In de Laplandsche eenzaamheid.
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
Be Quick tegen de zuidelijke kampioen.
DE KOUS.
ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 27 MAART 1937
's Werelds noordelijkste tuindorp
onbewoonbaar verklaard.
Kiruna leert skieën.
(Van onzen Zweedschen correspondent).
En uit Kiruna en Gellivare daveren
de ertstreinen over de lijn door Lap
land, lange roodbruine treinen van
zestig rommelende wagons met erts
achter een electrische loco. die voort
raast door de eenzaamheid van ber
gen en bosschen en eindelooze toen
dra's, die in 't winterhalfjaar, dat acht
maanden duurt, één barre, witte
sneeuwwoestenij zijn. Tweeduizend
ton puike ijzererts dreunen er, dag
en nacht door, om het andere uur
over de bochtende baan naar de kust,
naar Narvik, waar wagon na wagon
omgekieperd wordt boven de holle
ruimen der ertsbooten. Tweehonderd
duizend of meer wagonladingen ijzer
erts per jaar nu, de wereld hongert
naar staal; zes, zeven, acht millioen
ton hoog-procentige erts, die in de
hoogovens van Duitschland en Enge
land tot drie a vier millioen ton van
't beste kwaliteitsstaal zullen worden,
staal voor machinefabrieken ei
scheepswerven en voor de wapen
industrie helaas niet in het minst.
Twaalf graden vorst.
Twaalf graden vorst en een bijtende
wind, die geniepig over de kam van den
berg neerduikt en de fijne sneeuw voort
jaagt, dat alles één verwarrende grauwe
warreling wordt. En dan een lange, steile
houten trap langs den rotswand omlaag,
met sneeuw op de treden, die onder de
bespijkerde hakken vastkoekt. met balken
leuningen, zoo glad als 't ijs. dat de wollen
wanten er haast geen vat op hebben, een
lange, eindeloos lange trap, die angstig
steil zich onder je in de al-maar ronddan
sende sneeuw verliest. Tot je dan ten leste
toch weer begaanbaren grond onder je
voeten hebt, voortstapt in 't spoor van den
ingenieur vóór je van dwarsligger op
dwarsligger, van steen op steen, door de
breede kloof, die dynamiet cn graafma
chines trapsgewijs door den top van den
Kirunavaara hebben heengevreten. Pneu
matische boren ratelen fel. terwijl half-
doove hoorders ze den zwarten ertswand
in drijven: laders peilen met lange, buig
zame stokken de gaten en duwen de
vettige, rose, naar amandel ruikende
massa aan, die straks bij achttienhonderd
kilo tegelijk tot ontploffing gebracht zal
worden, en treinen van grauwe wagon:
trekken er met rukjes voorts langs de
graafmachines, die. kruipend op hun
rupsbanden, met de vervaarlijke grijp-
bekken wroeten tusschen de ertsblokken.
schokkend toehappen en, zich omdraaiend,
een wagon half vol laden. Om dan weer
terug te zwenken, de stalen tanden onder
zware brokken te schuiven, nog een ton of
wat kleiner spul met een graaf in 'tpuin
mee op te slokken, terwijl de machinist in
't meedraaiende huisje wat aan zijn stuur
rad verzet, een handel overhaalt en on
derwijl zijn pruim van rechts naar links
verlegt. Maar verderop, waar in den
bodem van de kloof, alweer twintig meter
verder naar beneden de erts in een nieuwe
werkput wordt gemaakt, die nog te nauw
is dan dat een graafmachine er zich zou
kunnen keeren, doen jonge kerels het
werk van de machine. Men kan ook zeg
gen, dat daar de machine 't werk van de
menschen nog niet overgenomen, den ar
beider nog niet vervangen heeft. De ma
chine neemt in een hap ten hoogste negen
duizend kilo erts in zijn muil van drie
kubieke meter, met hun beide handen
lichten de ertsladers doorgaans ten hoog
ste dertig kilo tegelijk in de anderhalve
meter hooge kipkarretjes en per werkdag
komen zij zoo gemiddeld op vijf-en-
twintig ton dé man, terwijl de machine in
denzelfden tijd zestig maal zooveel erts
verzet en bovendien doorwerkt als de
eéne ploeg door den anderen afgelost
wordt.
Maar een maohine is een machine en een
ertslader is een mensch, een jonge kerel,
die misschien een zekere Laplandsche
vermaardheid kan verkrijgen door zijn
sterkte en zijn kracht, maar die vaak na
enkele jaren lichamelijk kapot gaat en
dan voor de rest van zijn leven invalide is.
Het ertsvervoer.
Een lange stoet volle wagons schuift
aan uit de warrelende sneeuwvlokken,
schuift langzaam voort naar een loods van
ruwe boomstammen, waar een machtige
haak de wagons stuk voor stuk vastgrijpt
en half omkantelt, zoodat de erts met don
derend lawaai tusschen de stalen kaken
van den grootsten ertsmolen van ons we
relddeel valt, stalen kaken, die dan kra
kend en knarsend beginnen te kauwen,
blokken en brokken fijnmalen tot puin,
dat door een lange schacht in den berg
naar beneden stort. Het gebeurt een en
kelen keer wel eens, dat de Holle-Bolle-
Gijs van den Kirunavaara zich in een blok
van zoo'n ton of tien verslikt en zijn ka
ken niet meer bewegen kan, maar dan
ratelt onmiddellijk een pneumatische
boor, wordt even een dynamietpatroontje
vastgestopt en ontstoken, en maalt de
molen alweer met donderend lawaai als
't schot nog nauwelijks afgegaan is. Er
rijdt alweer een nieuwe wagon voor en de
boorder legt zijn boer en zijn laadstok en
zijn net opzij, het groote net van staal
draad, waarin hij staat als hij zich met zijn
boor boven den opengespalkten muil van
de „kross" waagt. Een kwart-eeuw gele
den is dat veiligheidsnet ingevoerd; toen,
in October 1912, verdween een boorder
met boor en blok tusschen de plotseling
weer kauwende stalen kaken.
Door de schacht valt het ertspuin om
laag tot het ondergrondsche laadstation,
dat op het niveau van het rangeerterrein
aan den voet van den berg ligt. Roode en
groene seinen blinken er in den ruimen
tunnel, waar lange ertstreinen, dezelfde
ertstreinen, die over een uur of wat koers
zullen zetten over de Ertsbaan naar Nar
vik, telkens een eindje oprukken, telkens
even wachten tot de trillende wijzer van
een weegtoestel en een opflitsend lampje
aan 't vochtige rotsplafond waarschuwen
dat er weer vijf-en-dertig ton erts uit de
kokers van de schacht een wagon hebben
gevuld. En als dan de laatste wagon gela
den is en seinen wisselen in 't donker
vooruit, klauter je op de electrische loco,
welks zooveel honderd paardjes zich
brommend schrap zetten om beweging in
die veertienhonderd ton erts te krijgen,
sta je er, uitstarend in 't duister, dat leeft
van lichten, tusschen de vi-eemde gelui
den van de loco, 't gonzen van de moto
ren, 't klokken van den alarmhoorn,
't zoemen en tikken van apparaten, waar
van je het doel niet kent, terwijl de trein
voortratelt over de rails, wissels over-
schokt, zijgangen passeert en een onder-
grondsch emplacement met seinbruggen
en betegelde perrons als een groot over
kapt goederenstation, om dan opeens den
berg uit en het wijde rangeerterrein met
zijn lange reeksen van ertswagons op te
rijden.
Het sneeuwen heeft opgehouden, maar
er staat nog een straffe wind langs de
flanken van den berg en het stuift nog
van fijne poedersneeuw, blank tegen
blauwe lucht, daarboven over den ver
brokkelden kam, waar op den hoogsten
top het kleine silhouetje van een boorder,
die rustig zijn boor de erts indrijft, je een
symbool voor oogen stelt van den mensch,
den kleinen, zwakken mensch, die den
Kirunavaara, den machtigen ertsberg in
de Laplandsche eenzaamheid, de baas
werd.
Kiruna, het mijndorp.
Zonder de erts zou de LKAB er niet zijn,
de Luossavaare-Kiirunavaarra-Aktiebolag,
die een dochteronderneming is van de niet
op huwelijksche voorwaarden aan elkaar
gehuwden Zweedschen staat en Granges,
zooals de beurs-speculanten zich vertee-
derd plegen uit te drukken over hun bo
ven alle andere Zweedsche fondsen uitver
koren Grangesberg-maatschappij. En zon
der de LKAB zou Kiruna niet zijn wat het
is, zou dit mijndorp in het ongastvrije hart
van Lapland, dat volgens het gezegde im
mers achter de ruggen van God en duivel
beiden moet liggen, een gat zijn van wat
houten keeten en barakken en het leven er
min of meer beestachtig toegaan. Maar
Kiruna is net zoo min een Zweedsche uit
gave van Klondyke als andere mijndorpen
in het land van den Poolcirkel, die de eer
ste jeugdjaren achter den rug hebben.
Het ligt er tegenover den berg, waaraan
het zijn naam en zijn bestaan dankt, aan
den anderen oever van een breed meer te
gen een zich naar het Zuiden keerende hel
ling; het ligt daar open naar de zon met
zijn honderden houten villa's en zijn kleine
groepen keurige arbeiderswoningen als
's werelds Noordelijkste tuindorp, dat
overal waar het maar eenigszins kon, de
wilde begroeiing van kromme, knoestige
nimmer eendere fjeldberken spaarde. Laag
hout, dat nergens het uitzicht beneemt op
de grootsche bergwereld rondom, dat kleurt
in teeder groen en laaiend goud in de
maanden van lente, zomer en herfst, en den
halven winter prijkt met den kristallen
bloesem van de rijp, die zich rijgt langs de
twijgen en flonkerende kanten bouwsels
spint rond de huizen der mijnwerkers. Lijs
terbes wast er ook en madelieven en gouds
bloemen en riddersporen gedijen er welig
in het licht van den nachtloozen zomer,
maar een enkel siersparretje in een tuin
moet tegen de vorst ingepakt worden want
Kiruna ligt daar toch altijd vlak aan de bo
venste boomgrens, boven de zone van het
naaldhout, in een gebied waar twintig gra
den onder nul frischjes genoemd worden en
de sneeuwstormen dagen lang kunnen ra
zen, dat al het werk op den berg stil ligt
en de kinderen van school thuis blijven.
En 't mag dan zijn, dat de vorige gemeente
arts meer dan eens in allen ernst Kiruna
voor een onbewoonbaar oord verklaard
heeft,, toch kun je er zoo velen ontmoeten,
die het leven hier best draaglijk vinden en
voor geen geld weg zouden willen, en de
Zuiderling, die er zoo'n paar wintersche
dagen in dit sub-arctische mijndorp verkeert,
verbaast zich minder over de Lappen, die in
hun kleurige dracht langs de straat getip
peld komen, dan over de Kirunieten, die
zich doodgewoon kleeden zooals in de hoofd
stad, in de groote stad Stockholm en doen
of ze van de kou toch geen last hebben.
Mijnwerkers fietsen er met een leeren vest
over de blauwe overall, jongens en meisjes
in skipak stuiven hen op de lange latten
voorbij, heeren in ulster en zwarte bont
muts loopen voorzichtig over de hard-aan-
getreden, spiegelgladde sneeuw, dames win
kelen met dezelfde hoedjes, die geen hoofd-
bedeksel zijn, dezelfde kort pelsmantels, de
zelfde ragdunne zijden kousen, die de dames
m Stockho'm op voorschrift van de mode
journaals dragen. Maar de melk, die in een-
egzins-busjes onder de banken van het auto
busje uit het Lappendorp Jukkasjarvi komt,
is bevroren, zoodat het niet hindert als een
paar busjes in het busje door het schokken
omvallen en naar achteren rollen, waar de
rechtmatige eigenakr ze bij een halte op
scharrelt. En in het Volksgebouw, waar het
mandoline-orkest een dozijn mijnwerkers
in smoking concert geeft, houdt de helft
van 't publiek mantel en overjas aan, terwijl
de andere helft, de jeugdige en sportieve
helft, in ski-kleeding te luisteren zit.
Het leven in het dorp.
Dit laatste is eigenlijk iets van de laatste
jaren. Er is veel veranderd hier in de Kiru
na. Nog is het een der weinige communis
tisch bestuurde gemeenten, nog lijden velen
er aan de Lapsche ziekte, die een zusje van
tropenkolder is, nog verlangen velen met
een knauwend verlangen naar zon en bloe-
menbonte velden in het Zuiden, waar ze
vandaan komen en waar ze toch niet meer
zouden kunnen aarden. Maar het schijnt,
dat steeds meer Kirunieten zich werkelijk
thuis gaan voelen in hun Laplandsche mijn
dorp. Het was zeker goed gezien van Hjal-
mar Lundbohm, den stichter van Kiruna,
dat er hier meer dan elders voor goede, ge
ordende toestanden gezorgd moest worden,
dat de menschen, die hierheen kwamen om
de kostbare erts te ontginnen, het in mate
rieel opzicht naar den zin moesten hebben,
omdat het voor hen anders niet uit te hou
den zou zijn. Er zijn behoorlijke arbeiders-
oningen gebouwd, er is waterleiding en
rioleering, er zijn scholen van verschillende
soort, waarvoor een groote stad zich niet zou
schamen, en een electrische tram, waarvan
de wagens slechts twee maanden van het
jaar niet verwarmd hoeven te worden, door
kruist het uitgestrekte tuindorp en verbindt
het met de mijnen van Kirunavaara en
Luossavaara. En op een der hoogste punten
rijst, pyramide-achtig van vorm als een
Lapsche zodenhut en ook met het licht van
boven binnenschijnend, de wonderlijk mooie
houten kerk, die ook al door de LKAB ge
schonken is, en een paar straten verder ligt
een modern badhuis, dat boven de afdeelin-
gen voor de reinheid des lichaams een wel
voorziene leeszaal-en-bibliotheek voor de
verrijking des geestes heeft.
Maar naast dat alles is er ook iets anders,
dat het leven voor de Kirunieten beter te
leven maakt. Zij zijn aan wintersport gaan
doen, aan skiën, zooals men dat weinige
jaren geleden nog niet kende. Misschien
heeft Erik Larsson, die op de Olympische
Spelen goud in de wacht sleepte en in de
Scandinavische ski.vereld ,,Kiruna-Larsson"
of alleen maar „Kiruna" heet, een belang
rijk deel tot het ski-enthousiasme van zijn
dorpsgenooten bijgedragen, een feit is het in
alle geval, dat men 's avonds, als de Kiru
navaara met zijn honderden lichtjes donker
tegen den sterrenhemel staat en het Noor
derlicht zijn gelig-groene draperieën boven
Kiruna laat wapperen, overal skiënde schim
men tusschen de berijpte berken door ziet
glijden. En de grootste vereeniging van Ki
runa, op de afdeel in g van den mijnwerkers-
bond na, is de jacht- en visscheryvereeni-
ging, die een derde deel van de inwoners als
leden telt. De sport van notarissen en land-
heeren in andere landen, 't oude middel van
bestaan van de Lappen, wier land zij bin
nengedrongen zijn jacht op sneeuwhoen
bij voorkeur, vangst van forellen meestal
hebben in de mijnwerkers van Kiruna harts
tochtelijke liefhebbers, hebben hen gebracht
tot de wilde en toch zoo schoone natuur,
waarin zy feitelijk opgesloten zitten.
TAL VAN PROMOTIEWEDSTRIJDEN.
Alkmaar naar Q. S. C.
OM DEN HOOGSTEN TITEL.
De kampioenswedstrijden worden
morgen voortgezet met de ontmoeting
P. S. V.Be Quick. Voor beide clubs
is deze wedstrijd van groot belang: voor
P. S. V., dat niets meer verliezen mag,
omdat ze dan vier punten achterstand
zou hebben op Ajax en voor Be Quick,
omdat die bij een verliezen een heel
eind zou zakken.
Hoe moeten we de kansen aanslaan? We
geven P. S. V. een heel goede kans op den
geheelen inzet en doen dat, omdat de wed
strijd P. S. V.Ajax geleerd heeft, dat de
Zuidelijke kampioenen wellicht over het
sterkste team beschikken. Ze hebben van
Ajax verloren op zeer ongelukkige en zeer
onverdiende wijze, maar ze zullen niet
twee keer achtereen zoo ongelukkig zijn.
En toch moet Be Quick in de gaten ge
houden worden. De withemden zijn ge
sterkt door het fraaie succes tegen
Feyenoord en zullen daaruit de noodige
moed hebben geput. Ze hebben zelf onder
vonden dat ze kunnen meetellen en dat
zelfvertrouwen had deze ploeg heel erg
noodig.
Wanneer Be Quick mocht winnen, dan
kan een belangwekkenden strijd tusschen
Ajax en haar verwacht worden!
Promotie!
Hilversum, dat haar promotiewedstrijden
begon met den uitwedstrijd tegen R.C.H. te
winnen, speelt morgen thuis tegen haar
stadgenoote 't Gooi. De beide ploegen zijn
ongeveer even sterk, maar juist daarom zou
het best kunnen gebeuren, dat de punten in
de twee Göoische wedstrijden verdeeld wor
den, zulks dan ten genoegen van R.C.H.
Mocht Hilversum echter winnen, dan
maakt ze een fraaie kans op promotie.
Voor een plaatsje in de eerste klasse in
afdeeling II gaat Z. F. C. op bezoek bij
S. V. V. Beide clubs hebben een wedstrijd
verloren, en de verliezer van den komen
den strijd is wel geheel uitgeschakeld.
Nog steeds hebben wij vertrouwen in
Z. F. C., dat in staat moet zijn, de Schie
dammers te kloppen. Zelf met behoorlijk
verschil.
En dan zien wy met groote belangstel
ling de tweede helft van deze competitie
tegemoet!
In afdeeling III gaat de promotiewedstrijd
HengelooQuick. Waarschijnlijk is Henge-
loo de sterkste van de drie candidaten
(getuige ook de reeds gespeelde wedstrij
den) en Quick zal slechts met den moed
der wanhoop tegen de Hengelooërs kunnen
strijden.
Wat afdeeling I betreft, voor de promotie
derde klasse staan hier twee wedstrijden op
het programma, n.1. ZaandijkO. V. V. O.
en VolewijekersH. V. C.
Zaandijk heeft haar uitwedstrijd tegen
D. W. V. verloren en O. V. V. O. speelde
gelijk tegen deze club. Mag daaruit opge
maakt worden, dat O. V. V. O morgen de
sterkste is? Wij weten het niet, maar dit is
zeker, dat Zaandijk bij een tweede ver
liezen geen kans meer op promotie heeft.
De Volewijckers maken een goede kans op
promotie. Want al heeft H. V. C. Bioemen-
daal ook gëklopt, de Amsterdammers zullen
technisch wel de sterksten zijn van alle drie
en daardoor tenslotte de eerste plaats ver
overen.
Alkmaar naar Q. S. C.
Hier nog een enkel woord over Alkmaar,
dat naar Q. S. C. trekt voor haar tweede
d»°radatiewedstriid. We hooen. dat de
Alkmaarders met vertrouwen naar dert
Zondag zien en dat het gelijke süel van de
vorige week hun niet tot wanhoop heeft
gebracht. Wij vinden dat gelijke spet
heusch zoo erg nog niet en Alkmaar heeft
Zondag j.1. getoond, dat het nog altijd kan
voetballen. Met een beetje meer schotvaar»
digheid (ook anderen kan Kranenburg mo
gen wel eens schieten!) kan er uit Wor-
merveer Zondagavond een goed bericht
komen.
Alcmaria naar Spartaan.
Alcmaria ontmoet de Spartaan morgen
voor de derde keer in dit seizoen, thans
echter voor de beker.
In de competitie snoepte Alcmaria drltf
punten af van de Spartaan: thans heeft ze
aan één puntje genoeg. Ons dunkt, dat
Alcmaria de derde ronde van den beker kan
bereiken, als de ploeg voldoende strijdlustig
is. We rekenen op een overwinning, waar
een gelijk spel reeds voldoende is!
Alcmarianen, vecht voor de derde ronde!
Competitie
Dan zijn er nog eenige competitiewed
strijden. In het Zuiden is voor de zooveelste
keer B. V. V.Juliana vastgesteld. Een be
langrijke wedstrijd, want als Juliana ver
liest, komen er drie clubs gelijk onderaan en
zal een serie beslissingswedstrijden noodig
zijn tusschen M. V. V., Eindhoven en Juliana.
Er is kans op dit verlengstuk!
In het Noorden zijn nog drie wedstrijden
vastgesteld, n.1. SneekFriesland, Veendam
Achilles en LeeuwardenH. S. C. De thuis
clubs maken hier goede kansen op de volle
winst.
In tusschen heeft het afdeelingsbestuur van
afdeeling IV reeds een aanvang gemaakt
met den beslissingswedstrijd, hierboven ge
noemd. Vastgesteld is n.1. de wedstrijd Eind
hovenM. V. V. op het terrein van Roer
mond. Veel krachtsverschil is er natuurlijk
niet en veel hangt hier bovendien af van het
geluk.
Misschien, dat M. V. V. een klein tikje
favoriet is!
ALKM. BOYS I—WEST-FRISIA I.
Een friendly-game op eersten
Paaschdag.
Nu de Alkmaarsche Boys een ontijdigen
bekerdood zijn gestorven, zullen ze het in
een andere richting moeten zoeken om
nog eenig overzicht te krijgen over spel
en materiaal, temeer, daar nu Hartog in
het definitieve bezit is van dispensatie en
In het letterkundig bijblad van de Haag-
sche Courant schrijft T. K.:_
Sapristi, wat een aardig kopje! En
wat een figuurtje!
De Duitscher, met de modieuze „plus
four" leunt in het brsede raam van den
couloir van den wagon-lit en begluurt zijn
medereizigster, die voor het raam, naast 't
zijne heeft postgevat, en haar bagage aan
neemt, haar door den witkiel gereikt. Zij
geeft hem zijn geld.
Danke bestens, und glückliche Reise.
De trein zet zich in beweging.
Schaffner!
De Schaffner, groote vierkante kerel,
wringt zich moeizaam door den met bagage
volgestapelden couloir, struikelt over de
beenen der reizigers. Gekomen bij het ele
gante vrouwtje, vraagt ze hem het num
mer van haar couchette. Het blijkt, dat ze
vlak voor de smalle coupé, met onder en
boven couchette staat, en dat de onderste
voor haar gereserveerd is.
Gedienstig neemt de conducteur haar en
kele stuks handbagage en draagt ze in de
coupé.
Fenster zumachen?
Ach nee, de nacht is nog zoo zoel. 't Zal
benauwd worden in de kleine coupé. „Viel-
leicht spater". Ze vraagt of ze alleen kan
blijven. Er zijn weinig reizigers. De conduc
teur haalt zijn schouders op, kan het nog
niet zeggen. Pas na Mühlhausen, weet hij
het zeker. Een ruime fooi uit het zilveren
beursje doet hem beloven zijn best te doen.
Nog een oogenblikje uitkijken iri de cou
loir. Er hangt een stoffige benauwde lucht.
Hinderlijk al die menschen, die door het
nauwe gangetje heen en weer loopen.
De Schaffner komt weer voorbij, 't Lan
taarntje, dat aan zijn riem hangt, gelijkt
een vurig oog. Hij tikt aan zijn pet. Ze kan
gerust zijn. Er komen geen nieuwe reizigers
Ze heeft de kleine coupé voor zich alleen.
Hè, wat staart die Duitscher haar onbe
scheiden aan. Ze zou hem wel een vriende
lijken blik terug willen geven. Hij is een
knappe jongen. Maar je moet oppassen in
die internationale treinen. Wat zal hij wel
van haar denken, dat ze zoo zonder bege
leiding reist?
Ze ziet er heel lief uit, in haar blauw
grijze reispakje en blauw hoedje, dat zoo
goed bij haar blauwe oogen past. Een lok
van haar donkere krullen gluurt even on
der den rand uit.
Ze laat haar taschje vallen.
Hij schiet toe, reikt het haar.
Met een verlegen blosje dankt zij, vlucht
dan snel in haar coupétje. 't Is half elf.
Aan de deuringang vraagt ze nog even den
Schaffner:
Wie spat Zollrevision?
Sieben Uhr dreissig. Hij zal haar om half
zeven roepen.
Ze sluit haar deur af. Op de onderste
couchette legt ze haar bagage. Liever lig»
ze in de bovenste. Het is zoo warm. Wel
zou ze het raam wat hooger willen optrek
ken! Ze kan het niet.
In het gangetje is geen Schaffner te zien.
alleen de elegante Duitscher en dien wil
ze het niet vragen. Nu ja, dan gaat ze zoo
liggen, dat ze niet met haar hoofd aan der.
kant van het raam ligt.
Nu ze alleen is, kan ze zich het wel wat
gemakkelijk maken en zich wat uitkleeden.
Haar blauw zijden pyama is bij de hana.
Op haar voeteneinde, vlak bij het open
raam liggen de elegante vleeschkleurige
kousjes, direct voor het grijpen.
De trein dendert in razende vaart. De
booglampen bij de stations werpen plotse
linge bliksemschichten. Een slapend station
verglijdt als een lichtstreep. Af en toe staat
de trein stil. Nachtelijk gedempt klinken
de stemmen van in- en uitstappenden. in
den wagon-lit gaat de Schaffner voorbij
Zijn lantaarntje schijnt even door het ge
sloten gordijntje.
Het dametje in de blauwe pyama slaapt.
Een windje dartelt met haar donkere lok
ken. Half wordt ze wakker. De nachtwind
is frisscher, krachtiger, dan ze gedacht had.
Hè, wat een tocht opeens. Daar ziet ze iets
bewegenomhoog wapperen o het
raampje uit wegwaaien.
Zij vliegt overeind, wil grijpen
Helaas één kous kan ze nog pakken, de
anderewaar is de andere heengewaaid?
Plotseling is ze klaar wakker. Overeind
zit ze met een kous in de hand. Als in een
felle lichtflits overziet ze de situatie: 7.30
douane. En maar één kous. Het is een
vleeschkleurige kous en ze behoeft zich
voor haar beenen niet te schamen. Vee:
dansen heeft ze goed gevormd.
Maar toch Zou het gaan? Met één kous?
Zou niemand het merken?
Haar bagage is in den goederen wagen
In haar handbagage geen twee paar. In
haar verbeelding ziet ze ontzette blikken
van reizigers, en vooral reizigsters. Men zal
haar vragen of dit het allernieuwste is, op
het punt van mode? En morgen staat haar
portret wellicht in een of andere krant.
De Duitscher droomt van zijn blauwe
buurvrouw. Hij heeft het zich gemakkelijk
gemaakt en de bovenkleeren uitgetrokken.
Ook hij is alleen. En heeft zijn zwart zij
den Chineesche pyama aangedaan. Hij ligt
in de bovenste couchette vlak bij het open
raampje. De nachtwind speelt met zijn
lange blonde haren. Die is toch frisscher,
krachtiger, dan hy gedacht had. Hè, wat 'n
tocht ineens. Half wordt hij wakker. Daar
wappert iets vlak by hem. 't Haakt aan de
opening van het raam. Hij grijpt er naar.
Neen, maar, wat is dat? 'n Dameskous, 'n
vleeschkleurige, zijden, fijne dameskous,
die illusies opwekt van sierlijke voetjes en
slanke enkels. Plotseling is hij klaar wak
ker. Overeind zit hij met een kous in de
hand en peinst
Die kous moet iemand toebehooren en 't
moet een elegant vrouwtje met een minus-
caal voetje zijn. Zal hij den Schaffner roe
pen en hem het gevonden voorwerp over
handigen?
Maar neen, 't avontuurtje is te aardig, te
ongezocht. Hij gaat er zelf op uit, als eer
tijds de Prins van Asschepoetster. Van an
dere medereizigsters weet hij niets, maar in
het compartiment, naast het zijne, is het
coquette blauwtje verdwenen. Men kan het
probeeren.
De ochtend gloort in vale schemering. In
den couloir is maar weinig licht.
Hij klopt bij de buurvrouw. Een beschei
den tikje. En wacht. Daar gaat voorzichtig
de deur open op een kier. Hij houdt het
kousje omhoog. Nu wijkt de deur verder
en vertoont de blauwe pyama. Met een
vreugdekreet grijpt ze naar den vluchte
ling.
De zwarte pyama buigt....
Wel bedankt speelsch windje
T. K,