Voorrangswegen na 4 Juli 1937.
Waar het recht zijn loop heeft.
Sppoeten komen vroeg in
het voorjaar, koop tijdig een pot
Sprutol. Bij alle Drogisten.
ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 5 MEI 1Ö37
Arrondifetmenis-Rechtbank te Alkmaar
De officier van justitie eischt zware straffen in de
diefstal-zaak bij Hoogenstraaten en de
Wieringsche roofoverval.
De roofoverval op Wieringen.
f - jv
t
(Zitting van Dinsdag 4 Mei 1937).
De groentendiefstal bij de
N.V. v.h. W. Hoogenstraaten.
In Maart van dit jaar werd Alkmaar
eenigermate in opschudding gebracht door
een sensationeel en allerbrutaalst staaltje
van diefstal dat gepleegd zou zijn ten na-
deele van de N. V. Nederlandsche Fabriek
van verduurzaamde levensmiddelen voor
heen W. Hoogenstraaten Co. alhier.
Het bleek dat genoemde firma voor dui
zenden guldens benadeeld was geworden
jonder dat er aanvankelijk eenige ver
denking van diefstal was geweest. De
dieven waren zeer geraffineerd te werk
gegaan, daar zij kans hadden gezien hun
gestolen waar bij wagenvrachten tegelijk
uit de genoemde fabriek te halen' en deze
later in Amsterdam en omstreken aan den
man te brengen.
Als verdacht dezen diefstal te hebben
gepleegd stonden heden voor de Alkmaar-
sche rechtbank terecht de losarbeiders
Berend M., Martinus P., beiden wonende
tjD Alkmaar en de aardappelhandelaar
Nicolaas K. wonende te St. Pancras. De
drie verdachten bekenden het ten laste
gelegde delict volmondig. Vast kwam te
gtaan dat zij ongeveer 15000 blikken
groenten en verschillende andere con-
ttumptiewaren uit de fabriek hadden ont-
yreemd. Het gestolene werd eerst met een
bakfiets uit de fabriek geladen en dan
yoor een nacht ergens opgeslagen, waarna
bet den volgenden dag door den aardap
pelhandelaar K. naar Amsterdam werd
vervoerd.
De president trachte vast te stellen van
wie nu eigenlyk het initiatief voor dezen
diefstal was uitgegaan. Volgens M. zou K.
hebben dat er een mooi handeltje
zou zitten, doch K. ontkende dit hard
nekkig. Hoe dan ook, vast stond dat M. en
p. het eerst in de fabriek hadden ingebro
ken, door middel van inklimming. Zij had
Óen toen binnen den sleutel gevonden,
waarmede zij de groote deuren aan de
achterzijde konden openen om zoodoende
het vervoer te vergemakkelijken. De op
brengst van alle gestolen waar was onge
veer 1200 geweest die onder de drie
Vrienden gelijkelij': was verdeeld.
De inspecteur van politie, de heer A. J
fttieristra, die het onderzoek in deze zaak
was begonnen, had te Amsterdam en Haar
lem verschillende doozen en blikken, af-
hkomstig van de inbraak, in beslag ge
nomen.
Volgens den getuige P. J. Kuijmans, pro
curatiehouder der N.V. v/h. Hoogenstraa
ten Co., hadden de dieven voor een
totaal bedrag van 3100 weten te ont
vreemden. Dat de diefstal, die over een
groot tijdsverloop plaats vond, niet zoo
■poedig ontdekt werd, lag aan de omstan
digheid, dat er een zeer groote voorraad
aanwezig was, waardoor de vermissing
niet spoedig was opgevallen. Getuige
Kuijmans verklaarde verder nog, hoe
beide verdachten, zoowel Berend M. als
Martinus P., in dienst van de firma waren
geweest, waar M. vaak een vertrouwens
positie had genoten doordat hem de con
trole der uitgaande goederen werd opge
dragen.
De officier van justitie meende dat hier
toch wel een zeer ernstigen diefstal ge
sproken kan worden. Van wien in deze
kwestie het initiatief is uitgegaan is niet
zeker, doch dat neemt niet weg dat ieder
een zekere rol in de zaak heeft gespeeld.
M. werkte in de zaak en was uitstekend
met den toestand aldaar op de hoogte.
Doch ook de toestand buiten de fabriek
moest voor het plan van de verdachten
goed onderzocht worden en daarvoor had
Martinus M. gezorgd, die minutieus nauw
keurig onderzocht had hoe de surveillance
van de politie des nachts was geweest.
Zoo was hij tot de ontdekking gekomen
dat na half één het licht op het Stations
emplacement uit ging, terwijl tevens ge
bleken was dat de politie ter plaatse op
de heele uren surveilleerde. Toen dat ge
deelte van het plan verzorgd was diende
men nog te zorgen voor een goede ver-
voersmogelij'kheid en die mogelijkheid was
door den verdachte N. K- geschapen, die
met zijn vrachtauto de goederen verder
gedistribueerd had. Inderdaad noemde
spreker het een mooie arbeidsverdeeling,
doch uit alles bleek ook wel op welk een
uiterst listige wijze de dieven te werk zijn
gegaan. Ieder der verdachten heeft in deze
affaire een andere rol gespeeld, doch spr.
achtte, behoudens kleine verschillen, het
aandeel van elk van hen gelijk.
Ergerlijk noemde spr. het feit dat
Berend M. aanvankelijk gepoogd had de
schuld te werpen op een volkomen on
schuldig inwoner van de gemeente Eg-
mond, een karakterloosheid die in de
straf tot uiting diende te komen. Ten aan
zien van Martinus P. oordeelde spr. de
situatie nog wat ernstiger, daar deze her
haaldelijk wegens misdrijven veroordeeld
is geworden.
De officier van justitie requireerde ten
slotte respectievelijk tegen B. M., M. P.,
en N. K. een gevangenisstraf voor den tijd
van 2 jaar en 4 maanden, 2 jaar en 6
maanden en 2 jaar.
Pleidooi.
De verdediger van Berend M., mr.
Judell, begon zijn pleidooi met op te mer
ken dat het niet in zijn bedoeling lag een
poging te wagen de schuld van verdachte
te verkleinen of dien6 daad te veront
schuldigen. Doch op het tijdstip waarop
de daad gepleegd werd was verdachte be
dreigd geweest met een werkloosheid,
waardoor zijn gezin wellicht door armoede
zou worden geteisterd. Pleiter meende dat
de daad niet zoozeer ondanks, dan wel
licht dank zij zijn vrouw en kinderen zou
zijn gesohied. Pleiter sprak de hoop uit
dat deze factoren de rechtbank wellicht
tot een clement vonnis zouden kunnen
voeren.
Mr. Thomas, die voor verdachte N. K.
optrad, meende, dat hetgeen mr. Judell
had opgemerkt in nog sterker mate gold
voor P. De officier eischte tegen P. de
zwaarste straf op grond van het strafblad
dat verdachte heeft, doch pleiter toonde
aan dat verdachte het laatst tot een mis
drijf is gekomen in 1909 en na zijn huwe
lijk nooit meer schuld aan eenig misdrijf
heeft gehad. Na 18 jaar heeft verdachte
tenslotte weer misgetast, doch daaruit is
toch wel gebleken dat hij zich kan be-
heerschen. Pleiter drong, evenals mr.
Judell, aan op clementie.
Mr. Schuurman, die als verdediger van
K. optrad, verbaasde zich over het feit dat
de officier van justitie het aandeel van
alle drie verdachten op gelijke hoogte
teerde. K. heeft aanvankelijk met de
heele kwestie niets te maken gehad en is
er feitelijk door zijn trawanten M. en P.
ingehaald, daar deze zijn hulp noodig had
den. Maar reeds na den eersten keer had
verdachte K. gezegd: „ik schei er mee uit".
Pleiter meende dat hier toch wel van een
groot verschil in mentaliteit sprake was.
Dit had dan ook naar zijn meening in de
straf tot uiting moeten komen. Pleiter
sprak de hoop uit dat alsnog een reclas-
seeringsrapport ten aanzien van K. zou
worden uitgebracht en vroeg diens voor
waardelijke veroordeeling, subsidiair het
opleggen van een gecombineerde straf.
Repliceerend meende de officier van
justitie dat er in dit geval toch geen enkel
motief was tot het doen uitbrengen van
een reclasseeringsrapport of het opleggen
van een gecombineerde straf. Wanneer
men dergelijke ernstige feiten nu al voor
waardelijk zou gaan veroordeelen, dan zag
spreker den toestand van Nederland don
ker in.
Uitspraak 12 Mei.
Op Oudejaarsavond had te Wieringen een
roofoverval plaats gehad, waarvan de 50-
jarige landbouwer J. Snooij te Hippolytus-
hoef het slachtoffer was geworden. Snooij
wilde zich des avonds te ongeveer half ze
ven met een lantaarn in de hand vanuit zijn
schuur naar een bijgebouwtje begeven, dat
aan zijn woning grenst. Plotseling zag hij
zich geplaatst tegenover een drietal jonge
mannen die hem de lantaarn uit de hand
sloegen, hem op den grond wierpen en later
vastbonden. Onder het uiten van allerlei
dreigementen hadden zij Snooij ertoe gekre
gen zijn beurs inhoudende 160 af te geven,
waarop de onverlaten in allerijl in het
duister waren verdwenen.
Ziedaar de onaangename gebeurtenis die
den landbouwer Snooij op dien gedenkwaar-
aigen avond was overkomen. Gelukkig had
deze ontmoeting, behalve dan aanvankelijk
schrik, verder geen onaangename gevolgen
gehad.
Als verdacht van dezen roofoverval stonden
terecht de drie arbeiders uit Wieringen, Arie
M. (gedetineerd), Marinus L. en Hendrikus
G. L. De drie verdachten ontkenden hard
nekkig het ten laste gelegde.
Als eerste getuige werd gehoord het
slachtoffer S. Snooij. Een merkwaardige
figuur is deze Snooij. Stil en in zichzelf ge
keerd als hij is, had de president de groot
ste moeite de woorden uit dezen zwijgzamen
man te trekken.
President: Kende u de verdachten?
Snooij: Jawel.
President: Was u gewoon geld in huis te
hebben of bij u te dragen?
Getuige: Nee, gewoonlijk niet.
President: Je bent leelijk te pakken geno
men, nietwaar?
Getuige: Ja, dat viel niet mee.
Met horten en stooten kwam dan het re
laas van den overval weer te voorschijn.
Hoe Snooij naar buiten was gekomen en hoe
hij opeens achter een muur een verdacht
persoon zag. Toen hij dezen vroeg wat hij op
het erf uitvoerde was de man op hem afge
komen en had hem de lantaarn uit de hand
geslagen. Doch vóór dat gebeurde had
Snooij nog kans gezien het gezicht van zijn
aanvaller bij het lamplicht te onderschei
den. Onmiddellijk daarop was hij door zijn
aanvallers overmeesterd geworden. Onder
bedreigingen van „geef je geld of we slaan
je de hersens in" had Snooij zijn portemon-
naie afgegeven. Toen dit gebeurd was had
den de onverlaten S. in den koestal gelegd
en het hazenpad gekozen. Snooij, die door
zijn aanvallers aan handen en voeten gebon
den was, had zich weten los te werken en
was naar zijn broer, die op een paar hon
derd meter afstand woont, gegaan. Deze had
toen onmiddellijk de politie gewaarschuwd.
Nog denzelfden avond was S. door de politie
gehoord, doch weinig spraakzaam als de man
zich ter terechtszitting toonde, was het be
grijpelijk, dat hij na de doorgestane emo
ties heelemaal geen woord had gezegd. Het
was tenminste voor den brigadier der ryks-
veldwacht A. Bergsma thans majoor te
Purmerend uiterst moeilijk geweest eeni
ge gegevens omtrent de daders te krijgen.
President tot getuige Snooij: Hoe herken
de u de anderen?
De minister van waterstaat heeft met in
gang van 4 Juli als voorrangswegen aange
wezen de hieronder te noemen rijkswegen
(de in die wegen liggende, bij gemeenten in
beheer en onderhoud zijnde traversen niet
inbegrepen):
AmsterdamLarenBaarnAmersfoort;
AmersfoortWoudenberg:
MoordrechtRotterdam, van het kruis
punt met den Middelweg te Moordrecht tot
punt van aansluiting van Ouden Rijksweg,
bij weg van Terbregge te Hillegersberg;
A'damSassenheimHaagsche Schouw
's-Gravenhage, voor wat betreft: a. wegvak
A'damSpaarnwouderdwarsweg, b. wegvak
's-GravenhageSassenheim, te beginnen
met den Straatweg door het Haagsche Bosch,
tot de Postbrug te Sassenheim, alsmede het
noordelijk deel van den Benoordenhoutschen
weg te 's-Gravenhage;
AmsterdamHaarlem, van den Hoofdweg
te Amsterdam;
AmsterdamVelsen van den Nieuwen
weg in den Grooten IJpolder te Amsterdam
tot nabij het nieuwe stoompontveer over het
Noordzeekanaal te Velsen;
AmsterdamWieringen, van de Meeuwen
laan te Amsterdam tot den Zesstedenweg bij
het Slochter;
Haarlem—Sassenheim, niet inbegrepen het
wegvak tusschen de noordgrens der ge
meente Heemstede en een punt, gelegen
150 M. noordwaarts van de Oude Posthuis
straat te Heemstede;
HaarlemVelsenAlkmaarvan Ewyck-
sluis Wieringen Zurig Harlingen
Leeuwarden;
's-GravenhageRotterdam;
RotterdamDordrechtMoerdijk Prin-
cenhageZundertgrens, voor wat betreft:
a. wegvak tusschen den verbindingsweg I te
IJsselmonde en den ouden rijksweg Rotter
damZwijndrecht, alsmede genoemde ver
bindingsweg I, b. wegvak DordrechtWil
lemsdorp, van den Zuidendijk tot de brug
over het Hollandsch Diep;
LoosduinenNaaldwijkMaasdijk;
De BiltHuis ter HeideHoevelaken;
Huis ter HeideEdeArnhem met uit
zondering van het oude wegvak bij Ede tus
schen K.M. 7.5 en K.M. 10;
Utrechtde BiltDriebergenArnhem
(hierin is het nieuwe wegvak bij Amerongen
tusschen K.M. 98.130 en K.M. 98.426 begre
pen en niet het oude wegvak door Ame
rongen;
UtrechtVianenZaltbommel Hedel
's-Hertogenbosch;
V ianenGorinchemKeizersveerBreda
HoevelakenNijkerk Hattemerbroek
Zwolle;
HoevelakenApeldoornDeventer
ZwolleBerkumMeppel Pijlebrug
AssenHarenGroningen
ZwolleDeventer;
DeventerHoltenGoorHengelo Ot-
denzaalDenekamp—grens;
Oldenzaalde Poppe (grens);
DeventerGorsselZutphen;
ZutphenWarnsveldGoor;
ZutphenDierenArnhem
ArnhemZevenaargrens;
ArnhemLentNijmegen, van de Rijn
brug te Arnhem tot de Waalbrug te Nij
megen, niet inbegrepen de oude wegvakken
onder Elden en onder Lent;
NijmegenVenlo;
Bergen op ZoomWouwPrincenhage—
Breda;
Bergen op ZoomWoensdrechtKruinin-
genGoes 's Heer-ArendskerkeNieuw-
landMiddelburg;
MoerdijkbrugBreda;
's-HertogenboschVught—Eindhoven;
BredaTilburg;
V ughtTilburgGoirlegrens;
Venlo—grens Straelen);
VenloRoermond;
RoermondGeleenMaastricht;
MaastrichtHeerVaals;
Heer—Eysden (grens)
MaastrichtWilre (grens);
Maastrichts-grens Bilsen);
Maastrichtgrens Smeermaes).
Getuige: H. L. herkende ik aan zijn stem
en M. L. aan zijn houding.
President: Heeft u op het critieke moment
nog gehoord wat er gezegd werd?
Getuige vertelde, dat hij, toen hij op den
grond lag, gehoord had, dat een der aanval
lers hem met een bromstem toevoegde: Je
doet mij niks.
President: Waar sloeg dat op?
Getuige: Nou, hij dacht zeker dat ik het
aangeven zou of zoo.
President: En Marinus L. heeft niets ge
zegd?
Getuige: Nee.
President: Hebt u zelf het geld afgege
ven?
Getuige: Nee, dat hebben ze uit mijn
broekzak gehaald.
Getuige vertelde hoe hij verder met een
touw en een paar bretels gebonden was Bo
vendien hadden zijn aanvallers hem nog een
pet met een stuk touw voor den mond ge
bonden.
President: Was een van uw aanvallers in
een lichte jas?
Getuige: Ja, Arie M.
President tot verdachte M.: Had je zoo'n
jas verdachte?
Verdachte M.: Nee, edelachtbare.
De toenmalige brigadier der ryksveld-
wacht Bergsma had reeds direct een paar
personen verdacht. Den volgenden dag was
hij met M. bij Snooij gekomen en op een
vraag van den brigadier vertelde Snooij, dat
hij in M. een van zijn aanvallers herkende.
President tot Snooij: Had u al van te vo
ren aan Bergsma gezegd dat M. erbij was?
Getuige: Nee, Bergsma kwam met M. bij
me en toen heb ik hem herkend.
President: Waarom sprak u niet direct te
gen Bergsma over M.? Was u bang voor
wraak van hem?
Het antwoord bleef getuige op deze vraag
schuldig.
De verdediger van M., mr. Kamminga,
stelde hierop getuige Snooij de vraag of hy
M. al direct na confrontatie herkend had.
Getuige: Eerst niet, doch een tijdje later
wel.
De majoor der rijks veld wacht vertelde dan
hoe hij bij Snooij gekomen was. Op den be-
wusten avond was er niet veel uit den man
te krijgen geweest. Snooij had aanvankelijk
niet kunnen zeggen wie zijn aanvallers wa
ren geweest.
President: Hoe kwam u ertoe M. van den
overval te verdenken?
Getuige: Omdat ik hem verdacht. De drie
verdachten stonden naar getuige verder
meedeelde op Wieringen zeer slecht bekend
en het was opmerkelijk dat er sedert het
tijdstip waarop zij in verzekerde bewaring
waren gesteld, geen enkel misdrijf op Wie
ringen had plaats gevonden. M. werd thuis
aangetroffen met een wond aan den neus
die hu waarschynlyk bij zyn val of door de
afwerende bewegingen van Snooij zou heb
ben opgeloopen.
President: Hoe kwam u er toe de andere
verdachten aan te houden?
Getuige Bergsma: Ik ben gaan onderzoe
ken in welk gezelschap M. den bewusten
avond had verkeerd. By zyn arrestatie had
M. gezegd: Ze zullen me wel een half jaar
in voorarrest houden. Marinus L. had ge
zegd: Ik dacht wel dat jullie me zouden ko
men halen.
Verder bleken er op het tooneel van den
stryd een pet en een zakdoek te zyn ge
vonden. Van den zakdoek had men later op
den avond een politiehond den reuk gege
ven. Het dier had het spoor tot op den weg
gevolgd, doch was het daarna bijster ge
raakt.
Uit het verdere getuigenverhoor bleek, dat
er op denzelfden avond door een voorbijgan
ger drie fietsen aan den kant van den weg
voor de woning van Snooij waren waarge
nomen. Dit was te omstreeks half zeven ge
weest. Verder waren de verdachten te on-
geveer 5 uur in het café van den caféhouder
S. Scheltus te Stroe gekomen, waar zy eeni
ge flesschen spiritualiën hadden ingeslagen
en een paar glaasjes bier naar binnen had
den geslagen.
Verder hadden eenige getuigen gezien, dat
M. altijd een soort pet zou hebben gedra
gen gelyk aan die welke by het huis van
Snooy was gevonden. Het zou bovendien be
kend zyn geweest dat Snooy in het begin
van December aan den slager te Stroe een
koe voor 210 had verkocht. Om tien minu
ten over half zeven waren de verdachten
Arie M. en Marinus L. by de huishoudster
van den veekoopman P. Laan, mej. Cath. S.
Zuiderduin, gekomen. Zy hadden er opge
wonden uitgezien en hygden van inspan
ning. Als excuus hadden ze toen aangevoerd,
dat ze zoo hard hadden geloopen.
Het requisitoir.
De officier van justitie begon zyn requi
sitoir met op te merken, dat de 31ste Decem
ber voor Wieringen in het algemeen en voor
den landbouwer Snooy in het bijzonder een
zeer byzondere avond was geweest. Op dien
avond, waarin men in een zekere geestelijke
stemming pleegt te verkeeren, werd Snooii
onverhoeds aangevallen en overmeesterd.
De aanvallers hebben getoond de noodige
menschenkennis te bezitten, want waarom
hadden zij anders juist dezen zwijgzamen
ingetogen landbouwer, waarvan zy boven
dien vermoedden, dat hy met wat geld op
zak liep, uitgezocht? Spr. ging daarna in
chronologische volgorde de gebeurtenissen
op den 31sten December na. Spr. noemde het
wel zeer merkwaardig, dat M. by zijn
arrestatie een wond had. Ook de affaire met