Grenswijziging tusschen Alkmaar
Heiloo en Oudorp.
!IS tehaal
rsssïï!
De kwestie voor Ged. Staten besproken.
in h..rTX!bXS
«-WittïïS ?sVn
K,bS d
oorS g*te„dee;s",ntewtAlkmaar
Stad en Omgeving. i|
Wat Alkmaar betoogt.
Rede burgemeester
van Alkmaar.
Hedenmiddag te twee uur is voor Gedep.
Staten te Haarlem de grenswijziging tus
schen Alkmaar, Heiloo en Oudorp bespro
ken.
Voor Alkmaar werd de wenschelijkheid
van grenswijziging bepleit door den burge
meester, jhr. mr. F. H. van Kinschot en door
den gemeente-secretaris mr. A. Koelma.
Tegen de grenswijziging werd voor Heiloo
gesproken door den burgemeester jhr. N.
van Foreest en door den gemeente-secretaris
den heer Bruul.
Voor Oudorp, waar men eveneens tegen
grenswijziging is, werd door mr. dr. Buiskool
uit Schagen gepleit.
Wij laten hier onder volgen wat door bur
gemeester van Kinschot en door mr. Koelma
naar voren gebracht werd.
A. Grenswijziging Heiloo.
Het betoog van de gemeente Heiloo al
dus de burgemeester van Alkmaar is ten
deele van juridischen aard en bevat voor
een ander deel een beoordeeling van de
motieven, die voor de gemeente Alkmaar
aanleiding zijn geweest om aan Hare Maje
steit de Koningin een verzoek om grenswij
ziging in te dienen. De juridische argumen
ten zullen in het bijzonder door den secre
taris worden besproken, al meen ik goed te
doen er reeds nu de aandacht op te vestigen,
(jat het beroep van Heiloo op verschillende
schrijvers, die de voorkeur geven aan het
ongerept laten van de eenmaal bestaande ge
meentelijke grenzen volstrekt niet opgaat.
Men behoort n.1. bij de beoordeeling van ge
biedswijzigingen drie gevallen heel scherp te
onderscheiden. In de eerste plaats kan wor
den genoemd het geval van samenvoeging
van gelijksoortige kléine plattelandsge
meenten; verschillende voorbeelden zijn
daarvan uit den lateren tijd .aam te-wijzen,.
De andere rubriek is- die- van-de gevalleer
waarin randgemeenten aan gropte centra-
geheel of ten deele worden toegevoegd. In de
derde plaats doet zich grenswijziging voor in
dezen vorm, dat er is een correctie van gren
zen om aan het gebied een meer logische
afscheiding te geven dan het tot dusver had.
Het standpunt nu van de gemeente Alk
maar is, dat het hier uitsluitend gaat om
correctie van grenzen. Althans naar de zijde
van Heiloo.
Men kan niet beweren, dat Alkmaar daar
bij overhaast is te werk gegaan. Reeds jaren
geleden heeft Alkmaar de aandacht v.an Ged.
Staten gevestigd op wat het ziet als een
groeiproces, dat grenswijziging noodig
maakt. Wanneer Alkmaar thans eindelijk,
gebruik makende van een aan de gemeente
toekomende bevoegdheid om aan Hare Ma
jesteit de Koningin grenswijziging te vra
gen, thans ook de aandacht van de regee
ring gevraagd heeft voor dit groeiproces,
kan het niet worden voorgesteld alsof Alk
maar zich tegenover de nabuurgemeente
schuldig maakt aan iets onbehoorlijks; in
het bijzonder niet kan dit worden betoogd
met een beroep op de door de gemeente
Heiloo geciteerde schrijvers, die immers al
len bet oog hebben op de gevallen hiervóór
genoemd in de tweede plaats, d.w.z. de toe
voeging van randgemeenten aan groote cen
tra, zooals hier in Noordholland met mede
werking van Ged. Staten groote gebiedsuit
breidingen van de gemeenten Amsterdam en
Haarlem hebben plaats gevonden.
Burgemeester Van Kinschot
De gemeente Heiloo beroept zich overi
gens op de mogelijkheid van samenwerking
en betoogt, dat daardoor grenswijzigingen
beperkt zullen blijven tot die gevallen,
waarin de daarvoor in aanmerking komen
de gemeente zich niet tegen annexatie ver
zet. Heiloo gaat zelfs zoover te wijzen op de
dwangmogelijkheid, die in 1931 in de ge
meentewet is opgenomen.
In de eerste plaats zou ik daarover willen
opmerken, dat in 1931 zoowel de procedure
voor de grensherziening als die met betrek
king tot de samenwerking opnieuw is gere
geld en dat uit niets blijkt, dat de wet de mo
gelijkheid van grenswijziging wil beperkt
zien tot de gevallen waarin de gemeenten
het eens zyn; ware dit wel het geval, dan
zou inderdaad grenswijziging wel een zeer
hooge zeldzaamheid zijn. Alles wijst er
daarentegen op, dat de wet thans, in tegen
stelling met vroeger, een waarborg heeft
willen scheppen, dat de beide bij grenswijzi
ging betrokken gemeenten door de hoogere
instanties zullen worden gehoord en dat men
de mogelijkheid van grenswijziging heeft
willen verruimen door het initiatief niet
meer te leggen in handen uitsluitend van
Ged. Staten. Eerst nu heeft men een proce
dure ingevoerd, waarin de tegen elkaar ge
stelde opinies goed kunnen worden gewo
gen.
Het is niet aan te nemen, dat de wetgever
dit alles zoo zou hebben geregeld, indien hij
wenschte, dat die procedure alleen zou gel
den voor gevallen waarin gemeenten het
eens zijn. De procedure ware dan trouwens
vrijwel overbodig.
In de tweede plaats merk ik op, dat in
1931 naast dit vrij gedetailleerde samenstel
van bepalingen een geheel nieuw, eveneens
uitvoerig uitgewerkt, complex voorschriften
inzake de samenwerking in de wet is opge
nomen, een reden temeer om aan te nemen,
dat de wet èn het eene èn het andere insti
tuut heeft gewild.
De autonomie der gemeenten.
Wanneer echter nu de gemeente Heiloo
van de mogelijkheid om samenwerking af
te dwingen een argument maakt tegen
de gevraagde grenswijziging, dan kan ik mij
daarover slechts verbazen; immers in we
zen is die van boven af opgelegde dwang
inderdaad een aantasting van de gemeente
lijke autonomie. Een kleine verlegging van
de grens tast de autonomie der gemeente
niet aan, een afgedwongen samenwerking
daarentegen ontneemt aan de gemeente, aan
welke de dwang is opgelegd, een deel van
haar vrije beschikkingsbevoegdheid; uiter
aard kan het algemeen belang ook dien
dwang mede brengen, maar die dwangmo
gelijkheid ontsiert de gemeentelijke autono
mie en het doet vreemd aan, wanneer uit
den boezem; <ffi' gemeenten op die dwang
mogelijkheid een beroep wordt gedaan om
aan te toonen,.dat er ook ahders dan door
vrijwillige samenwerking nog wel iets te
bereiken valt. Het doet vooral in dit geval
zoo vreemd aan, omdat de gemeenten Alk
maar en Heiloo steeds op aangename wijze
hebben samengewerkt en ongetwijfeld zul
len blijven samenwerken wanneer de om
standigheden daartoe leiden. Verschillende
voorbeelden zijn daarvan aan te halen, maar
het is misschien goed als één voorbeeld te
noemen de samenwerking die geleid heeft
tot behoud van dat kostbare natuurmonu
ment „De Heilooërbosschen", waarvoor èn
Heiloo èn Alkmaar en trouwens de provin
cie zich groote opofferingen hebben ge
troost. Tegenover Alkmaar een beroep te
doen op de bevoegdheid om dwang tot sa
menwerking uit te oefenen doet daarom des
te vreemder aan. Dat de wetgever, die wel
bij grenswijziging en niet bij samenwerking
is betrokken, gaarne ziet dat de gemeenten,
als het even kan, haar verschillende belan
gen gezamenlijk regelen, laat zich hooren,
maar in dezen kring behoeft niet te worden
betoogd, dat alle samenwerking tenslotte
toch slechts gaat over concrete punten, ter
wijl het beleid van eiken dag over een on
eindige reeks van belangen gaat, die onmo
gelijk als geheel tot een onderwerp van sa
menwerking kunnen worden gemaakt.
Dat dit trouwens ook het oordeel is van
Ged. Staten blijkt hieruit, dat het college
(in dit opzicht veel verder gaande dan de
gemeenteraad van Alkmaar ooit zou hebben
voorgesteld) de geheele gemeente Oudorp
aan Alkmaar zou wenschen toe te voegen.
De critiek op Alkmaar's argumenten.
Na haar algemeene beschouwing heeft de
gemeente Heiloo critiek geleverd op de ar
gumenten, door Alkmaar voor grenswijzi
ging aangevoerd.
De gemeente Heiloo acht het belangrijk
te vermelden, dat hetygemeentebestuur van
Alkmaar in haar adres aan Hare Majesteit
de Koningin niet heeft medegedeeld, dat aan
de indiening van het adres een langdurig
overleg is voorafgegaan met Ged. Staten,
welk overleg echter niet het minste re
sultaat heeft gehad. Het gemeentebestuur
van Alkmaar ziet niet in, in welk opzicht het
daarbij zou zijn tekort geschoten, immers
deze procedure dient er juist toe vast te leg
gen de wederzij dsche standpunten waarover
Ged. Staten nog van advies zullen moeten
dienen. Óver den inhoud van dat advies is
men volkomen in het onzekere. Voor den
eenigszins uitzonderlijken stap, dien de
Raad van Alkmaar heeft gedaan, was intus-
schen deze motiveering in het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aan den Raad
volstrekt noodig. Inderdaad is over het thans
aanhangig zijnde verzoek met Heiloo geen
overleg gepleegd, doch dit is het gevolg
hiervan, dat by het overleg over vooraf
gaande voorstellen wel -reeds overduidelijk
was gebleken, dat de gemeente Heiloo zich
zou verzetten tegen elke grenswijziging en
dat de gemeente Alkmaar, al zou zij hebben
gewenscht, dat de gemeente Heiloo wel in
een voorstel tot grenswijziging zou zijn ge
treden, na hetgeen was voorafgegaan zich
geen illusie zou behoeven te maken over
hetgeen de gemeente Heiloo ten opzichte
van een voorstel, welk ook, zou hebben op
te merken.
Diverse bezwaren
Heiloo heeft vervolgens eenige bezwaren
tegen Alkmaar's betoog, die thans achtereen
volgens zullen worden behandeld.
Ie. De bebouwing aan weerskanten van
den weg.
Hoe Heiloo kan beweren, dat een bebou
wing aan weerskanten van den weg geen
bezwaar oplevert uit algemeen bestuursoog-
punt, wanneer de grens tusschen twee ge
meenten over dien weg loopt in de lengte
richting, is een raadsel. Natuurlijk kunnen
de betrokken gemeenten alles doen wat mo
gelijk is om de bezwaren, die er zijn, uit
den weg te ruimen, maar het neemt toch
niet weg, dat alle gebeurlijkheden, waaraan
de wetgeving gevolgen verbindt en die dus
niet binnen de macht liggen van de betrok
ken gemeentebesturen tot alle/si uit een
algemeen oogpunt ongewenschte complica
ties kunnen leiden. Men denke aan de po
litie, het verkeer, de openbare gezondheid,
den Geneeskundigen dienst, kortom aan al
die dingen, die, uit een algemeen oogpunt
bezien juist voor wat feitelijk één bebouwing
vormt, beter van één centraal punt uit kun
nen worden beheerd. Heiloo wil alleen het
algemeen belang bij de grenswijziging een
rol laten spelen; welnu, het staat wel vast,
dat een wetgever, uitsluitend het algemeen
belang in het oog houdende, de grens tus
schen Heiloo en Alkmaar nooit op de wijze
zou hebben getrokken, die de kaart thans
aangeeft, een grenslijn, die reeds uit de twee
de helft van de 16e eeuw dagteekent. Juist
het algemeen belang vordert, gelijk de wet
gever in verschillende gevallen o.a. in het
geval van de vergrooting van het gebied der
gemeente Breda heeft aangenomen, dat de
grens niet in de lengterichting door een
straat loopt. Dat dit standpunt tot tal van
grenswijzigingen zou moeten leiden, is een
argument waarmee men teveel wil bewijzen;
immers, het is geen toeval, dat Alkmaar nu
voor het eerst vraagt, den toestand by de
Regulierslaan, den Heilooërdijk en den Ken-
nemerstraatweg te veranderen. Honderden
jaren heeft de grens daarlangs geloopen en
er was niet de minste aanleiding voor Alk
maar om wijziging van den toestand te be-
geeren, doch niemand zal kunnen ontken
nen, dat zoodra aan weerszijden van de Re
gulierslaan bebouwing ontstaat, er een zeer
gecompliceerde bestuursuitoefening het ge
volg van zal zijn. Voor wat de toepassing
van de Wonigwet betreft, zou het wel be
langwekkend zijn te vernemen, welke op
vatting de Vaste Commissie van Advies in
zake de Uitbreidingsplannen heeft. De ge
meente Alkmaar twijfelt er niet aan of juist
een orgaan als deze Commissie zal in de
praktijk in gelijksoortige situaties telkens
op dezelfde moeilijkheden stuiten. En het
gaat er nu juist om, nu men ziet, dat die
moeilijkheden zullen ontstaan, deze tijdig te
voorkomen, waar ze nog vóórkomen kunnen
worden en op andere punten te bereiken,
dat ze door den langen duur niet gecompli
ceerder worden. Ook in dit opzicht trouwens
weet de gemeente Alkmaar, het College van
Ged. Staten aan haar .zijde, omdat hét Col
lege met de gemeente Alkmaar van oordeel
is, dat soortgelijke m.ötiëvert aan de zijde
van Oudorp wèl tot grenswijziging aanlei
ding moeten geven,
Een misverstand.
Ik wil in dit verband nog op een misver
stand wijzen. Heilöó beroept zich erop, dat
het geen monopolie is van de grootere ge
meenten om de beste voorschriften te heb
ben of de meeste juiste wijze van wetstoe
passing. Dit is een zienswijze, die Alkmaar
nooit heeft bestreden. Men moet dan ook
wel goed bedenken, dat Alkmaar deze
grenswijziging niet vraagt, omdat het geen
vertrouwen zou hebben in de deugdelijk
heid van het Heiloosche beleid. Men trekt
door hier een dergelijke stelling te poneeren
de gedachten naar een geheel verkeerden
kant; wat de gemeente Alkmaar wèl beweert
is, dat het haar goed recht is er voor op te
komen, dat wat feitelijk de belangen van
haar bevolking zijn ook aan de zorgen van
haar bestuur worden toevertrouwd, opdat er
volstrekte eenheid in de behartiging van die
belangen naar de in Alkmaar geldende nor
men mogelijk zij. Dit is inderdaad het alge
meen belang, dat bij deze aangelegenheid
betrokken is. Een waardeeringsoordeel over
het beleid aan weerszijden van de grens is
hierin niet opgesloten.
Wederom beroept Heiloo zich in dit ver
band op het standpunt der tegenwoordige
Regeering ten aanzien van de door de ge
meente 's-Gravenhage gevraagde toevoeging
van Voorburg en Rijswijk aan die gemeente.
Behalve dat dit geval, gelijk ik reeds in het
begin zeide, hier volstrekt niet ter zake doet,
is het wel voorzichtig, dat Heiloo alleen
spreekt van het standpunt der tegenwoor
dige Regeering. Immers reeds bij de behan
deling van een wetsontwerp tot toevoeging
van een gedeelte van de gemeente Voor
burg aan de gemeente 's-Gravenhage in de
zitting van de Tweede Kamer 1906/1907 er
kende de toenmalige Regeering, dat ook na
aanneming van het ontwerp de vraag bleef
bestaan of men niet tenslotte zou moeten
komen, hetzij geleidelijk, hetzij ineens, tot
de inlijving van geheel Voorburg bij 's-Gra
venhage. een vraag, welke zich eveneens
voordeed ten aanzien van de gemeente Rijs
wijk (Handelingen Tweede Kamer 1906/07,
bzl. 1696). Gedep. Staten van Zuidholland
hebben daarna in die richting inderdaad
stappen gedaan.
Ik wil hiermee alleen dit zeggen, dat ten
opzichte van een zoo belangrijken maatregel
als de toevoeging van twee gemeenten aan
de gemeente 's-Gravenhage bij een vorige
Regeening andere opvattingen bestonden dan
bij de tegenwoordige en men dus niet den
indruk moet wekken alsof alleen voor de
laatste uitgesproken meening het meest te
zeggen zou zijn. En nu is, ik herhaal het, die
aangelegenheid van volstrekt anderen aard
dan de bescheiden rectificatie, waarop deze
grenswijziging betrekking heeft.
Het historisch karakter van Heiloo
wordt niet aangetast.
2e. De vermeende aantasting van het his
torisch karakter van Heiloo.
Alkmaar houdt vol, dat het het historisch
gewordene volstrekt intact laat, tenzij men
zou willen beweren, wat Heiloo doet, dat
het historisch gewordene reikt tot den dag
van vandaag. Als Heiloo zegt dat de gem
Heiloo niet betsaat uit een dorpslf r is
eenige minder belangrijke deelen, dat ze»
een onverbrekelijk geheel, dat als geheel
historisch is geworden tot hetgeen h
is, dan bezigt de gemeente Heiloo dezen
in een zin, die met de beteekenis van dien
term geheel en al in strijd is. Immers °P
wijze maakt men het historisch eeword^
tot een caricatuur. Als in het leven van e
plaats die honderden jaren bestaat in a
laatste 20 jaar zich het verschijnsel voordoet,
dat, dank zij de nabije ligging van een stads
centrum, zich een bebouwing tegen de gren
van die stedelijke gemeente ontwikkelt, dan
kan men toch niet beweren, dat de oude
dorpskern tot die ontwikkeling de aanspo
ring gaf. Dit blijkt overduidelijk hieruit, dat
tal van bewoners van dat nieuwe gedeelte
hun belangen in Alkmaar hebben, ja, dat in
de laatstgebouwde groep woningen verschil'
lende bewoners uit Alkmaar zich hebben
gevestigd op grond hiervan, dat ze in Alk
maar niet konden bouwen het huis dat zy
wenschten te stichten. Dit geldt voor het
Blockhovepark, dat zonder eenigen twijfel
groote aantrekkelijkheid heeft, maar dat
die aantrekkelijkheid dan-toch vooral daar
om weet te ontplooien, doordat Alkmaar vol
doende ingezetenen telt, die zich het wonen
in een dergelijke omgeving kunnen veroor
loven. Er is geen sprake van, dat de nieuwe
bebouwing met de dorpskern een onverbre
kelijk geheel zou vormen.
3e. Het ontstaan van nieuwe enclaves.
Als nu Heiloo aan Alkmaar inconsequen
tie verwijt door te zeggen, dat Alkmaar de
eene enclave wil Wegnemen (te weten die
bij den Heilooërdijk) en daarentegen andere
wil doen ontstaan, is dit slechts een incon
sequentie in schijn. Immers, Alkmaar heeft
er zich op beroepen, dat de beste grens
voor de toekomst is de natuurlijke grens,
gevormd door het Heilooërbosch (bezit der
Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu
menten) en het landgoed Nijenburgh. Hi e r
nadert men inderdaad de grens van het
historische Heiloo. Deze grens is voor ieder
zichtbaar en sluit op volkomen logische wijze
de zich ontwikkelende stedelijke gemeente
van het naburige Heiloo scherp zichtbaar af.
Het is niet aan te nemen, dat ooit in de toe
komst de gemeente Alkmaar behoefte zou
gevoelen haar zeggingschap buiten die gren
zen uit te breiden.
Dat er bij deze nieuwe grens nieuwe en
clave ontstaan, is niet te ontkennen. Maar
dit zyn geen enclaves tusschen andere be
bouwing in en zullen dus nooit moeilijkhe
den veroorzaken.
Alkmaar beoogt geen financieel
voordeel.
4e. De financieele zijde.
Ik laat geheel voorbijgaan de redeneering
van Heiloo, dat de gemeente Alkmaar, indien
zij van de ontwikkeling van Heiloo schade
ondervindt, dit toch niet aan Heiloo kan te
genwerpen. In het adres van den Raad van
Alkmaar komt over schade, in den zin waar
in Heiloo dit .bedoelt, niets voor. En dat de
opzet van hét Alkmaarsche voorstel zeker
niet is te gaan in een richting, die Heiloo
hier wil aangeven, volgt reeds uit het een
voudige feit, dat de eerste brief van Burge
meester en Wethouders aan Ged. Staten over
deze aangelegenheid reeds dagteekent van
begin 1924, toen er derhalve van den aanleg
van een villapark nog geen sprake was. Het
volgt bovendien uit het feit, dat Alkmaar
ook gevraagd heeft toevoeging van een ge
deelte van Oudorp aan Alkmaar, waarbij
motieven als die Heiloo thans suggereert
dan toch geheel achterwege moeten zijn ge
bleven!
Merkwaardigerwijze vermeldt Heiloo in
het bezwaarschrift een tweetal argumenten,
waarvan het zelf zegt, dat Alkmaar ze niet
heeft aangevoerd en waarop het niettemin
een bestrijding levert. Ik zou ook dit betoog
zonder bezwaar voorbij kunnen «gaan, ware
het niet, dat het toch wel goed is hier de
eenstemmigheid van alle partijen te de-
monstreeren ten opzichte van het eene dan
ook niet door Alkmaar gebezigde argument,
te weten de kwestie van het financieel be
lang. Zoo Heiloo door een beroep op staats
lieden en geleerden nog eens den nadruk er
op leggen wil, dat nimmer zuiver financiee
le redenen aanleiding mogen zijn tot grens
wijziging, dan is dat een standpunt, dat hier
geen bestrijding ondervindt. Ik zeg dit met
nadruk, opdat niet de legende zich zal vor
men, dat Alkmaar dit toch wel eigenlijk be
doelt. Er zijn naar de meening van den
Raad van Alkmaar motieven te over, voort
vloeiende uit de ligging der gemeenten en
uit de ontwikkeling van Alkmaar, die
grenswijziging juist uit een oogpunt van al
gemeen belang noodzakelijk maken, zoowel
naar den kant van Heiloo als naar dien van
Oudorp. Voor wat het laatste betreft stem
men Ged. Staten daarmede in.
Alkmaar trok geen voordeel uit het
behoud van het bosch.
Ik vermeldde zooeven de samenwerking
die er is geweest tusschen de gemeenten
Alkmaar en Heiloo ten opzichte van het Hei
looërbosch. Juist om aan te toonen, dat de
gemeenten tot behartiging van de weder
zij dsche belangen gaarne en met succes
steeds heben samengewerkt. Ik zou geen re
den hebben hierop verder in te gaan, wan
neer niet het gemeentebestuur van Heiloo
aan het slot van zijn betoog in een min of
meer verongelijkten toon de uiting plaatste-
Het zou een zeer slechte belooning voor dié
daden zijn, wanneer de omgeving van het
bosch thans aan de gemeente zou worden
ontnomen" de daden waarop Heiloo doelt
zijn die bestaande in haar medewerking tot
de transactie, waardoor deze prachtige bos-
schen konden worden overgedragen aan dè
Vereeniging tot Behoud van Natuurmom-
menten en dus voor het nageslacht ongereDt
konden worden bewaard. Beide gemcent-n
hebben daarin een belang gezien. Ook AJk
maar heeft daaraan 100.000 ten koste
legd. Zou Heiloo soms willen beweren dit
alleen de vestiging in het gedeelte tusschen
het bosch en de Zuidgrens van Alkmaar nn
rekening van het behoud van dat bosch zn
moeten worden geschreven, dit ware t h
tal bewoners byna is verdubbeld. Wil de ge
meente Heiloo belooning voor haar offer,
dan kan men niet beweren, dat ze d,e Dé-
looning al niet heeft ontvangen, maar als
men nu spreken wil van belooning,watjs
dan de F
geen bel
tastbare resultaten voor het offer dat z(j toen
tastDaie Alkmaar in tegen-
dan1 de positie van Alkmaar? Alkmaar heeft
gecn belooning gevraagd, toen zy mede-
- het behoud van het bosch en
ge-
wel stellig met de feiten in strijd n»
meente Heiloo heeft als woonplaats in h»
geheel groote aantrekkelijkheid; dit bïilm
hieruit, dat ze in het laatste 10 jaren in a
k m heeft de gemeente Alkmaar in leger
tal ine tot Heiloo nooit ontvangen. Er is
integendeel in Alkmaar dikwijls opgemerkt,
j t Hank zii 't door den Raad van Alkmaar
K Me offer de gemeente Alkmaar inge-
dnt de Raad van Alkmaar over dit punt
zwijgt Deze zaak moet worden gezien ais
een belang voor de geheele streek en dien
tengevolge ook als een belang van Alkmaar,
maar het gaat nu toch niet aan het voor te
Sn alsof Akmaar het nu voorzien zou
hebben op een belooning, dieiH.UdO |We-
lijk als de eenige rype vrucht in handen
valt. •-
Het doet ook daarom vreemd agn, dat
Heiloo hier zoo met de begeerte naar
een belooning voor den dag komt, om
dat vóórdat de overdracht van de Hei
looërbosschen tot stand kwam getracht
is, ook het thans als villapark ingerich
te' gedeelte onder de transactie te doen
begrijpen. Was deze poging geslaagd (en
zoowel de provincie als de gemeenten
Alkmaar en Heiloo zouden dit met de
vereeniging tot behoud van Natuurmo
numenten zeer hebben toegejuicht) dan
was er van een villapark geen sprake
geweest en zou Heiloo zich zelf dus, deze
belooning hebben ontnomen. Heiloo
wilde hier dus aanvankelijk en te
recht geen bebouwing en acht zich
nu verongelijkt, benadeeld, beroofd van
een haar toekomende „belooning", wan
neer die bebouwing door grenswijziging
in een andere gemeente zou komen te
liggen!
Hoe dit zy, ik ga hierop alleen in om de
aandacht te vestigen op het eigenaardige
standpunt, dat Heiloo hier inneemt. Ik zeu
dit punt niet hebben aangeroerd indien
Heiloo niet daarvan had gesproken.
De consequentie van Heiloo en
Oudorp.
5e. Alkmaars hardnekkigheid.
De gemeente Heiloo acht zich tenslotte ge
griefd door de hardnekkigheid, waarmee
Alkmaar nu toch weer tracht tegen den wil
van Ged. Staten in de grens veranderd te
krijgen. Dat de gemeente Heiloo deze wij
ziging ziet als een niet-noodzakelyke en
door niets gemotiveerde handeling is uiter
aard haar goed recht, maar het spreekt van
zelf, dat dit den Raad van Alkmaar niet kan
belemmeren in zijn recht, van zijn tegen
overgestelde. opvatting blyk te geven - wan
neer en waar hy dat goeddunkt. DeRaad
vleit zich nog altijd met de hoop, dat het
College van Ged. Staten, dat toegankelijk
bleek voor zijn verzoek om op soortgelijke
motieven als ten opzichte van Heiloo gelden
een grenswijziging met Oudorp, te bevorde
ren, alsnog zal inzien, dat het ook hier gaat
om een door de omstandigheden geboden
rectificatie, die niet minder gerechtvaardigd
is dan die aan de zijde van Oudorp. Zouden
Ged. Staten de wijziging aan de Oudorpsche
zijde van het begin af eveneens als ongeoor
loofd hebben beschouwd, dan zou het wel
evenzeer onmogelijk zyn, Ged. Staten voor
een ander inzicht te winnen aan de zijde
van Heiloo. Nu Ged. Staten voor Oudorp ten
volle aan het verlangen van Alkmaar wen
schen te voldoen en zelfs meer dan dat,
geeft Akmaar de hoop niet op, dat Ged!
Staten ook ten opzichte van Heiloo daar
van de consequentie zullen trekken.
Het leven van Heiloo wordt geennlns
bedreigd.
e. Beweerde aanslag op het leven van
Heiloo.
Tenslotte meen ik nog te moeten opkomen
tegen de kwalificatie waarmede het bestuur
van Heiloo zyn betoog besluit, door het n 1
voor te stellen als of het hie; gaat om een
zeer ernstigen en ongeoorloofden aanslag op
va" Hell0°'He""ldde °p1
KJ? "?woners; volgens het betoog van
Heiloo zouden by inwilliging van het Alk
maarsche verzoek 700 inwoners over gaan
naar het gebied van Alkmaar. ErZou"n
dus overblyven ruim 6800 inwoners. Twee
j ar geleden telde de gemeente Heiloo 6547
nwoners, derhalve nog minder dan het
zou overhouden! En dat getal liet n«J
du*,*bovc he, a.a',af£ <s«~-
in 3994 K"> nu
een 10-tal iaro„ f n *e™«ente, die
aantal inwoners dèn* ff he k* telde Van h,t
dat het hier om n°i"!S„ d'gheden bewijzen,
bet in een ander» anders gaat dan om
klein deel van het ®eme,ente brengen van een
Heiloo, dat eerct urp us der bevolking van
staan. eerst in de lat"e jaren is ont-
ALKMAAR EN OUDORP.
H Grenswijziging Oudorp
voor de grenswiizia ®khoudend argument
moet worden betwisT aan«evo«d- Dit
ten zyn genoemi n 'K"rmers de «gumen-
00k dat Oudorp dè 8dreS' ziJ hel dan
blijkbaar niet°erkent W,r°ndheid
nog op,
Wens als waarom ,f 'ke motieven trou-
met de gemeente Heï "ieuw overleg
De Raad van Ouder 1 Plaats gehad,
genover vroegere d namelijk ook te-
*md. Ook hier geldt "dat T*??* afw«-
dat de bebouwing in