, en het
nergens anders in huis zou kunnen vinden,
en daarom bij mij komen. Ik geloof dat ik,
van het begin af, het gevoel had, dat de
veronal in dat doosje gedaan was met een
geheel ander doel wat dat was, kon ik
niet gissen en dat het slechts een onge
lukkig en bijna fataal toeval was, dat Flor
rie het nam en bijna gestorven was. Het
geen van beteekenis was, was het feit, dat
de veronal in huis gebracht was door
iemand, en dan die vreemde kwestie van
de, verwisseling. Ik weet nu, dat dit mij den
sleutel zou gegeven hebben van het geheele
raadsel, en ik heb het gevoel, dat het dit
tot op zekere hoogte deed. Maar tenslotte
iets constateeren is altijd gemakkelijker
dan het vooruit te zien.
Veronal, dat kan ik erbij voegen, is, zoo
als een verpleegster het bekijkt, niet een
bepaald gevaarlijk narcotisch middel. Het
kan, natuurlijk, in overdadige hoeveelheid
genomen worden, en dan is het doodelijk.
Het is een slaapmiddel, dat meestal voor
slapeloosheid gebruikt wordt. Het is waar,
dat nu en dan een stakkerd verslaafd raakt
aan het middel, de gewoonte krijgt het te
gebruiken, er hevig en vreeselijk aan ver
slaafd raakt, maar zelfs daar kan men
doorheen komen, en er van genezen. In
vele landen is de verkoop van veronal ver
boden, behalve op dokters-voorschrift, en
daar dit het geval is in ons land, werd de
zaak ingewikkeld. Iemand in huis kon
blijkbaar in het bezit komen van groote
hoeveelheden van dat middel.
Het is onnoodig te zeggen, dat ik de
kwestie van alle kanten bekeek, en dat ik
's middags, ik durf zeggen, honderd ver
klaringen had, waarvan geen enkele mij
voldeed.
Het was, dien Zondag, een lange, rustige
dag; het welluidende langzame klokgelui
drong voortdurend duidelijk tot mij door
C. is geen groote stad, maar heeft vijf
kerken. De Zondag is, naar ik gemerkt heb,
een geliefkoosde dag voor begrafenissen,
wat zijn oorzaak vindt in het feit, dat boe
ren en winkeliers vrij hebben en dus niets
anders te doen hebben, zoodat wat afwis
seling welkom is. Dat dus Bayard op dien
dag begraven werd, werd beschouwd als
iets, dat zoo hoorde, en leek in het minst
niet onbetamelijk of verdacht-haastig.
Het grootste deel van den dag bracht
ik in het kleine kamertje door, met Florrie.
Het open venster liet de zachte zomerlucht
naar binnen'en het zonlicht en het geluid
van de kerkklokken; en het meisje kwam
langzaam bij. Ik zag weinig van de begrafe
nis en was er niet rouwig om. Slechts een
paar gedempte geluiden van menschen, die
kwamen, en de doordringende geur van
bloemen, en het gemompel van een paar
hymnen drongen daar, op de derde verdie
ping, tot ons door.
En toen ik omstreeks elf uur naar be
neden sloop, ontdekte ik, dat zij al van het
kerkhof terug waren, en wat alleen nog
herinnerde aan hetgeen plaats gevonden
had, waren de vele stoelen in het portaal,
die er op wachtten, dat ze weggehaald wer
den, de doordringende, hinderlijke geur van
bloemen, en de hoop kaartjes, die aan de
bloemen bevestigd waren geweest, waaraan
de witte linten nog vast zaten, op Adela's
schrijftafel. Janice en Evelyn waren bezig
meubelen, die van hun plaats gehaald wa
ren, in de ruime salons, weer op hun plaats
te brengen, en Adela was met Emmeline
aan het overleggen in het boudoir.
Het amuseerde mij, op te merken, hoe
veel gave al de vrouwelijke Thatchers
hadden, om een huis te besturen. Zij sche
nen sommige dingen instinctmatig te doen,
en de machinerie liep zacht en onopvallend.
Er was altijd royale overvloed, maar nooit
verkwisting en verspilling. Bij slot van
rekening is er een zekere waardigheid in
spaarzaamheid en in het zorg hebben voor
de dingen, iets wat wij te weinig zien, en
er is een buitengewoon-prettige waardig-
hield in een huis, dat verzorgd is.
Er was zelfs, merkte ik, een bepaalde
traditie: verschillende malen hoorde ik iets
over „Evelyn's cake", of „Adela's kwee
gelei", en het scheen, dat alleen Adela kant
of tafellinnen kon stoppen, en dat Janice
bloemen kon laten groeien. „Rozen", heb
ik Adela hooren zeggen, op haar minzame
zelfbewuste manier, „groeien voor je óf ze
groeien. Maar voor Janice groeien ze al
tijd. Zij heeft een magischen invloed op
bloemen".
Allerlei bekoorlijke dingen, waarvan men
tegenwoordig weinig vindt; toch zijn ze
lief en edel.
(Wordt vervolgd.)