Moet het Verdronkenoord gedempt worden? Minister Oud te Alkmaar. Het groene oog van Baa-AI. SPAANDER culs Het regeerbeleid uiteengezet en verdedigd. Een vergadering in de dancing van de Harmonie spreekt zich voor algeheele demping uit. ZWIJGENDE RAADSLEDEN. HEEFT SOaTEERING EN IS CONCURREEREND IN ALLES WAT U MET DIT MOOIE WEER ZOUDT WENSCHEN. EEN VOLLE ZAAL Voor de spoedvergadering, uitgeschre ven door het bestuur van de Verdron- kenoord-vereeniging naar aanleiding van het feit, „dat het parkeer- en verkeers- vraagstuk in Alkmaar door de krachten der natuur op een geheel onverwachte wijze opnieuw aan de orde is gesteld", bestond zulk een groote belangstelling, dat de dancing van de Harmonie te klein bleek voor alle aanwezigen, zoodat ve len zich met een staanplaats tevreden moesten stellen. Onder de aanwezigen, hoofdzakelijk bestaande uit belangheb benden bij dit vraagstuk, bevonden zich o.m. de raadsleden mr. de Groot, Stoutjesdijk, v. d. Vall, Appel, Keijsper, Venneker en Grondsma. De voorzitter, de heer S t i k k e 1, heette in zijn openingswoord de aanwezigen wel kom en sprak zijn vreugde er over uit, dat zoovelen gevolg hadden willen geven aan de uitnoodiging tot deze vergadering om met elkaar den nieuwen toestand onder het oog te zien en te trachten hiervoor een oplossing te vinden. Het bestuur van de Verdronkenoord-ver- eeniging is n.1. van oordeel dat nu meer dan ooit bij B. en W. en den gemeente raad er op aangedrongen moet worden om tot demping van het Verdronkenoord over te gaan. De eerste spreker, de heer Heuseveldt bracht als voorzitter namens de Langestraat- vereeniging hulde voor het initiatief om deze vergadering te beleggen. Want, aldus spr., men heeft hiermee een onderwerp aangesne den, dat reeds herhaalde malen is aange roerd. Steeds heeft men echter moeten on dervinden, dat alle pogingen om het Ver dronkenoord te dempen vergeefsch geweest zijn en dat het door de weinige medewer king van de bevoegde instanties bij een vraagstuk gebleven is. Spr. verheugde zich erover, dat er raads leden aanwezig waren, die thans de gelegen heid krijgen om uit den mond der nering doenden te vernemen hoe zij over dit pro bleem denken. De Langestraat-vereeniging is van oordeel, dat nu het vreemdelingen- bezoek zulk een grooten omvang heeft aan genomen, het een eisch van den tijd is, om naar een goed afvoermiddel van het groote verkeer te zoeken. Een algeheel parkeerver bod, dat men eens voorstelde, deed de schrik om het hart slaan en men is dan ook van oordeel, dat de oplossing in de algeheele demping van het Verdronkenoord gelegen is. Dan eerst krijgt men een behoorlijken uit laat. Regeeren is vooruitzien en volgens spr. zal men het geldelijk offer om het Verdron kenoord te dempen later met interest terug krijgeh. De moderne tijd vraagt nu eenmaal flinke rijwegen en daarom moet men ter- wille van het verkeer een offer van histori sche waarde brengen. Het stadsbestuur moet zorgen, dat Alkmaar blijft het bloeiend cen trum van Noordholland boven 't IJ. De ne ringdoenden zijn allen ervan doordrongen, dat een juiste welvaartspolitiek gelegen is in de oplossing van dit vraagstuk, n.1. door het Verdronkenoord in zijn ge heel te dempen. Wie uitgaat van het standpunt van de moeder, die tot haar groo- ter wordend kind zegt: „Jij krijgt geen nieu we schoenen, want je oude zijn nog mooi genoeg", blijft in gebreke met zijn tijd mee te gaan. (Applaus.) De heer E n d e 1 vreesde, dat men bekrom pen genoemd zal wordèn, als men tegen demping is. Spr. zou evenwel aan de ver gadering willen vragen of zij wel begreep, hoeveel van waarde men zou weggooien als inderdaad het Verdronkenoord gedempt zou worden. Beseft men wel, dat wat men hier weggooit, nooit meer terug te krijgen is? Volgens spr. komen de vreemdelingen niet om breede wegen te zien, doch eerder om historische grachtjes te aanschouwen en het zou spr. spijten als men tot demping zou overgaan. De heer S ti k k e 1 antwoordde hierop, dat de mooie singelgrachten toch ook ten offer zijn gevallen aan het moderne verkeer. Zijn er daarom minder vreemdelingen gekomen? Het gaat er om de vreemdelingen tegemoet te komen en dat doet men door een uitweg te zoeken voor hen, die thans vastloopen in de fuik van de Steenenbrug. De heer Hamburger deed uitkomen, dat reeds vanaf 1887 veel stadsschoon ver dwenen is en dat desniettemin het vreemde lingenverkeer grooter is geworden. Het gaat hierom, men moet een uitweg zoeken voor hen, die onze stad bezoeken en die op de Steenenbrug geen kant heen kun nen. Spr. is van meening, dat bij algeheele demping een eventueele baatbelas ting niet onbillijk zou zijn. De heer de Goede was van meening, dat, nu er raadsleden aanwezig waren, deze ook maar eens moesten zeggen, hoe zij er over dachten. Wat zij in de raadszaal zeg gen, is meerendeels toch maar komedie. (Ge lach.) De heer v. d. Vall, sprekende als raads lid, zeide, er op den duur vanaf te zien aan een uitnoodiging tot het bezoeken van een vergadering gehoor te geven als men daar door verplicht zou zijn te moeten spre ken. Voor raadsleden is er altijd nog de raadszaal om te zeggen wat noodig is. Ook in deze kwestie. (Applaus.) De heer J a c o b s e zeide, dat deze verga dering wel ten duidelijkste bewees, dat men iets positiefs wilde en hij stelde voor een permanente commissie in het leven te roe pen met' den tiel „Comité van Actie", welke commissie zoo spoedig mogelijk zal gaan werken en steeds actief voor dit vraagstuk zal moeten blijven. In dezen geest sprak zich ook de heer Hamburger uit. De heer Heüseveldt stelde voor deze commissie te vormen uit leden van de Ver- dronkenoord-vereeniging, aangevuld met af gevaardigden van de plaatselijke midden- standsvereenigingen. Deze commissie moet met klem den raad duidelijk maken, dat algeheele demping de wensch van de ver gadering is. De heer Hamburger achtte een motie aan den gemeenteraad noodzakelijk en stel de dit voor. Deze motie zou dan ongeveer luiden: De bewoners van het Verdronkenoord en in naburige en belanghebbende stra ten, dringen er bij den raad met klem op aan over te gaan tot algeheele dem ping van het Verdronkenoord met stop zetting van de thans aangevangen werk zaamheden en het uitgeven van gelden hiervoor. De heer Prins vroeg het oordeel van de Kamer van Koophandel. De heer Grondsma zeide, dat bij de Kamer van Koophandel dit vraagstuk bezien zal worden en dat binnenkort haar antwoord bekend gemaakt zal worden. De heer S t i k k e 1 bracht hierop het voor stel van de „Alkmaarsche Courant" ter spra ke. De „Alkmaarsche Courant" wil zoo als bekend een tusschenweg en acht dem ping van Steenenbrug tot Platte brug het eerst noodzakelijk. Spr. zou hierover gaar ne de meening van de^ vergadering hooren. De heer L o n d o n bleek hiervan voor stander te zijn. Zoodra men bij den raad aankomt met algeheele demping, dan ko men „Heemschut" en „Hendrick de Keijzer" in het geweer en volgens spr. zou de raad geheele demping toch niet aandurven. Voor- loopig zou dan demping van brug tot brug voldoende zijn. Men moet verder geen co mité oprichten voor iets wat toch weinig kans van slagen heeft. Laat men eenvoudig aan den raad vragen demping van brug tot brug met behoud van Mient en Verdronken oord. Hierna werd door zitten en opstaan gevraagd wie er voor dit laatste plan gevoelde. Het meerendeel der aanwezi gen bleef zitten, zoodat besloten is een adres aan den raad te richten, waarin als de meening van de vergadering zou worden kenbaar gemaakt, dat men vrij wel unaniem algeheele demping de meest juiste oplossing gedacht had. Mr. Schuurman achtte demping noodzakelijk in meer dan één opzicht. Spr. zeide, dat Alkmaar nog genoeg typische grachtjes over houdt b.v. Zaadmarkt en Oudegracht, die als historisch stedenschoon altijd de aandacht zullen blijven trekken. Indien men van het Verdronkenoord een rijweg maakte, zou er voor Alkmaar een grootere kans voor industrialisatie ontstaan. Die industrie zou dan mogelijk zijn b.v. m de buurt van het Ooievaarsnest, waar dit thans door gebrek aan goede'toegangswegen een onmogelijkheid is. Bij eventueele in- dustrialisatie zou men een deel van de vei armde Langendijk-bevolking kunnen insc ia kelen. Uit dit oogpunt bezien, pleitte spr dus eveneens vóór demping. De heer London vroeg hierna het oor deel van V.V.V. De voorzitter zegde toe hierover by V.V.V. aan te zullen kloppen. De heer Endel zou aan de motie wil' len toevoegen de vraag of indien men tot demping zou overgaan van het Verdron kenoord géén verkeersweg te maken. De heer Heuseveldt achtte dit juist zéér noodzakelijk. Behalve het zware vracht verkeer, is toeristen- en ander verkeer zeer gewenscht. Men zie slechts naar de stad Lei den, waar men het doorgaand verkeer om heen gelegd heeft. Dit is een schadepost voor de Leidsche neringdoenden geworden en spr. wilde dit juist in Alkmaar voorko men. Na eenig heen en weer gepraat werd ten slotte besloten een comité van actie op te richten, dat nader een motie zou uitwerken om B. en W. en den gemeenteraad hiervan op de hoogte te stellen. De voorzitter dankte hierna de aan wezigen voor hun komst, in het bijzonder de raadsleden en de pers en sloot om 10 uur de vergadering. 269. Maar deze keer'hadden ze te doen met een bewaker die omkoopbaar bleek. De dokter stak den wachter eenige geld stukken toe. Deze begon te glimlachen en schoof de grendel open. 270. De dokter trad de kerker binnen en keek zijn zoon aan. Het was nu geen tijd om veel woorden te verspillen en Tonny volgde zwijgend. Maar dit was alles goed en wel, nu moesten ze probeeren om er allemaal uit te komen. De tooneelzaal van 't Gulden Vlies was gisteravond geheel gevuld met belang stellenden voor de rede van minister mr. P. J. Oud, gehouden op uitnoodiging van de afd. Alkmaar van den vrijz.-dem. bond. Ook uit de buitengemeenten waren ver schillende menschen aanwezig. Onder hen merkten wij o.m. op den heer F. J. Aukes uit Bakkum, vanouds een bekende figuur in de vrijzinnige kringen in deze provincie. De voorzitter der afd. Alkmaar van den vrijz.-dem. bond, de ,heer A. S i e t s- rri asprak een welkomstwoord, uitte zijn voldoening over de groote opkomst en deelde mede, dat mr. Oud zou spreken over het regeeringsbeleicl in de afgeloopen vierjarige periode. De minister aan het woord Mr. Oud ving zijn réde aan mét eraan te herinneren, dat ovér een drietal weken de Nederlandsche kiezers zullen worden opgeroepen om hun stem uit te brengen voor het vormen van een nieuwe Tweede Kamer en dat het in zoo'n tijd gewoonte is, dat de voormannen van de verschillen de partijen hier en daar redevoeringen houden ter bespreking van het regeerbe leid in de afgeloopen periode. Den gewonen burger, die door zijn dagelijksche bezigheden in beslag wordt genomen, ontbreekt als regel de tijd om zich volkomen op de hoogte te stellen van de problemen van het regeerbeleid. En toch is het noodig er althans iets van te weten, want al bemoeit men zich niet met de politiek, dan zal zij zich met ons be moeien. Immers te zijner tijd wordt men opgeroepen om mee te bepalen in welke richting ons land zal worden bestuurd. Daarom is voorlichting in dezen juist in verkiezingsdagen van groot belang, méér nog dan op andere tijden. Spr. kon zich niet vereenigen mét hen, die in deze dagen het land doortrekken en allerlei goeds en moois beloven, als men slechts op hen zal stemmen. Zooiets heb ben de vrijzinnigen nog nooit gedaan en zij zullen het ook niet doen, omdat zij weten, dat er zooveel wordt beloofd wat nooit voor vervulling in aanmerking kan komen. De beste belofte, die men van de vrijzinnigen kan krijgen, is, zei spr., ge legen in het verleden. Het werk, reeds verricht, wettigt het vragen van het ver trouwen voor de toekomst. De achter ons liggende periode is een zeer belangrijke tijd geweest voor ons land, er was in de laatste 120 jaren geen tijdperk, waarin de toestand voor land en volk zoo moeilijk was als in de laatste jaren. Spr. vond het niet noodig die moei lijkheden op te sommen of de oorzaken er voor na te gaan, men weet dat ze op het internationale economische terrein liggen, vooral op dat van het 'handelsverkeer, waardoor de welvaart van ons volk ten zeerste heeft geleden. Om een enkel cijfer te noemen, zei spr., dat onze inkomsten belasting is gedaald van 90 millioen in 1930 tot de helft daarvan in 1936. Deelname van de vrijzinnigen aan de regeering was een eisch van democratie. In 1933 was het groote probleem: hoe zal de regeering optreden om ons volk door de moeilijkheden heen te leiden? Toen is voor het eerst doelbewust ge broken met de tientallen van jaren be staan hebbende tegenstelling van rechts en links bij het vormen van een regeering. (Spr. schakelde het kabinet-De Geer uit, omdat bij het optreden daarvan geen mogelijkheid bestond een ander ministe rie te vormen dan gelijk toen gevormd werd, waarin ook een paar mannen van de linkerzijde werden opgenomen.) De vrijz.-democraten hebben nooit be wonderd, dat steeds ministeries werden gevormd uit rechts of links, al wilde hij de verschillen tusschen die richtingen niet Minister Ou... uit het oog verliezen, ja, zelfs opwekken die nooit te vergeten en altijd te blijven strijden voor eigen beginsel. Echtei, sa menwerking is- noodzakelijk vooral in een land als het onze, waar zooveel groepen bestaan. Die samenwerking tusschen allen, die van goeden wille zijn, was in 1932 ook door spr. verdedigd op de algemeene ver gadering van den vrijz.-dem. bond. Daar om vond spr. het gelukkig gezien, dat de heer Colijn in 1933 een ministerie wensch- te te vormen, op zoo breed mogelijken grondslag. De vrijzinigen gaven aan de roepstem om daaraan deel te nemen ge hoor, niet omdat zij zoo graag een minis terszetel wilden bezetten of omdat het partijbelang dat meebracht. Integendeel, het was voor de partij en haar leden, die op het „gestoelte der eere" plaats namen, heel wat gemakkelijker geweest, als zij geweigerd hadden en kalmweg in de op positie waren gegaan. Evenwel, een der gelijke houding zou niet hebben getuigd van verantwoordelijkheidsgevoel en zou ook niet in het belang van de democratie zijn geweest, welk beginsel immers door ons wordt voorgestaan. Voor die democratie is het een ernstige tijd, maar als de democraten hun plicht begrijpen, dan dreigt er geen gevaar, want er is geen volk ter wereld, dat zoo in de democratie is opgegroeid als het Nederlandsche. Spr. ontkende, dat in moeilijke tijden de democratie geen beginsel zou zijn, waar naar zou kunnen worden geregeerd. Het zou verloochening van dit beginsel zijn geweest, als in 1933 de vrijzinnigen hadden geweigerd deel uit te maken van de re geering. Het financieel beleid verdedigd. En het was toen een zeer moeilijke tijd, dien we nu nog niet te boven zijn, al is er zeer zeker verbetering merkbaar. De cri sis met onophoudelijke daling van de staatsinkomsten duurde bijzonder lang en daarbij stegen de uitgaven doordat de werkloosheid voortdurend verergerde en allerwege steun moest worden verleend, omdat het sociale gevoelen, veroverd door de democratie, meebrengt dat men' al die steunbehoevenden niet zonder meer aan hun lot mag overlaten. Rijk en gemeenten geven daarvoor te zamen uit per jaar 150 millioen. Spr. maakte duidelijk, dat steun aan land- en tuinbouw, scheepvaart, enz. enz. noodzakelijk was om ineenstorting te voorkomen. De eischen aan de schatkist en het crediet van den staat gesteld, waren zeer groot, ook al doordat voor het uitvoe ren van groote werken, scheepsbouw enz. steeds weer groote uitgaven moesten worden gevoteerd. Toen spr. in 1933 als minister van financien optrad, moest hij ervaren dat er tekorten en nogeens tekorten zouden ont staan ten behoeve van al die groote uit gaven, welke tot dien tijd waren bestre den uit den spaarpot van den staat, zijnde het leeningsfonds 1914, waarin, ondanks het daaruit betalen va» de mobilisatie schulden, een groot overschot was ge komen als gevolg van de goede jaren na den oorlog. In 1933 was die spaarpot niet alleen geheel leeg, maar er was toen ook reeds een 50 h 60 millioen meer uitgegeven dan mSorhawas toen geen voorstander geweest van het steeds maar weer leeneri al zou H het dan zeer zeker veel gemakkelyker hebben gehad dan nu en a zou hij dan niet herhaaldelijk met belastingverho ging hebben behoeven te komen of be zuinigingen hebben moeten aanbrengen. Indien hij dien weg had gevolgd, zou het crediet voor de eerste jaren groot genoeg zijn geweest, maar eenmaal zou de de bacle komen en dan zou de schuld met nntzaeliik vele millioenen zyn gestegen, Den bankroet van den staat zou niet te voorkomen zijn geweest. Men had steeds meer papiergeld kunnen uitgeven of een streep halen door de schulden (in beide gevallen eigenlijk precies hetzelfde), maar geen dezer middelen is goed. Voor al de kleine luyden zouden er het ergste onder lijden en daarom is 'n gezonde fi- nancieele politiek een plicht voor de voor standers der democratie. De maatregelen, toen genomen, kan men alleen goed beoordeelen in het licht van de omstandigheden. Zij mogen niet steeds instemmir T hebben gevonden, maar de toen gevolgde politiek is ingegeven ge worden door een goede democratie. Spr. memoreerde hoe dikwijls het be- toog wordt verromen, dat de regeering door verschillende harer maatregelen de koopkracht had verminderd en dat hieruit voortvloeiden steeds weer nieuwe bezui nigingen. Hiertegenover wees spr. erop, dat de menschen die aldus redeneeren, schijnen te meenen dat de regeering de crisis geheel in haar macht zou hebben en dit nu is ten eenenmale onjuist, omdat de crisis in de eerste plaats afhangt van de internationale economische omstan digheden en deze zijn het die onzen export beheerschen en de koopkracht hier te lande doen dalen. Spr. wees hierbij o.a. op de moeilijkheden in den tuinbouw in deze streek. Het is dus wel zeker, dat de regeering geen onbeperkten invloed heeft op de internationale omstandigheden. Dat ervaren eiken dag weer de onderhande laars, die vanwege de regeering steeds bezig zijn betere voorwaarden voor den handel te bedingen. De voorstanders van een politiek, waarbij van bezuiniging geen sprgke zou zijn uit vrees voor vermindering van de koopkracht, zijn voorstanders van het interen van het Nederland sche kapitaal en zullen als die politiek werd gevolgd eenmaal tot droeve ervaringen komen. Uitvoerig ging spr. hierop in, zijn be-- toog met voorbeelden verduidelijkend. Bedoelde politiek zou slechts opgaan als het geproduceerde (spr. noemde b.v. scheepsbouw, deityd door ir. Albarda in de Tweede Kamer aanbevolen) rendabel kan worden gebruikt. Op het stuk van werkelijke verhooging van de koopkracht is de regeering nooit achterwege gebleven, zei spr., wijzende op wegen en bruggen, die tot stand zijn ge komen. Dergelijke objecten mag men slechts ter hand nemen, als zij noodig zijn en dus een doel hebben. Het lukraak uit geven van kapitalen ter verhooging van de koopkracht zou een interen van kapi taal zijn, wat bij verbetering van de toestanden als er behoefte bestaat aan uitbreiding van scheepsruimte en fabrie ken, enz., funest zou blijken, want de dan noodige kapitalen zouden vast zitten kv niet-noodige objecten. Een politiek als die welke men de re geering heeft willen opdringen, is ge voerd in Frankrijk, waar de kiezers zich bij de verkiezingen in het vorige iaar geen voldoende rekenschap gaven van die koopkracht-politiek. De uit die verkiezin gen voortgekomen regeering staakte met de tot dien gevoerde bezuinigingen en ging over tot verhoogingen, wat anders slechts mag gebeuren als de omstandig heden daarvoor rijp zijn en dat waren zij in Frankrijk niet met als gevolg, dat in Sept. de financiën zoodanig in de war raakten, dat devaluatie noodzakelijk was. Spr. merkte hierbij op, dat ons land er, toen ook hier de gulden niet op goud- waarde kon worden gehouden, tengevolge van de aanpassingspolitiek zeer veel beter voorstond dan Frankrijk. Ons staatscre- et kon onverzwakt worden gehandhaafd, een groote leening kon worden gesloten egen lage rente, hooge prijsstijgingen van allerlei artikelen kon worden voorkomen en van dit alles was in Frankrijk geen sprake. Spr. concludeerde hieruit, dat de aanpassingspolitiek nog zoo slecht niet is als.men bedenkt, dat de regee- wl ln Frankr«k reeds gezegd heeft, dat niet kan worden voortgegaan op den thans gevolgden weg of zooals hij er moet een adem-pauze het uitdrukte: zijn. recM dnlf hP^ben de re8eeringspolitiek inkomsten «fW erVaren: de belastingen- verSdert WCer' de werkloosheid merkbaari'n er is verbetering Sdl^0n? economischen toe- vnnrd= i echter erkennen, niet de Zij moeiendVia? de kooPkrachtpolitiek. riig iï ceL 1 toegeven' dat er verbete- HioV maar zeggen zii de doodde "re1 d°°r maar ondanks door de regeering gevolgde politiek. Na een i, X*norg'm* °uden van dagen. de verzorehur v Pati7,e besprak mr. Oud tt Sln8 van de ouden van daaen "n dte°ï"m Va" d«" «0 °-*S. ton' üdeden J 1 Sif'" totzelfde als 25 jaren S, en zyn wel enkele kleine een groepen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6