Pluimveeteelt.
Daar
piept
Financieel Overzicht.
SeuiMetott
HET HUIS
MYSTERIES
jatsjewski gedurende dit Parijsche bezoek
omringd zal zijn geweest van bewakers, die
hadden toe te zien op de vijandige pogingen
van degenen, die het dezen jongen officier
van het oude regime niet zoo gemakkelijk
zullen vergeven, dat hij zich in dienst heeft
gesteld van de Sovjet-Republiek en zoozeer
is geslaagd voor zijn onmiskenbare militaire
kwaliteiten erkenning te vinden!
Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen
door onze abonné's worden gezonden aan
dr. te Hennepe, Heemraadsingel 84 te Rot
terdam. Postzegel voor antwoord insluiten
en blad vermelden.
Het natuurlijk broeden.
Hoewel op de groote bedrijven vrijwel over
al met broedmachines wordt gewerkt, wordt
op kleine bedrijven nog vaak met kloeken
gebroeid. Er zijn zelfs in Engeland .nog
groote bedrijven die alleen met kloeken
broeden omdat men zegt dat daardoor ster
kere kuikens geboren worden.
Bij het natuurlijk broeden is men geheel
afhankelijk van het feit of er broedsche
hennen zijn of dat men ze huren of koopen
kan. Het broeds worden der hennen kon
digt zich een paar dagen te voren aan door
dat het dier een kloekend geluid maakt en
met de veeren min of meer overeind rond
loopt. Merkt men dat de kip 's avonds een
rustig plekje opgezocht heeft en bij het na
deren van menschen een eigenaardig geluid
laat hooren en de veeren overeind zet, dan
kan men probeeren met een paar porcelei-
nen eieren of gewone eieren of zy goed blij
ven zitten. Pas als dit lukt kan men haar
de broedeieren zelf toevertrouwen.
Men moet er echter om denken zoo'n
hen eerst heel voorzichtig goed met inspec-
tenpoeder te behandelen en dat flink tus-
schen de veeren te spuiten. Als de hen tij
dens het broeden last krijgt van parasieten
dan kan zij niet rustig blijven zitten. Over
het algemeen worden de hennen van de z.g.
zware rassen, Wyandottes, Rhode Island
Red en Orpington veel meer broedsch dan
die van de lichte rassen.
De broedeieren moeten voor we ze onder
de hen leggen terdege onderzoeken. Dit
geldt natuurlijk ook bij machinaal broeden.
De schalen moeten glad en rein zijn, vuil
kan men er voczichtig afkrabben, afwas-
schen met water mag niet daar hierdoor
het bederven der eieren zeer in de hand
gewerkt wordt. De eieren moeten normaal
van vorm zijn, niet te lang en spits en niet
te rond en stomp. Ook abnormaal groote
eieren geven minder goede resultaten dan
eieren van ongeveer 60 gram.
Als de vorm goed is moeten we de
schouwlamp nemen en kijken of de schaal
goed gaaf is en geen bartjes, dunnen vlek
ken of deuken vertoont.
Verder letten we er op of de luchtkamer
aan het stompe einde van het ei zit. Eieren
waarbij de luchtkamer zich in het spitse
einde bevindt of z.g. los ligt deugen niet
om te broeden.
Verder is thans gebleken dat eieren met
veel dun, waterig eiwit slechte broedresul-
taten geven. In Amerika wordt dan ook te
genwoordig, als men van bepaalde hennen
z.g. individueel broedt, nagegaan hoe het
eiwit in de eieren dezer hennen is. Men
maakt dus van elke hen een paar eieren
open en kijkt of er veel dit, taai eiwit in is.
Daar een hen altijd hetzelfde type eieren
legt kan men dan hennen die zulke eieren
leggen voor het broeden gebruiken en hen
nen die eieren leggen met veel waterig
eiwit uitsluiten.
In elk geval zorge men er ook voor dat
de broedeieren komen van foktoomen die
op pullorum onderzocht zijn en van over
jarige hennen.
Het broeden van eerste legs hennen be
vordert sterk de toename van allerlei ziek
ten, vooral verlamming.
Men geeft een middelmatig groote broed-
hen ongeveer 12 eieren. Dat hangt er ook
van af of het koud of matig warm weer is.
Bij koud weer moet de hen de eieren meer
verwarmen en mogen de eieren geen kans
loopen niet geheel onder de kip te liggen.
Als broedplaats kieze men een rustig
plekje, liefst gewoon op den grond. Op zol
ders is het meestal te droog zoodat men er
dan aan denken moet de onderlaag van het
nest goed vochtig te maken. Dit vochtig
maken heeft weer het bezwaar dat de on
derlaag gemakkelijk gaat schimmelen en
muf wordt. Men kan als broednest een op
den kant gezette leege sinaasappelkist ge
bruiken.
Men kan ook met een paar klinkers een
plekje afgrenzen en op den bodem een
graszode leggen of een flinke laag aarde die
dan goed vast aangedrukt moet worden.
Daarop legt men een laagje hooi en wel
zoodanig dat het broednest een lichte uit
holling vertoont, vooral niet te diep zoodat
de eieren over elkaar rollen. Den hen
maakt zelf het nest wel verder in orde, bui
ten in de natuur behelpen de dieren zich
zelf wel zonder hooi of stroo en gaat het
ook goed. In het nest kan men wat tabaks-
stof, desnoods een paar fijngewreven siga
retten- of sigareneindjes strooien tegen het
ongedierte.
Men zorge er voor dat een stofbad in de
buurt is zoodat de broedhen als ze van de
eieren gaat een bad kan nemen om zich
van de parasieten te ontdoen. Men late zoo
veel mogelijk op geregelde tijden b.v. iede
ren morgen op een bepaald uur de hen van
het nest af om te eten en te drinken en haar
ontlasting te doen. Wil men de hen van het
nest nemen dan neemt men haar niet bij de
vleugels op doch schuift voorzichtig de
eene hand vlak onder borst en buik en legt
de andere hand vlak op den rug en beurt
haar loodrecht op. Pakt men haar bij de
vleugels dan gaat ze met de beenen spar
telen en maakt de eieren stuk.
Als voer geeft men mais met een weinig
meelvoer, in elk geval niet veel meelvoer.
Na een week worden de eieren geschouwd
Onbevruchte eierenworden verwijderd.
Dat schouwen kan men na 14 dagen nog
eens doen, daarna laat men de hennen met
haar eieren met rust. In den beginne kan
de hen ongeveer 10 minuten van het nest
af, later ongeveer een half uur.
Dr. B. J. C. TEN HENNEPE.
Nadruk verboden.
ZWARTE TAKKEN.
Wat dor schijnt is vol leven.
Het bloesemt uit zwart hout.
In den schemeravond ga ik nog even het
wegje langs, dat tusschen de kweekerijen
en de bouwlanden door kronkelt naar de
zee. Het laatste gouden licht, dat zich over
de toppen der boomen legt en den Wester-
hemel in glans zet, lokt uit om voor het
diepe duister valt nog even de zonne-
glimpen, waarmee deze stormachtige
Februaridag scheidt, op te vangen.
Aan alle kanten staan de boomen en de
struiken met zwarte takken in het avond
licht. Dat begint met de iepen rond ons
huis; zwart rijzen de stammen op, zwart
strekken dikke takken zich naar boven,
zwart heffen dunne twijgen zich ten hemel
Dat gaat voort met de heesters in den
voortuin en langs den weg. Donker is nog
het hout van de Chineesche klokjes, die
straks goudgeel zullen hangen in de vroe
ge voorjaarszon. Zwart, zonder sier is nog
het getwijgte van jasmijn en sering, van
ribes en prunus, van gouden regen en wei
gelia. En dat is vooral zoo langs het pad
naar zee, dat langs de kassen en de aard
appelvelden, langs de bloemkweekerijen en
de boomgaarden gaat. De boomgaarden zij
vormen boven de hagen en de schuttingen
uit een wirwar van zwarte, kronkelende
takken, een mozaïk van enkel zwart tegen
't gry's en geel van den winterhemel, een
beeld lijkt het wel, van enkel dorheid en
dood.
Zoo zijn ook zwart de esschen en de elzen
en het getwijgte der wilgen, dat in het hel
dere daglicht geel en bruin is wordt nu ook
diep donker in het floers van het schemer
duister, dat stilaan over de aarde valt.
Alles lijkt zwart en dor, zonder leven,
van het lage heestergewas af tot de hoog
ste machtigste boomkruinen toe: vervreemd
van alle heerlijkheid, beroofd voorgoed van
allen luister, al is het voor den ontvanke-
lijken beschouwer rijk aan schoonheid ook
in dezen winterschen dood.
Is het geen wonder, geen treffend won
der Gods, dat uit al dit zwarte, dit schijn
baar dorre en doodsche, straks, neen nu al,
maar straks toch vooral, in uitbundigen
overvloed het bottend, bloeiend leven dui
zendvoudig breekt?
Over de iepen legt zich al iets van het
purperen waas van den eersten prillen
bloei. Aan de zwarte takken van de se
ringen zwellen de knoppen, groen en paars.
Aan het donkere hout van de elzen hangen
de katjes, donkerpaars nog of openzwel-
lend alwéér in goudgelen, vroegen, heel
vroegen lentebloei.
En waar nog niets daarvan te bespeuren
valt? Waar ginds de appelboomen als
knoestige, sombere-zwarte stronken staan?
Waar hier op het bolwerk, in een Engel-
schen tuin herschapen, op een stukje gazon
een klein, armoedig prunusboompje staat
te kleumen in de kou van Februari? Daar,
in dien appelhof, hier in het grasveld zal
straks over enkele weken, maanden mee
van het allerschoonste en allereerste leven
dezer aarde zich ontplooien. Zoo blanke
bloei, zoo subtiele schoonheid zal uit scha
mele zwarte prunustakjes, uit kale zwarte
appelboom-tronken zich openspreiden, dat
elk die nu achteloos voorbijgaat, dan wel
stilstaan moet en bewonderen moet en eer
biedig zwijgen of enthousiast zich uitspre
ken moet of hij wil of niet.
Wat nu nog zwart is en dor schijnt, wat
nu al aarzelend bij 't klinken van het voor
spel 't zachte en fijne praeludium in eerste
zwelling, groening en bloei als pritte rit
seling van nieuw leven opengaat, dat zal
straks zulk een volheid van leven toonen,
zulk een wondere rijkdom van groen, bloei
en vrucht, dat we het niet zouden kunnen
gelooven, als we het niet zeker wisten en
daarom als te vanzelfsprekend aanvaar
den vaak.
Het is nog Februari, nog straks weer het
buiige kille Maartbegin, waar het komt en
het zal ook en juist uit de zwartste takken
het heerlijkst opengegaan.
Daar vaart door 't zwellend hout al iet,
Dat roert, maar dat en bot nog niet,
Noch berst, noch bloesem geeft,
Maar dat als een belofte, onvast,
Van botten, bin de boomenbast
Van bloeme en vruchten leeft.
Zoo zegt Gezelle het, welsprekender dan
iemand anders.
A. L. B.
HAGEDOORN.
De Meidoorn in den gang der
seizoenen. Practische waarde.
Legendenvorming.
Hagedooren. Ik laat het zoo staan, in de
spelling van Guido Gezelle, die aan een
gevoelig gedicht dezen titel gaf. Het be
gint en eindigt zoo;
Hagedooren, diepe en donker,
heel uw hoofd vol blommen hangt
's zomers en coraalgeflonker,
's najaars U de vingers vangt.
Blank van blomme en rood van iepe,
jeunt mij, al dit leven lang,
hagedooren, dichte en diepe
Vrijdam, vreugde en vogelzang.
Dichte en diepe. Zoo is de Meidoornhaag
nu nog in Maart. Dicht en diep en donker.
Maar er komt in deze weken rond Paschen
al een zacht groen waas over van de eerste
knoppen als een der fynste lenteteekenen.
En straks in den vroegen zomer dan wordt
het andere waar, dan is het een weelde
van witte, soms roode bloesem, die de fel-
gedoornde struiken, vaak tot heele boo
men uitgegroeid, tooit in bruidsgewaad.
Tot in het najaar het „coraalgeflonker"
nieuwe schoonheid brengt, deel van bonte,
rijkgeschakeerde vruchtenpracht in Oc-
tober.
Wie de hagedoorn beschouwen wil moet
nu in Maart beginnen en de struik dan
volgen door den gang der seizoenen heen.
Hij zal in elk getijde in den Meidoorn iets
van de schoonheid vinden die Gazelle
bezong.
De economische beteekenis van Cratae-
gus oxyacantha, zooals de wetenschappe
lijke naam luidt, ligt eigenlijk uitsluitend
in zijn waarde als haagvormer. De harde,
dicht in elkaar groeiende takken met hun
scherpe dorens vormen een natuurlijke
afscheiding tusschen het mijn en dijn. Op
vele plaatsen bestaan gelukkig nog deze
prachtige en waarlijk afdoende scheiding
en tevens beschutting gevende natuurlijke
hagen. Vaak echter zijn en worden zé
helaas door hekken van ijzergaas en an
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct- en 25Z zwaarder dan de meeste andere.
dere leelijke afrasteringen vervangen;
een van de vele teekenen van natuurver-
arming in ons landschap. Want niet alleen
dat het uitroeien der Meidoornhagen op
zich zélf het landschap van een prachti-
gen tooi berooft, ook als broedplaats van
vogels, als vogelboschjes, hebben de Mei
doornbosschages een groote beteekenis.
Zij vormen op hun wijze een natuurlijke
levensgemeenschap van planten en dieren,
niet van vogels alleen, die op deze wijze
onvervangbaar is.
Rondom de Meidoorn zijn ook vele
legenden geweven. In de lijdensweken,
den tijd voor Paschen, waarin de gedachten
van iederen geloovige en wel van ieder
mensch uitgaan naar den Man van Smar
ten met de doornenkroon, worden wij er
aan herinnerd hoe de legende vertelt dat
deze kroon, tot spot den Meester op het
hoofd gezet, van hagedoorntakken werd
gevormd.
„Toen leidde men onzen Heer, zegt een
dezer legenden, in een hof en daar bespot
ten zij hem en vlochten hem een kroon van
de takken van den Meidoorn, die in dezen
hof groeide en zetten die op zijn hoofd".
En het bijgeloof dier oude tijden van
legendenvorming voegt eraan toe: „Hier
om bezit de Meidoorn vele deugden. Want
hij die een takje van derzelven draagt,
geen donder, ja geen enkel leed kan hem
deren; zelfs het huis, waarin dit takje
zich bevindt, zal door geen kwaden geest
betreden worden".
Een van de prachtigste gebouwen der
wereld is de Sainte Chapelle, de Heilige
Kapel te Parijs. In de dertiende eeuw,
toen de toenmalige Fransche koning dit
bouwwerk stichtte, was het, naar het
heette, deze doornenkroon waarvoor hij
de kapel oprichtte. De Venetiërs, die hem
zelf uit Konstantinopel als onderpand voor
een belangrijke som gelds hadden ontvan
gen, gaven deze kostbare reliquie aan den
koning van Frankrijk om diens gunst te
winnen. En al weer de legende vertelt, dat
toen in de achtste eeuw Karei de Groote
voor de reliquie, die toen nog in Venetië
was, knielde, de kroon van doornen op
nieuw begon te bloeien en de geur der
blanke bloesems de lucht vervulde.
Zoo heeft de fantasie en de vroomheid
der eeuwen haar verhalen geweven rond
om dezen bekenden boom en struik langs
velden en- wegen. „Hagedooren, dichte en
diepe". Gezelle, de dichter, mocht het wel
terecht zeggen in velerlei verband.
A. L. B.
Nu hebt ge Abdijsiroop noodig!
Gij hebt kou gevat I Gij hoest en Gij „doet"
er niets aan. Past opBijna alle ernstige
borstziekten zijn het gevolg van 't verwaar-
loozen eener verkoudheid. Kom dadelijk
de natuur te hulp, door de vastzittende slijm,
die ziektekiemen bevat, te verwijderen.
Neem daarvoor een zacht en toch krachtig
werkend middel, neem daarvoor Akkert
Abdijsiroop, die ak; balsem zal zijn voor Uw
zieke en ontstoken ademhalings-organen.
De vastzittende slijm zal dan loskomen. Uw
ademhaling zal weer diep en vrij worden,
die hoest, dat piepende geluid verdwijnt.
Weldra zult Gij, evenals zoovelen vóór U,
de Abdijsiroop prijzen als een betrouwbaar
middel bij Hoest, Verkoudheid, Bronchitis,
Kinkhoest, Griep en Borstbenauwdheid.
Thans slechts 75 ct. per flacon
Omvangrijke winstnemingen ter
beurze. Inflatie gevaar in de Ver.
Staten. Weifelende houding der
Amerikaansche regeering. Fransche
verkoopen van buitenlandsche fond
sen. Feitelijke mislukking der
defensieleening. Scherpe koers
fluctuaties op de Amsterdamsche
beurs. Handhaving van den afzet
van Sumatra tabak op het tegenwoor
dige peil. Achterstand in de rubber-
leveringen.
Met angst en vreeze heeft menig bezitter
van aandeelen de buiteling der beurskoersen
aan het eind der vorige en het begin dezer
week gadegeslagen, in het onzekere over
datgene, wat hem te doen stond: verkoopen,
en de winsten, die in de meeste gevallen wel
konden worden verkregen, binnenhalen, of
de verdere ontwikkeling afzien, in de ver
wachting, dat op de plotselinge scherpe
koersdaling een herstel zou volgen en dat
de beurs danvoorloopig haar opgaande
koersbeweging zou gaan voortzetten. Het
was zeker een moeilijke keuze, waarvoor
men gesteld was, of feitelijk nog altijd ge
steld is, al moge dan het tegen het midden
der week ingetreden krachtige koersherstel
velen wankelmoedigen een hart onder den
riem hebben gestoken. Een feit is het, dat
niemand ooit „van winst nemen arm gewor
den is". Heeft men echter eenmaal zijn aan
deelen ten gelde gemaakt, dan komt men
voor de moeilijke beslissing te staan, op
welke wijze de vrijgekomen middelen te be
leggen, en wel zoodanig, dat men, by een
behoorlijk rendement, zoo weinig mogelijk
risico loopt. De erkenning, dat aan dezen
laatsten eisch bij de tegenwoordige situatie
der aandeelen- en obligatiemarkt hoe langer
hoe bezwaarlijker is te voldoen, heeft
menigeen ervan afgehouden, wijzigingen in
zijn fondsenbezit aan te brengen.
Zonder het risico, dat ook het aanhouden
van aandeelen tot het aanzienlijk verhoogde
koerspeil met zich medebrengt, te onder
schatten, willen wij er toch op wijzen, dat
de factoren, die tot dusverre tot de koers
stijging hebben geleid, nog altijd aanwezig
zijn. Zij zijn voornamelijk gelegen in de
verbetering der algemeene conjunctuur en
de hieruit voortspruitende herleving der
vraag naar allerlei goederen en producten,
in sterke mate aangewakkerd door de be
hoeften voor de uitvoering van bewape
ningsprogramma's in verschillende landen.
Het eenige, wat de beurs ten laste gelegd kan
worden is, dat zij de verbetering in den toe
stand en de vooruitzichten zooals gewoonlijk
in een al te snel tempo heeft verdisconteerd
en dat zij al te weinig acht heeft geslagen
op het kunstmatige in de economische op
leving, voor zoover deze door regeerings-
maatregelen of zelfs door een doelbewuste
politiek der regeering op monetair en econo
misch gebied is gestimuleerd.
Een van de landen, waarin deze laatste
het duidelijkst haar invloed heeft doen ge
voelen (Duitschland, welks conjunctuur vol
komen beheerscht wordt door de regeerings-
politiek, laten wij hier buiten beschouwing),
is Amerika. Hier heeft de regeering, door
haar „politiek van goedkoop geld, door haar
milliardenuitgaven voor werkloosheidsbe
strijding, door de uitkeering van een reus
achtig bedrag als bonus aan de oud-strij
ders, door de op de maatschappijen via den
fiscus geoefenden druk tot het uitkeeren van
hooge dividenden, en door wat nog al, den
bodem voorbereid voor een „boom", die den
vorigen, van een tiental jaren geleden, be
looft te zullen evenaren. Nu het eenmaal zoo
ver is, dat de gevolgen van haar politiek
hoe langer hoe duidelijker zichtbaar wor
den, en tot uiting komen in een inflationis-
tische verhooging van prijzen en loonen,
Glimlachje
Kaartjescontrole in het Wilde
Westen.
DER
Uit het FngeUch door H A.C.S,
43)
„Dan kan dus iemand door de ramen
van de bibliotheek binnen gekomen zijn,
zonder dat je hem zag?"
Emmeline begreep haar niet onmiddel
lijk, en de vraag moest herhaald worden.
Het was, geloof ik, juist op dat oogenblik,
dat Pansy door de kamer waggelde, mij
argwanend aankeek, als een gebrekkig oud
vrouwtje, en met een vermoeid geblaas aan
Adela's voeten ging zitten.
„Jawel, miss Adela, dat zou wel kunnen,
denk ik. Maar Higby was den geheelen
middag op het grasveld. Dat weet ik. Ik
kon het grootste stuk van het grasveld
zien dat weet u, en niemand zou er over
heen gekomen kunnen zijn zonder dat ik
hem zag. Behalve wanneer hij van den
voorkant kwam, en dan zou Higby
„We zullen Higby zelf laten vertellen",
zei Adela scherp. „Dat is alles wat ik heb.
Emmeline tenzij zuster Keate?"
„Toen zij binnenkwam en Bayard hier
dood in de bibliotheek vond, zag zy toen
iemand? Was het huis heelemaal verlaten?"
Adela keek goedkeurend; zij bracht mijn
vraag opeens aan Emmeline over.
„Nee", zei Emmeline, „er was niemand in
de buurt. Ik zou hem gezien hebben, als
het zoo was. Ik moet, om mijn ooren, mijn
oogen goed open houden".
„Keek je in de kamers beneden? Of bo
ven?"
„Nee, natuurlijk niet. U weet, wat ik deed.
Toen ik langs de deur van de bibliotheek
kwam, en naar binnen keek, en hem zag
precies daar, waar u zit, zuster Keate
holde ik naar binnen, om naar hem te
kyken. Daar lag hy, precies daar, op den
grond. Dood als een pier. Ik liet mijn lepel
jam vallen, en holde naar buiten, en toen
stond u daar op de trap. Dat heb ik u alle
maal verteld".
„U begrijpt, zuster Keate, dat iemand zich
daar verstopt kon hebben, zonder dat Em
meline het weet Ofschoon ik geloof, dat
de dief onmiddellijk ontsnapt is. Is er iets
anders, dat u denkt?"
„Op het oogenblik niet", zei ik langzaam,
terwijl ik dacht, hoe moeilijk het was om
dingen te vragen, die ik werkelijk weten
wilde, zonder mij zelf eenigszins gevaarlijk-
verdacht te maken. Wat zouden ze doen,
wat zouden ze zeggen, wanneer zij al deze
dingen, die ik wist, ontdekten!
„Heelgoed, Emmeline. Dat is alles. Hig
by is op het grasveld. Wil je hem, alsje
blieft, hier sturen?"
Wy zwegen, terwijl we wachtten. Adela
staarde naar buiten, op het grasveld, met
haar blauwe oogen, zonder iets te zien. Ik
kon niet weten, wat zij dacht van Emme-
line's harnekkige weigering de mogelijk
heid te aanvaarden, dat de denkbeeldige
inbreker ontsnapt zou zyn aan haar scherpe
oogen. Het was een van die ironische din
gen van het leven, dat het maar zoo kort
zou duren voor Adela dolblij zou zijn over
die hardnekkige weigering. Maar zij kon
dat niet weten, toen, en ik vroeg mij
nieuwsgierig af, waarover zij zat na te den
ken, toen wij op Higby wachtten.
Higby was gemakkelijker van zyn stuk
te brengen. Waarschynlyk boezemde Ade
la's minzame deftigheid hem ontzag in. Hy
begon met te zeggen, dat geen vlieg de ra
men van de bibliotheek had kunnen bin
nenkomen, of hij, Higby, had het moeten
zien, en eindigde met toe te geven, dat hy
herhaaldelijk met zyn rug naar het raam
had moeten gestaan hebben.
„Maar er is geen struikgewas by het huis,
miss Adela, behalve daar aan den voor
kant. En ik zal mij maar een enkel oogen
blik omgedraaid hebben".
„Veel kan in een kort oogenblik gebeu-
den", zei Adela. „Bent u het niet met mij
eens, zuster Keate, dat de inbreker het
huis kan zijn binnengekomen zonder dat
Higby hem zag?"
„Ik geloof niet, dat iemand begon
Higby weer, machteloos, en hield op, om
dat hij Adela's kouden blauwen blik zag.
„Dit alleen", zei ik langzaam. „Een dief
zou de ramen van den achterkant of van
den voorkant van het huis moeten gena
derd zijn. Daar er geen zijdeuren zijn, kon
hij daar niet -binnenkomen. En Emmeline
is er zeker van, dat er niemand achter het
huis geweest is. En ik ben er even zeker
van, dat niemand aan den voorkant van
het huis geweest is. Wy met z'n drieën
hadden het geheele huis in het gezicht".
Adela wist altijd, wanneer zij toe moest
geven.
„Dat is volkomen juist, zuster Keate.
Maar gelooft u niet, dat het mogelijk is
voor een inbreker, om het huis van den
Westkant te naderen?"
„Nee, freule", zei Higby, die, een kort
oogenblik voet bij stuk hield. „Ik weet, da:
dat niet gebeurd is".
„Maar jij was voortdurend bezig met het
maaien van het grasveld" r>a-Rte miss
Adela, op minzamen toon, op.
„Ja, freule", zei Higby, die zich onbeha
gelijk scheen te voelen, en met zijn voet
begon te schuiven.
„En doordat je de maaimachine heen
en weer duwde over het grasveld, stond ie
dikwijls met je rug naar de ramen, en dan
weer naar het grasveld. En je gaf al je
aandacht aan je werk".
„O, ja, freule", zei Higby, die er verder
uitzag,alsof hij uit het veld geslagen was.
„U ziet, zuster Keate", zei Adela, min
zaam, „dat hij den geheelen tijd aan het
werk was. En hij had waarschijnlijk weinig
aandacht voor iets anders. Het lijkt mij
erg duidelijk, dat iemand, achter zijn rug,
over het grasveld kan gerend zijn, zijn kans
afgewacht heeft, waarschijnlijk, en toen
het huis binnengeslopen is. Die horren, dat
begrijpt u, kunnen heel gemakkelijk losge
maakt en geopend worden. En even gemak
kelijk weer gesloten. Dieven zijn erg handig
daarin. Hebt u nog iets,, dat u graag wilt
vragen? Hebt u het gevoel heelemaal over
tuigd te zijn?"
„Waren de horren dan gesloten, toen
men het huis onderzocht, na Bayard's
dood?"
„Wat?" Ja heusch", zei Adela, beleefd.
„Ik weet het niet. Ik geloof niet, dat
iemand eraan dacht daarnaar te kijken. Ze
kunnen zoo gemakkelijk geopend en geslo
ten worden". Haar minzame stem deinde
weg, de ruimte in, alsof mijn vraag van
geen groot belang geweest was.
„Maar, freule", zei Higby, weifelend, „ik
geloof niet ik ben zeker, dat niemand,
het is niet mogelijk, dat iemand dat
breede grasveld oversteekt
„Maar je hebt al gezegd, dat het moge
lijk was, Higby", zei Adela vriendelijk. „Ik
ben bang, dat wij heelemaal niet op jouw
getuigenis afgaan kunnen, als je er zoo mee
draait. Nu kun je gaan", besloot zy, uit de
hoogte. En zij voegde er bij „dank je", zóó,
dat Higby, verbouwereerd de kamer uitge
stuurd werd. Hij bleef op den drempel
staan, om nog eens te zeggen, op de ma
nier van iemand, die zijn laatste schot af
vuurt, maar in zijn hart weet, dat het geen
succes zal zijn: „Maar niemanden
Adela mompelde: „Zoo is het goed". Hij
verdween; hij had het afgelegd, en zij
glimlachte tegen my.
„Ik ben bang, dat die arme Higby niet
al te zeker is van zijn dingen. Dat type is
het zelden. Hij en zijn familie zouden al
lang van gebrek zijn omgekomen, als wy
niet iets voor hem te doen gevonden had
den. Maar hy houdt niet van werken. Er
moet ieder oogenblik op hem gelet wor
den, en hij heeft leiding noodig".
Emmeline stond in de deur en kwam
dichterbij.
„Mevrouw Steadway komt u bezoeken,
freule".
Ik denk, dat Adela blij was met de on
derbreking. Zij zei, minzaam:
(Wordt vervolgd.